gepubliceerd op 15 maart 2000
Koninklijk besluit betreffende het recht op voeding ten laste van de Staat ten voordele van de militairen die zich in bepaalde bijzondere omstandigheden bevinden
20 JANUARI 2000. - Koninklijk besluit betreffende het recht op voeding ten laste van de Staat ten voordele van de militairen die zich in bepaalde bijzondere omstandigheden bevinden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid artikel 11, §§ 2 en 3 en artikel 12;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen volbrengen in het buitenland, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die in België verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen, inzonderheid op artikel 4bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 maart 1977 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen en de met militairen gelijkgestelde personen die bij de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland in dienst zijn of daarbij op dienstreis zijn, inzonderheid op artikel 13, §§ 3 en 4 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 augustus 1985 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de krijgsmacht dat een soldij geniet, inzonderheid op artikel 11;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 februari 1975, genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen, volbrengen in het buitenland, inzonderheid op artikel 19, § 3;
Gelet op het ministerieel besluit van 28 april 1993 tot vaststelling van de toelage voor levensmiddelenrantsoenen, de buitenmenagevergoeding, de nadere regeling inzake toekenning van de vervoerbewijzen en de uitbetaling van de soldij en de soldijbijslag, inzonderheid op hoofdstuk I en op de tabellen 1, 2 en 3;
Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 12 juli 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 april 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 13 januari 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 13 januari 1999;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De voedingskosten van de militairen die zich in één van de in § 2 vermelde bijzondere toestanden bevinden, worden rechtstreeks door de Staat ten laste genomen. § 2. Deze bijzondere toestanden zijn : 1° de deelstanden « in intensieve dienst », « in hulpverlening » en « in operationele inzet »;2° opname in een militaire verpleeginrichting;3° inscheping aan boord van een gecommissioneerde vlooteenheid;4° het feit zich in de stand « in werkelijke dienst » te bevinden als soldijtrekkende militair, met uitzondering van de militairen die : a) de buitenmenagevergoeding genieten, bedoeld bij artikel 12 van het koninklijk besluit van 19 augustus 1985 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de Krijgsmacht dat een soldij geniet;b) ten laste van de Staat, kost en inwoning genieten bij de particulier;c) wegens dienstreizen, een vergoeding voor voedingskosten ontvangen;d) een aanvullende soldij ontvangen voor de periode tijdens welke zij voorlopig opgesloten of van het leger gescheiden waren.5° de gelegenheidsmanifestaties waarvan de publicitaire aard evident is;6° de gezamenlijke activiteiten waarbij het rechtstreeks ten laste van de Staat nemen van de voedingskosten, op manifeste wijze de budgettair meest verantwoorde oplossing is.
Art. 2.De voedingskosten worden aan de verstrekker van de voeding vereffend ten belope van de werkelijke kostprijs, beperkt tot 200 frank per persoon, per dag.
Dit bedrag wordt gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries. Het wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 3.De militairen die wegens redenen buiten hun wil niet kosteloos gevoed werden, krijgen de terugbetaling van hun voedingskosten. Binnen België en bij de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland geschiedt de terugbetaling binnen de grenzen van de maximumbedragen voor de terugbetaling van de voedingskosten vastgesteld in tabel 2. a. van de bijlagen aan het koninklijk besluit van 21 oktober 1975, tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die in België verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen.
Voor het buitenland zijn de maximumbedragen voor terugbetaling van de voedingskosten vastgesteld in tabel 1 van de bijlagen aan het ministerieel besluit van 3 februari 1975 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen volbrengen in het buitenland.
Art. 4.De personen die niet behoren tot het leger en wier aanwezigheid bij de militairen, die zij zich in een bijzondere toestand bevinden, noodzakelijk is, kunnen onder dezelfde voorwaarden aanspraak maken op voeding ten laste van de Staat.
Art. 5.De militairen en de personen die niet behoren tot het leger wier voeding uit hoofde van de bepalingen van dit besluit door de Staat ten laste wordt genomen, hebben geen recht meer op enigerlei vergoeding voor voedingskosten, voorzien in de diverse vergoedingsstelsels.
Art. 6.Worden opgeheven : 1° het artikel 20 van het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen volbrengen in het buitenland;2° het artikel 4bis van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die, in België, verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1991;3° de paragrafen 3 en 4 van artikel 13 van het koninklijk besluit van 1 maart 1977 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen en de met militairen gelijkgestelde personen die bij de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland in dienst zijn of daarbij op dienstreis zijn, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1991;4° het artikel 11 van het koninklijk besluit van 19 augustus 1985 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de Krijgsmacht dat een soldij geniet;5° de paragraaf 3 van het artikel 19 van het ministerieel besluit van 3 februari 1975 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen volbrengen in het buitenland;6° het hoofdstuk I evenals de tabellen 1, 2 en 3 van het ministerieel besluit van 28 april 1993 tot vaststelling van de toelage voor levensmiddelenrantsoenen, de buitenmenagevergoeding, de nadere regeling inzaken toekenning van de vervoerbewijzen en de uitbetaling van de soldij en de soldijbijslag.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 1998.
Art. 8.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 januari 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE