gepubliceerd op 31 augustus 2006
Decreet betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs
30 JUNI 2006. - Decreet betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet, 1° wordt verstaan onder : - « Takendecreet » : het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren; - « Aanvullende activiteiten » : de aanvullende activiteiten inzake ondersteuning of versterking bedoeld in artikel 10 van dit decreet. 2° De lestijden en de aanvullende activiteitsperiodes duren 50 minuten. TITEL II. - De pedagogische organisatie van de eerste graad HOOFDSTUK I. - Structuur
Art. 3.De eerste graad van het secundair onderwijs vormt de derde stap van het pedagogisch continuüm zoals bedoeld in artikel 13 van het Takendecreet.
De bovenvermelde graad heeft ten doel het geheel van de leerlingen tot de beheersing van de basisvaardigheden bedoeld in artikel 16 van het Takendecreet te leiden.
Art. 4.De eerste graad van het secundair onderwijs bestaat in één enkele cyclus van twee studiejaren die gemeen zijn aan het geheel van de leerlingen bedoeld in artikel 6, « eerste gemeenschappelijk leerjaar » en « tweede gemeenschappelijk leerjaar » genoemd.
Art. 5.De eerste twee jaren van het secundair onderwijs kunnen georganiseerd worden in de vorm van een eerste gedifferentieerde graad voor de leerlingen die niet onder de voorwaarden vallen van artikel 6, § 1. De organisatie van een eerste gedifferentieerde graad heeft ten doel de betrokken leerlingen in de eerste graad bedoeld in artikel 4 te integreren met het oog op de beheersing van de bedoelde basisvaardigheden op 14 jaar zoals bepaald in het decreet van 19 juli 2001 tot bekrachtiging van de basisvaardigheden zoals bedoeld in artikel 16 van het Takendecreet.
Daarom zal eerst ervoor gezorgd worden dat de betrokken leerlingen de bedoelde basisvaardigheden op 12 jaar beheersen zoals bepaald in het bovenvermelde decreet van 19 juli 2001. HOOFDSTUK II. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 6.§ 1. Het eerste gemeenschappelijk leerjaar is toegankelijk voor elke leerling die houder is van het Getuigschrift van basisonderwijs. § 2. Het eerste gemeenschappelijk leerjaar is ook toegankelijk, mits toestemming van de ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, voor elke leerling die aan de drie volgende voorwaarden beantwoordt : 1° minstens 12 jaar oud zijn op 31 december volgend op het begin van het lopende schooljaar;2° een zesde jaar lager onderwijs hebben gevolgd;3° een gunstig advies hebben gekregen van de Toelatingsklassenraad bedoeld in artikel 7, 2° van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs. § 3. De inschrijving in het eerste gemeenschappelijk leerjaar volgens de nadere regels bepaald in § 2 moet vóór 15 november van het lopende schooljaar gebeuren. HOOFDSTUK III. - Uurregelingen
Art. 7.§ 1. Tijdens het eerste gemeenschappelijk leerjaar en het tweede gemeenschappelijk leerjaar wordt de uurregeling als volgt samengesteld : - de gemeenschappelijke vorming bedoeld in artikel 8, tegen 28 wekelijkse lestijden; - de aanvullende activiteiten bedoeld in artikel 10, tegen 4 wekelijkse lestijden. § 2. Onverminderd het globale evenwicht tussen de vorming en de cyclus voortvloeiend uit § 1, kan de uurrooster aangepast worden voor interdisciplinaire projecten of remediëringsactiviteiten.
Art. 8.Naast de twee wekelijkse lestijden zedenleer of godsdienst bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, heeft de gemeenschappelijke vorming betrekking op : 1° het Frans tegen zes wekelijkse lestijden in het eerste jaar en vijf wekelijkse lestijden in het tweede jaar;2° de wiskundige opleiding tegen vier wekelijkse lestijden in het eerste jaar en vijf wekelijkse lestijden in het tweede jaar;3° het leren van een moderne taal 1 tegen vier wekelijkse lestijden;4° de opleiding geschiedenis en aardrijkskunde met de opleiding van het sociaal-economische leven tegen vier wekelijkse lestijden;5° de initiatie tot wetenschappen tegen drie wekelijkse lestijden;6° de lichamelijke opvoeding tegen drie wekelijkse lestijden;7° de opvoeding door technologie tegen één wekelijkse lestijd;8° de artistieke opvoeding tegen één wekelijkse lestijd.
Art. 9.De leerling gaat door op de eerste graad van het secundair onderwijs met het leren van een moderne taal die hij/zij al geleerd heeft in het lager onderwijs, onverminderd de bepalingen bedoeld in de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs.
Nochtans kunnen de ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, na het advies van het Inrichtingshoofd te hebben ingewonnen, bij de inschrijving in het eerste jaar, een moderne taalcursus kiezen die verschilt van de cursus gevolgd in het lager onderwijs.
Art. 10.§ 1. De aanvullende activiteiten, ter ondersteuning van de activiteiten bedoeld in artikel 8, hebben ten doel alle leerlingen de beheersing van de basisvaardigheden bedoeld in artikel 13, § 1 van het « Takendecreet » te verzekeren. § 2. De aanvullende activiteiten worden georganiseerd volgens de volgende nadere regels : 1° Ze betekenen in geen enkel geval een vereiste voorkennis ongeacht de optie op de tweede graad van het secundair onderwijs.2° Ze behoren noodzakelijkerwijs tot één van de volgende domeinen : a.Het Frans. De aanvullende activiteiten daaromtrent kunnen inzonderheid in de volgende activiteitensferen georganiseerd worden : initiatie tot het Latijn met inbegrip van eventueel de initiatie tot antiek cultuur, theater en dramatische uitdrukking, activiteiten van poëtische uitdrukking, ateliers van schrijven of lezen; b. Een moderne taal, dezelfde als deze gekozen in de gemeenschappelijke vorming.De aanvullende activiteiten daaromtrent kunnen inzonderheid in de volgende activiteitensferen georganiseerd worden : ateliers conversatie, initiatie tot de culturele elementen die specifiek zijn voor de landen, gewesten of gemeenschappen waar de gestudeerde taal de inheemse taal is; c. De wetenschappen, wiskunde, vorming van het sociaal-economische leven en opvoeding door technologie.De aanvullende activiteiten betreffende de opvoeding door technologie kunnen in de volgende activiteitensferen georganiseerd worden : de initiatie tot informatica, de technische tekening, landbouwkunde, metaalwerk, houtwerk, initiatie tot elektriciteit, bouwkunde of diensten; d. De sportieve of artistieke activiteiten.Met het oog op een vergemakkelijkte sociale of personele ontwikkeling kunnen de aanvullende activiteiten daaromtrent besteed worden aan de meer specifieke aanpak van een artistiek domein of aan de initiatie tot een sportbeoefening. 3° Ze worden georganiseerd volgens de volgende uurregeling : - ofwel vier wekelijkse lestijden behorend tot één van de vier domeinen bedoeld in 2°; - ofwel vier wekelijkse lestijden behorend tot twee of drie verschillende domeinen gekozen onder de vier domeinen bedoeld in 2°. 4° Wanneer een onderwijsinrichting een uurregeling voorstelt met vier lestijden van eenzelfde domein van aanvullende activiteiten, moet zij ook minstens een uurregeling voorstellen met activiteitsperiodes behorend tot twee of drie van de vier domeinen bedoeld in 2°.5° Wanneer de aanvullende activiteiten betrekking hebben op de bekwaamheden gebonden aan het domein bedoeld in § 2, 2°, c van dit artikel, kunnen hoogstens twee wekelijkse lestijden besteed worden aan elke van de activiteitensferen binnen dewelke deze bekwaamheden worden uitgeoefend.6° Om de aanvullende activiteiten in de beste omstandigheden te organiseren kan de onderwijsinrichting overeenkomsten sluiten met één of meer andere onderwijsinrichtingen. § 3. De aanvullende activiteiten kunnen geheel of gedeeltelijk worden vervangen : 1° door de lestijden in het muziekonderwijs bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1° van het bovenvermelde koninklijk besluit van 29 juni 1984;2° door de lestijden in de sportoefening bedoeld in artikel 1, tweede lid, 2° van het bovenvermelde koninklijk besluit van 29 juni 1984;3° door een specifiek programma zodat de leerling de bedoelde basisvaardigheden op 14 jaar kan beheersen zoals bedoeld in het bovenvermelde decreet van 19 juli 2001.Dit programma heeft betrekking op de bekwaamheden behorend tot de domeinen bedoeld in artikel 8, 1° tot 3° en bestaat uit de specifieke activiteiten inzake remediëring, oppeilstelling of herstructurering van de verworven kennis.
De vervanging van de aanvullende activiteiten door het specifieke programma bedoeld in 3° is onderworpen aan het gunstige advies van de Klassenraad bedoeld in artikel 7, 1° van het bovenvermelde koninklijk besluit van 29 juni 1984 en aan de toestemming van de ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent.
Art. 11.De Inspectiedienst van het Onderwijs wordt belast met de controle op de inachtneming van de bepalingen bedoeld in de artikelen 6 tot 10 van dit decreet.
Art. 12.« De organisatie van aanvullende activiteiten wordt onderworpen aan een gunstig en met de representatieve vakverenigingen overlegd advies.
Het overleg met de representatieve vakverenigingen gebeurt als volgt : 1° In het onderwijs van de Franse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;2° In het gesubsidieerd officieel onderwijs, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 85 tot 96 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs;3° In het gesubsidieerd vrij onderwijs, overeenkomstig de bepalingen betreffende de ondernemingsraden of, bij gebreke daarvan, het Comité voor bescherming op het werk of, bij gebreke daarvan, in alle plaatselijke overlegorganen of, bij gebreke daarvan, met alle vakbondsdelegaties.» TITEL III. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 13.In de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de artikelen 4bis, § 2;4ter, § 1; 7bis en 7ter worden opgeheven; 2° In artikel 7quater, § 1, worden de woorden « Eén vierde van de uurrooster bedoeld in artikel 4ter, § 1, §§ 2 en 3, alsook in artikel 7ter » vervangen door de woorden « Eén vierde van de uurrooster bedoeld in artikel 7 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs en artikel 4ter, §§ 2 en 3 ».
Art. 14.In het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De artikelen 5, §§ 4, eerste lid en 5;9, §§ 1 tot 5 en 33 worden opgeheven; 2° In artikel 3, § 2, 1° worden de woorden « voor het algemeen, het technisch en het kunstonderwijs en kan ten minste 4 en ten hoogste 8 wekelijkse lestijden activiteiten naar keuze omvatten.Kiest de leerling technische activiteiten voor 6 lestijden, dan wordt het maximum opgevoerd tot 10 wekelijkse lestijden » opgeheven; 3° In artikel 4, § 1, 1° worden de woorden « individuele remediëring en/of pedagogische steun in de graad en inhaal- of heroriënteringsactiviteiten in de andere leerjaren;» vervangen door de woorden « individuele remediëring en/of heroriënteringsactiviteiten in de tweede en derde graden »; 4° In artikel 5, § 1 worden de woorden « Onverminderd de bepalingen in § 4, » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 10 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, »;5° In artikel 29, § 1, 1° worden de woorden « De inrichting van een eerste leerjaar beroepssecundair onderwijs is evenwel niet verplicht. » vervangen door de woorden « De eerste twee jaren van de lagere cyclus van het secundair onderwijs van het type II worden georganiseerd volgens de nadere regels bepaald in de artikelen 4 tot 10 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs. »; 6° In de artikelen 10, 11, § 1, 20, 23, 34 en 35, § 1 worden de woorden « eerste leerjaar A » vervangen door de woorden « eerste gemeenschappelijk leerjaar zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs.»
Art. 15.In het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, worden de volgende wijzigingen aangebracht : In de artikelen 7, 10, 11 en 22 worden de woorden « eerste leerjaar A » vervangen door de woorden « eerste gemeenschappelijk leerjaar zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs. » TITEL IV. - Overgangsbepalingen
Art. 16.Bij wijze van overgangsmaatregel zullen de inrichtingshoofden in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en de inrichtende machten in het gesubsidieerd onderwijs, voor het schooljaar 2006/2007, de eerste graad van het secundair onderwijs kunnen organiseren volgens de nadere regels die van kracht waren tijdens het schooljaar 2005/2006.
Art. 17.Onverminderd de bepaling bedoeld in artikel 16 en bij wijze van overgangsmaatregel, voor het schooljaar 2006/2007, zullen de activiteiten naar keuze georganiseerd tijdens het schooljaar 2005/2006 die niet in het kader passen van één van de vier aanvullende activiteitsdomeinen bedoeld in artikel 10, § 2, 2°, nog voorgesteld worden aan de leerlingen die het tweede gemeenschappelijk leerjaar volgen.
Art. 18.Bij wijze van overgangsmaatregel zullen de inrichtingen die krachtens de bepaling bedoeld in artikel 16 de beslissing genomen hebben om in 2006/2007 de eerste graad van het secundair onderwijs te organiseren volgens de nadere regels van kracht tijdens het schooljaar 2005/2006, de activiteiten naar keuze georganiseerd tijdens het schooljaar 2006/2007 aan de leerlingen kunnen voorstellen die het tweede gemeenschappelijk leerjaar volgen gedurende het schooljaar 2007/2008.
TITEL V. - Inwerkingtreding
Art. 19.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2006.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 30 juni 2006.
De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, Cl. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota Zitting 2005-2006.
Stukken van de Raad. Ontwerp van decreet, nr. 270-1.
Commissieamendementen, nr. 270-2.
Verslag nr. 270-3.
Vergaderingsamendementen, nr. 270-4.
Integraal verslag. Bespreking en aanneming. Vergadering van dinsdag 27 juni 2006.