gepubliceerd op 20 mei 1999
Koninklijk besluit houdende erkenning van het Executief van de Moslims van België
3 MEI 1999. - Koninklijk besluit houdende erkenning van het Executief van de Moslims van België
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op 13 december 1998 werden verkiezingen gehouden met het oog op de samenstelling van een representatief orgaan voor de islamitische eredienst. Dit representatief orgaan zal in de toekomst de gesprekspartner worden van de overheden, zowel op het federaal vlak inzake het tijdelijke der erediensten ( benoeming van de imams en de aalmoezeniers, administratief beheer van de lokale gemeenschappen ) als op het niveau van de gemeenschappen, met name op het vlak van het onderwijs ( programma's godsdienst, inspectie, aanstelling van leerkrachten godsdienst).
Dit representatief orgaan zal de naam "Executief van de Moslims van België" dragen. Op die wijze wordt de continuïteit in de benaming behouden, aangezien er reeds een Executief was erkend bij koninklijk besluit van 3 juli 1996.
De resultaten van deze verkiezingen werden door de Minister van Justitie aanvaard en op basis daarvan werden hem de namen voorgesteld van de vertegenwoordigers van de Moslimgemeenschap die zitting zullen hebben in het Executief van de Moslims van België. Het is thans dan ook mogelijk om volle uitvoering te geven aan de wet van 19 juli 1974 tot erkenning van de besturen belast met het beheer van de temporaliën van de islamitische eredienst. De vertegenwoordigers zullen in een afzonderlijk koninklijk besluit erkend worden.
Deze vertegenwoordigers zetelen als individueel persoon maar vertegenwoordigen de gehele islamitische geloofsgemeenschap.
Door de aanvaarding van het resultaat van de verkiezingen is er een einde gekomen aan de opdracht van het Executief zoals geregeld in het koninklijk besluit van 3 juli 1996, dat in hoofdorde een adviserende bevoegdheid had en er bij koninklijk besluit van 24 juni 1998 mee werd belast om de verkiezingen te organiseren met het oog op het voorstellen tot erkenning van een representatief orgaan van de islamitische eredienst. Er wordt in artikel 11 van dit besluit dan ook opdracht gegeven aan het bij het koninklijk besluit van 3 juli 1996 ingestelde Executief om de rekeningen af te sluiten, de passiva aan te zuiveren en de activa over te dragen aan het bij onderhavig besluit erkende Executief.
De erkenning van het representatief orgaan is de aanzet van een fase van onderhandelingen over de meest uiteenlopende onderwerpen, die moeten worden geregeld. Op basis van de wet van 19 juli 1974 zal de islamitische eredienst op provinciale basis worden georganiseerd. Er dienen dan ook lokale islamitische gemeenschappen te worden opgericht en erkend. Pas na dit stadium zal het mogelijk zijn om ook voor de islamitische eredienst een begroting op te maken die de werkingskosten in rekening neemt en waarbij de wedden van de bedienaars van de eredienst ten laste van de begroting van het Ministerie van Justitie zullen genomen worden.
Het is derhalve noodzakelijk om in onderhavig besluit een overgangsregime in te bouwen en de subsidieregeling die thans van kracht is voor de islamitische eredienst te behouden. Een aantal artikelen van het in onderhavig besluit afgeschafte koninklijk besluit van 3 juli 1996 betreffende het Executief van de Moslims van België werden dan ook overgenomen, teneinde de verdere financiering mogelijk te maken. Dit vormt de inhoud van de artikelen 4 tot en met 10 van onderhavig besluit.
Aangezien het begrotingsjaar 1999 reeds in uitvoering is, wordt er voorzien dat de schijven van de subsidie die nog niet werden uitbetaald, ten goede komen aan het bij onderhavig besluit erkend Executief.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, T. VAN PARYS
3 MEI 1999. - Koninklijk besluit houdende erkenning van het Executief van de Moslims van België ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 maart 1870 op de temporaliën van de erediensten, inzonderheid op artikel 19bis, ingevoegd door de wet van 19 juli 1974 en gewijzigd bij de wetten van 17 april 1985, 18 juli 1991 en 10 maart 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1978 tot inrichting van de comités belast met het beheer van de temporaliën van de erkende islamitische gemeenschappen;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 betreffende het Executief van de Moslims van België, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 juni 1998 en 4 maart 1999;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 april 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het Executief van de Moslims van België, ingesteld bij het koninklijk besluit van 3 juli 1996 zijn taken heeft beëindigd;
Overwegende dat ingevolge de op 13 december 1998 gehouden verkiezingen voor een representatief orgaan voor de islamitische eredienst, een voorstel houdende samenstelling van dat orgaan aan de Minister van Justitie werd overgemaakt;
Overwegende dat het noodzakelijk is om snel oplossingen aan te brengen voor de regeling van diverse problemen in verband met de islamitische eredienst, met name de benoeming van imams, de aanstelling van godsdienstleraars en aalmoezeniers en dat dat slechts mogelijk is indien met een representatief orgaan kan samengewerkt worden;
Overwegende dat de financiering van het Executief van de Moslims van België verder dient te worden verzekerd omdat een regeling slechts mogelijk is na erkenning van de plaatselijke islamitische gemeenschappen;
Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is een overgangsregeling onder de vorm van een subsidie te behouden;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het "Executief van de Moslims van België", genaamd "Het Executief" wordt erkend als representatief orgaan voor de islamitische eredienst.
Art. 2.De Koning erkent de op basis van de verkiezingsprocedure aan de Minister van Justitie voorgestelde leden van het Executief.
Art. 3.Het Executief stelt zijn reglement van inwendige orde op en deelt het mede aan de Minister van Justitie.
Art. 4.In uitvoering van de wet houdende de Algemene uitgavenbegroting wordt een krediet dat de werkingskosten van het Executief moet dekken ingeschreven op de begroting van het Ministerie van Justitie onder de vorm van een subsidie op artikel 03.33.02 van de sectie 59.
Art. 5.Na het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën wordt de aan het Executief toegekende subsidie uitbetaald in drie schijven : de eerste schijf ten bedrage van 45 % in de loop van de maand januari van het betrokken jaar, een tweede schijf ten bedrage van 45 % in de loop van de maand mei van dat jaar, een derde schijf ten bedrage van 10 % nadat de bewijsstukken zijn voorgelegd betreffende de uitgaven van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.
Art. 6.De subsidie dekt inzonderheid de bezoldiging van het personeel, de aankoopprijs, de huurprijs en de kosten voor inrichting van de lokalen, de kosten voor de aanschaffing van de nodige uitrusting en benodigdheden, alsook alle andere directe en indirecte kosten die betrekking hebben op de uitbouw van de werking van het Executief.
Art. 7.Alle personeelskosten worden binnen de grenzen van de subsidie gedekt, rekening houdend met de privaatrechtelijke toestand van het betrokken personeel.
Art. 8.De uitgaven inzake bijdragen en vergoedingen mogen niet hoger zijn dan die welke zouden voortvloeien uit de toepassing van de voor het rijkspersoneel geldende regeling, inzonderheid met betrekking tot volgende bepalingen : - het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten; - het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries; - de circulaire van 31 januari 1969 van het Ministerie van Financiën betreffende de toelagen en vergoedingen toegekend aan de leden van de commissies die onder de ministeries ressorteren of van organismen van openbaar nut die zijn onderworpen aan de voogdij of de controle van de ministeries.
Art. 9.De begroting van het Executief wordt, voor 20 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop zij betrekking heeft, in drievoud, overgezonden aan de Minister van Justitie.
Art. 10.De rekening van het Executief wordt, voor 10 april van het jaar volgend op het jaar waarop zij betrekking heeft, in drievoud, met alle bewijsstukken overgezonden aan de Minister van Justitie.
Art. 11.Het koninklijk besluit van 3 juli 1996 betreffende het Executief van de Moslims van België wordt opgeheven.
Niettemin wordt het in dat besluit bedoelde Executief belast, binnen de maand na het verschijnen van onderhavig besluit, de rekeningen af te sluiten, alle passiva aan te zuiveren en alle activa over te dragen aan het bij onderhavig besluit ingesteld Executief.
Art. 12.Het gedeelte van de subsidie van het begrotingsjaar 1999 dat nog niet aan het Executief bedoeld in het koninklijk besluit van 3 juli 1996 werd overgemaakt, zal aan het bij onderhavig besluit ingesteld Executief worden uitbetaald, overeenkomstig de bij artikel 5 bepaalde modaliteiten.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 20 mei 1999.
Art. 14.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS