Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 juni 2011
gepubliceerd op 15 juni 2011

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2011014105
pub.
15/06/2011
prom.
01/06/2011
ELI
eli/besluit/2011/06/01/2011014105/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb U ter ondertekening voor te leggen, strekt tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, en meer bepaald de bepalingen betreffende de niet-periodieke keuring vóór de inschrijving van het voertuig op naam van een andere titularis, ingevolge een met redenen omkleed advies met referte 2007/4933 C(2009) 7243 dat de Europese Commissie op 8 oktober 2009 heeft gericht tot het Koninkrijk België krachtens artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wegens niet-nakoming van de verplichtingen opgelegd door Richtlijn 1999/37/EG van de raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen en de artikelen 34-36 van het VWEU. Dit met redenen omkleed advies heeft betrekking op : - enerzijds de eis van het EG-certificaat van overeenstemming met het oog op de technische keuring voorafgaand aan de inschrijving op naam van een andere titularis van een voertuig dat eerder was ingeschreven in een andere lidstaat, waarvan het eerdere inschrijvingsbewijs conform is aan het model van Richtlijn 1999/37/EG; - anderzijds de bepalingen betreffende de tweedehandskeuring voor inschrijving op naam van een andere titularis.

Algemeen a) Certificaat van overeenstemming 1.Het certificaat van overeenstemming bevat de technische kenmerken van het voertuig, hetgeen niet het geval is met het geharmoniseerd inschrijvingsbewijs.

Deze technische gegevens vergemakkelijken de technische keuring en wegcontrole van de in het verkeer zijnde voertuigen; zij maken het ook mogelijk het beleid te voeren inzake verkeersveiligheid en milieu.

Momenteel gaat het om een boorddocument op basis van artikel 10, paragraaf 2, punt 10, van het hoger vermelde koninklijk besluit van 15 maart 1968.

Zoals opgemerkt door de Raad van State, is het niet mogelijk om enkel de tweedehands voertuigen ingevoerd uit een andere lidstaat vrij te stellen van het Europees certificaat, zonder discriminatie van de nationale tweedehands voertuigen. 2. De wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de Voertuigen maakt het mogelijk volledig tegemoet te komen aan het standpunt van de Commissie.Immers zal ieder voertuig gebouwd of geassembleerd in België of ingevoerd, intracommunautair verworven of intracommunautair overgebracht op het Belgisch grondgebied, in de Kruispuntbank van de Voertuigen moeten worden geregistreerd. De registratie in de Kruispuntbank zal gepaard gaan met de opgave van de gegevens vermeld in het certificaat van overeenstemming van het voertuig.

Op de datum van zijn inwerkingtreding, zullen de bepalingen van het hogervermelde koninklijk besluit van 15 maart 1968 betreffende de eis van het certificaat van overeenstemming aldus het onderwerp uitmaken van een herziening.

Om de Kruispuntbank zo spoedig mogelijk operationeel te maken met inbegrip van het bestaande wagenpark, is het noodzakelijk om de gegevens vermeld in de certificaten van overeenstemming aan boord van de reeds in het verkeer gebrachte voertuigen, in te zamelen.

Bij de technische keuringen van in het verkeer gebrachte voertuigen zoals voorzien door artikel 23 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, worden de instellingen erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen, belast met met de identificatie van voertuigen.

Bij deze identificatie zullen de gegevens vermeld op het certificaat van overeenstemming worden geregistreerd, tenzij dit reeds is gebeurd. b) Keuring vóór de inschrijving op naam van een andere titularis 3.Volgens artikel 23sexies, paragraaf 1, 3° van bovenvermeld koninklijk besluit van 15 maart 1968 is een niet-periodieke keuring verplicht vóór de inschrijving op naam van een andere titularis, voor de voertuigen van de categorieën M1 en N1, ongeacht of ze eerder in België of in het buitenland waren ingeschreven.

Deze « tweedehandskeuring » bestaat uit (artikel 23sexies, paragraaf 4) : a) een volledige keuring die minstens de keuring van de onderdelen vermeld in bijlage 15 van dit koninklijk besluit (artikel 23bis, paragraaf 4) omvat, verricht door de erkende instellingen voor autokeuring;b) een bijkomende keuring volgens bijlage 22 van hetzelfde koninklijk besluit;deze keuring is echter niet vereist indien een rapport van een erkend diagnosecentrum wordt voorgelegd dat niet ouder is dan twee maanden en dat ten minste betrekking heeft op de in bijlage 22 vermelde punten. Momenteel is er nog geen enkel erkend diagnosecentrum. 4. In het belang van de consumentenbescherming, de verkeersveiligheid en de vereenvoudiging van deze « tweedehandskeuring », heeft het huidige ontwerp tot doel om deze keuring in twee punten/tijden af te schaffen. De te controleren punten zullen enkel betrekking hebben op deze geviseerd door een nieuwe bijlage 41; zij zullen noodzakelijkerwijs allemaal terzelfder tijd moeten worden gecontroleerd.

Bijlage 15 wordt daarom enkel nog voor de periodieke keuring gebruikt en bijlage 22 wordt eenvoudigweg afgeschaft. 5. Doel van de keuring is te verifiëren of het motorvoertuig in kwestie op het ogenblik van de inschrijving werkelijk in goede staat van onderhoud verkeert. Het feit dat een motorvoertuig sinds de laatste keuring misschien op de openbare weg is gebruikt, kan echter een rechtvaardiging zijn voor een keuring vóór de inschrijving op naam van een andere titularis.

Wanneer het voertuig zopas met succes een periodieke keuring heeft doorstaan en sedert die laatste keuring weinig werd gebruikt, mag echter redelijkerwijze worden verondersteld dat, in geval van verkoop van dit voertuig, dit voertuig behoudens uitzonderlijke omstandigheden (ongeval, enz.) nog in goede staat van onderhoud verkeert en dat het bijgevolg a priori niet nodig is, vóór de inschrijving op naam van een andere titularis, alle punten in de nieuwe bijlage 41 opnieuw te keuren. 6. Dit ontwerp strekt er dus toe de niet-periodieke keuring vóór de inschrijving op naam van een andere titularis te beperken tot een visuele keuring van de technische staat van het voertuig, wanneer het voertuig minder dan twee maanden vóór de niet-periodieke keuring met succes een volledige periodieke keuring heeft ondergaan. Deze visuele keuring heeft tot doel na te gaan of het voertuig sinds de afgifte van het laatste keuringsbewijs geen schade heeft geleden.

Bij deze visuele keuring moet de controleur niet alleen naar de punten kijken, maar ook, indien nodig, de punten bedienen, het geluid beoordelen of andere geschikte controlemethoden toepassen zonder apparatuur te gebruiken.

Omwille van de verkeersveiligheid en de bescherming van het leven van personen, zal het remsysteem van het voertuig wel altijd worden gekeurd, met behulp van geschikte technische apparatuur (remmentestbank, enz.). Immers laat een eenvoudige visuele keuring niet toe, na te gaan of de remmen op twee maanden geen schade hebben opgelopen. (b.v. : kromgetrokken remmen tengevolge een te plots remmen of beschadigd wegdek (kuilen, enz.), te meer daar het remsysteem niet altijd zichtbaar of gemakkelijk toegankelijk is (b.v. : wieldeksels niet-verwijderbaar).

Aangezien het niet meer om een volledige keuring gaat, geeft de visuele keuring geen aanleiding tot een nieuw keuringsbewijs, maar tot een document met als opschrift « Visuele keuring van het voertuig ».

Dit document moet altijd het laatste keuringsbewijs vergezellen. 7. Dit ontwerp voorziet ook in een wijziging van de periodiciteit waarmee personenvoertuigen (categorie M1) aan de keuring zijn onderworpen, wanneer het voertuig op naam van een andere titularis wordt ingeschreven. Overeenkomstig artikel 23ter, paragraaf 2, 1°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 2006 tot wijziging van voornoemd koninklijk besluit van 15 maart 1968, worden deze voertuigen niet jaarlijks (overeenkomstig artikel 23ter, paragraaf 1), maar slechts tweejaarlijks gekeurd, wanneer ze voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden : - tijdig voor keuring worden voorgereden; - afgifte van een groen keuringsbewijs; - kilometerstand niet boven 100 000 kilometer; - en niet ouder dan 6 jaar.

Wanneer het voertuig aan die voorwaarden voldoet, valt het momenteel onder de bepalingen van artikel 23ter, paragraaf 2, ook al is het verkocht en ingeschreven op naam van een andere titularis.

Alleen als het na afloop van de niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3° afgeleverde keuringsbewijs rood is, is artikel 23ter, paragraaf 2, niet langer van toepassing en is het voertuig, vanaf de volgende periodieke keuring en tot aan de eerst daaropvolgende periodieke keuring, opnieuw onderworpen aan de bepalingen van artikel 23ter, paragraaf 1.

De nieuwe eigenaar van het voertuig geniet het voordeel van de tweejaarlijkse keuring dus onmiddellijk, ook al is dat voordeel enkel aan de vorige eigenaar toe te schrijven (goed onderhoud, goede rijtechniek, beperkt gebruik van het voertuig, enz.).

De niet-periodieke keuring vóór de inschrijving op naam van een andere titularis wijzigt de periodiciteit van de periodieke keuring overigens niet. Anders gezegd : ook al is het voertuig misschien heel onlangs aan een volledige niet-periodieke keuring onderworpen (nieuwe bijlage 41), de punten in bijlage 15 moeten opnieuw worden gekeurd in het kader van de periodieke keuring.

Het ontwerp van besluit heeft tot doel dat, wanneer een voertuig met succes een niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3°, heeft ondergaan, de volgende periodieke keuring één jaar nadien plaatsvindt en daarna jaarlijks of tweejaarlijks als het voertuig voldoet aan de voorwaarden van artikel 23ter, paragraaf 2, 1°.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel wijzigt artikel 23, paragraaf 2, punt A, van voornoemd koninklijk besluit van 15 maart 1968, zodat er kan worden afgeweken van het beginsel volgens hetwelk de keuringen altijd minstens de keuring van de in bijlage 15 vermelde punten omvatten.

Dit artikel bepaalt ook dat, wanneer het voertuig moet voorzien zijn van het document « Visuele keuring van het voertuig », dit document moet worden voorgelegd bij de keuringen (wijziging van artikel 23, paragraaf 7).

Artikel 2 Dit artikel wijzigt artikel 23bis, paragraaf 4, om keuringen mogelijk te maken die betrekking hebben op andere controlepunten dan deze geviseerd door bijlage 15.

Het tweede lid van de huidige paragraaf 4 van artikel 23bis wordt het tweede lid van paragraaf 5, zodat bij alle keuringen (visuele keuring inbegrepen), behalve echter die zonder aanbieding van het voertuig, de staat van onderhoud van het voertuig zal worden nagegaan, en vooral of het in overeenstemming is met de reglementering.

Artikel 3 Deze bepaling wijzigt de periodiciteit van de keuring, na een niet-periodieke keuring vóór inschrijving van een personenvoertuig op naam van een andere titularis.

De volgende situaties kunnen zich voordoen : 1°ofwel beschikt het voertuig over een document « Visuele keuring » van het voertuig. In dit geval : a) indien het voertuig op het ogenblik van de laatste periodieke keuring 4 jaar oud is, moet het voertuig uiterlijk één jaar na deze laatste (volledige) periodieke keuring worden aangeboden voor de volgende periodieke keuring, en daarna jaarlijks of tweejaarlijks (nieuw artikel 23ter, paragraaf 2, 1°quater );b) indien het voertuig op het ogenblik van de laatste periodieke keuring nog geen 4 jaar oud is, gelden de periodiciteiten van artikel 23ter, paragraaf 1.2° ofwel is het voertuig bij de niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3°, onderworpen aan een keuring volgens bijlage 41 en heeft het een groen keuringsbewijs gekregen.In dit geval : a) indien het voertuig op het ogenblik van die (volledige) niet-periodieke keuring 4 jaar oud is, moet het voor de volgende periodieke keuring worden aangeboden uiterlijk één jaar later, en daarna jaarlijks of tweejaarlijks (nieuw artikel 23ter, paragraaf 2, 1°quinquies );b) indien het voertuig op het ogenblik van die niet-periodieke keuring nog geen 4 jaar oud is, gelden de periodiciteiten van artikel 23ter, paragraaf 1. Artikel 4 4.1. Artikel 23sexies, paragraaf 4, betreffende de niet-periodieke keuring van de voertuigen van de categorieën M1 of N1 vóór de inschrijving op naam van een andere titularis is voortaan opgesplitst in vier punten : - punt 1° neemt het huidige eerste lid over; - punt 2° betreft de keuring volgens bijlage 41; - punt 3° voert de visuele keuring van de technische staat van het voertuig in; - punt 4° betreft de geldigverklaring van de inschrijvingsaanvraag. 4.2. Deze bepaling voorziet dus, in artikel 23sexies, paragraaf 4, 3°, in de invoering van een niet periodieke technische keuring beperkt tot een visuele keuring van de technische staat van het voertuig en een keuring van het remsysteem, wanneer het voertuig voldoet aan een aantal (cumulatieve) voorwaarden, namelijk : - minder dan twee maanden vóór de niet-periodieke keuring onderworpen zijn geweest aan een volledige periodieke keuring; - aanleiding hebben gegeven tot een groen keuringsbewijs of, als het een eerder in een andere lidstaat ingeschreven voertuig betreft, een gelijkwaardig document.

Als bij deze visuele keuring of bij de keuring van het remsysteem enig technisch gebrek of enige tekortkoming ten opzichte van de reglementaire bepalingen wordt vastgesteld, wordt het voertuig onmiddellijk onderworpen aan de volledige keuring volgens bijlage 41.

Ook al maken de vastgestelde gebreken het voertuig niet noodzakelijk gevaarlijk, ze kunnen immers duiden op een ernstiger probleem dat gelet op de verkeersveiligheid en de consumentenbescherming moet worden verholpen.

Als bij deze visuele keuring geen technische gebreken of tekortkomingen ten opzichte van de reglementaire bepalingen worden vastgesteld, wordt een document met als opschrift « Visuele keuring van het voertuig » afgeleverd.

Daarop staan dezelfde gegevens als op het keuringsbewijs, uitgezonderd de vervaldatum van het keuringsbewijs, aangezien die wordt gewijzigd ingevolge het nieuwe artikel 23ter, paragraaf 2, 1°quater (zie hiervoor, artikel 3 van het ontwerp).

Het document « Visuele keuring van het voertuig » moet echter steeds de voorziene uiterste datum voor de volgende periodieke keuring vermelden.

Dit document moet altijd het bij de laatste periodieke keuring afgeleverd keuringsbewijs vergezellen, dat alle geldigheid verliest zonder dit document. 4.3. De inschrijvingsaanvraag wordt geldig verklaard indien na afloop van de niet-periodieke keuring ofwel een groen keuringsbewijs, ofwel een document « Visuele keuring van het voertuig » wordt afgeleverd.

Artikel 5 Dit artikel wijzigt artikel 23novies, aangezien de visuele keuring volgens artikel 23sexies, paragraaf 4, 3°, geen aanleiding geeft tot de afgifte van een keuringsbewijs, maar tot de afgifte van een document « Visuele keuring van het voertuig ».

Artikel 6 Dit artikel schrapt paragraaf 7, lid 2, van artikel 23decies betreffende de periodiciteit van de keuring, wanneer het bij de niet-periodieke keuring vóór de inschrijving op naam van een andere titularis afgeleverde keuringsbewijs rood was.

Een dergelijke bepaling is niet langer gerechtvaardigd na de invoeging van punt 1°quater en punt 1°quinquies in artikel 23ter, paragraaf 2.

Artikel 7 Deze bepaling wijzigt artikel 23undecies betreffende de geldende tarieven voor de keuring, als gevolg van de invoering van de keuring volgens bijlage 41 en van de visuele keuring. Eveneens wordt een enige vergoeding voorzien om de kosten te dekken die voortvloeien uit de registratie van de gegevens van het certificaat van overeenstemming bij de identificatie van het voertuig.

Artikel 8 Dit artikel wijzigt artikel 24, dat het verkeer van voertuigen zonder de vereiste documenten, en met name het document met als opschrift « Visuele keuring van het voertuig », verbiedt.

Artikel 9 Deze bepaling betreft de toevoeging van de bijlage 41 met de te controleren punten bij de niet-periodieke keuring vóór de inschrijving op naam van een andere titularis (behalve in het geval van visuele keuring).

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

ADVIES 48.808/4 VAN 3 NOVEMBER 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 7 oktober 2010 door de Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen Voorafgaande vormvereisten Overeenkomstig artikel 6, § 4, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen moeten de gewestregeringen betrokken worden bij het uitwerken van het voorliggende ontwerp.

In het dossier dat bij de adviesaanvraag gevoegd is, komen echter alleen kopieën voor van de brieven die aan de onderscheiden gewestregeringen zijn toegezonden en die, net als de adviesaanvraag, als datum 6 oktober 2010 dragen.

De steller van het ontwerp moet er dus voor zorgen dat dit voorafgaande vormvereiste volledig vervuld wordt.

Reikwijdte van het ontwerp en overeenstemming met de hogere rechtsregels In het schrijven dat op 6 oktober 2010 aan de gewestregeringen gericht is teneinde ze bij het uitwerken van het ontwerp te betrekken, wordt het volgende aangegeven : Dit ontwerp heeft tot doel om het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, te wijzigen ingevolge een met redenen omkleed advies met referte 2007/4933 C(2009) 7243, dat de Europese Commissie op 8 oktober 2009 heeft gericht tot het Koninkrijk België krachtens artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wegens niet-nakoming van de verplichtingen opgelegd door Richtlijn 1999/37/EG van de raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen en de artikelen 34-36 van het VWEU en dit wegens : - de eis om, naast het inschrijvingsbewijs, ook het goedkeuringscertificaat voor te leggen bij de technische keuring voorafgaandelijk aan de inschrijving van een voertuig dat voordien was ingeschreven in een andere lidstaat (artikelen 23, § 1 en 23bis, § 1 van voormeld koninklijk besluit van 15 maart 1968); - het onderwerpen van voertuigen, die voorafgaandelijk waren ingeschreven in een andere lidstaat, aan een technische keuring voor inschrijving en daarbij geen rekening te houden met de resultaten van de technische keuring uitgevoerd in een andere lidstaat (artikel 23sexies, § 1, 3° van voormeld koninklijk besluit van 15 maart 1968).

Teneinde op het eerste van deze beide grieven te antwoorden, wordt in het voorliggende ontwerp voorzien in vrijstelling van de verplichting om het Europees certificaat van overeenstemming over te leggen ten behoeve van alleen voertuigen ingevoerd uit een andere EU-lidstaat, met een Europese typegoedkeuring en voorafgaandelijk ingeschreven in een andere EU-lidstaat onder dekking van een inschrijvingsbewijs dat in overeenstemming is met Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (1).

Aldus wordt een verschillende behandeling in het leven geroepen tussen tweedehandsvoertuigen die uit een andere lidstaat komen, waarvoor, als ze aan de voornoemde voorwaarden voldoen, geen Europees certificaat van overeenstemming vereist is en die bijgevolg niet gecontroleerd worden op basis van de gegevens die daarin vervat zijn, en de tweedehandsvoertuigen uit eigen land, waarvoor dat certificaat nog altijd vereist zal zijn en die nog altijd gecontroleerd kunnen worden op basis van de gegevens die daarin vervat zijn.

De argumenten waarmee zo een verschillende behandeling in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gerechtvaardigd zou kunnen worden, zouden lijken op de argumenten die aangevoerd zijn in antwoord op de ingebrekestelling die de Europese Commissie op 1 december 2008 verzonden heeft, welke argumenten ze nu al verworpen heeft in haar voornoemde met redenen omkleed advies 2007/4933 C(2009) 7243.

Bovendien dient te worden onderstreept dat de argumenten die België aangevoerd heeft in het kader van die inbreukprocedure volledig ondervangen zijn door de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen, waarvan artikel 5, eerste lid, onderdeel 19°, bepaalt dat de Kruispuntbank van de voertuigen inzonderheid tot doel heeft « de technische keuring van voertuigen mogelijk te maken » en waarvan artikel 7, tweede lid, onderdeel 2°, vermeldt dat de registratie van een voertuig in de Kruispuntbank inzonderheid gepaard gaat met de opgave van de gegevens vermeld in het gelijkvormigheidsattest of in het certificaat van overeenstemming van het voertuig.

Tenzij de steller van het ontwerp andere argumenten kan aanvoeren dan die welke hij uiteengezet heeft in zijn antwoord op de voormelde ingebrekestelling om zo een omgekeerde discriminatie te rechtvaardigen, dient hij : - ofwel, als hij ervan uitgaat dat de overlegging van het Europees certificaat van overeenstemming (2) noodzakelijk is, die eis te behouden - als tijdelijke of overgangsmaatregel en in afwachting van de daadwerkelijke oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen - voor alle voertuigen die in België ingeschreven worden en in voorkomend geval dat standpunt te verdedigen voor het Hof van Justitie; - ofwel, als hij zich aansluit bij het advies van de Europese Commissie, die eis te schrappen voor alle voertuigen die in België ingeschreven worden zonder de tweedehandsvoertuigen « uit eigen land » nog te discrimineren.

Hoe dan ook dient er onverwijld voor te worden gezorgd dat de Kruispuntbank van de voertuigen, ingesteld bij de voornoemde wet van 19 mei 2010 (3), opgericht wordt.

Onder voorbehoud van deze algemene opmerking worden de volgende bijzondere opmerkingen gemaakt.

Bijzondere opmerkingen Aanhef De rechtsgrond van het voorliggende ontwerp is te vinden in artikel 1 van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

De aanhef behoort dan ook geen verwijzing te bevatten naar Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen, noch naar Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (4).

Het eerste en het tweede lid van de aanhef dienen dan ook te vervallen.

Diezelfde richtlijnen dienen daarentegen te worden vermeld in de vorm van overwegingen.

Dispositief Artikel 1 In artikel 1 van het ontwerp dient het woord « volledig » te vervallen. Het is immers voldoende te bepalen dat het inschrijvingsbewijs in overeenstemming moet zijn met de voormelde Richtlijn 1999/37/EG. Deze opmerking geldt voor het gehele ontwerp.

Bijlage 1 1. De afdeling Wetgeving van de Raad van State ziet niet in waarom er discrepanties bestaan tussen punt 1.2.2 van bijlage 15 bij het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968 en punt 2.2.2 van bijlage 1 bij het ontwerp (ontworpen bijlage 41 bij het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968).

In dit verband wordt verwezen naar de opmerking opgetekend in de notulen nr. 2010-04 van 12 juli 2010 van de Raadgevende Commissie Administratie-Nijverheid. 2. In de Franse tekst van punt 9.2.2, b), 3, van bijlage 1 bij het ontwerp, schrijve men « rayonnement infrarouge » in plaats van « rayonnage infrarouge ».

Slotopmerking In de inleidende zin van de wijzigingsbepalingen die het ontwerp bevat, moet melding worden gemaakt van de wijzigingen die reeds aangebracht zijn in de bepaling die bij het ontwerp gewijzigd wordt.

Bij die vermelding moeten de volgende gewoontes in acht worden genomen : - er behoort alleen melding te worden gemaakt van de wijzigingsteksten waarbij de bepaling in kwestie gewijzigd is; - er behoort alleen melding te worden gemaakt van de wijzigingsteksten die nog geldig zijn; - er behoort een onderscheid te worden gemaakt naargelang de bepaling in kwestie bij die wijzigingsteksten ingevoegd, vervangen of gewijzigd is.

Het gehele ontwerp dient op dit punt te worden nagekeken. Bij wijze van voorbeeld kan in verband met artikel 2 van het ontwerp (5) worden opgemerkt dat : - artikel 23, § 2, van het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1968 vervangen is bij het koninklijk besluit van 17 maart 2003 (de vervanging - en niet de invoeging - ervan bij het koninklijk besluit van 15 december 1998 is niet meer geldig sedert die latere vervanging); - artikel 23, § 7, van hetzelfde besluit vervangen is bij het koninklijk besluit van 15 december 1998. (1) Artikel 3 van het voorliggende ontwerp, waarbij artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 15 maart 1968 gewijzigd wordt.(2) Dat certificaat van overeenstemming bevat veel meer technische inlichtingen dan het inschrijvingsbewijs.(3) Artikel 108 van de Grondwet luidt als volgt : « De Koning maakt de verordeningen en neemt de besluiten die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn, zonder ooit de wetten zelf te mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering te mogen verlenen.» (4) In intern recht kan een richtlijn geen rechtsgrond opleveren voor een koninklijk besluit.(5) Welk artikel niet in paragrafen opgedeeld behoort te worden : de opdeling van een artikel in genummerde paragrafen is immers alleen gerechtvaardigd als op zijn minst een van die paragrafen meer dan een lid omvat. De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Liénardy, kamervoorzitter;

J. Jaumotte en L. Detroux, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer Y. Chauffoureaux, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, P. Liénardy.

1 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990, 5 april 1995, 4 augustus 1996, 27 november 1996 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;

Overwegende Richtlijn 2009/40/CE van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens;

Gelet op het advies van de raadgevende commissie « Administratie - Nijverheid », gegeven op 12 juli 2010;

Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies nr. 48.808/04 van de Raad van State, gegeven op 3 november 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 23 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 maart 2003, wordt het punt A vervangen als volgt : « A.Behoudens andersluidende bepalingen omvatten de keuringen de keuringen beschreven in bijlage 15 en de bijkomende keuringen waarin voorzien wordt in bijzondere reglementaire bepalingen. »; 2° In paragraaf 7, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, wordt een punt 4° toegevoegd, luidende : « 4° het document met als opschrift « Visuele keuring van het voertuig.»

Art. 2.In artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° Paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.Behoudens andersluidende bepalingen omvatten de technische keuringen minstens de keuring van de onderdelen vermeld in bijlage 15 . »; 2° Paragraaf 5 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Hierbij wordt tevens nagegaan of het gekeurde voertuig behoorlijk onderhouden en in overeenstemming is met de reglementering die erop van toepassing is.»

Art. 3.In artikel 23ter, paragraaf 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 2003, 26 april 2006 en 20 mei 2009, worden de volgende punten 1°quater en 1°quinquies toegevoegd : « 1°quater. één jaar na de laatste periodieke keuring, wat betreft de voertuigen vermeld in paragraaf 1, 1°, die op de datum van deze laatste periodieke keuring vier jaar oud waren, en die onderworpen zijn aan de niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3°, en waarvoor een document met als opschrift « Visuele keuring van het voertuig » overeenkomstig artikel 23sexies, paragraaf 4, 3°, is afgeleverd, en daarna jaarlijks of tweejaarlijks, voor zover deze voertuigen voldoen aan de in punt 1° vermelde voorwaarden; 1°quinquies. één jaar na de niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3°, wat betreft de voertuigen vermeld in paragraaf 1, 1°, die op de datum van deze niet-periodieke keuring vier jaar oud waren en waarvoor een keuringsbewijs overeenkomstig artikel 23decies, paragraaf 1, is afgeleverd na afloop van deze niet-periodieke keuring, en daarna jaarlijks of tweejaarlijks, voor zover deze voertuigen voldoen aan de in punt 1° vermelde voorwaarden. »

Art. 4.Artikel 23sexies, paragraaf 4, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998 en gewijzigd bij het koninklijke besluit van 10 november 2006, wordt vervangen als volgt : « § 4. 1° Voor de niet-periodieke keuring vermeld in paragraaf 1, 3°, moet het voertuig worden aangeboden met het voor dit voertuig laatst afgeleverd inschrijvingsbewijs en met ofwel de overeenkomstige nummerplaat, ofwel een handelaarsplaat en het bijhorende inschrijvingsbewijs. 2° In afwijking van artikel 23bis, paragraaf 4, betreft de niet-periodieke keuring vermeld in paragraaf 1, 3°, uitsluitend de in bijlage 41 bedoelde punten. Voor wat betreft de diagnosepunten wordt het resultaat van deze keuring gedetailleerd beschreven in een tweedehandsrapport dat samen met het keuringsbewijs wordt afgeleverd. 3° In afwijking van punt 2 en artikel 23bis, paragraaf 4, beperkt de niet-periodieke keuring vermeld in paragraaf 1, 3°, zich tot een visuele keuring van de technische staat van het voertuig en een keuring (met geschikte apparatuur) van het remsysteem, indien het voertuig beschikt over een keuringsbewijs overeenkomstig artikel 23decies, paragraaf 1, afgeleverd minder dan twee maanden te rekenen vanaf het ogenblik waarop het voertuig voor deze niet-periodieke keuring wordt aangeboden of, voor een in België ingevoerd voertuig dat eerder in een andere lidstaat van de Europese Unie was ingeschreven, over een keuringsbewijs afgeleverd door de bevoegde overheden van die lidstaat dat bewijst dat, minder dan twee maanden vóór de niet-periodieke keuring bedoeld in paragraaf 1, 3°, het voertuig met succes een keuring heeft ondergaan waarbij minstens de bepalingen van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens in acht zijn genomen. Wanneer na afloop van deze visuele keuring en van de keuring van het remsysteem wordt vastgesteld dat het voertuig noch technische gebreken, noch tekortkomingen ten opzichte van de reglementaire bepalingen vertoont, wordt een document met als titel « Visuele keuring van het voertuig » afgeleverd. Voor wat betreft de diagnosepunten wordt het resultaat van deze keuring gedetailleerd beschreven in een tweedehandsrapport dat samen met « Visuele keuring van het voertuig » wordt afgeleverd.

Indien na afloop van deze visuele keuring het voertuig daarentegen technische gebreken of tekortkomingen ten opzichte van de reglementaire bepalingen vertoont, wordt het voertuig onmiddellijk opnieuw onderworpen aan de keuring volgens bijlage 41.

Het document « Visuele keuring van het voertuig » bedoeld in het tweede lid vermeldt de gegevens opgenomen in artikel 23novies, paragraaf 3, tweede lid, punten 1° tot 9°, uitgezonderd de vervaldatum van het keuringsbewijs.

Naast de in het vorige lid opgenomen gegevens vermeldt het document met als opschrift « Visuele keuring van het voertuig » ook de voorziene datum voor de volgende periodieke keuring als bepaald in artikel 23ter.

Het document met als opschrift « Visuele keuring van het voertuig » moet altijd het in het eerste lid bedoelde keuringsbewijs, waarop het keuringsstation dat de visuele keuring van de technische staat van het voertuig heeft uitgevoerd, de onuitwisbare vermelding « NIET GELDIG ZONDER HET DOCUMENT « VISUELE KEURING VAN HET VOERTUIG ». HET VOERTUIG MOET VOOR EEN PERIODIEKE KEURING VOORGEREDEN WORDEN : ZIE DATUM OP DOCUMENT « VISUELE KEURING VAN HET VOERTUIG » » aanbrengt, vergezellen. 4° De inschrijvingsaanvraag wordt geldig verklaard op voorwaarde dat na afloop van de vereiste keuringen op basis van punt 2° of 3°, al naargelang de uitgevoerde keuring, ofwel een keuringsbewijs overeenkomstig artikel 23decies, paragraaf 1, ofwel een document « Visuele keuring van het voertuig » overeenkomstig punt 3° wordt afgeleverd.

Art. 5.In artikel 23novies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 april 2006, worden de woorden « en/of een document « Visuele keuring van het voertuig » » toegevoegd na de woorden « een tweedehandsrapport »;2° In paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden «, behalve in geval van visuele keuring van het voertuig die leidt tot de uitreiking van het document « Visuele keuring van het voertuig » » toegevoegd na de woorden « volledige of gedeeltelijke keuring ».

Art. 6.In artikel 23decies, paragraaf 7, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 2006, wordt het tweede lid geschrapt.

Art. 7.In artikel 23undecies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, wordt punt 26°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 2006, vervangen als volgt : « 26° niet-periodieke keuring volgens bijlage 41 : 50 EUR. 27° niet-periodieke keuring beperkt tot een visuele keuring met de keuring van het remsysteem) : 35 EUR 28° registratie van de gegevens vermeld in het gelijkvormigheidsattest of in het certificaat van overeenstemming van het voertuig : 2 EUR.»

Art. 8.In artikel 24 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « en een document « Visuele keuring van het voertuig » » toegevoegd na de woorden « of technische fiche »;2° In paragraaf 2, worden de woorden « en een document « Visuele keuring van het voertuig » » toegevoegd na de woorden « en het keuringsbewijs ».

Art. 9.§ 1. Aansluitend op de bijlagen van hetzelfde koninklijk besluit wordt de bijlage 41 toegevoegd, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Bijlage 22 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking zestig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 11.De Minister bevoegd voor het Wegverkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 juni 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

Bijlage van het koninklijk besluit van 1 juni 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen Bijlage 41 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen Niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3° 1. Identificatie van het voertuig 1.1. Kentekenplaat. 1.2. Chassisnummer. 2. Reminstallaties. De controle van de reminstallaties voor het voertuig heeft betrekking op de volgende punten.

De tijdens de controle verkregen waarden moeten, voor zover dat mogelijk is, voldoen aan de technische normen van Richtlijn 71/320/EEG. 2.1. Mechanische toestand en werking : 2.1.1. draaipunten van het voetrempedaal : - zit te strak; - heeft versleten lagering; - vertoont te veel slijtage/speling. 2.1.2. staat en slag van het bedieningspedaal : - de vrije slag is te groot of te klein; - de remschakeling komt moeilijk terug in de rustpositie; - het anti-sliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden. 2.1.3. vacuumpomp of compressor en reservoirs : - de voor het efficiënt functioneren van de remmen benodigde lucht- en/of vacuumdruk komt te traag tot stand; - er is te weinig lucht- en/of vacuumdruk voor het ten minste tweemaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal heeft gewerkt (of een meetinstrument gevaar signaleert); - er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken. 2.1.4. lage-drukverklikker of -manometer : - de lage-drukindicator/manometer werkt slecht of is defect; 2.1.5. handremventiel : - vertoont barsten of beschadiging, te grote slijtage; - de regelklep werkt slecht; - de bedieningsschakelaar is niet goed op de klepstang bevestigd of het afsluiterhuis zit los; - de koppelingen zitten los of het systeem lekt; - functioneert niet behoorlijk. 2.1.6. parkeerrem, bedieningshendel, parkeerremvergrendeling : - de vergrendeling blijft niet goed vastzitten; - de scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertonen te veel slijtage; - te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op een verkeerde afstelling; 2.1.7. remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen, enz.) : - er is beschadiging, te grote luchtlekkage; - het olieverlies uit de compressor is te groot; - zitten los/zijn slecht gemonteerd; - er is verlies van remvloeistof. 2.1.8. koppelingskoppen voor remmen voor aanhangwagens : - afsluitkranen of zelfsluitende kleppen defect; - zitten los/zijn slecht gemonteerd; - lekken. 2.1.9. energie- of drukreservoir : - is beschadigd, gecorrodeerd, lekt; - het ontwateringsventiel werkt niet; - zit los/is slecht gemonteerd. 2.1.10. rembekrachtiging, hoofdcilinder (hydraulische systemen) : - de rembekrachtiging is defect of ineffectief; - de hoofdcilinder is defect of lekt; - de hoofdcilinder zit los; - er is te weinig remvloeistof; - de kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt; - het controlelampje voor de remvloeistof licht op of is defect; - het waarschuwingssignaal met betrekking tot de remvloeistof werkt slecht. 2.1.11. niet-flexibele remleidingen : - er is gevaar voor defecten of breuken; - er zijn lekken in leidingen of koppelingen; - er is beschadiging of te veel corrosie; - de leidingen zijn verkeerd gemonteerd. 2.1.12. remslangen : - er is gevaar voor defecten of scheuren; - de remslangen zijn beschadigd, doorgeschuurd, te kort, getordeerd; - de slangen of koppelingen vertonen lekken; - de slangen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen; - de slangen vertonen porositeit. 2.1.13. remvoeringen/remblokken : - vertonen te veel slijtage; - zijn vervuild (olie, vet, enz.). 2.1.14. remtrommels, remschijven : - vertonen te veel slijtage, kerven, scheuren, zitten los of zijn gebroken; - zijn vuil (olie, vet, enz.); - de ankerplaat zit los. 2.1.15. remkabels, stangen, hendels, overbrenging : - de kabels zijn beschadigd, geknikt; - er is te veel slijtage of corrosie; - de bevestiging van de kabels of stangen zijn niet geborgd; - de kabelgeleiding is defect; - De werking van het remsysteem wordt belemmerd; - Abnormale beweeglijkheid van de hendel/stangen/overbrenging wijst op slechte afstelling of te veel slijtage. 2.1.16. Remcilinders (veerremcilinders en hydraulische remcilinders inbegrepen) : - Vertonen barsten of beschadiging; - Lekken; - Zitten los/zijn niet goed gemonteerd; - Vertonen te veel corrosie; - De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te groot; - De stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging 2.1.17. Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar : - de overbrenging is defect; - is niet juist afgesteld; - is geblokkeerd, werkt niet; - ontbreekt. 2.1.18. zelfafstellende remhefbomen (indien aanwezig) : - zijn geblokkeerd of vertonen abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling; - zijn defect. 2.1.19. retarder (indien gemonteerd of voorgeschreven) : - de koppelstukken of bevestigingen zijn slecht; - is defect. 2.2. Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem : 2.2.1. remkracht (geleidelijk tot maximum opgevoerde kracht) : - onvoldoende remkracht op één of meerdere wielen; - de remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 75 % van de hoogste geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as.

In het geval van een remtest op de weg wijkt het voertuig te veel af van de rechte weg; - de remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering); - abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen; - de remkracht vertoont te grote schommelingen doordat de remschijven vervormd of de remtrommels ovaal zijn. 2.2.2. bedrijfszekerheid : - een rempercentage dat bij de maximaal toegestane massa minder bedraagt dan : 50 % voor voertuigen van categorie M1 en 45 % voor voertuigen van categorie N1 (of 50 % voor voertuigen ingeschreven na 1988 of als het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring begint met het cijfers 88 of meer). 2.3. Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem) : 2.3.1. remkracht : - rem werkt aan één kant niet; - de remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 75 % van de hoogste geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as; - de remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering); - het automatisch remsysteem voor de aanhanger werkt niet. 2.3.2. bedrijfszekerheid : een rempercentage kleiner dan 50 % van de in punt 2.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen. 2.4. Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem : 2.4.1. remkracht : - de rem werkt aan één kant niet; 2.4.2. bedrijfszekerheid : een rempercentage kleiner dan 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, kleiner dan 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde. 2.5. Remkracht van de retarder of motorrem : - niet regelbaar (retarder); - er is een defect. 2.6. Anti-blokkeersysteem : - het waarschuwingssignaal van het anti-blokkeersysteem is defect; - het systeem is defect. 3. Stuurinrichting en stuurwiel. 3.1. Mechanische toestand. 3.2. Speling in de stuurinrichting. 3.3. Bevestiging van de stuurinrichting. 3.4. Wiellagers. 4. Zicht. 4.1. Gezichtsveld. 4.2. Toestand van de ruiten. 4.3. Achteruitkijkspiegels (en inrichtingen voor indirect zicht). 4.4. Ruitewisser. 4.5. Ruitesproeier. 5. Lichten, reflecterende inrichtingen en elektrische installaties. 5.1. Groot licht en dimlicht : 5.1.1. toestand en werking; 5.1.2. richting; 5.1.3. schakelaars; 5.1.4. zichtbaarheid. 5.2. Breedtelichten, achterlichten en markeringslichten : 5.2.1. toestand en werking; 5.2.2. kleur en zichtbaarheid. 5.3. Stoplichten : 5.3.1. toestand en werking; 5.3.2. kleur en zichtbaarheid. 5.4. Richtingaanwijzers : 5.4.1. toestand en werking; 5.4.2. kleur en zichtbaarheid; 5.4.3. schakelaars; 5.4.4. knippersnelheid. 5.5. Mistlichten voor en achter : 5.5.1. plaatsing; 5.5.2. toestand en werking; 5.5.3. kleur en zichtbaarheid. 5.6. Achteruitrijlichten : 5.6.1. toestand en werking; 5.6.2. kleur en zichtbaarheid. 5.7. Achterkentekenplaatverlichting. 5.8. Retroflectoren : 5.8.1. toestand en kleur. 5.9. Verklikkersignalen. 5.10. Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger. 5.11. Elektrische bedrading. 6. Assen, wielen, banden, vering. 6.1. Assen. 6.2. Wielen en banden. 6.3. Vering (wielophanging). 7. Chassis en met het chassis verbonden delen. 7.1. Chassis of frame. 7.1.1. algemene toestand. 7.1.2. uitlaatpijpen en dempers. 7.1.3. tanks en brandstofleidingen. 7.1.4. bevestiging van het reservewiel. 7.1.5. veiligheid van de koppelingsinrichting (indien aanwezig). 7.2. Koetswerk. 7.2.1. toestand van de structuur; 7.2.2. portieren en sloten. 8. Diverse uitrustingen. 8.1. Bevestiging van de bestuurderszitplaats. 8.2. Bevestiging van de accu. 8.3. Claxon. 8.4. Gevarendriehoek. 8.5. Veiligheidsgordels : 8.5.1. veiligheid van de bevestigingen; 8.5.2. toestand van de gordels; 8.5.3. werking. 8.6. Snelheidsmeter. 8.7. Tachograaf - de aanwezigheid van de tachograaf nagaan; - de geldigheid van het installatieplaatje nagaan en in voorkomend geval van het verificatieplaatje; - in geval van twijfel, controleren of de gemiddelde bandenomtrek van de aangedreven wielen of hun afmeting, overeenstemt met de aangeduide gegevens op het installatieplaatje; - indien mogelijk nagaan of de verzegelingen van de tachograaf intact zijn. 9. Overlastfactoren. 9.1. Geluid. 9.2. Uitlaatemissies : 9.2.1. motorvoertuigen uitgerust met een motor met elektrische ontsteking (benzine) : a) de uitlaatemissies worden niet geregeld door middel van een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem zoals een gesloten driewegkatalysator met lambdasonde bvb.: 1. visuele inspectie van het uitlaatsysteem, teneinde na te gaan of er geen lekken zijn;2. visuele inspectie van het emissiebestrijdingssysteem, indien aanwezig, teneinde na te gaan of de noodzakelijke apparatuur aanwezig is. Na een redelijke termijn voor het conditioneren van de motor, rekening houdend met de aanbevelingen van de voertuigconstructeur, dient het koolmonoxyde (CO)-gehalte van de uitlaatgassen te worden gemeten bij stationair (onbelast) draaien van de motor.

Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen, mag niet groter zijn dan : - voor voertuigen die voor de eerste keer ingeschreven of in het verkeer gebracht zijn voor 1 oktober 1986 : CO : 4,5 vol. %; - voor voertuigen die vanaf 1 oktober 1986 voor de eerste keer ingeschreven of in het verkeer gebracht zijn : CO : 3,5 vol. %; b) de uitlaatemissies worden geregeld door middel van een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem zoals een gesloten driewegkatalysator met lambdasonde : 1.visuele inspectie van het uitlaatsysteem, teneinde na te gaan of er geen lekken zijn en of het systeem in al zijn onderdelen compleet is; 2. visuele inspectie van het emissiebestrijdingssysteem, teneinde te verifiëren dat de noodzakelijke apparatuur aanwezig is;3. vaststelling van de doeltreffendheid van het emissiebestrijdingssysteem door meting van de lambdawaarde en van het CO-gehalte van de uitlaatgassen overeenkomstig punt 4;4. Emissies ter hoogte van de uitlaatpijp - grenswaarden. - Meting bij stationair draaien : Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen is het door de voertuigconstructeur opgegeven gehalte. Indien dat gegeven niet beschikbaar is, bedraagt de grenswaarde van het CO-gehalte 0,5 vol. %.

Wat betreft voertuigen die een typegoedkeuring hebben gekregen overeenkomstig de grenswaarden in rij A of rij B van de tabel in rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of latere wijzigingen, mag het maximale CO-gehalte niet meer bedragen dan 0,3 vol. %. Wanneer overeenstemming met Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2002. - Meting bij opgevoerd toerental van ten minste 2 000 min-1, met onbelaste motor : Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen is het door de voertuigconstructeur opgegeven gehalte bij opgevoerd toerental met onbelaste motor. Indien dat gegeven niet beschikbaar is, bedraagt de grenswaarde van het CO-gehalte 0,3 vol. %. Wat betreft voertuigen die de typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met de grenswaarden in rij A of rij B van de tabel in Rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of latere wijzigingen, mag het maximale CO-gehalte niet meer bedragen dan 0,2 vol. %. Wanneer overeenstemming met Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2002.

De lucht/brandstofverhouding lambda bedraagt 1 + 0,03 of is in overeenstemming met de specificaties van de fabrikant. - Bij motorvoertuigen die overeenkomstig Richtlijn 98/69/EG met een diagnostisch boordsysteem (OBD-systeem) zijn uitgerust, mag de correcte werking van de emissie-uitrusting worden gecontroleerd door de relevante gegevens uit het OBD-systeem uit te lezen en gelijktijdig de correcte werking van het OBD-systeem te controleren, in plaats van beroep te doen op de test beschreven in het eerste lid van punt 4. 9.2.2. Voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking (diesel). a) De opaciteit van de uitlaatgassen wordt gemeten tijdens een vrije acceleratie (bij niet-belaste motor wordt het toerental opgevoerd van het stationair toerental tot het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt) met de versnellingspook in de vrije stand en ingedrukt koppelingspedaal.b) Conditionering van het voertuig : 1.voertuigen kunnen worden gecontroleerd zonder voorafgaande conditionering, maar om veiligheidsredenen wordt eerst nagegaan of de motor warm is en in een bevredigende mechanische staat verkeert; 2. behalve in het onder punt d) 5., bedoelde geval kan een voertuig niet worden afgekeurd tenzij het eerst volgens de onderstaande voorschriften is geconditioneerd; 3. de motor is volledig op temperatuur.Daaraan is voldaan indien de temperatuur van de motorolie, gemeten door middel van een in de opening voor de oliepeilstok ingebrachte voeler, ten minste 80 °C bedraagt, of de normale bedrijfstemperatuur wanneer deze lager is, dan wel wanneer de temperatuur van het motorblok, bepaald aan de hand van de hoeveelheid infraroodstraling, ten minste een vergelijkbare waarde bedraagt. Indien door de constructie van het voertuig deze meting in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, kan op een andere wijze worden nagegaan of de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, bijvoorbeeld door te wachten tot de koelingventilator aanslaat; 4. het uitlaatsysteem wordt doorgeblazen door middel van drie vrije acceleratiecycli of een daarmee vergelijkbare methode.c) Controleprocedure : 1.visuele inspectie van de desbetreffende delen van het uitlaatsysteem van het motorvoertuig om na te gaan of er geen lekken zijn; 2. de motor en de eventueel gemonteerde druklader draaien stationair voor het begin van elke vrije acceleratiecyclus;3. bij de aanvang van elke vrije acceleratiecyclus wordt het gaspedaal snel en geleidelijk, in minder dan één seconde, volledig ingedrukt, teneinde een maximale brandstoftoevoer door de injectiepomp te verkrijgen;4. alvorens tijdens de vrije acceleratiecyclus, het gaspedaal wordt losgelaten, bereikt de motor het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt of, voor voertuigen met een automatische transmissie, het door de fabrikant voorgeschreven toerental, dan wel, indien dat laatste niet gekend is, een toerental dat twee derden bedraagt van het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt.Dit wordt gecontroleerd door het toerental te meten of door voldoende tijd te laten verlopen tussen het indrukken en het loslaten van het gaspedaal, namelijk ten minste twee seconden. d) Grenswaarden.1) De opaciteit is niet groter dan deze die, overeenkomstig Richtlijn 72/306/EEG van de Raad, op de plaat is geregistreerd.2) Indien dat gegeven niet beschikbaar is, worden met betrekking tot de absorptiecoëfficiënt de volgende grenswaarden niet overschreden : - dieselmotoren met natuurlijke aanzuiging : 2,5 m-1; - dieselmotoren met drukvulling : 3,0 m-1; - een grenswaarde van 1,5 m-1 is van toepassing op de volgende voertuigen die een typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met de grenswaarden in : a) rij B van de tabel in rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG (licht bedrijfsvoertuig diesel - Euro 4); b) rij B1 van de tabellen in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG (zwaar bedrijfsvoertuig diesel - Euro 4); c) rij B2 van de tabellen in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG (zwaar bedrijfsvoertuig diesel - Euro 5); d) rij C van de tabellen in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG - (zwaar bedrijfsvoertuig - EEV), of de grenswaarden in latere wijzigingen van Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, of de grenswaarden in latere wijzigingen van Richtlijn 2005/55/EG, of equivalente waarden wanneer gebruik wordt gemaakt van apparatuur van een type dat afwijkt van dat welke bij de EG-typegoedkeuring is gebruikt.

Wanneer overeenstemming met rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, of in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG, niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2008. 3. Voertuigen voor het eerst in gebruik genomen vóór 1 januari 1980 hoeven aan deze voorwaarden niet te voldoen.4. Voertuigen worden alleen afgekeurd, indien het rekenkundig gemiddelde van ten minste de laatste drie vrije acceleratiecycli meer bedraagt dan de grenswaarde. Bij de berekening van het gemiddelde mogen sterk van het gemeten gemiddelde afwijkende meetwaarden buiten beschouwing gelaten worden of wordt gebruik gemaakt van het resultaat van een andere statistische berekeningswijze die rekening houdt met de spreiding van de meetwaarden. Het maximum aantal te doorlopen testcycli kan beperkt worden. 5. Om onnodige controles te vermijden kunnen, in afwijking van de bepalingen onder punt d), 4.voertuigen, waarbij aanzienlijk hogere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen (of vergelijkbare methode) zoals vermeld onder punt b), 3., afgekeurd worden. Om onnodige controles te vermijden kunnen eveneens in afwijking van het bepaalde onder punt d), 4., voertuigen, waarbij na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen (of vergelijkbare methode) zoals vermeld onder punt b), 3., aanzienlijk lagere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten, goedgekeurd worden.) 9.2.3. controleapparatuur : voor het controleren van de emissies van de voertuigen wordt gebruik gemaakt van apparatuur waarmee nauwkeurig kan worden nagegaan of aan de door de constructeur voorgeschreven of opgegeven grenswaarden wordt voldaan. 9.3. Radio-ontstoring. 10. Aanvullende controles. 10.1. Sloten en beveiligen tegen diefstal 11. Diagnosepunten.11. Algemene staat. 11.1.1. Roestvorming die de veiligheid niet beïnvloedt; 11.1.2. Sporen van ongeval/herstelling/inbraak; 11.1.3. Staat van het interieur; 11.1.4. Waterinsijpeling. 11.2. On Board Diagnostics (indien mogelijk) : 11.2.1. EOBD; 11.2.2. Actieve veiligheidselementen; 11.2.3. Passieve veiligheidselementen; 11.3. Mechanische onderdelen : 11.3.1. Alternator; 11.3.2. Aandrijfriemen; 11.3.3. Carburatie/injectie/dieselinjectie; 11.3.4. Koppeling; 11.3.5. Motor; 11.3.6. Startmotor; 11.3.7. Overbrenging; 11.3.8. Versnellingsbak; 11.4. Bekledingsonderdelen : 11.4.1. Bumpers; 11.4.2. Deksels; 11.4.3. Deuren; 11.4.4. Motorkap; 11.4.5. Spatborden; 11.4.6. Spoilers; 11.5. Lichten : 11.5.1. Koplampsproeiers en -wissers; 11.5.2. Mistlichten vooraan; 11.6. Uitrustingen : 11.6.1. Airconditioning; 11.6.2. Bediening ruiten; 11.6.3. Binnenbedieningen; 11.6.4. Brandblusapparaat; 11.6.5. Huls voor veiligheidsbouten; 11.6.6. Centrale vergrendeling; 11.6.7. Gevarendriehoek; 11.6.8. Instrumentenbord; 11.6.9. Krik; 11.6.10. Open dak; 11.6.11. Reservewiel; 11.6.12. Ventilatie; 11.6.13 Verbandkist/-etui; 11.6.14. Verwarming; 11.6.15. Wieldeksels; 11.6.16. Wielsleutel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^