gepubliceerd op 30 mei 2014
Koninklijk besluit betreffende de wijziging van bepaalde doelstellingen inzake dienstkwaliteit die door de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie worden opgelegd aan de aanbieder van het geografische element van de universele dienst
2 APRIL 2014. - Koninklijk besluit betreffende de wijziging van bepaalde doelstellingen inzake dienstkwaliteit die door de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de elektronische communicatie worden opgelegd aan de aanbieder van het geografische element van de universele dienst
VERSLAG AAN DE KONING Sire, ALGEMEEN Artikel 2, 48/2°, van de
wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
13/06/2005
pub.
20/06/2005
numac
2005011238
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
Wet betreffende de elektronische communicatie
type
wet
prom.
13/06/2005
pub.
28/09/2015
numac
2015000523
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
sluiten betreffende de elektronische communicatie (hierna "WEC") beschrijft de universele dienst als een minimumpakket van diensten van een bepaalde kwaliteit dat voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie, beschikbaar is voor een in het licht van specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs.
Artikel 68 van de WEC definieert het toepassingsgebied van de diensten die bij wijze van universele dienst worden verricht. Daartoe behoort het geografische element van de universele dienst, dat bestaat uit de levering op het gehele grondgebied aan elke persoon die daartoe een redelijk verzoek indient, ongeacht diens geografische locatie van een aansluiting op een openbaar communicatienetwerk op een vaste locatie dat de eindgebruikers in staat stelt om telefoonoproepen te maken en te ontvangen, te communiceren via fax en datatransmissie, over functionele internettoegang te beschikken, onder bepaalde voorwaarden gebeld te worden in geval van niet-betaling van de factuur en te beschikken over een dienst van technische bijstand.
Overeenkomstig artikel 69 van de WEC is de voor dit element aangewezen aanbieder verplicht om strikte drempels in acht te nemen die bepaald zijn in de bijlage bij de wet, met name wat betreft (i) de wachttijd bij een aansluiting en de datum voor de levering van de aansluiting (artikel 5), (ii) het storingspercentage per toegangslijn (artikel 7, § 1), (iii) de opheffing van storingen (artikel 7, § 2), (iv) de antwoordtijd met tussenkomst van een telefonist (artikel 13) en (v) het percentage betwistingen over facturering (artikel 18).
Overeenkomstig artikel 103 van de WEC is het Instituut verplicht om de manier te controleren waarop de aanbieder van de universele dienst voldoet aan de kwaliteitseisen van de universele dienst.
Het is naar aanleiding van de vaststellingen gedaan door het Instituut ter gelegenheid van deze controles dat de wet van 31 mei 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/05/2011 pub. 21/06/2011 numac 2011011220 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake telecommunicatie sluiten houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie de kwaliteitsnormen heeft opgeheven die zijn vastgesteld in de artikelen 9 tot 12 van de bijlage bij de WEC. Uit de controles verricht door het Instituut is tevens gebleken dat sommige door de wet vastgelegde drempels bijzonder hoog waren, zodat ze ondanks de verbeteringen die Belgacom in de loop van de jaren had aangebracht, zelden of nooit zijn gehaald.
Belgacom heeft de universele dienst tijdelijk verleend, maar nu moet er opnieuw een aanbieder van de universele dienst worden aangewezen, volgens een open mechanisme, overeenkomstig artikel 71, § 2, van de WEC. Het Instituut heeft daarom onderzocht of bepaalde kwaliteitseisen moesten worden gewijzigd voordat deze aanwijzingsprocedure werd gestart.
De analyse van het Instituut sloeg op de mate waarin de kwaliteitsdoelstellingen die nu van toepassing zijn, in de jongste vijf jaar zijn gehaald, en op de behoefte om de doelstellingen aan te passen die in die periode niet regelmatig zijn bereikt.
Een snelle opheffing van storingen is belangrijk voor de eindgebruikers. Om elke vorm van sociale uitsluiting te vermijden, is het immers belangrijk dat de eindgebruikers bij een storing op het netwerk niet gedurende een te lange periode zonder aansluiting zitten.
Artikel 7, § 2, van de bijlage bij de WEC stelt aldus drie doelstellingen vast voor de aanbieder van de universele dienst: minstens 80 % van de storingen op de toegangslijnen moeten opgeheven zijn binnen 35 uur (eerste lid); minstens 95% van de storingen op de toegangslijnen moeten opgeheven zijn binnen 40 uur (tweede lid) en minstens 99 % van de storingen moeten opgeheven zijn binnen 60 uur (derde lid).
Uit de jaarverslagen van het Instituut over de uitvoering van de universele dienst blijkt dat de verwezenlijking van de doelstellingen in termen van opheffing van storingen problematisch is, in hoofdzaak deze betreffende de opheffing van de storingen binnen de 40 en 60 uur.
Deze twee doelstellingen werden nog nooit behaald door de aanbieder.
Er dient te worden opgemerkt dat, in het merendeel van de gevallen, de oplossing die moet worden geboden voor de storingen die niet opgeheven zijn binnen 35 uur, een technische, operationele of logistieke interventie vereist die de aanbieder niet kan realiseren binnen de daarop volgende 5 of 25 uur. Het gaat overigens dikwijls om overmacht.
Tevens is tijdens deze analyse aan het licht gekomen dat de huidige kwaliteitsobjectieven voor het opheffen van storingen bijzonder veeleisend zijn voor de aanbieder van de universele dienst in vergelijking met de verplichtingen die wegen op de buitenlandse concurrenten. Voor wat betreft de buurlanden, dient aangestipt te worden dat noch in Duitsland, noch in Nederland dergelijke objectieven worden opgelegd aan de aanbieder (bron: Service quality indicators, gepubliceerd door Cullen International op 03/02/2014) en het regime in Frankrijk is aanmerkelijk soepeler: inzake de hersteltijd van een telefonisch defect slaat de op de aanbieder opgelegde doelstelling slechts op 85 % van de aanvragen die het snelst worden behandeld (bron: Arcep: http://www.arcep.fr/index.php?id=9905). In het Verenigd Koninkrijk rust op de aanbieder van de universele dienst momenteel geen objectief inzake storingshersteltijd, de regulator lanceerde echter eind 2013 de idee om een objectief op te leggen waarin rekening wordt gehouden met gevallen van overmacht (bron: Ofcom: http://media.ofcom.org.uk/2013/12/19/new-rules-for-faster-telecoms-repairs-and-installation).
Tevens dient gewezen te worden op het feit dat in geval van langdurige storingen de aanbieder van de universele dienst een alternatief aanbiedt aan de getroffen gebruikers. Zoals wordt aangegeven in de verschillende verslagen van het Instituut met betrekking tot de uitvoering van de universeledienstverlening, voorziet Belgacom in een gratis doorschakeling van de oproepen naar de gsm van de klant wanneer het van oordeel is dat de storing niet binnen twee werkdagen zal kunnen worden opgelost.
In dit verband dient overigens ook gewezen te worden op artikel 113/2 van de WEC die stipuleert dat de Koning, op voorstel van het Instituut, de voorwaarden en de nadere regels kan bepalen met betrekking tot de vergoedingen die de operatoren in geval van een onderbreking van de dienst aan hun abonnees moeten betalen. Deze bepaling werd ingevoegd bij wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2012 pub. 25/07/2012 numac 2012011280 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie sluiten om de gevallen op te vangen waarin de eindgebruikers geen aanspraak zouden kunnen maken op een commerciële tegemoetkoming van de aanbieder in geval van ernstige dienstonderbrekingen. Als het Instituut vaststelt dat operatoren zulke tegemoetkoming niet zouden verstrekken dan kan de Koning, op het voorstel van het Instituut, de nadere regels vastleggen over de vergoeding die de operatoren dan zijn verschuldigd aan de abonnee naar rato het abonnementsgeld voor de periode waarin de abonnee een bepaalde dienst niet heeft gekregen.
De Raad van State merkte in haar advies nr. 55.311/4 van 20 maart 2014 op dat artikel 69, § 2, van de WEC toelaat dat, wanneer de technologische evolutie of de marktvoorwaarden het rechtvaardigen, de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bepalingen van de bijlage kan opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.
Gezien het voorgaande dient geconcludeerd te worden dat de doelstellingen inzake opheffing van de storingen vandaag de dag niet enkel onrealistisch blijken, maar dat de kwaliteitseisen van artikel 7, § 2, van de bijlage bij de WEC tevens niet langer evenredig zijn met het beoogde doel rekening houdende met het aanbod van valabele alternatieven, de situatie van de aanbieder van de universele dienst ten aanzien van buitenlandse concurrenten en het gewijzigd wettelijk kader. Dergelijke disproportionele kwaliteitseisen kunnen potentiële kandidaten voor het presteren van de universele dienst ontmoedigen en zijn nefast voor de internationale concurrentiepositie van de nationale aanbieder van de universele dienst.
Er kan dan ook gesteld worden dat aan de voorwaarde bepaald in artikel 69, § 2, van de WEC voldaan is en de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de bepalingen voorzien in artikel 7, § 2, vierde lid van de bijlage bij de WEC kan vervangen, zoals voorzien in onderhavig ontwerp.
Het Instituut heeft dat advies voorgelegd voor een voorafgaande openbare raadpleging. Uit die raadpleging is gebleken dat er diende te worden nagedacht over de definiëring van de kwaliteitscriteria en de meting ervan. Belgacom is voorstander van een onderscheid tussen het klassieke geografische element waarin breedband niet is begrepen en het nieuwe geografische element waarin breedband wel zit en wenst voor deze twee elementen een verschillende benadering op vlak van kwaliteitsvereisten, betaalbaarheid en aanduiding. Het Platform vraagt zich ook af of de kwalitatieve eisen opgelegd in de context van vaste telefonie nog relevant zijn. Belgacom wenst de opheffing van alle USO-kwaliteitsvereisten, ten voordele van gelijke kwaliteitsvereisten voor alle operatoren. Maar indien nodig, kunnen kwaliteitscriteria en betaalbaarheidscriteria voor de structureel, onrendabele plaatsen worden "aangepast".
Ter herinnering, in het kader van de controle van de uitvoering van de universeledienstverplichtingen volgens de technische en tarifaire voorwaarden vastgelegd in de bijlage bij de WEC, verstrekt de aanbieder aan het Instituut statistieken van de resultaten verkregen in verband met de kwaliteitsdoelstellingen. Vandaag voorziet artikel 7, § 2, vierde lid, van de bijlage bij de WEC in twee situaties waarin de duur voor de opheffing van de storing niet wordt meegerekend: de gevallen waarbij de herstelling afhangt van een afspraak tussen de aanbieder en de abonnee enerzijds en de gevallen waarvoor toegang tot de installaties van de abonnee nodig was en waarvoor de toegang niet mogelijk was door de abonnee op het afgesproken tijdstip anderzijds.
Er wordt voorgesteld om deze uitzonderingen uit te breiden middels een besluit van het Instituut met andere gevallen waarin de operator zijn verplichtingen inzake dienstkwaliteit vastgelegd in artikel 7, § 2, van de bijlage bij de WEC niet kan vervullen om redenen waarover hij geen controle heeft en die niet kunnen worden toegeschreven aan een fout van hem. Zo zijn er natuurrampen, vernieling van apparatuur, administratieve moeilijkheden om toelatingen te krijgen. In het besluit zullen ook de nadere bepalingen worden vastgelegd voor de communicatie en goedkeuring van de door de aanbieder aangehaalde oorzaken om de niet-naleving van zijn verplichtingen te rechtvaardigen.
Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, beoogt dus om deze bepaling uit te voeren door het vierde lid van artikel 7, § 2, van de bijlage bij de WEC te wijzigen.
ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
Artikel 1.Dit artikel voegt een derde geval toe waarvoor de duur van de opheffing van de storing niet wordt meegerekend.
Er wordt voorgesteld om deze uitzonderingen uit te breiden in een besluit van het Instituut met andere gevallen waarin de operator zijn verplichtingen inzake dienstkwaliteit vastgelegd in artikel 7, § 2, van de bijlage bij de WEC niet kan vervullen wegens redenen waarover hij geen controle heeft en die niet kunnen worden toegeschreven aan een fout van hem.
In het besluit zullen ook de nadere bepalingen worden vastgelegd voor de communicatie en goedkeuring van de door de aanbieder aangehaalde oorzaken om de niet-naleving van zijn verplichtingen te rechtvaardigen.
Deze precisering via een besluit van het Instituut is meer bepaald wenselijk om potentiële kandidaten niet te ontmoedigen om deel te nemen aan de procedure voor de aanwijzing van de aanbieder van de universele dienst en zo a priori geen enkele potentiële kandidaat uit te sluiten zoals wordt vereist door artikel 71, § 2, van de WEC en artikel 8, § 2, van Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten.
Niets belet kandiderende ondernemingen echter om tijdens de procedure voor de aanwijzing van de aanbieder van het geografische element van de universele dienst hogere drempels voor te stellen voor de opheffing van storingen dan deze waarin artikel 7, § 2, momenteel voorziet.
Art. 2.Dit artikel behoeft geen commentaar.
We hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie en Consumenten, J. VANDE LANOTTE
Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 55.311/4 van 20 maart 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de wijziging van bepaalde doelstellingen inzake dienstkwaliteit die door de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de elektronische communicatie worden opgelegd aan de aanbieder van het geografische element van de universele dienst. 'Op 7 februari 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot 24 maart 2014 (*) een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de wijziging van bepaalde doelstellingen inzake dienstkwaliteit die door de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de elektronische communicatie worden opgelegd aan de aanbieder van het geografische element van de universele dienst'.
Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 20 maart 2014. De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, Jacques JAUMOTTE en Bernard BLERO, staatsraden, en Anne-Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Anne VAGMAN, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre LIENARDY. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 20 maart 2014.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
ONDERZOEK VAN HET ONTWERP 1. In de artikelen 4 en 7, § 2, van de bijlage bij de wet 13 juni 2005 `betreffende de elektronische communicatie' wordt het volgende gesteld : "Art.4. Het vaste geografische element van de universele dienst moet voldoen aan de in de volgende artikelen van deze afdeling vastgelegde kwaliteitseisen voor een observatieperiode van een kalenderjaar, en dit voor de eerste keer het kalenderjaar dat volgt op de datum waarop deze wet in werking treedt. De kwaliteitseisen hebben geen betrekking op communicatie waarbij andere diensten dan het vaste geografische element van de universele dienst te pas komen.
Onverminderd artikel 69, § 2, van de wet, kan de Koning, na advies van het Instituut, de technische voorwaarden van de levering van het vaste geografische element bedoeld in het eerste lid, wijzigen, indien Hij, naar aanleiding van een openbare raadpleging bedoeld in artikel 140 van de wet vaststelt dat die diensten of vergelijkbare diensten in grote mate toegankelijk zijn.
Art. 7.[...] § 2. Minstens 80 % van de storingen op de toegangslijnen die op geldige wijze gemeld zijn in de loop van de observatieperiode moeten opgeheven zijn binnen 35 volle uren.
Minstens 95 % van de storingen op de toegangslijnen die op geldige wijze gemeld zijn in de loop van de observatieperiode moeten opgeheven zijn binnen 40 volle uren.
Minstens 99 % van de storingen op de toegangslijnen die op geldige wijze gemeld zijn in de loop van de observatieperiode moeten opgeheven zijn binnen 60 volle uren.
Die percentages worden berekend op basis van alle geldige foutmeldingen en herstellingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan. De gevallen waarbij de herstelling afhangt van een afspraak tussen de aanbieder en de abonnee worden niet in rekening gebracht. Ook de gevallen die toegang tot apparatuur van de abonnee hebben vereist en waarvoor de abonnee geen toegang heeft verleend op het geplande ogenblik, worden uitgesloten".
Het ontwerpbesluit strekt tot de vervanging van het vierde lid van artikel 7, § 2, van de bijlage bij de wet door de volgende de bepaling : "Die percentages worden berekend op basis van alle geldige foutmeldingen en herstellingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan.
Er wordt geen rekening gehouden met: - de gevallen waarbij de herstelling afhangt van een afspraak tussen de aanbieder en de abonnee; - de gevallen waarvoor toegang tot de installaties van de abonnee nodig is en waarvoor de toegang niet mogelijk was door de abonnee op het afgesproken ogenblik; - de andere gevallen vastgelegd door het Instituut waarover de aanbieder geen controle heeft en die niet kunnen worden toegeschreven aan een fout van hem.
De nadere bepalingen voor de communicatie en goedkeuring van de door de aanbieder aangehaalde oorzaken om de niet-naleving van zijn verplichtingen te rechtvaardigen, worden vastgelegd door het Instituut". 2. Luidens de aanheft ontleent het ontwerpbesluit zijn rechtsgrond aan artikel 69, § 1, van de wet van 13 juin 2005, en aan artikel 4, tweede lid, van de bijlage bij die wet. 2.1. Artikel 69, § 1, van de wet bevat geen enkele machtiging van de koning om de bijlage bij die wet te wijzigen. Het ontwerpbesluit kan dus geen rechtsgrond ontlenen aan die bepaling.
Paragraaf 2 van hetzelfde artikel bevat wel een dergelijke machtiging, maar de tenuitvoerlegging ervan wordt afhankelijk gesteld van de omstandigheid dat "de technologische evolutie of de marktvoorwaarden het rechtvaardigen".
Uit het aan de afdeling Wetgeving overgezonden dossier blijkt niet dat zo een omstandigheid aanwezig zou zijn. 2.2. Wat betreft artikel 4, tweede lid, van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, heeft de aan de Koning verleende machtiging om die bijlage te wijzigen - welke machtiging strikt dient te worden geïnterpreteerd, aangezien het erom gaat de Koning te machtigen om wetgevende bepalingen te wijzigen, en zulks bovendien zonder bekrachtiging door de wetgever - enkel betrekking op de technische voorwaarden van de levering van het geografische element en wordt ze afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat is vastgesteld "dat die diensten of vergelijkbare diensten in grote mate toegankelijk zijn".
Er valt evenwel noch uit het voorliggende dossier, noch uit het verslag aan de Koning op te maken dat die laatste voorwaarde is vervuld: zo kan de voor de wijziging van artikel 7 van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten aangevoerde reden in wezen vertaald worden als het niet-realistische karakter van de doestelingen die zijn vastgelegd bij het huidige artikel 7.
Op de vraag op welke wijze het ontwerpbesluit zijn rechtsgrond ontleent aan artikel 4 van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord : "Premièrement, la modification doit porter sur une condition technique de prestation de la composante géographique fixe. En l'espèce, l`article 7 de l'annexe à la LCE impose au prestataire de la composante géographique fixe le respect de plusieurs modalités techniques quant à la gestion des dérangements. D'une part, ce prestataire doit mettre tout en oeuvre techniquement - au niveau de l'architecture de son réseau, de l'entretien de son infrastructure passive, de la qualité des équipements actifs, de la compétence de ses techniciens et du fonctionnement de l'ensemble de éléments en ressources techniques utilisés - afin de limiter le taux de dérangement à maximum 7,5 % (article 7, alinéa 1). Pour les lignes dérangées (visées à l'alinéa 1), le prestataire doit prendre toute mesure et affecter toute ressource lui permettant de solutionner, dans les proportions et délais fixés à l`article 7, alinéa 2, les problèmes techniques signalés.
Dès lors que l'AR en projet entend modifier les paramètres de comptabilisation des pourcentages de résolution technique des dérangements qui doivent être rencontrés par le prestataire de la composante géographique fixe, la première condition prévue à l`article 4, alinéa 2, de l'annexe à la LCE est rencontrée. L'on se réfèrera d'ailleurs utilement au titre du Chapitre II de l'annexe, dont l`article 7 fait partie, qui vise bien les conditions techniques de prestation.
Deuxièmement, une modification technique n'est envisageable sur cette base que s'il est établi que ces services ou des services comparables sont largement accessibles. Les services dont question à l`article 4, alinéa 2, de l'annexe à la LCE, portent sur des modalités techniques des prestations fournies au titre du service universel.
Le Chapitre II de l'annexe à la LCE fixe divers seuils quant à la qualité des services qui doivent être fournis, pour chacune des composantes du service universel, par le prestataire désigné, et notamment pour les services de raccordement (article 5), de levée des dérangements (article 7), d'établissement des communications (article 10 abrogé), de réponse avec intervention d'un standardiste (article 13) ou de facturation (artikel 18).Il se peut que l'évolution du marché, bien qu'insuffisante, justifie néanmoins l'adaptation de ces seuils, parce que les services relevant de chacune des composantes du service universel sont (devenus plus) largement accessibles. C'est le cas du service de levée de dérangements. L'analyse, effectuée par l'IBPT dans le cadre de ses différents rapports sur l'exécution du service universel, montre que le service de levée de dérangement fonctionne bien dans la très grande majorité des cas, même si les objectifs de levée de dérangement fixés par la Loi pour la levée dans les 40 et 60 heures n'ont jamais été atteints. Ces objectifs ne sont en effet pas atteints, souvent pour des raisons de force majeure.
L'AR en projet vise donc à aménager les conditions techniques de prestation d'une composante du service universel, alors même que le service de levée de dérangements est largement accessible, c'est-à-dire, très largement satisfaisant dans la grande majorité des cas. La seconde condition d'application prévue à l'article 4, alinéa 2, de l'annexe à la LCE est dès lors, également rencontrée été ceci malgré le fait que certains objectifs n'étaient jamais atteints".
In zoverre die verantwoordingen betrekking hebben op de vraag of de diensten van het geografische element van de universele dienst of van de vergelijkbare diensten in grote mate toegankelijk zijn, kunnen ze niet worden onderschreven.
Het vaststellen dat de betrokken "diensten" of "vergelijkbare diensten" "in grote mate toegankelijk zijn", heeft immers niet tot doel te bepalen of de aanbieder van de universele dienst zijn verplichtingen ter zake voldoende (doch niet volledig) nakomt : het gaat erom vast te stellen dat de betrokken diensten in grote mate toegankelijk zijn geworden op de markt van de vaste telefonie via één of meerdere operatoren, met uitzondering van de aanbieder van de universele dienst.
Zo maakt de machtiging die bij artikel 4 van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten aan de Koning wordt verleend, het niet mogelijk de voorwaarden voor de aanbieding van de universele dienst te wijzigen louter omdat niet naar behoren zouden zijn vastgesteld door de wetgever (1), aangezien het in casu gaat om een prestatie die alleen door de aanbieder van de universele dienst kan worden geleverd.
Bijgevolg kan de ontworpen tekst geen rechtsgrond ontlenen aan het voornoemde artikel 4, en het staat aan de wetgever om de in het ontwerpbesluit beoogde wijzigingen aan te brengen. 3. De conclusie is dan ook dat de ontworpen tekst geen rechtsgrond heeft. Gelet op de fundamentele aard van deze opmerking, zal de tekst niet verder worden onderzocht.
De griffier, A.-C. VAN GEERSDAELE De voorzitter, P. LIENARDY _______ Nota's (*) Bij e-mail van 10 februari 2014. (1) Die onder meer de artikelen 9 tot 12 van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten al heeft opgeheven.Zie de wet van 31 mei 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/05/2011 pub. 21/06/2011 numac 2011011220 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake telecommunicatie sluiten `houdende diverse bepalingen inzake telecommunicatie', inzonderheid artikel 21.
2 APRIL 2014. - Koninklijk besluit betreffende de wijziging van bepaalde doelstellingen inzake dienstkwaliteit die door de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de elektronische communicatie worden opgelegd aan de aanbieder van het geografische element van de universele dienst FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de elektronische communicatie, artikel 69, § 2, en artikel 7, § 2, van de bijlage;
Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie van 13 januari 2014;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 13 januari 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 15 januari 2014;
Gelet op de raadpleging van 24 januari 2014 tot 31 januari 2014 van het Interministerieel Comité voor Telecommunicatie en Radio-omroep en Televisie;
Gelet op het akkoord van het Overlegcomité, gegeven op 5 februari 2014;
Gelet op advies nr. 55.311/4 van de Raad van State, gegeven op 20 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Economie en Consumenten en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 7, § 2, vierde lid, van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 28/09/2015 numac 2015000523 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de elektronische communicatie wordt als volgt vervangen: "Die percentages worden berekend op basis van alle geldige foutmeldingen en herstellingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan.
Er wordt geen rekening gehouden met: - de gevallen waarbij de herstelling afhangt van een afspraak tussen de aanbieder en de abonnee; - de gevallen waarvoor toegang tot de installaties van de abonnee nodig is en waarvoor de toegang niet mogelijk was door de abonnee op het afgesproken ogenblik; - de andere gevallen vastgelegd door het Instituut waarover de aanbieder geen controle heeft en die niet kunnen worden toegeschreven aan een fout van hem.
De nadere bepalingen voor de communicatie en goedkeuring van de door de aanbieder aangehaalde oorzaken om de niet-naleving van zijn verplichtingen te rechtvaardigen, worden vastgelegd door het Instituut.".
Art. 2.De minister die bevoegd is voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 april 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, J. VANDE LANOTTE