gepubliceerd op 16 mei 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen
4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, beoogt de oprichting van een Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen enerzijds, en de oprichting van een Commissie van Toezicht bij iedere gevangenis anderzijds. Deze nieuwe organen zullen de huidige Hoge Raad voor het Penitentiair Beleid en de huidige Bestuurscommissies vervangen. De werking, samenstelling, bevoegdheden en taken dienen te worden geprofessionaliseerd en geherwaardeerd. De mandaten van de leden van de Hoge Raad voor Penitentiair Beleid zijn afgelopen, wat de geschikte gelegenheid is om deze organen te vervangen in de geest van het eindverslag van de Commissie « Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden ». Teneinde de continuïteit van extern advies en controle op de bejegening van gedetineerden te verzekeren, wordt dan ook de bijzondere hoogdringendheid ingeroepen.
Een Minister van Justitie heeft behoefte aan een geprofessionaliseerd adviesorgaan dat, onafhankelijk ten opzichte van de penitentiaire organisatie, ter zijner behoefte toezicht houdt op de bejegening van gedetineerden en de ter zake geldende voorschriften. De woorden « toezicht houden op » dienen in het kader van dit Koninklijk Besluit letterlijk te worden genomen. Toezien op de bejegening van gedetineerden en de ter zake geldende voorschriften betekent niet dat men zich actief kan mengen in het lokaal of centraal beleid van de penitentiaire organisatie. Wel dienen zij aan de Minister van Justitie te rapporteren over hun waarnemingen en hem te adviseren over penitentiaire aangelegenheden.
Het luik « beklagrecht » werd nog niet ingevuld, vooral omdat hiervoor de wettelijke basis gewenst is die een basiswet zou moeten leveren. De werkzaamheden van de Commissie « Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden » lagen ter bespreking in het Parlement. Sinds 20 maart 2003 is duidelijk dat deze parlementaire werkzaamheden niet binnen afzienbare tijd zullen kunnen worden beëindigd. Op 20 maart 2003 stemde de Kamer van volksvertegenwoordigers immers een Resolutie die inhoudt dat de werkzaamheden inzake het voorstel Dupont' prioritair dienen te worden verder gezet in de volgende legislatuur.
Teneinde een nieuwe stap te kunnen zetten in de broodnodige hervormingen van het gevangeniswezen, leg ik u dit koninklijk besluit ter ondertekening voor.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 108 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 1979, op artikel 24, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 1995, op de artikelen 25 en 26, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, op artikel 37, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1990 en 10 februari 1999, op artikel 115, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 april 1991, op artikel 129, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1971 en 9 juli 1979 en op de artikelen 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137 en 138;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 januari 2003;
Gelet op de beslissing van de Minister van Begroting van 11 februari 2003, zoals gewijzigd door de beslissing van de Ministerraad van 4 april 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, teneinde de continuïteit van een extern adviesorgaan voor het gevangeniswezen ten behoeve van de Minister van Justitie te verzekeren en gezien het feit dat de mandaten van de leden van de Hoge Raad voor Penitentiair Beleid een einde namen op 2 juni 2002, is het noodzakelijk zo snel mogelijk over te gaan tot de oprichting van een nieuw adviesorgaan voor het gevangenisgewezen ten behoeve van de Minister van Justitie;
Gelet op de noodzaak aan professionalisering van de huidige Bestuurscommissies en aan de nood tot coördinatie en ondersteuning van de werkzaamheden van de huidige Bestuurscommissies;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 7 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 1979, worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° de woorden « Hoge Raad voor penitentiair beleid » worden vervangen door « Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen »;2° het woord « Bestuurscommissie » wordt vervangen door de woorden « Commissie van Toezicht ».
Art. 2.In artikel 24, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 1995, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « Bestuurscommissie » wordt vervangen door de woorden « Commissie van Toezicht »;2° de woorden « Hoge Raad voor Penitentiair Beleid » worden vervangen door de woorden « Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen ».
Art. 3.In de artikelen 25 en 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1990 en 23 maart 2001, wordt het woord « Bestuurscommissie » vervangen door de woorden « Commissie van Toezicht ».
Art. 4.Artikel 115 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 april 1991, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 115.De directeur kan het initiatief nemen voor genadevoorstellen ten voordele van gedetineerden wanneer er bijzondere omstandigheden zijn en wanneer hij meent dat deze gedetineerden waardig zijn om in de clementie van de Koning aanbevolen te worden. »
Art. 5.Het opschrift van Titel III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « TITEL III. - INSPECTIE EN TOEZICHT »
Art. 6.Hoofdstuk II van Titel III van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 129 tot 138, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK II. - Toezicht Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 129.De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en de Commissies van Toezicht houden toezicht op alles wat betrekking heeft op de bejegening van gedetineerden en op de naleving van de voorschriften ter zake. Afdeling 2. - Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen
Onderafdeling 1. - Oprichting en taakomschrijving
Art. 130.Er wordt bij de Federale Overheidsdienst Justitie een Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen opgericht.
Art. 131.De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen heeft tot taak : 1° ten behoeve van de Minister van Justitie, een onafhankelijk toezicht te houden op alles wat betrekking heeft op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de voorschriften ter zake;2° ten behoeve van de Minister van Justitie, hetzij ambtshalve, hetzij op zijn verzoek en eventueel binnen een door hem bepaalde termijn, advies te verlenen over de uitvoering van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen;3° zowel voor de werking van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen als voor de werking van de Commissies van Toezicht, een ontwerp van deontologische code op te stellen, die ter goedkeuring aan de Minister van Justitie wordt voorgelegd;4° de Minister van Justitie te adviseren over de aanstellingen en ontslagen van de leden van de Commissie van Toezicht;5° de werking van de Commissies van Toezicht te coördineren en te ondersteunen en erop toe te zien dat hun werkzaamheden zich beperken tot de hen in artikel 138ter toevertrouwde taken;6° ten behoeve van de Minister van Justitie jaarlijks een verslag op te stellen betreffende de werking van de commissies van toezicht en hun bevindingen inzake alles wat betrekking heeft op de bejegening van gedetineerden en op de naleving van de voorschriften terzake.
Art. 132.§ 1. Voorzover dit voor de uitoefening van de taken noodzakelijk is, hebben de leden van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen het recht om ter plaatse, behoudens wettelijke uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien, en mits voorafgaande schriftelijke instemming van de gedetineerde, van alle stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde. § 2. Zij hebben eveneens het recht om zonder toezicht in contact te treden met gedetineerden.
Onderafdeling 2. - Samenstelling van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en benoeming van haar leden
Art. 133.§ 1. De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen bestaat uit ten hoogste 10 leden, die door de Minister van Justitie worden aangesteld en ontslagen en waarvan door hem één lid wordt aangewezen als voorzitter en één lid als ondervoorzitter. De voorzitter en de ondervoorzitter dienen van een verschillende taalrol te zijn. Bij de samenstelling van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen wordt de taalpariteit in acht genomen. § 2. De leden worden benoemd op grond van hun deskundigheid met betrekking tot de taken die krachtens artikel 131 aan de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen worden toevertrouwd. § 3. De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen is samengesteld uit ten minste : 1° één magistraat;2° één advocaat;3° één arts;4° één criminoloog.
Art. 134.Het lidmaatschap van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen is tijdens de duur van het mandaat onverenigbaar met : 1° het lidmaatschap van een Commissie van Toezicht;2° de uitoefening van een ambt bij of de uitvoering van een opdracht voor het Directoraat - Generaal Uitvoering van straffen en maatregelen van de Federale Overheidsdienst Justitie. Onderafdeling 3. - Werking
Art. 135.§ 1. De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen houdt ten minste één zitting per maand, op bijeenroeping van zijn voorzitter. De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen kan slechts vergaderen als twee derde van de leden aanwezig is. § 2. De Minister van Justitie kan de vergaderingen bijwonen. In dit geval zit hij de vergadering voor.
Art. 136.§ 1. De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen stelt zijn huishoudelijk reglement op dat wordt goedgekeurd door de Minister van Justitie. Het moet in het bijzonder bepalen : - de wijze van oproeping; - de wijze van beraadslaging; - de wijze van coördinatie en ondersteuning van de Commissies van Toezicht; - het beroep op personen, van wie het advies haar nuttig lijkt. § 2. Het jaarlijks verslag wordt aan de Minister van Justitie overhandigd in de maand december.
Art. 137.§ 1. Teneinde de in artikel 131, 5°, bepaalde taak te kunnen uitoefenen, kan de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen instructies geven aan de Commissies van Toezicht. § 2. In geval van een betwisting tussen een gevangenisdirecteur en een Commissie van Toezicht met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 138ter aan de Commissie van Toezicht toevertrouwde taken, wordt deze betwisting, met advies van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en van de ambtenaar generaal van het gevangeniswezen, ter beslissing voorgelegd aan de Minister van Justitie. § 3. Ingeval van een betwisting tussen de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en een Commissie van Toezicht wordt deze betwisting ter beslissing voorgelegd aan de Minister van Justitie.
Art. 138.§ 1. De Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen wordt bijgestaan door een secretaris, zijnde een rijksambtenaar van de Federale Overheidsdienst Justitie die wordt aangewezen door de Minister van Justitie. De Minister van Justitie duidt tevens een plaatsvervangend secretaris aan. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris zijn geen lid van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen. § 2. De taak van de secretaris wordt bepaald door de Minister van Justitie. Afdeling 3. - Commissies van Toezicht
Onderafdeling 1. - Oprichting Art. 138bis . Bij elke gevangenis wordt door de Minister van Justitie een Commissie van Toezicht opgericht. Wanneer twee of meerdere gevangenissen dicht bij elkaar gelegen zijn, kan een zelfde Commissie van Toezicht bevoegd zijn.
Onderafdeling 2. - Taakomschrijving Art. 138ter . De Commissie van Toezicht heeft tot taak : 1° ten behoeve van de Minister van Justitie, toezicht te houden op alles wat betrekking heeft op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de voorschriften ter zake, in de gevangenis waarbij zij is opgericht;2° aan de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen, hetzij ambtshalve, hetzij op zijn verzoek, advies en inlichtingen te geven betreffende alles wat betrekking heeft op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de voorschriften ter zake, en voorstellen te doen die zij gepast acht, in de gevangenis waarvoor zij bevoegd is;3° ten behoeve van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen jaarlijks een verslag op te stellen betreffende alles wat betrekking heeft op de bejegening van de gedetineerden en op de naleving van de voorschriften terzake, in de gevangenis waarvoor zij bevoegd is. Art. 138quater . § 1. Voor zover dit voor de uitoefening van de taken noodzakelijk is, hebben de leden van de Commissies van Toezicht het recht om ter plaatse, behoudens wettelijke uitzonderingen, alle op de gevangenis betrekking hebbende boeken en bescheiden in te zien, en mits voorafgaande schriftelijke instemming van de gedetineerde, van alle stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde. § 2. Zij hebben eveneens het recht zonder toezicht in contact te treden met de gedetineerden. § 3. Met betrekking tot aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Commissie van Toezicht behoren, doet de directeur, op vraag van de Voorzitter van de Commissie van Toezicht, verslag van incidenten in de gevangenis. § 4. De directeur van de gevangenis ontvangt de voorzitter van de Commissie van Toezicht éénmaal op de maand. Indien uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de voorzitter van de Commissie van Toezicht de directeur van de gevangenis om een onderhoud verzoeken.
Onderafdeling 3. - Samenstelling van de Commissie van Toezicht en benoeming van haar leden Art. 138quinquies . § 1. Elke Commissie van Toezicht bestaat uit minimum zes leden en uit maximum tien leden, waaronder ten minste : 1° één magistraat;2° één advocaat;3° één arts. § 2. De Minister wijst één lid aan als voorzitter en één lid als ondervoorzitter. Voor de Commissies van Toezicht bij een gevangenis gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dienen de voorzitter en de ondervoorzitter tot een verschillende taalrol te behoren. § 2. De leden worden door de Minister van Justitie benoemd op voordracht van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en op advies van de voorzitter van de Commissie van Toezicht. Zij worden benoemd op grond van hun deskundigheid met betrekking tot de taken die aan de Commissie van Toezicht worden toevertrouwd. § 3. Bij de aanvang van hun mandaat mogen de leden van de Commissie van Toezicht niet ouder zijn dan 60 jaar. Minstens twee leden dienen bij de aanvang van hun mandaat jonger dan vijftig jaar te zijn. § 4. Het lidmaatschap van de Commissie van Toezicht is tijdens de duur van het mandaat onverenigbaar met : 1° het lidmaatschap van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen;2° de uitoefening van een ambt bij of de uitvoering van een opdracht voor het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen van de Federale Overheidsdienst Justitie. Art. 138sexies . De duur van de mandaten van de leden van de Commissie van Toezicht is vastgesteld op vier jaar.
Het mandaat van lid van de Commissie van Toezicht kan eenmaal hernieuwd worden.
Art. 138septies . Het mandaat van een lid kan om ernstige redenen bij gemotiveerde beslissing worden opgeheven door de Minister van Justitie op voorstel van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen of na het advies van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen hierover te hebben ingewonnen. Tegen deze beslissing staat geen enkel beroep open. Het mandaat kan niet worden opgeheven dan nadat het lid gehoord is over de aangevoerde redenen.
Onderafdeling 4. - Werking Art. 138octies . § 1. De Commissie van Toezicht houdt ten minste één zitting per maand. De Commissie kan slechts vergaderen als twee derde van de leden aanwezig is. § 2. Eén of meer leden van de Commissie van Toezicht zijn er beurtelings mee belast gedurende één maand, ten minste éénmaal per week als maand-commissaris de gevangenis of gevangenissen waarbij zij zijn ingericht, te bezoeken.
Art 138nonies . De Commissie van Toezicht stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en aan de Minister van Justitie. Het moet in het bijzonder bepalen : - de wijze van oproeping; - de wijze van beraadslaging.
Art. 138decies . § 1. Elke Commissie van Toezicht wordt bijgestaan door een secretaris, zijnde een rijksambtenaar van de Federale Overheidsdienst Justitie die wordt aangewezen door de Minister van Justitie. De Minister van Justitie duidt tevens een plaatsvervangend secretaris aan. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris zijn geen lid van de Commissies van Toezicht. § 2. De taak van de secretaris wordt bepaald door de Minister van Justitie. »
Art. 7.De reis- en verblijfsvergoedingen van de leden van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen en de leden van de Commissies van Toezicht, worden bepaald overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries. Voor de toepassing van dit artikel worden de personen die geen ambtenaar zijn, gelijkgesteld met de personeelsleden van rang 15 tot 17.
Art. 8.Artikel 37 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement op de strafinrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1990 en 10 februari 1999, wordt opgeheven.
Art. 9.Het koninklijk besluit van 23 oktober 1978 tot oprichting van een Hoge Raad voor penitentiair beleid, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 2 juni 1998, wordt opgeheven.
Art. 10.Het koninklijk besluit van 19 februari 1956 houdende instelling van een vaste commissie tot bescherming van de maatschappij bij het Ministerie van Justitie, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 14 oktober 2002 tot overname van opdrachten van de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie, andere dan die voor de toepassing van de statutaire bepalingen, door de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie, wordt opgeheven.
Art. 11.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN