gepubliceerd op 20 juli 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries
7 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 juli 1989, 18 november 1991, 14 september 1994 en 29 juli 1998;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 8 maart 1999;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 maart 1999;
Gelet op het protocol nr. 327 van 21 april 1999 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het opportuun is dat de ministeries zouden kunnen rekenen op de medewerking van personen met een hoog gekwalificeerd profiel en dat de universiteiten in dat opzicht niet te negeren mogelijkheden bieden en dat het bijgevolg passend is dat ook de bij de vrije universiteiten verrichte diensten in aanmerking zouden worden genomen voor de vaststelling van de wedde van de rijksambtenaar, in dezelfde mate als de bij de universiteiten van de Gemeenschappen gepresteerde diensten;
Overwegende dat het passend is zo vlug mogelijk een einde te stellen aan het verschil in wedde dat tussen het statutair en het contractueel personeel bestaat inzake de geldelijke validering van de diensten die gepresteerd zijn in de hoedanigheid van tewerkgestelde werkloze;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 juli 1989, 18 november 1991, 14 september 1994 en 20 juli 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 14, § 1. Behoudens strijdige bepaling komen voor de toekenning van de verhogingen in zijn weddeschaal alleen in aanmerking de werkelijke diensten welke het personeelslid verricht heeft terwijl het behoorde : 1° tot de diensten van de Staat, de diensten van de Gemeenschappen, van de Gewesten of van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de diensten van Afrika, de diensten bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de diensten bij het « Fonds national de Recherche scientifique », de diensten bij het Instituut van het Wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, de diensten bij het « Fonds pour la formation à la recherche dans l'industrie et dans l'agriculture » of tot de andere openbare diensten, hetzij als beroepsmilitair, hetzij als burgelijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;2° tot de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties;3° tot de de Katholieke Universiteit Leuven, de Katholieke Universiteit Brussel, de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen, de Vrije Universiteit Brussel, de « Université catholique de Louvain », de « Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix à Namur », de « Faculté universitaire catholique de Mons », de « Facultés universitaires Saint-Louis », de « Faculté universitaire de Théologie protestante », de « Université libre de Bruxelles », de Katholieke Universiteit Leuven afdeling Kortrijk, de Universitaire Instelling Antwerpen, het Limburgs Universitaire centrum, de « Fondation universitaire luxembourgeoise », de « Faculté polytechnique à Mons », als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;4° tot de onderwijsinstellingen van de Staat of van de Gemeenschappen alsook het gesubsidieerd officieel onderwijs, als burgelijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;5° tot de vrije gesubsidieerde diensten van school- en beroepsoriëntering en de psycho-sociale centra, als burgelijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties. § 2. De diensten verricht in de openbare sector als tewerkgestelde werkloze in een ambt met volledige prestaties komen eveneens in aanmerking voor de toekenning van de verhogingen in de weddeschaal voor : - een maximumduur van drie jaar : vanaf 1 januari 1998; - een maximumduur van zes jaar : vanaf 1 januari 1999. ».
Art. 2.Artikel 38bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 1999, wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 4.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT