Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 september 2010
gepubliceerd op 10 september 2010

Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen betreffende het administratief, geldelijk en sociaal statuut van de militair die een vrijwillige militaire inzet vervult

bron
ministerie van landsverdediging, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2010007241
pub.
10/09/2010
prom.
03/09/2010
ELI
eli/besluit/2010/09/03/2010007241/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen betreffende het administratief, geldelijk en sociaal statuut van de militair die een vrijwillige militaire inzet vervult


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, i, vervangen bij de wet van 14 februari 1961;

Gelet op de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, artikel 1, gewijzigd bij de wet van 6 april 1995;

Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, artikel 13bis, ingevoegd bij de wet van 10 januari 2010;

Gelet op de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel, de artikelen 30, tweede lid, 50, tweede lid, 53 en 57, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 1976 tot aanvulling van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 19 november 2009;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 4 maart 2010;

Gelet op het protocol van onderhandelingen van het Onderhandelingscomité N-300 van het militair personeel, gesloten op 5 maart 2010;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 maart 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 7 mei 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 17 mei 2010;

Gelet op het advies 48.524/2/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werk, de Minister van de Zelfstandigen en de Minister van Landsverdediging en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "de wet" : de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen betreffende het administratief statuut

Art. 2.Overeenkomstig artikel 30, tweede lid, van de wet, betekent de korpscommandant schriftelijk aan de militair EVMI de verlenging van zijn dienstneming of van zijn wederdienstneming tot het einde van de operatie of zending wanneer hij, nadat hij in zijn vormingscyclus is geslaagd en hij de voorafgaande specifieke training met succes heeft beëindigd, deelneemt : 1° aan een operatie of zending onder elke vorm van operationele inzet, met uitzondering van de ordehandhavingsinzet;2° aan elke andere operatie of zending buiten het nationale grondgebied voor een duur van minimum een maand. HOOFDSTUK 3. - Geldelijke bepalingen

Art. 3.§ 1. Het bedrag van de soldij toegekend aan de militair EVMI in toepassing van artikel 50, tweede lid, van de wet, wordt bepaald op 4,70 EUR per dag werkelijke dienst.

Het bedrag van de soldij is gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der federale overheidsdiensten. Zij is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 53 van de wet, ontvangt de militair EVMI gedurende de periode bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage, zoals toegekend aan elke soldijtrekkende militair die dient aan de hand van een dienstneming of wederdienstneming.

Art. 4.De soldij wordt maandelijks na vervallen termijn betaald.

De betaling wordt verricht op een rekening geopend op naam van de militair EVMI.

Art. 5.De voedingskosten van de militair EVMI in werkelijke dienst en die een soldij ontvangt, worden ten laste genomen door de Staat, overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 januari 2000 betreffende het recht op voeding ten laste van de Staat ten voordele van de militairen die zich in bepaalde bijzondere omstandigheden bevinden. HOOFDSTUK 4. - Sociale en wijzigingsbepalingen

Art. 6.Artikel 6, zevende lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 mei 1984, 15 juli 1992, 16 april 2002 en 9 mei 2007, wordt aangevuld met de bepaling onder 12°, luidende : « 12° de soldij bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel. »

Art. 7.In het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 januari 2009, wordt een artikel 25quater ingevoegd, luidende : «

Art. 25quater.Voor de toepassing van dit besluit, wordt de vrijwillige militaire inzet bedoeld in de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel niet beschouwd als een winstgevende activiteit, tot de eerste dag van de zesde kalendermaand die volgt op de maand tijdens dewelke de militair de in artikel 21, tweede lid, van voormelde wet, bedoelde dienstneming aangaat. De voordelen bedoeld in artikel 50, tweede lid, van voormelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een winst, een brutoloon of een sociale uitkering. »

Art. 8.Artikel 4, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 27 april 1976 tot aanvulling van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2006 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 mei 2007, wordt aangevuld met de volgende zinnen : « Voor de toepassing van dit besluit, wordt de vrijwillige militaire inzet bedoeld in de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel niet beschouwd als een winstgevende activiteit, tot de eerste dag van de zesde kalendermaand die volgt op de maand tijdens dewelke de militair de in artikel 21, tweede lid, van voormelde wet bedoelde dienstneming aangaat. De voordelen bedoeld in artikel 50, tweede lid, van voormelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een winst, een brutoloon of een sociale uitkering. »

Art. 9.Artikel 36, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 oktober 1992, 22 november 1995, 10 juni 2001, 5 juni 2002, 16 februari 2004, 21 juni 2005 en 9 juli 2008, wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende : « 9° de dagen, behalve de zondagen, gelegen in de periode die begint de dag waarop de jonge werknemer die een vrijwillige militaire inzet vervult in de zin van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van de verschillende wetten van toepassing op het militair personeel, een dienstneming aangaat en die eindigt de laatste dag van de vijfde kalendermaand die volgt op de maand tijdens dewelke hij deze dienstneming is aangegaan. »

Art. 10.Artikel 94 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1992, 29 juni 1992, 2 oktober 1992, 12 augustus 1994, 22 november 1995, 10 januari 1999, 20 juli 2000, 13 juli 2001, 5 maart 2006 en 15 juni 2009, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende : « § 6. De volledige werkloze die een vrijwillige militaire inzet vervult in de zin van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van de verschillende wetten van toepassing op het militair personeel, kan tijdens de periode die begint de dag waarop hij een dienstneming aangaat en die eindigt de laatste dag van de vijfde kalendermaand die volgt op de maand tijdens dewelke hij deze dienstneming is aangegaan, op zijn vraag worden vrijgesteld van de toepassing van de artikelen 51, § 1, tweede lid, 3° tot 6°, 56 en 58.

De vrijstelling wordt toegekend voor maximaal de duur van de periode bedoeld in het eerste lid.

De vraag om vrijstelling moet op het werkloosheidsbureau toekomen binnen de termijnen vastgelegd krachtens artikel 138, eerste lid, 4°, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 voor de aangifte van een wijzigende gebeurtenis.

De aanvraag om vrijstelling moet een verklaring bevatten van de korpscommandant waaruit blijkt dat de werkloze de dienstneming bedoeld in het eerste lid is aangegaan en dat de toegekende materiële of financiële voordelen zijn bepaald conform de voormelde wet van 10 januari 2010.

De werkloze kan tijdens de periode van vrijstelling enkel uitkeringen genieten voor de maanden waarin hij bij zijn controlekaart een maandelijks attest toevoegt, afgeleverd door zijn korpscommandant, waaruit blijkt dat hij op regelmatige wijze de activiteiten uitvoert, opgelegd door de dienstneming bedoeld in het eerste lid.

De werkloze en zijn korpscommandant moeten het werkloosheidsbureau onmiddellijk verwittigen indien de dienstneming bedoeld in het eerste lid vroegtijdig wordt stopgezet tijdens de periode bedoeld in het eerste lid.

Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt gebruik gemaakt van de formulieren opgesteld door de Rijksdienst en goedgekeurd door het Beheerscomité.

De bepaling van paragraaf 1, derde lid, is van toepassing op de vrijstelling bedoeld in onderhavige paragraaf. » HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 11.Hebben uitwerking met ingang van 1 september 2010 : 1° de artikelen 2, 3, 6 tot 9 en 50 tot 55 van de wet;2° dit besluit.

Art. 12.De Minister bevoegd voor Landsverdediging, de Minister bevoegd voor Sociale Zaken, de Minister bevoegd voor Werk en de Minister bevoegd voor de Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 september 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM

^