gepubliceerd op 04 juni 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie
4 MEI 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 71 en 72;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, § 1, 6° van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;
Gelet op het akkoordprotocol van het Sectorcomité VIII van 13 januari 1998 en van 30 april 1998;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 16 maart 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 april 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de rechten van het op 1 april 1997 van Belgacom naar het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie overgehevelde personeel dienen gewaarborgd te worden;
Overwegende dat de voorbereidende maatregelen dienen te worden genomen met het oog op de opstelling van een evaluatiesysteem om de betaling van de evaluatiepremies toe te laten in de loop van de maand januari 1998;
Overwegende dat de administratieve handelingen genomen ten opzichte van het personeel sinds 1 april 1997 dienen bekrachtigd te worden en dit vóór 31 december 1997;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren en het contractueel personeel overgeheveld van Belgacom naar het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie met toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie
Art. 2.Zijn niet van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 1 : 1° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de graden van de ambtenaren van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie die aan gespecialiseerde functies beantwoorden en van de specifieke administratieve reglementen met betrekking tot die graden;2° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de specifieke geldelijke regels met betrekking tot de graden van de ambtenaren van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie die aan gespecialiseerde functies beantwoorden;3° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;4° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van bepaalde aanwervingsvoorwaarden bij de eerste benoemingen bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;5° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling voor elke graad van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, van de weddeschalen, de weddecomplementen en hun toekenningsvoorwaarden;6° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de toekenning van een produktiviteitspremie aan de personeelsleden van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;7° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de graden van de ambtenaren van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;8° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de taalkaders in de centrale diensten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;9° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de toekenning van een halfjaarlijkse beheerstoelage aan bepaalde ambtenaren van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;10° het ministerieel besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de lijst van graden die door bevordering toegang verlenen tot bepaalde graden bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;11° het ministerieel besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de diploma's of getuigschriften vereist voor de benoeming in bepaalde graden van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
Art. 3.§ 1. Tenzij anders bepaald, zijn de volgende besluiten van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 1 : 1° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;2° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de toepassing van sommige verordeningsbepalingen op het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;3° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;4° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;5° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 waarbij de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 toepasselijk wordt verklaard op het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;6° het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de indienstneming van contractueel personeel bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. § 2. Voor de toepassing van de voornoemde besluiten dient men te verstaan onder : 1° "instituut" : Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;2° "minister" : de minister die de postdiensten en telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft;3° "ambtenaar" : ieder vastbenoemd persoon, overgedragen aan het Instituut, zoals bedoeld in artikel 1;4° "contractueel personeel" : het personeel dat bij een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen, overgedragen aan het Instituut, zoals bedoeld in artikel 1;5° "personeelslid of personeel" : het vastbenoemd personeel en het contractueel personeel bedoeld in 3° en 4°. § 3. De bepalingen die de hierboven opgesomde besluiten zouden wijzigen, aanvullen of vervangen, zullen enkel van toepassing zijn op de personeelsleden bedoeld in artikel 1 wanneer de bepalingen het uitdrukkelijk voorzien.
TITEL II. - Aanpassing van sommige bepalingen met het oog op hun toepassing op het personeel bedoeld in artikel 1 HOOFDSTUK I. - Toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art. 4.De volgende artikelen van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zijn niet van toepassing op het personeel bedoeld in artikel 1 : 1° artikel 10;2° artikelen 11 tot 25;3° artikel 56;4° artikel 58;5° artikel 61;6° artikel 63;7° artikelen 66 tot 68;8° artikelen 70 en 71;9° artikel 73;10° bijlagen II en III.
Art. 5.In artikel 3, § 1 van hetzelfde besluit moeten de woorden "drie niveaus omvat" gelezen worden als volgt : "vier niveaus omvat". »
Art. 6.De bijlage I waarnaar artikel 5 verwijst wordt vervangen door bijlage I van dit besluit.
Art. 7.In artikel 6 dient het cijfer "3" gelezen te worden als volgt : "4".
Art. 8.§ 1. Het opschrift van titel VI van hoofdstuk IV dient als volgt gelezen te worden : « TITEL IV. C Inzake de evaluatie" § 2. De artikelen 41 tot 46 moeten als volgt gelezen worden : «
Art. 41.De evaluatie is verplicht voor alle personeelsleden. Zij heeft tot doel het instituut in te lichten omtrent de waarde, de bekwaamheid, de prestaties en de verdiensten van zijn personeel en dit voor de loop van een vastgestelde referentieperiode; de evaluatievermelding dient als basis voor de toekenning van de evaluatiepremie. » «
Art. 42.Het personeel wordt jaarlijks geëvalueerd met uitwerking op 1 januari. De evaluatieprocedure wordt twee maanden voor deze einddatum gestart. » «
Art. 43.§ 1. De evaluatieprocedure gebeurt door het invullen van een formulier, "Evalutieformulier" genaamd. Het model ervan wordt door de Minister vastgelegd rekening houdend met de graad en de aard van de functie.
De precieze gunstige of ongunstige feiten of bevindingen die betrekking hebben op de uitoefening van de functie en die de evaluatie kunnen beïnvloeden worden genoteerd op een evaluatiefiche en moeten aan het visum van de betrokkene voorgelegd worden.
Het evaluatiedocument evenals de evaluatiefiche worden in het dossier van het personeel geplaatst. § 2. Een voorstel van evaluatievermelding van een personeelslid wordt opgesteld door zijn directe hiërarchische meerdere van ten minste rang 24.
In afwijking van het eerste lid, wordt de vermelding, voor een ambtenaar die geen directe hiërarchische meerdere heeft, voorgesteld door de overheid die over de ambtenaar beschikt.
Wanneer, tijdens een kalenderjaar, een personeelslid verandert van overheid, bedoeld in het 1e of 2e lid, stelt de vorige overheid het evaluatiedossier op voor het gedeelte van de referentieperiode die haar betreft. Zij bezorgt het samen met de evaluatiefiche van de betrokkene aan de nieuwe overheid. Dit evaluatiedocument wordt in beschouwing genomen voor het opstellen van het voorstel van evaluatievermelding bedoeld in het 1e lid. § 3. De evaluatievermelding wordt uitgedrukt door een cijfer waaraan de betekenis hieronder ernaast vermeld staat : 1° vermelding 5 : uitzonderlijke prestaties;2° vermelding 4 : zeer goede prestaties;3° vermelding 3 : normale prestaties of voldoening;4° vermelding 2 : te verbeteren prestaties;5° vermelding 1 : duidelijk onvoldoende prestaties. § 4. De toekenning van een evaluatievermelding aan een personeelslid dient voorafgegaan te worden door een onderhoud.
In afwijking van het eerste lid, dient de toekenning van een vermelding van een evaluatie gelijk aan of hoger dan drie, aan een personeelslid van niveau 3 of 4, slechts te worden voorafgegaan door een onderhoud wanneer één van de partijen van de evaluatieprocedure het vraagt. Deze vraag moet geformuleerd worden binnen de vijf werkdagen die volgen op het toesturen aan de betrokkene van het afschrift van het evaluatiedocument dat voorafgaandelijk ingevuld werd. § 5. Het onderhoud heeft betrekking op de inhoud van het evaluatiedocument en op de voorgestelde evaluatievermelding.
De betrokkene ontvangt, minstens 5 werkdagen voor de datum van het onderhoud, een afschrift van het voorafgaandelijk ingevulde evaluatiedocument.
Tijdens het onderhoud moet het personeelslid de mogelijkheid krijgen om zijn standpunt uiteen te zetten en hij kan zich laten bijstaan door een vakbondsafgevaardigde. Hij kan bovendien zijn opmerkingen schriftelijk noteren in het evaluatiedocument. § 6. De evaluatievermelding wordt toegekend door de autoriteit die het voorstel van evaluatievermelding opstelt conform § 2 en dient meegedeeld te worden aan de betrokkene die, te dier gelegenheid, het evaluatiedocument ondertekent en dateert. » «
Art. 44.§ 1 Het personeelslid dat de toekenning van een evaluatievermelding betwist, heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de hiërarchische meerdere van de evaluator. § 2 Het personeelslid dat de toekenning van een evaluatievermelding gelijk of minder dan 2 na beroep bij de hiërarchische meerdere van de evaluator betwist, heeft de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Raad van Beroep. § 3 De ambtenaar van ten minste rang 24 is ambtshalve onttrokken aan zijn bevoegdheid inzake evaluatie vanaf het ogenblik dat hem een evaluatievermelding van minder dan 3 wordt toegekend. » "
Art. 45.Wanneer het personeelslid afwezig is voor een periode die 6 maanden overschrijdt tijdens de periode die als referentie dient voor de evaluatie, wordt de betrokkene niet geëvalueerd.
Tijdens deze periode behoudt hij zijn laatste evaluatievermelding.
Deze laatste vermelding mag niet hoger zijn dan 3, behalve indien de afwezigheid te wijten is hetzij aan : 1° een beroepsziekte;2° een ongeval op de weg van en naar het werk;3° een arbeidsongeval. In afwijking van het eerste lid, geniet het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een verlengde afwezigheid uit hoofde van een detachering binnen de vakbondsorganisaties de evaluatievermelding 3 voor de duur van zijn afwezigheid. » «
Art. 46.In geval van toekenning van de vermelding 1 of 2, dient het evaluatiedocument minstens de volgende elementen te vermelden : 1° de opsomming, volgens het geval, van de tekortkomingen of de punten die voor verbetering vatbaar zijn;2° indien mogelijk, de maatregelen bepaald om de betrokkenen toe te laten zijn evaluatie te verbeteren.» § 3. Artikel 47 moet als volgt gelezen worden : «
Art. 47.§ 1. Er wordt een begeleidingscomité opgericht voor de klachten in verband met het evaluatiesysteem; § 2. De minister bepaalt de opdracht en de werking van het begeleidingscomité en duidt de leden van dit begeleidingscomité aan. »
Art. 9.In artikel 48 dienen de woorden "vragen om herziening van de beoordeling" gelezen te worden als volgt : "vragen tot herziening van de evaluatievermelding".
Art. 10.Artikel 65 dient gelezen te worden als volgt : «
Art. 65.§ 1. De Minister die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt, geval per geval, de banen die kunnen opengesteld worden voor een bevorderingsprocedure. De bevordering tot een hogere graad van niveau 2, 3 of 4 of tot de graad van adviseur van niveau 1 is steeds ondergeschikt aan het slagen voor een vergelijkend examen of een examen. De Minister bepaalt de deelnemingsvoorwaarden voor de examens en de vergelijkende examens en de te volgen bevorderingsprocedure. § 2. Kunnen worden bevorderd tot de graad van directeur, de ambtenaren met een graad van rang 12 en die genieten van een evaluatievermelding gelijk aan of hoger dan 3. § 3. Kunnen worden bevorderd tot de graad van administratief of technisch adviseur, de ambtenaren met de graad van respectievelijk administratief of technisch sectiechef en die genieten van een evaluatievermelding gelijk aan of hoger dan 3. § 4. Kunnen worden bevorderd tot de graad van administratief of technisch sectiechef, de ambtenaren met de graad van respectievelijk administratief of technisch technicus en die genieten van een evaluatievermelding gelijk aan of hoger dan 3. § 5. Kunnen worden bevorderd tot de graad van administratief of technisch technicus, de ambtenaren met de graad van respectievelijk administratief of technisch adjuncttechnicus en die genieten van een evaluatievermelding gelijk aan of hoger dan 3. § 6. Kunnen worden bevorderd tot de graad van administratief of technisch adjunct technicus, de ambtenaren met de graad van administratief medewerker, gekwalificeerd werkman, technisch medewerker, eerstaanwezend werkman of werkman en die genieten van een evaluatievermelding gelijk aan of hoger dan 3. »
Art. 11.Artikel 95 wordt aangevuld als volgt : « 5° het ambtshalve ontslag tengevolge van de toekenning van twee opeenvolgende evaluatievermeldingen 1. » HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de indienstneming van contractueel personeel bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art. 12.§ 1. De artikelen 1 tot 6 en 9 tot 11 zijn niet van toepassing. § 2. Artikel 7, 1°, dient gelezen te worden als volgt : « 1° bezoldiging gelijk aan die bepaald in artikel 22 van het koninklijk besluit dat de toepassingsmodaliteiten bepaalt van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie. » § 3. Artikel 8, § 1, wordt onmiddellijk na 7°, aangevuld als volgt : « 8° contractueel peroneelslid van Belgacom. » HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art. 13.§ 1. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie dienen de woorden de cijfers I, II, III en IV " gelezen te worden als volgt : "de cijfers I, II, III". § 2. De bijlage waarnaar artikel 3, tweede lid verwijst, wordt vervangen door de bijlage II van dit besluit.
Art. 14.§ 1. In artikel 4, § 1 dienen de woorden "van de drie niveaus aangeduid door de cijfers 1, 2, 3" gelezen te worden als volgt : van de vier niveaus aangeduid door de cijfers 1, 2, 3, 4". § 2. In paragraaf 2 van hetzelfde artikel dienen de woorden "van de niveaus 3 en 2" gelezen te worden als volgt : "van de niveaus 4, 3 en 2".
Art. 15.§ 1. In artikel 5, 1° worden de woorden "en 4" ingevoegd tussen de woorden "niveau 3" en "behoren". § 2. In afwijking van artikel 5, worden, voor de personeelsleden waarvan sprake in artikel 1 van dit besluit en die na 1 januari 1994 bij Belgacom in dienst getreden waren, alle weddeschalen gekoppeld aan de klasse "18 jaar".
Art. 16.In artikel 8 zijn de woorden "Aan de ambtenaren bekleed met een mandaat overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt een weddecomplement toegekend" niet van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 1.
Art. 17.Artikel 20 dient als volgt gelezen te worden : «
Art. 20.§ 1. Voor de vaststelling van de wedde, overeenkomstig artikel 19, worden de weddeschaalanciënniteiten A en B herzien telkens zij een veelvoud van een jaar bereiken : 1° hetzij door toevoeging van twee jaren weddeschaalanciënniteit indien, sinds de vorige herziening van de weddeschaalanciënniteit, de ambtenaar de evaluatievermelding 5 gekregen heeft;2° hetzij door toevoeging van een jaar weddeschaalanciënniteit indien, sinds de vorige herziening van de weddeschaalanciënniteit, de ambtenaar de evaluatievermelding 4 of 3 gekregen heeft;3° hetzij door toevoeging van een jaar weddeschaalanciënniteit indien, sinds de vorige herziening van de weddeschaalanciënniteit, de ambtenaar de evaluatievermelding 2 gekregen heeft;in dat geval verliest de ambtenaar gedurende 6 maanden het voordeel van de voornoemde verhoging en dit vanaf de eerste weddeverhoging op basis van de weddeschaalanciënniteit die volgt op de dag waarop deze evaluatievermelding toegekend werd; 4° hetzij door toevoeging van een jaar weddeschaalanciënniteit indien, sinds de vorige herziening van de weddeschaalanciënniteit, de ambtenaar de evaluatievermelding 1 gekregen heeft;in dat geval verliest de ambtenaar gedurende 12 maanden het voordeel van de voornoemde verhoging en dit vanaf de eerste weddeverhoging op basis van de weddeschaalanciënniteit die volgt op de dag waarop deze evaluatievermelding toegekend werd; § 2. De punten 1° tot en met 4° van § 1 zijn van toepassing voor de berekening van de weddeschaalanciënniteit van het contractueel personeel. »
Art. 18.Artikel 21, § 2, dient als volgt gelezen te worden : « § 2. De ambtenaar die tot een hogere graad benoemd wordt, bekomt steeds een jaarlijkse wedde die volgens het niveau, minstens hoger ligt dan het bedrag dat vermeld is in onderstaande tabel, dan de jaarlijkse wedde waarover hij beschikte of beschikt zou hebben in zijn vroegere graad : niveau 3 : 30.000 F niveau 2 : 45.000 F niveau 1 : 60.000 F. »
Art. 19.Artikel 22 is niet van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 1 van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Art. 20.Artikel 3, 5° en 8° van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, zijn niet van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 1.
Art. 21.Artikel 3, 4° dient gelezen te worden als volgt : « 4° Ministerieel besluit van 11 mei 1965 betreffende de toekenning van vergoedingen voor verblijfskosten aan de personeelsleden van de Regie voor Telegrafie en Telefonie, met uitzondering van de hoofdstukken II, III, en VI. » TITEL III. - Inzake de bepaling van de baremieke weddeschalen
Art. 22.De weddeschalen bepaald in artikel 13, § 2 worden gekoppeld aan elke graad van het personeel zoals weergegeven in de tabel opgenomen in bijlage III.
Art. 23.Tenzij anders bepaald in het geldelijk statuut van toepassing bij Belgacom op 31 maart 1997, wordt de wedde van de ambtenaar met minder dan 9 jaar graadanciënniteit bepaald in schaal I; deze van een ambtenaar met een evaluatievermelding hoger dan of gelijk aan 3 wordt respectievelijk bepaald in de schaal II of III, naargelang hij over negen of achttien jaar graadanciënniteit beschikt.
Art. 24.§ 1. De wedde van de ambtenaar benoemd tot de graad van administratief of technisch adviseur wordt respectievelijk bepaald door de schalen 102, 103 of 104, naargelang hij over minder dan twee jaar, ten minste twee jaar of ten minste acht jaar graadanciënniteit beschikt. § 2. De wedde van de ambtenaar benoemd tot de graad van ingenieuradviseur wordt respectievelijk bepaald door de schalen 105, 106 of 107, naargelang hij over minder dan twee jaar, ten minste twee jaar of ten minste acht jaar graadanciënniteit beschikt. § 3. De wedde van de ambtenaar benoemd tot de graad van administratief of technisch sectiechef, en die de graad van controleur of van huismeester heeft op 30 december 1996 bij Belgacom, wordt bepaald in de schaal 203.
TITEL IV. - Inzake de voordelen
Art. 25.De ambtenaar die voor een vergelijkend examen of een examen met het oog op een bevordering slaagt, heeft recht op een forfaitaire en éénmalige premie toegekend in functie van de hierna volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 26.De volgende besluiten zoals die gewijzigd zijn geweest, zijn van toepassing op ambtenaren bedoeld in artikel 1 : 1° Koninklijk besluit van 4 augustus 1976 tot regeling van de toekenning van voordelen voor sommige ambtenaren van de Regie voor Telegrafie en Telefonie gebruikt in een radioelektrisch centrum of een grondstation, met uitzondering van artikel 2;2° Koninklijk besluit van 21 februari 1978 betreffende de toekenning van een toelage voor de bediening van speciale tuigen.
Art. 27.§ 1 Tenzij anders bepaald, dient men, voor de toepassing op de ambtenaren van de regels bedoeld in de artikelen 3, 4°, en 26, de woorden " Regie voor Telegrafie en Telefonie" of "de Regie" te vervangen door de woorden "het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie ".
De woorden "de verantwoordelijke ambtenaar" dienen de woorden "hoofd van de Directie van het personeel en van de Algemene Zaken" of andere vergelijkbare woorden te vervangen.
De Minister bepaalt wie onder "verantwoordelijke ambtenaar" moet worden verstaan. § 2. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1976 tot regeling van de toekenning van voordelen voor sommige ambtenaren van de Regie voor Telegrafie en Telefonie gebruikt in een radioelektrisch centrum of een grondstation dienen de woorden "De ambtenaren die geen gebouw van de Regie voor Telegrafie en Telefonie bezetten" gelezen te worden als volgt : « De ambtenaren waarvan sprake in artikel 1, 1°. »
Art. 28.§ 1. Wordt toegekend aan de ambtenaren bedoeld in artikel 1 en houder van een graad van niveaus 2 of 3 een anciënniteitsuitkering, waarvan het jaarlijks bedrag is opgenomen in de hierna volgende tabel, naast de schaal waarover de ambtenaar beschikt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De uitkering bedoeld in § 1 wordt toegekend op de eerste dag volgend op de tweede verjaardag na de datum waarop de ambtenaar het maximumbedrag van zijn schaal bereikt. § 3. De anciënniteitsuitkering wordt tegelijkertijd en onder dezelfde voorwaarden als de wedde uitbetaald en wordt op dezelfde manier geïndexeerd.
Art. 29.§ 1. Een uitkering van 10 Belgische frank (aan 100%) per dag wordt toegekend aan alle arbeiders gelast te rijden met een motorvoertuig en waarvan de basisweddeschaal lager is dan de schaal 401, zoals opgenomen in bijlage II van dit besluit. § 2. De uitkering voor het rijden met een motorvoertuig wordt tegelijkertijd en onder dezelfde voorwaarden als de wedde uitbetaald en wordt op dezelfde manier geïndexeerd.
Art. 30.Een evaluatiepremie wordt toegekend aan de ambtenaren en het contractueel personeel telkens er een evaluatievermelding toegekend wordt en dit volgens de tabel opgenomen in bijlage IV en volgens de modaliteiten opgenomen in de artikelen gaande van 31 tot 39 van dit besluit.
Deze premie bestaat uit een vast gedeelte, een variabel gedeelte tegen een progressief percentage en een variabel gedeelte tegen een vast percentage.
Art. 31.Verliest zijn hoedanigheid van begunstigde, het personeelslid bedoeld in artikel 30 dat gedurende het jaar waarop de evaluatie betrekking heeft : 1. ambtshalve of disciplinair wordt ontzet;2. wordt afgezet;3. wegens zware fout wordt ontslagen.
Art. 32.Het bedrag van de basispremie wordt verminderd in verhouding tot het aantal kalenderdagen afwezigheid van de begunstigde gedurende de berekeningsperiode in verhouding tot het aantal kalenderdagen die deze laatste telt.
Zonder afbreuk te doen aan het eerste lid, wordt de basispremie van de contractuelen die deeltijds tewerkgesteld zijn, vermenigvuldigd met zoveel 1976sten als hun tewerkstellingsstelsel werkuren telt per jaar. § 2. Tenzij formeel anders bepaald, stemt de berekeningperiode bedoeld in § 1 overeen met de 12 maanden die het prestatiejaar uitmaken waarop de evaluatie betrekking heeft. § 3. De hierna volgende vormen van afwezigheid worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van § 1 : 1° het jaarlijks verlof;2° het ontspanningsverlof;3° het verlof voor feestdagen;4° het omstandigheidsverlof;5° het zwangerschapsverlof;6° het ziekteverlof waarvan de oorzaak anders is dan deze bepaald in 7° en het verlof voor minderde prestaties wegens ziekte : a) 21 kalenderdagen per tranche van 12 maanden gedurende de berekeningsperiode die in beschouwing genomen is voor deze twee vormen van gecumuleerde afwezigheden;b) op voorwaarde dat de begunstigde niet afwezig was gedurende heel de berekeningsperiode.7° het ziekteverlof dat het gevolg is van een beroepsziekte, van een ongeval op weg van of naar het werk of van een arbeidsongeval;8° het syndicaal verlof;9° het verlof voor sociale promotie.
Art. 33.§ 1. De financiële enveloppe voor de betaling van de premie wordt jaarlijks bepaald door de Minister. § 2. Indien het totale bedrag voor de premies, berekend in functie van de opgelegde regels groter is dan de enveloppe, dan worden alle premies vermenigvuldigd met een identiek regulerend coëfficient bekomen door de toepassing van de volgende formule : C = E / P waar « C" het regulerend coëfficient is, « E" het bedrag is van de enveloppe bedoeld in § 1, « P" het totale bedrag van de berekende premies is. § 3. Het regulerend coëfficient wordt aan het personeel meegedeeld in de loop van de maand februari van het jaar volgend op de periode waarop de evaluatie betrekking heeft.
Art. 34.De premie verdiend voor de prestaties van het vorige jaar wordt ten laatste tegelijk met de wedde voor de maand april uitbetaald.
Art. 35.Het personeelslid dat, gedurende de berekeningsperiode waarmee rekening dient gehouden te worden, hogere functies heeft uitgeoefend, zonder te beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 36, ontvangt een premie berekend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn voor de graad waarvan hij titularis is.
Art. 36.Het personeelslid dat, gedurende de berekeningsperiode waarmee rekening dient gehouden te worden hogere functies heeft uitgeoefend, ontvangt een premie berekend overeenkomstig het tweede lid op voorwaarde dat de uitoefening van de hogere functies : 1° tenminste 4 maanden duurde tijdens de berekeningsperiode.Voor de berekening van deze minimumduur komen slechts in aanmerking de periodes van ononderbroken uitoefening van de hogere functie die gelijk zijn aan of langer dan 15 kalenderdagen; 2° gebeurde als volgt : a) ofwel voor het geheel van de prestaties geleverd aan het Instituut door de begunstigde;b) ofwel voor de helft van de prestaties geleverd aan het Instituut door de begunstigde, zonder dat deze echter minder dan de helft van een volledige prestatie zijn. De begunstigde bedoeld in het eerste lid ontvangt : 1° in verhouding tot het deel van de berekeningsperiode tijdens dewelke hij zijn hogere functies niet heeft uitgeoefend, een premie berekend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn voor de graad waarvan hij titularis is;2° in verhouding tot het deel van de berekeningsperiode tijdens dewelke hij zijn hogere functies heeft uitgeoefend, een premie berekend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn voor de graad die overeenstemt met de uitgeoefende functies. Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, wordt de uitoefening van een hogere functie, waaraan formeel een einde werd gemaakt door een beslissing van de bevoegde autoriteit, beschouwd als zijnde onderbroken.
Art. 37.Tenzij formeel anders bepaald, ontvangt de begunstigde, waarvan het werkverband met het Instituut definitief verbroken is om een andere reden dan die bepaald in artikel 31, een premie.
Zonder afbreuk te doen aan het artikel 33 § 2, wordt de premie bedoeld in het eerste lid berekend op basis van de laatste evaluatievermelding met uitwerking op het jaar van diens vertrek en dit, in verhouding tot de duur van diens prestaties gedurende dat jaar.
Deze premie wordt gestort op dezelfde datum als die welke van toepassing zou zijn geweest indien de ambtenaar in dienst zou zijn gebleven tot het einde van het jaar van zijn vertrek.
Art. 38.De berekeningsperiode die van toepassing is op de evaluatie van de prestaties tijdens het jaar 1997, begint op 1 april 1997 en eindigt op 31 december 1997.
Art. 39.De minister kan : 1° aan de operatoren van het kuststation OostendeRadio een bijzondere premie van 6 BEF per uur werkelijk gepresteerde arbeid toekennen.Deze niet aan de prijzenindex gebonden premie wordt maandelijks na vervallen termijn vereffend. 2° aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 en zij die uit voormelde groep personeelsleden op pensioen worden gesteld een gratis telefoonabonnement toekennen overeenkomstig de reglementering van toepassing bij Belgacom op 31 maart 1997;3° aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 en zij die uit voormelde groep personeelsleden op pensioen worden gesteld een gift voor gedecoreerden, voor arbeidsjubilarissen en voor op pensioen gestelde personeelsleden toekennen overeenkomstig de reglementering van toepassing bij Belgacom op 31 maart 1997;4° aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 en zij die uit voormelde groep personeelsleden op pensioen worden gesteld verkeersvoordelen toekennen overeenkomstig de reglementering van toepassing bij Belgacom op 31 maart 1997;5° aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 met een rang 12 of 13 en de overige personeelsleden bedoeld in artikel 1 die, uit hoofde van hun functie, ten huize moeten kunnen bereikt worden, een telefoonaansluiting ten huize toekennen overeenkomstig de reglementering van toepassing bij Belgacom op 31 maart 1997 en op voorwaarde dat de overheid die het personeel bezigt de kosten ten laste neemt.
Art. 40.De minister is gemachtigd om met de VZW Prosano of een andere rechtspersoon een overeenkomst te sluiten voor de sociale voordelen waarvan het personeel op 31 maart 1997 kon genieten bij voormelde VZW. Deze overeenkomst kan ook betrekking hebben op de andere verworven rechten.
TITEL V. - Overgangs en slotbepalingen
Art. 41.
Art. 41.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1997, met uitzondering van artikel 8, § 2, dat van toepassing wordt vanaf 1 november 1998 met uitwerking vanaf 1 januari.
Art. 42.§ 1. De laatste evaluatievermelding toegekend bij Belgacom vóór 1 april 1997 blijft geldig tot een nieuwe evaluatievermelding overeenkomstig artikel 8 § 2 wordt toegekend, behoudens de mogelijkheid van een aanvraag tot herziening voor de personeelsleden die een evaluatievermelding gelijk aan 2 of minder hebben gekregen; in dit laatste geval zal een nieuwe evaluatie plaats hebben volgens de regels geldend bij Belgacom op 1 april 1997. § 2. Aan de personeelsleden die nog geen evaluatievermelding hebben gekregen wordt een evaluatievermelding 3 toegekend in afwachting van een evaluatie overeenkomstig artikel 8, § 2. § 3. In afwijking van § 1 behouden de personeelsleden die opteren voor het verlof voorafgaand aan pensioen, overeenkomstig artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, § 1, 6° van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, de laatste evaluatievermelding toegekend bij Belgacom vóór 1 april 1997.
Art. 43.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 mei 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en van Telecommunicatie, E. DI RUPO
Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 mei 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO