Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 april 2013
gepubliceerd op 02 mei 2013

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor een pilootproject inzake ergonomische interventie, teneinde verergering van rugziekten te voorkomen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2013022235
pub.
02/05/2013
prom.
03/04/2013
ELI
eli/besluit/2013/04/03/2013022235/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 APRIL 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor een pilootproject inzake ergonomische interventie, teneinde verergering van rugziekten te voorkomen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, artikel 6bis, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2003 pub. 29/12/2003 numac 2003003536 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2004 sluiten en gewijzigd bij de wet van 13 juli 2006;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor de beroepsziekten, gegeven op 10 februari 2010;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 juni 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 18 juli 2012;

Gelet op advies 52.055/1 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Beroepsrisico's, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° het Fonds : het Fonds voor de beroepsziekten;2° de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 : de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970;3° de betrokkene : de persoon waarvoor de werkgever de toepassing vraagt van een ergonomieprogramma;4° de standaardbegeleiding van de werknemer : het ergonomische interventieprogramma van niveau I namelijk het geheel van ergonomische maatregelen bedoeld bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/05/2007 pub. 11/06/2007 numac 2007022782 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot vaststelling van de inwerkingtreding van artikel 44 van de wet van 13 juli 2006 en tot uitvoering van artikel 62bis van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 sluiten tot vaststelling van de inwerkingtreding van artikel 44 van de wet van 13 juli 2006 en tot uitvoering van artikel 62bis van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 en dat tot doel heeft de lage rugpijn of het chronisch worden van de ziekte te voorkomen en de werkhervatting te bevorderen van werknemers die in hun werk rugbelastende taken uitvoeren;5° de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer : de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de interne of externe dienst voor de preventie en de bescherming op het werk van de werkgever van de betrokkene;6° het interventieprogramma participatieve ergonomie van niveau II : het multidisciplinaire programma voorgesteld door de ergonoom van de interne of externe diensten voor de preventie en de bescherming op het werk aan de werknemer die lijdt aan rugziekten met het oog op zijn werkhervatting;7° E(I)DPBW : een van de externe of interne diensten voor de preventie en de bescherming op het werk van de werkgever die een overeenkomst heeft afgesloten met het Fonds om deel te nemen aan dit project.

Art. 2.Dit pilootproject, in de zin van artikel 6bis van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970, mag worden gestart voor zover het een budget van 50.000 euro per jaar niet overschrijdt gedurende de duur van zijn toepassing.

Art. 3.In het kader van de follow-up van de uitvoering van dit pilootproject kan het Beheerscomité de doelgroep en de duur vastgesteld door dit besluit wijzigen. HOOFDSTUK 2. - Het interventieprogramma participatieve ergonomie van niveau II

Art. 4.Het interventieprogramma participatieve ergonomie van niveau II mag aangevat worden voor de werkplek van elke werknemer die toegelaten is tot het preventieprogramma bedoeld in artikel 1, 4°, die minstens twaalf sessies in een revalidatiecentrum heeft gevolgd en die het standaardbegeleidingsprogramma heeft gevolgd en die, hetzij : 1° ondanks dit programma zijn werk niet heeft kunnen hervatten of die slechts aangepast werk of werk verschillend van zijn gewone werk heeft kunnen hervatten en die gebruik wil maken van de interventie participatieve ergonomie van niveau II in zijn werkmilieu.2° in de loop van de voorbije twaalf maanden met succes het werk hervat heeft, gedurende meerdere weken, maar het slachtoffer is van een lumbalgieterugval die een werkonderbreking van minstens zeven dagen tot gevolg heeft en die een interventie participatieve ergonomie van niveau II wil in zijn werkmilieu.

Art. 5.Het interventieprogramma participatieve ergonomie van niveau II moet noodzakelijkerwijs door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer worden gestart.

Art. 6.De aanvraag om van het interventie-programma participatieve ergonomie van niveau II gebruik te maken moet gezamenlijk door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en de werknemer zelf aan het Fonds worden gericht.

Art. 7.Het interventieprogramma participatieve ergonomie van niveau II moet worden aangevat binnen drie maanden na de kennisgeving van de goedkeuring van de aanvraag door het Fonds en moet worden uitgevoerd voor de werkhervatting of eindigen uiterlijk drie maanden na de werkhervatting.

Art. 8.Het interventieprogramma participatieve ergonomie van niveau II wordt uitgevoerd door een ergonoom van de E(I)DPBW of door een medewerker van de afdeling risicobeheer of de afdeling medisch toezicht van de E(I)DPBW op voorwaarde dat de interventie wordt uitgevoerd volgens de criteria bepaald door en onder supervisie van de ergonoom.

Deze criteria betreffende de toe te passen methodologie, het aantal nodige interventies van de E(I)DPBW, het opstellen van een eindverslag door de ergonoom en de financiële tegemoetkoming van het Fonds, worden vastgelegd in de overeenkomst afgesloten tussen het Fonds en de E(I)DPBW die aan dit pilootproject deelnemen.

Art. 9.De financiële tegemoetkoming, die het Fonds aan de werkgever betaalt, is gelijk aan maximaal drie halve dagen of twaalf arbeidsuren voor een bedrag van 1.216,14 euro.

Het bedrag vastgesteld in het eerste lid wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 104,14 (basis 2004 = 100).

Het wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 10.Dit pilootproject heeft een looptijd van maximaal drie jaar.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12.De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Beroepsrisico's, Ph. COURARD

^