Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 oktober 2000
gepubliceerd op 28 oktober 2000

Koninklijk besluit betreffende de toekenning van een begeleidingsuitkering aan jongeren die een opleiding volgen ter voorbereiding van de overeenkomst voor een startbaan

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012758
pub.
28/10/2000
prom.
06/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/06/2000012758/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van een begeleidingsuitkering aan jongeren die een opleiding volgen ter voorbereiding van de overeenkomst voor een startbaan (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, § 1, vijfde lid, en § 5, tweede lid, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 31 augustus 2000;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de inschakeling van werkzoekenden naar de startbanen in werking treedt op 1 januari 2000; dat de toekenning van een begeleidingsuitkering aan de jongeren die binnen dit kader een opleiding volgen een essentieel element vormt van dit akkoord; dat het recht op deze uitkering bijgevolg eveneens moet kunnen toegekend worden vanaf 1 januari 2000 en dat dus de eventuele begunstigden en de administraties belast met de uitvoering onmiddellijk dienen op de hoogte gesteld te worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een jongere die zijn studies beëindigd heeft, die niet meer onderworpen is aan de leerplicht en ingeschreven is als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling kan, gedurende de periode dat hij een opleiding volgt ter voorbereiding van de overeenkomst voor een startbaan zoals voorzien bij artikel 10 van het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2000 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de inschakeling van werkzoekenden naar de startbanen, genieten van een begeleidingsuitkering.

Art. 2.De begeleidingsuitkering wordt toegekend indien de in artikel 1 bedoelde opleiding beantwoordt aan de volgende voorwaarden : 1° voorzien zijn in de inschakelingsovereenkomst gesloten tussen de jongere en de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, in overeenstemming met artikel 5, eerste lid, 2°, van het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 1;2° ofwel bestaan uit een opleiding tot herstel van niveau, ofwel een bekwaamheidsopleiding, ofwel een geïndividualiseerde opleiding in een bedrijf ofwel een andere erkende opleidingsmodule in de zin van artikel 8 van dezelfde samenwerkingsovereenkomst;3° normaal gemiddeld per week minstens 18 uren bedragen.

Art. 3.De begeleidingsuitkering wordt niet, of niet meer toegekend : 1° vanaf het ogenblik dat de jongere kan genieten van wachtuitkeringen of werkloosheidsuitkeringen;2° na de zesde maand van opleiding;3° gedurende de periodes van tewerkstelling als loontrekkende;4° wanneer de opleiding bestaat uit een hervatting van studies met volledig leerplan of van een leertijd voorzien bij de wetgeving betreffende de vorming en opleiding in een zelfstandig beroep of van een opleidingsprogramma bedoeld in artikel 50 van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;5° voor de dagen van ongewettigde afwezigheid gedurende de opleiding.

Art. 4.Het bedrag van de begeleidingsuitkering bedraagt 160 F per dag voor alle dagen van de week, behalve de zondagen. Dit bedrag wordt niet geïndexeerd.

Art. 5.De bepalingen van titel II, hoofdstuk III, afdeling 6 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, betreffende de controle van de werkloosheidsperiodes zijn niet van toepassing op de jongeren die genieten van de begeleidingsuitkeringen bedoeld in dit besluit.

Voor de toepassing van artikel 36, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de dagen die aanleiding gegeven hebben tot betaling van een begeleidingsuitkering in aanmerking genomen voor het volbrengen van de wachttijd bedoeld in dit artikel.

Art. 6.De verantwoordelijke voor de vorming overhandigt aan de jongere die verbonden is door een inschakelingsovereenkomst, na het verstrijken van iedere kalendermaand een "aanwezigheidsbewijs", waarvan het model wordt vastgesteld door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, inzonderheid vermeldend de aard van de vorming en de dagen van ongewettigde afwezigheid. Dit bewijs vervangt de controlekaart voor de toepassing van artikel 160 van voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991.

Art. 7.Voor de toepassing van artikel 144 van voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 dient de jongere niet opgeroepen te worden indien het recht op uitkeringen wordt ontzegd op grond van de bepalingen van dit besluit.

Art. 8.Voor zover er niet van afgeweken wordt door de bepalingen van dit besluit, zijn de bepalingen van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 van toepassing op de uitkering voorzien bij dit besluit.

De begeleidingsuitkering wordt nochtans niet als een uitkering beschouwd voor de toepassing van de artikelen 38, § 1, eerste lid, 1°, 42, 79, § 4, 80, 81, zesde lid, 84, 92, 93 en 97 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991.

Art. 9.De Minister van Werkgelegenheid bepaalt, na advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening : 1° de wijze waarop de jongere een uitkeringsaanvraag moet indienen ten einde de begeleidingsuitkering te bekomen en de termijn waarbinnen de uitbetalingsinstelling het dossier moet bezorgen aan het werkloosheidsbureau;2° welke stukken het dossier moet bevatten om volledig te zijn.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.

Het vervangt voor de vormingen die begonnen zijn vanaf deze datum, het koninklijk besluit van 8 december 1998 betreffende de toekenning van een begeleidingsuitkering aan jongeren die een intensieve opleiding met uitzicht op een baan volgen.

Art. 11.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944; Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951;

Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961;

Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963;

Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967;

Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967;

Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978;

Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982;

Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985;

Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989;

Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;

Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994;

Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996;

Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997;

Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998;

Koninklijk besluit van 30 maart 2000, Belgisch Staatsblad van 31 maart 2000.

^