gepubliceerd op 14 mei 2018
Decreet tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen
29 MAART 2018. - Decreet tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen (1)
Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.In het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisatie wordt artikel L1122-5, waarvan de huidige tekst paragraaf 2 zal vormen, aangevuld met een § 1, luidend als volgt : " § 1. De verkozene die, de dag van diens installatie, de verkiesbaarheidsvereisten niet vervult, kan niet beëdigd worden.
Het college stelt er de raad en de belanghebbende van in kennis.
Laatstgenoemde kan zijn verweermiddelen binnen een termijn van vijftien dagen mededelen aan het college. De raad neemt akte van de ontstentenis van de ene of de andere verkiesbaarheidsvereisten en gaat tot de vervanging van het betrokken lid over.
Een beroep, gegrond op artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan tegen deze beslissing ingesteld worden. Het wordt ingesteld binnen de acht dagen na de kennisgeving ervan.".
Art. 2.In artikel L1122-7 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° lid 1 van paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : "De gemeenteraadsleden krijgen geen enkele wedde en geen enkel voordeel in natura."; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art. 3.In hetzelfde Wetboek, in artikel L1122-14, § 2, lid 2, worden de woorden "sinds minstens zes maanden" opgeheven.
Art. 4.In artikel L1123-15 van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt : " § 3. Behalve die wedden, en onder uitsluiting van eventuele voordelen in natura, mogen de burgemeesters en schepenen geen enkele vergoeding van de gemeente genieten, om welke reden en onder welke benaming ook.
De Regering bepaalt de lijst van de toelaatbare voordelen in natura.".
Art. 5.Artikel L1123-17 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 6.In artikel L1123-31van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 1 aangevuld met een tweede lid luidend als volgt : "De leden van een secretariaat mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot in de tweede graad, noch door de echt verbonden zijn of wettelijk samenwonen met een lid van het gemeentecollege.".
Art. 7.In artikel L1125-1 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de huidige tekst, die paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2 luidend als volgt : " § 2.Kunnen geen voorzitter van de gemeenteraad of lid van het gemeentecollege zijn : 1° de titularissen van een lokale leidinggevende functie en de titularissen van een directiefunctie in een intercommunale, een vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een gemeente- of provinciebedrijf, een gemeentelijke of een provinciale vzw, een projectvereniging, een huisvestingsmaatschappij, een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie. Onder titularis van een directiefunctie dienen de personen te worden verstaan die een staffunctie bekleden met als kenmerk de uitoefening van een deel van het gezag, een verantwoordelijkheidsgraad en een bezoldigingsregeling die uiting is van de plaats die ze in het organogram bekleden; 2° de beheerders zoals omschreven in artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en in artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet."; 3° de titularissen van een leidinggevende functie en een directiefunctie in een stichting van openbaar nut voor zover de totale participatie van de gemeenten, OCMW's, intercommunales of provincies, alleen of in vereniging met de Waalse gewestelijke overheid, met inbegrip van haar openbare bestuurseenheden, rechtstreeks of onrechtstreeks een percentage van meer dan 50 percent aan gewestelijke, gemeentelijke, provinciale, intercommunale of OCMW-subsidies bereikt in het totaal van hun opbrengsten."; 2° in paragraaf 1, 11°, worden de woorden "de secretarissen en ontvangers" vervangen door de woorden "de directeurs-generaal en de financieel directeurs".
Art. 8.In artikel L1125-11 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie" toegevoegd na het woord "intercommunale". De woorden "maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie" worden verstaan in de zin van artikel L5111-1, lid 1, 10°, van het Wetboek.
Art. 9.Artikel L1125-12 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Een gemeenteraadslid of een lid van het gemeentecollege mag niet meer dan drie bezoldigde mandaten van bestuurder bekleden in een intercommunale of in een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie.
Het aantal mandaten wordt berekend door optelling van de bezoldigde mandaten die binnen de intercommunales of de maatschappijen met een significante lokale overheidsparticipatie gehouden worden, vermeerderd, in voorkomend geval, met de bezoldigde mandaten waarover de verkozene in die instellingen zou beschikken in zijn hoedanigheid van raadslid van de raad van de raad voor maatschappelijk welzijn of van provincieraadslid.".
Art. 10.In artikel L1126-1, § 2, lid 5, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "en de voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn" ingevoegd tussen de woorden "De schepenen" en de woorden "leggen voor hun ambtsaanvaarding de eed af".
Art. 11.In artikel L1231-5 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 2° in paragraaf 1 worden de woorden "directiecomité" vervangen door de woorden "uitvoerend bureau";2° in paragraaf 2, lid 2, worden de woorden "directiecomité" vervangen door de woorden "uitvoerend bureau";3° in paragraaf 2, lid 3, wordt het woord "achttien" vervangen door het woord "twaalf" en worden de woorden "in eigen kring" ingevoegd tussen het woord "wijst" en de woorden "de leden";4° in paragraaf 2, lid 4, worden de woorden "die de gemeenteraad vertegenwoordigen" ingevoegd tussen de woorden "bestuurders" en "worden";5° in paragraaf 2, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : "Elke democratische politieke fractie die niet vertegenwoordigd is volgens de evenredige vertegenwoordiging bedoeld in vorig lid heeft recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1 met raadgevende stem.Onder "democratische politieke fractie" dienen de politieke formaties te worden verstaan die de beginselen van de democratie in acht nemen, zoals, onder anderen, verwoord door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door de protocollen bij het Verdrag, geldend in België, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of welke andere genocide ook, alsmede de rechten en vrijheden gewaarborgd door de Grondwet."; 6° in paragraaf 2 wordt het achtste lid vervangen als volgt : "De raad van bestuur kiest een voorzitter en eventueel een ondervoorzitter uit zijn leden."; 7° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Het uitvoerend bureau of, bij ontstentenis, de voorzitter is belast met het dagelijks bestuur, met de vertegenwoordiging die bij dat bestuur hoort en met met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur. De voorzitter en de eventuele ondervoorzitter van de raad van bestuur krijgen geen enkele vergoeding voor dat dagelijks bestuur.
Het uitvoerend bureau bestaat uit maximum drie bestuurders, waaronder inbegrepen de voorzitter en de eventuele ondervoorzitter, uit eigen kring gekozen door de raad van bestuur. Het voorzitterschap van het uitvoerend bureau wordt waargenomen door de voorzitter. Bij staking van stemmen in het uitvoerend bureau is diens stem doorslaggevend."; 8° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, luidend als volgt : " § 4.De beheersorganen van het bedrijf beraadslagen en besluiten enkel als de meerderheid van hun werkende leden fysiek aanwezig is.
Met volmachten wordt geen rekening gehouden in de berekening van het aanwezigheidsquorum.
Elke bestuurder is houder van één enkele volmacht.".
Art. 12.In artikel L1234-2 van hetzelfde Wetboek worden de paragrafen 2 en 3 vervangen door hetgeen volgt : " § 2. In zoverre de statuten de meerderheid van de mandaten binnen de beheers- en controleorganen aan de gemeente toekennen, heeft elke, overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, lid 5, omschreven democratische politieke fractie die niet vertegenwoordigd is overeenkomstig het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging bedoeld in paragraaf 1 recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1 met raadgevende stem. § 3. Als verschillende gemeenten lid zijn van een vzw en voor zover ze over de meerderheid van de stemmen beschikken, heeft elke democratische politieke fractie die binnen een van de aangesloten gemeenten over minstens één verkozene beschikt en over minstens één verkozene in het Waalse Parlement en die niet wordt vertegenwoordigd overeenkomstig het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging bedoeld in § 1, recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1 met raadgevende stem.".
In artikel L1234-2, § 1, lid 5, van hetzelfde Wetboek dienen de woorden "de protocollen bij dat Verdrag, geldend in België," ingevoegd te worden tussen de woorden "fundamentele vrijheden" en de woorden "de wet van 30 juli 1981".
Art. 13.Artikel L1234-3 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 14.In hetzelfde Wetboek wordt boek IV van deel I, omvattende de artikelen L1411-1 tot L1451-3, opgeheven.
Art. 15.In artikel L1522-4 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen als volgt : "Elke democratische politieke fractie, omschreven overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, vijfde lid, die binnen een van de aangesloten gemeenten over minstens één verkozene beschikt en over minstens één verkozene in het Waalse Parlement en die niet wordt vertegenwoordigd overeenkomstig het kiessysteem van de evenredige vertegenwoordiging bedoeld in deze paragraaf, heeft recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1 met raadgevende stem."; 2° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Het beheerscomité neemt akte van de samenstelling ervan op grond van de voordrachten van elk lid van de vereniging.".
Art. 16.In artikel L1522-5 van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : " § 1. Het beheerscomité van de projectvereniging beraadslaagt en beslist enkel als de meerderheid van zijn werkende leden fysiek aanwezig is. Met volmachten wordt geen rekening gehouden in de berekening van het aanwezigheidsquorum.
Elke bestuurder is houder van één enkele volmacht.".
Art. 17.Artikel L1523-1 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "De intercommunales nemen de juridische vorm van de naamloze maatschappij of van de samenwerkende maatschappij met beperkte aansprakelijkheid aan.
De wetten betreffende de handelsmaatschappijen zijn van toepassing op de intercommunales, voor zover de statuten er wegens de bijzondere aard van de vereniging niet van afwijken .".
Art. 18.In hetzelfde Wetboek wordt in artikel L1523-5 een 5° ingevoegd, luidend als volgt : "5° als de gemeente- en, in voorkomend geval, de provincieraden, na afloop van de procedure bedoeld in artikel L1523-6, § 2, beslissen zich terug te trekken en onder voorbehoud van de verplichting voor degene die zich terugtrekt om de naar schatting van een deskundige beoordeelde schade die zijn terugtrekking berokkent aan de intercommunale en aan de andere leden, te vergoeden.".
Art. 19.In hetzelfde Wetboek wordt artikel L1523-6 vervangen als volgt : "Art. L1523-6. § 1. De publiekrechtelijke rechtspersonen die bij de intercommunale zijn aangesloten, kunnen zich alleen afzonderlijk en elk tot beloop van een bepaalde som verbinden.
Over iedere wijziging van de statuten die voor de gemeenten, of in voorkomend geval voor de provincies, bijkomende verplichtingen of een vermindering van hun rechten meebrengt, moet in de gemeenteraden, en in voorkomend geval, in de provincieraden worden beraadslaagd en besloten. § 2. Voor elke inbreng van algemeenheden of bedrijfstakken dienen de gemeenteraden en, in voorkomend geval, de provincieraden in de gelegenheid te worden gesteld erover te beraadslagen en te besluiten.
In dat geval is de intercommunale ertoe gehouden, de ontwerp-inbreng en het strategisch plan mede te delen aan de leden, tegelijk met de indiening ervan bij de griffie van de rechtbank van koophandel en het omstandig verslag opgesteld overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen. Bij eventueel bestaan van een reguleringsoverheid wordt haar advies vereist. § 3. Enkel de algemene vergadering is bevoegd om te beslissen over de inbreng van algemeenheden of van bedrijfstakken. § 4. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 voegt de intercommunale alle desbetreffende stukken bij de oproeping voor de algemene vergadering die moet beslissen over de inbreng bedoeld in paragraaf 2.".
Art. 20.In artikel L1523-10 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : "1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "Tenzij anders bepaald in het huishoudelijk reglement worden de notulen van de vorige vergadering bij het openen van elke vergadering voorgelezen. De notulen worden bij de oproeping bedoeld in lid 1 gevoegd. In de behoorlijk gemotiveerde gevallen van dringende noodzakelijkheid, bedoeld in lid 1, worden ze tegelijk met de agenda ter beschikking gesteld. »; 2° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3.De beheersorganen van de intercommunale beraadslagen en besluiten enkel als de meerderheid van hun leden fysiek aanwezig is.
Met volmachten wordt geen rekening gehouden in de berekening van het aanwezigheidsquorum.
Elke bestuurder is houder van één enkele volmacht. ».
Art. 21.In artikel L1523-12 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, lid 1, worden de woorden "over elk agendapunt" toegevoegd na de woorden "binnen hun raad";2° in paragraaf 1, lid 2, wordt het woord "vrij" ingevoegd tussen de woorden "over een" en "stemrecht";3° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidend als volgt : " § 1/1.De gemeenteraad en, in voorkomend geval, de provincieraad en de raad voor maatschappelijk welzijn, stemmen over de gezamenlijke agendapunten.
Elkeen van zijn leden kan eisen dat over één of meerdere punten die hij of zij aanduidt, afzonderlijk wordt gestemd.
In dat geval wordt de gezamenlijke stemming pas na het stemmen over het (de) aldus aangeduide punt(en) gehouden, en houdt deze stemming verband met de punten waarover geen enkel lid een afzonderlijke stemming heeft gevraagd."; 4° paragraaf 1, derde lid, vervalt.
Art. 22.In artikel L1523-13 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen als volgt : "De oproepingen voor iedere algemene vergadering bevatten de agenda, evenals een synthesenota en een voorstel tot beslissing voor elk agendapunt, samen met alle dienovereenkomstige stukken.Zij kunnen elektronisch verstuurd worden. Op verzoek van één vijfde van de leden kan er een punt aan de agenda van de algemene vergadering worden toegevoegd."; 2° in paragraaf 1, lid 5, worden de woorden "vanaf minstens zes maanden" opgeheven;3° in paragraaf 3 wordt het eerste lid aangevuld met volgende zin : "De jaarrekeningen worden systematisch door de leidinggevende lokale ambtenaar en/of de financieel directeur voorgelegd.Ze beantwoorden de vragen samen met de revisor, die aanwezig moet zijn."; 4° in paragraaf 3 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend als volgt : "De jaarrekeningen, het verslag van de revisor van de instellingen, het beheersverslag en de specifieke verslagen over de participaties worden aan het Rekenhof overgemaakt binnen de dertig dagen na de goedkeuring door de algemene vergadering.Het Rekenhof kan de revisor vragen stellen in verband met diens verslag. Het hof stelt driejaarlijks een verslag op. De aanvullende opdracht van het Rekenhof wordt vergoed met een jaarlijks bedrag van 120.000 euro. Bedoeld bedrag wordt om de zes jaar geëvalueerd en hernieuwd."; 5° in paragraaf 4 wordt het derde lid vervangen als volgt : "Het ontwerpplan wordt door de raad van bestuur opgesteld en, in voorkomend geval, ter gelegenheid van voorbereidende zittingen, overgelegd aan de gemeentelijke afgevaardigden, in voorkomend geval, aan de provinciale afgevaardigden en afgevaardigden va -n het OCMW, aan de betrokken schepenen, eventueel in aanwezigheid van leden van het management of van de raad van bestuur.Het wordt vervolgens besproken in de gemeente- en provincieraden van de aangesloten leden en door de algemene vergadering vastgelegd.".
Art. 23.In artikel L1523-14, 4°, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "functievergoedingen" wordt vervangen door het woord "vergoedingen";2° de woorden "binnen de door de Waalse Regering bepaalde grenzen" worden vervangen door de woorden "binnen de grenzen vastgelegd bij artikel L5311-1" en de woorden "aan de leden van de beperkte bestuursorganen" worden vervangen door de woorden "aan de leden van de beperkte bestuursorganen en van het auditcomité";3° de woorden "de bezoldigingen" worden vervangen door de woorden "de vergoedingen".
Art. 24.In artikel L1523-15 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : "De bestuurders vertegenwoordigen ofwel aangesloten gemeenten, provincies of OCMW's ofwel andere publiekrechtelijke rechtspersonen, ofwel privé-aangeslotenen, die als onafhankelijk worden beschouwd. Het aantal onafhankelijke bestuurders wordt vastgesteld op maximum twee. Zij worden door de algemene vergadering benoemd bij een drie vierde meerderheid van de stemmen en na voordracht door de raad van bestuur, uitgedrukt bij een drie vierde meerderheid van de stemmen. De voorwaarden, titels, hoedanigheden en verboden, vereist of van toepassing op die bestuurders, zijn zoals bepaald in artikel 526ter van het Wetboek van vennootschappen."; 2° in paragraaf 3 wordt het eerste lid aangevuld met volgende zin : "Voor de intercommunales waarbij gemeenten uit meer dan één Gewest aangesloten zijn, worden de bestuurders evenwel overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek aangewezen voor wat betreft de Waalse gemeenten, en overeenkomstig de statutaire bepalingen van de intercommunale voor wat de gemeenten van de andere Gewesten betreft."; 3° in paragraaf 3 wordt lid 5 opgeheven; 4° in paragraaf 3 wordt lid 6 vervangen door hetgeen volgt : "Elke democratische politieke fractie, omschreven overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, vijfde lid, die binnen een van de aangesloten gemeenten over minstens één verkozene beschikt en over minstens één verkozene in het Waalse Parlement en die niet wordt vertegenwoordigd overeenkomstig het kiessysteem van de evenredige vertegenwoordiging bedoeld in deze paragraaf, heeft recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1 met raadgevende stem."; 5° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "De leden 1 tot 4 van deze paragraaf zijn mutatis mutandis van toepassing op de bestuurders die de aangesloten OCMW's vertegenwoordigen."; 6° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "dertig leden" vervangen door de woorden "twintig leden";7° in paragraaf 5 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "Een intercommunale met tot drie aangesloten gemeenten mag maximum zeven bestuurders tellen.Wanneer, onder de aangeslotenen, de gemeenten vier in getal zijn of wanneer meer dan vier gemeenten aangesloten zijn en ze minder dan honderdduizend inwoners bedienen, kan de raad van bestuur een maximum van elf bestuurders omvatten."; 8° het wordt aangevuld met de paragrafen 8 en 9, luidend als volgt : " § 8.De raad van bestuur wijst in eigen kring en maximum één voorzitter en één ondervoorzitter aan. Hij wijst zijn vertegenwoordigers aan in de maatschappijen met een significante lokale overheidsparticipatie.". § 9. De raad van bestuur houdt minstens zes jaarvergaderingen. Bij ontstentenis worden dan, door de raad van bestuur, de redenen daarvoor in het jaarlijks beheersverslag opgegeven. ».
Art. 25.Artikel L1523-17 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : " § 1. De raad van bestuur richt in eigen kring een bezoldigingscomité op, dat bestaat uit maximum vijf bestuurders aangewezen onder de vertegenwoordigers van de aangesloten gemeenten, provincies of O.C.M.W.'s volgens de evenredige vertegenwoordiging van het geheel van de raden van de aangesloten gemeenten, provincies of O.C.M.W.'s, overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek, met uitzondering van de bestuurders die lid zijn van het uitvoerend bureau.
De mandaten binnen dat comité worden om niet uitgeoefend. § 2. Het bezoldigingscomité geeft, na de raad van bestuur daarvan op de hoogte te hebben gebracht, de algemene vergadering aanbevelingen met betrekking tot elke beslissing betreffende presentiegeld, eventuele functievergoedingen en elk ander al dan niet geldelijk voordeel, rechtstreeks of onrechtstreeks toegekend aan de leden van de bestuursorganen en het auditcomité.Jaarlijks wordt een schriftelijk evaluatieverslag opgesteld en goedgekeurd in verband met de relevantie van de vergoedingen en ieder ander eventueel al dan niet geldelijk voordeel, in de loop van het voorgaande werkjaar toegekend aan de leden van de beheersorganen en de directiefuncties, evenals in verband met het globaal bezoldigingsbeleid. Er worden aanbevelingen ter attentie van de raad van bestuur uitgebracht. De raad van bestuur wordt een omstandige verantwoording voorgelegd in verband met de andere vergoedingen dan het enkele aanwezigheidsgeld.
Dat verslag, overgemaakt aan de raad van bestuur, wordt gevoegd bij het beheersverslag opgemaakt door de bestuurders krachtens artikel L1523-16, vierde lid.
In afwijking van artikel L1523-10 neemt de raad van bestuur op voorstel van het bezoldigingscomité het huishoudelijk reglement van het bezoldigingscomité aan.".
Art. 26.Artikel L1523-18 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "L1523-18. § 1. De raad van bestuur kan, onverminderd paragraaf 5, onder eigen verantwoordelijkheid het dagelijks bestuur van de intercommunale afvaardigen aan de titularis van de lokale leidinggevende functie.".
De beraadslaging en het besluit in verband met de delegatie van het dagelijks bestuur geeft de gedelegeerde bestuurshandelingen nauwkeurig op, evenals de duur van deze delegatie, die maximaal drie jaar, verlengbaar, mag duren. Zij wordt bij eenvoudige meerderheid gestemd, bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad en medegedeeld aan de aangesloten leden, de bestuurders en de eventuele afgevaardigden voor de controle. Ze wordt beëindigd na elke algehele hernieuwing van de raad van bestuur.
Het huishoudelijk reglement kan in bijzondere meerderheden voorzien. § 2. De raad van bestuur kan zijn bevoegdheden op eigen verantwoordelijkheid gedeeltelijk overdragen aan één of verscheidene eventuele beperkte bestuursorganen.De beperkte bestuursorganen zijn uitvloeisels van de raad van bestuur. Ze zijn samengesteld uit minstens vier bestuurders, aangewezen door de raad van bestuur. De bestuurders die de aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's, vertegenwoordigen zijn van een ander geslacht en worden aangewezen met dezelfde evenredigheid als die, welke alle raden van de aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's kenmerkt overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek.
De beraadslaging en het besluit in verband met de delegatie van de beperkte bestuursorganen geeft de gedelegeerde bestuurshandelingen nauwkeurig op, evenals de duur van deze delegatie, die maximaal drie jaar, verlengbaar, mag duren. Zij wordt bij eenvoudige meerderheid gestemd, bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad en medegedeeld aan de aangesloten leden, de bestuurders en de eventuele afgevaardigden voor de controle. Ze wordt beëindigd na elke algehele hernieuwing van de raad van bestuur.
Het huishoudelijk reglement kan in bijzondere meerderheden voorzien.
De beslissingen inzake de financiële strategie, de algemene personeelsbepalingen zoals bedoeld in artikel L1523-27, § 1, lid 5, en de bijzondere regels betreffende de lokale leidinggevende functie zoals omschreven in artikel L5111-1 van dit Wetboek kunnen niet het voorwerp uitmaken van een delegatie door de raad van bestuur.
Elke beraadslaging en elk besluit genomen op grond van een delegatie van de raad van bestuur wordt medegedeeld aan de bestuurders.
De beperkte beheersorganen beschikken over een eigen beslissingsbevoegdheid, zelfs als deze beslissing krachtens de statuten door de raad van bestuur bekrachtigd dient te worden. § 3. In afwijking van artikel L1523-10 stelt het beperkte beheersorgaan een huishoudelijk reglement, waarin het kader voor diens functioneren verduidelijkt wordt, aan de raad van bestuur voor, die het vastlegt.
Het huishoudelijk reglement bepaalt de modaliteiten, de inhoud en de periodiciteit volgens welke de beperkte beheersorganen of de afgevaardigde voor het dagelijks bestuur over hun actie verslag uitbrengen aan de raad van bestuur alsook de beslissingen van de beperkte beheersorganen of van de afgevaardigde voor het dagelijkse beheer die bekrachtigd moeten worden door de raad van bestuur. Dat verslag wordt minstens één keer per jaar voorgelegd. § 4. Als dat beperkte beheersorgaan opgericht wordt om een activiteitensector te beheren, wordt de evenredigheid bedoeld in paragraaf 2 berekend op basis van de bij bedoelde sector aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's.
Het aantal leden van het beperkte bestuursorgaan verbonden met een activiteitensector wordt beperkt tot maximum het aantal bestuurders uit de bij bedoelde sector aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's.
De leden van het beperkte beheersorgaan dat ingesteld is om een activiteitssector te beheren tellen minstens één bestuurder bedoeld in artikel L1523-15, § 1, lid 3, wanneer laatstgenoemde op de raad van bestuur van toepassing is. § 5. In het kader van de installatie van een eventueel uitvoerend bureau, dat enig bureau moet zijn voor de gezamenlijke activiteiten van de intercommunale, kan het maximumaantal leden, voor de intercommunales met minstens elf bestuurders, niet hoger zijn dan vijfentwintig percent van het aantal leden van de raad van bestuur. Ze zijn van een ander geslacht en worden aangewezen naar evenredigheid van het geheel van de raden van de aangesloten gemeenten, provincies en OCMW's, overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de intercommunale zijn lid van het uitvoerend bureau. In afwijking van paragraaf 4, lid 1, zijn ze afkomstig van verschillende democratische politieke fracties. Het voorzitterschap van het uitvoerend bureau wordt waargenomen door de voorzitter. Bij staking van stemmen is diens stem doorslaggevend.
De lokale leidinggevende ambtenaar in de intercommunale, zoals omschreven in artikel L5111-1 van dit Wetboek, wordt systematisch opgeroepen voor de vergaderingen met raadgevende stem zonder lid van het bureau te zijn.
Het uitvoerend bureau telt minstens één bestuurder bedoeld in artikel L1523-15, § 1, lid 3, wanneer dit artikel van toepassing is op de raad van bestuur.".
Art. 27.Artikel L1523-19 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 28.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel L1523-26 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. 1523-26. § 1. Iedere intercommunale vormt een auditcomité in haar raad van bestuur. § 2. Het auditcomité is samengesteld uit leden van de raad van bestuur die geen lid zijn van het uitvoerend bureau. Het maximumaantal leden van het auditcomité kan niet hoger zijn dan vijfentwintig percent van het aantal leden van de raad van bestuur.
De voorzitter van het auditcomité wordt aangewezen door de leden van het comité.
Minstens één lid van het auditcomité beschikt over een praktische ervaring en/of technische kennis inzake boekhouding of audit.
De titularis van de lokale leidinggevende functie in de intercommunale wordt systematisch opgeroepen voor de vergaderingen, met raadgevende stem. § 3. De raad van bestuur bepaalt de opdrachten van het auditcomité, die minstens volgende opdrachten omvatten : 1° de mededeling aan de raad van bestuur van informatie over de resultaten van de wettelijke controle van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde rekeningen en van duiding over de wijze waarop de wettelijke controle van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde rekeningen bijgedragen hebben tot de integriteit van de financiële informatie en over de rol van het auditcomité in dat proces;2° de opvolging van het proces voor de uitwerking van de financiële informatie en overlegging van aanbevelingen of voorstellen om er de integriteit van te vrijwaren;3° de opvolging van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en beheersing van de risico's van de intercommunale of de instelling, evenals de opvolging van de interne audit en de doeltreffendheid ervan;4° de opvolging van de wettelijke controle van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde jaarrekeningen, met inbegrip van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de bedrijfsrevisor belast met de wettelijke controle van de geconsolideerde rekeningen;5° het onderzoek en de opvolging van de onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor belast met de wettelijke controle van de geconsolideerde rekeningen, in het bijzonder wat betreft de gegrondheid van de levering van aanvullende diensten aan de maatschappij. Het auditcomité brengt regelmatig verslag uit bij de raad van bestuur over de uitoefening van diens opdrachten, minstens bij het opstellen door laatstgenoemde van de jaarrekeningen en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde rekeningen.".
Art. 29.In hoofdstuk III van titel I van boek V van het eerste deel van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 6 ingevoegd met als opschrift "Personeel".
Art. 30.In afdeling 6, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel L1523-27 ingevoegd, luidend als volgt : " L1523- 27. § 1. Het personeel van de intercommunale is onderworpen aan een statutair en/of contractueel stelsel. Het personeel van de intercommunale wordt aangewezen op basis van een functieprofiel bepaald door de raad van bestuur en van een kandidatenoproep.
Het statutair personeelslid beoogt elk personeelslid dat in vast verband benoemd is door eenzijdige beslissing van de overheid, evenals elk personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid tot de stage toegelaten wordt met het oog op een vaste benoeming.
Het contractueel personeelslid beoogt elk lid van het personeel dat met een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Het personeel dat de lokale leidinggevende functie bekleedt, wordt aangewezen door de raad van bestuur.
De raad van bestuur legt de objectieve algemene bepalingen in personeelszaken vast, waaronder met name : 1° de voorwaarden voor de toegang tot de betrekkingen en, in voorkomend geval, voor de bevordering, de regels voor de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten, evenals de procedure voor de evaluatie van het personeel van de intercommunale;2° de weddeschalen, de toelagen, vergoedingen en ieder voordeel van het personeel van de intercommunale. Voor de lokale leidinggevende functie en de directiefuncties omvatten de voorwaarden voor de toegang tot de betrekkingen met name het functieprofiel en de samenstelling van de selectiejury.
Het personeel van de intercommunale wordt geëvalueerd en kan van ambtswege ontslagen worden wegens beroepsonbekwaamheid in de voorwaarden van hoofdstuk VII van titel I van boek II van deel I van het Wetboek.
Voorgaande leden zijn van toepassing op de lokale leidinggevende functie onverminderd de bijzondere bepalingen van dit Wetboek. § 2. De bezoldigingsregeling en de weddeschalen worden inzonderheid vastgesteld volgens de omvang van de bevoegdheden, de verantwoordelijkheidsgraad en de vereiste algemene en beroepsbekwaamheid, rekening houdend meer bepaald met de plaats die de personeelsleden bekleden in het organogram van de intercommunale. § 3. De raad van bestuur is bevoegd inzake personeel, maar kan de uitvoering van de beslissingen die hij genomen heeft in het kader van de algemene bepalingen in personeelszaken delegeren.".
Art. 31.In artikel L1531-2 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : "1° in paragraaf 1, lid 1, worden de woorden "en elk lid van een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie aangewezen door een publiekrechtelijke rechtspersoon" toegevoegd na de woorden "projectvereniging"; 2° in paragraaf 2, lid 1, worden de woorden "of in de maatschappijen met een significante lokale overheidsparticipatie" ingevoegd tussen de woorden "projectverenigingen" en de woorden "waarbij zijn gemeente";3° in paragraaf 5, lid 1, worden de woorden "of in een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie" ingevoegd tussen de woorden "een intercommunale" en de woorden "of lid";4° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.De titularis van een lokale leidinggevende functie en de titularis van een directiefunctie in een intercommunale of een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie mogen geen lid zijn van een provinciecollege of van een gemeentecollege of lid zijn van het Europees Parlement, de federale wetgevende Kamers of een Gewest- of Gemeenschapsparlement.
De hoedanigheid van voorzitter of ondervoorzitter van een intercommunale of een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, de federale wetgevende Kamers of een Gewest- of Gemeenschapsparlement."; 3° in paragraaf 7 worden de woorden "of van een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie" ingevoegd tussen de woorden "een intercommunale" en de woorden "dat houder is";6° er wordt een paragraaf 8 ingevoegd, luidend als volgt : " § 8.De titularis van een lokale leidinggevende functie en de houder van een directiefunctie in een intercommunale of een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie die de hoedanigheid bezit of verkrijgt van kabinetschef of adjunct-kabinetschef van een lid van de federale Regering, van een deelgebied van of van een staatssecretaris in de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt als verhinderd beschouwd. ».
Art. 32.In artikel L1532-1 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : "1° in paragraaf 2 worden de woorden "minstens één derde" ingevoegd tussen de woorden "Op verzoek van" en de woorden "de gemeenteraadsleden"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met twee leden luidend als volgt : "Eén keer jaarlijks organiseren de intercommunales, na de algemene vergadering van het eerste halfjaar, een vergadering van de raad van bestuur, opengesteld voor het publiek, tijdens welke het bestuursverslag en, eventueel, het activiteitenverslag worden voorgesteld.Deze vergadering wordt gevolgd door een debat.
De data, uren en agenda van die vergadering worden op de website van de intercommunale en van de betrokken gemeenten of provincies bekendgemaakt.".
Art. 33.Artikel L1532-3 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L1532-3. Aan de leden van het beheerscomité van de projectvereniging kan per daadwerkelijk bijgewoonde zitting presentiegeld toegekend worden overeenkomstig artikel L5311-1 en onder uitsluiting van elke andere vergoeding, ongeacht het type.".
Art. 34.Artikel L1532-4 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L1532-4. De algemene vergadering kan per daadwerkelijk bijgewoonde zitting presentiegeld, vergoedingen en voordelen in natura toekennen overeenkomstig artikel L5311-1 en onder uitsluiting van elke andere vergoeding, ongeacht het type.".
Art. 35.Artikel L1532-5 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L1532-5. Het filiaal van een intercommunale, evenals alle maatschappijen waarin een intercommunale of een filiaal ervan een participatie bezitten, ongeacht de graad daarvan, voor zover de totale participatie die enkel in haar handen is of rechtstreeks of onrechtstreeks gedeeld wordt met de gemeenten, provincies, OCMW's, intercommunales, zelfstandige gemeente- of provinciebedrijven, gemeentelijke of provinciale vzw's, projectverenigingen, verenigingen van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de huisvestingsmaatschappijen of rechtspersonen of feitelijke verenigingen waarin meerdere voornoemde overheden verenigd zijn, of hoger is dan vijftig percent van het kapitaal of meer dan vijftig percent van de leden van het voornaamste beheersorgaan bereikt, maken aan de raad van bestuur van de intercommunale de ontwerp-beslissingen over in verband met het nemen of intrekken van participaties in elke publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon, met het afstoten van bedrijfstakken of algemeenheden, evenals met de vergoedingen die onder de algemene vergadering of het voornaamste beheersorgaan vallen.
De raad van bestuur van de intercommunale beschikt over een termijn van dertig dagen om een eensluidend advies in te dienen.
De betrokken maatschappijen brengen hun statuut in overeenstemming met dit artikel. Bij ontstentenis trekt de intercommunale zich uit het kapitaal van de maatschappij terug.".
Art. 36.In artikel L2212-7 van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art. 37.In artikel L2212-45 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : "1° in paragraaf 1 wordt het woord "senator" vervangen door de woorden "Waals parlementslid"; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven; 3° in paragraaf 5 wordt er een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "De leden van een secretariaat mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot in de tweede graad, noch door de echt verbonden zijn of wettelijk samenwonen met een lid van het provinciecollege."; 4° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.Behalve die wedden, en onder uitsluiting van eventuele voordelen in natura, mogen de provinciaal gedeputeerden geen enkele vergoeding van de provincie genieten, om welke reden en onder welke benaming ook.
De Regering bepaalt de lijst van de toelaatbare voordelen in natura.".
Art. 38.In artikel L2212-77, § 1, van hetzelfde Wetboek, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 5° wordt vervangen als volgt : "5° de titularissen van een ambt binnen een instelling van openbaar nut van het Gewest, de Gemeenschap of de federale overheid en dat erin bestaat de algemene leiding erover te waarborgen;"; 2° er worden een punt 6°, een punt 7° en een punt 8° ingevoegd, luidend als volgt : "6° de beheerders zoals omschreven in artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en in artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet";7° de titularissen van een lokale leidinggevende functie en de titularissen van een directiefunctie in een intercommunale, een vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een gemeente- of provinciebedrijf, een gemeentelijke of een provinciale vzw, een projectvereniging, een huisvestingsmaatschappij, een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie. Onder titularis van een directiefunctie dienen de personen te worden verstaan, die een staffunctie bekleden met als kenmerk de uitoefening van een deel van het gezag, een verantwoordelijkheidsgraad en een bezoldigingsregeling die uiting is van de plaats die ze in het organogram bekleden; 8° de titularissen van een lokale leidinggevende functie en een directiefunctie in een stichting van openbaar nut voor zover de totale participatie van de gemeenten, OCMW's, intercommunales of provincies, alleen of in vereniging met de Waalse gewestelijke overheid, met inbegrip van haar openbare bestuurseenheden, rechtstreeks of onrechtstreeks een percentage van meer dan 50 percent aan gewestelijke, gemeentelijke, provinciale, intercommunale of OCMW-subsidies bereikt in het totaal van hun opbrengsten.".
Art. 39.In hetzelfde Wetboek wordt artikel L2212-78 waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met een paragraaf 2, luidend als volgt : " § 2. Kunnen geen voorzitter van de provincieraad zijn : 1° de titularissen van een lokale leidinggevende functie en de titularissen van een directiefunctie in een intercommunale, een vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een gemeente- of provinciebedrijf, een gemeentelijke of een provinciale vzw, een projectvereniging, een huisvestingsmaatschappij, een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie. Onder titularis van een directiefunctie dienen de personen te worden verstaan, die een staffunctie bekleden met als kenmerk de uitoefening van een deel van het gezag, een verantwoordelijkheidsgraad en een bezoldigingsregeling die uiting is van de plaats die ze in het organogram bekleden; 2° de beheerders zoals omschreven in artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en in artikel 2 van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet."; 3° de titularissen van een lokale leidinggevende functie en een directiefunctie in een stichting van openbaar nut voor zover de totale participatie van de gemeenten, OCMW's, intercommunales of provincies, alleen of in vereniging met de Waalse gewestelijke overheid, met inbegrip van haar openbare bestuurseenheden, rechtstreeks of onrechtstreeks een percentage van meer dan 50 percent aan gewestelijke, gemeentelijke, provinciale, intercommunale of OCMW-subsidies bereikt in het totaal van hun opbrengsten.".
Art. 40.In hetzelfde Wetboek worden, in artikel L2212-81ter, de woorden "of een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie" toegevoegd na het woord "intercommunale".
Art. 41.In hetzelfde Wetboek worden, in artikel L2212-81quater, de woorden "of een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie" toegevoegd na het woord "intercommunale".".
Art. 42.In artikel L2223-5 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : "1° in paragraaf 1 worden de woorden "directiecomité" vervangen door de woorden "uitvoerend bureau"; 2° in paragraaf 2, lid 2, worden de woorden "directiecomité" vervangen door de woorden "uitvoerend bureau";3° in paragraaf 2 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De bestuurders die de provincie vertegenwoordigen worden naar evenredigheid van de provincieraad aangewezen overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek.Elke democratische politieke fractie, omschreven overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, lid 5, die niet vertegenwoordigd is overeenkomstig het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging bedoeld in deze paragraaf, heeft recht op een zetel als waarnemer zoals omschreven in artikel L5111-1, met raadgevende stem."; 4° in paragraaf 2 wordt het zesde lid vervangen als volgt : "De raad van bestuur kiest een voorzitter en eventueel een ondervoorzitter uit zijn leden aangewezen door de provincieraad."; 5° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Het uitvoerend bureau of, bij ontstentenis, de voorzitter is belast met het dagelijks bestuur, met de vertegenwoordiging die bij dat bestuur hoort en met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur. De voorzitter en de eventuele ondervoorzitter van de raad van bestuur krijgen geen enkele vergoeding voor dat dagelijks bestuur.
Het uitvoerend bureau bestaat uit maximum drie bestuurders, waaronder inbegrepen de voorzitter en de eventuele ondervoorzitter, allen door de raad van bestuur aangewezen in eigen kring, in de meerderheid onder de leden aangewezen door de provincieraad. Het voorzitterschap van het uitvoerend bureau wordt waargenomen door de voorzitter. Bij staking van stemmen in het uitvoerend bureau is diens stem doorslaggevend."; 6° er wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidend als volgt : " § 4.De beheersorganen van het bedrijf beraadslagen en besluiten enkel als de meerderheid van hun werkende leden fysiek aanwezig is.
Met volmachten wordt geen rekening gehouden in de berekening van het aanwezigheidsquorum.
Elke bestuurder is houder van één enkele volmacht.".
Art. 43.In artikel L2223-14 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : "1° de paragrafen 2 en 3 worden vervangen door wat volgt : " § 2. Indien de statuten de meerderheid van de mandaten in de beheers- en controleorganen aan de provincie toewijst, heeft elke democratische politieke fractie die niet vertegenwoordigd is overeenkomstig de regel van de evenredige vertegenwoordiging bedoeld in paragraaf 1, recht op één zetel als waarnemer zoals bepaald in artikel L5111-1 met raadgevende stem. § 3. Indien meerdere provincies lid zijn van een vzw en de provincies over de meerderheid der stemmen beschikken, heeft elke democratische politieke fractie, bepaald overeenkomstig artikel L1231-5, § 2, vijfde lid, die over minstens één verkozene beschikt in één van de verenigde provincies en over minstens één verkozene in het Waals Parlement en die niet vertegenwoordigd is overeenkomstig de regel van de evenredige vertegenwoordiging bedoeld in paragraaf 1 recht op één zetel als waarnemer zoals bepaald in artikel L5111-1 met raadgevende stem."; 2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : "Elk lid van een provincieraad dat in deze hoedanigheid een mandaat in een vzw uitoefent, wordt geacht van rechtswege ontslag te nemen zodra hij niet langer deel uitmaakt van de provincieraad. Alle mandaten in de verschillende organen van de vzw vervallen onmiddellijk na de eerste algemene vergadering die volgt op de hernieuwing van de provincieraden." ".
Art. 44.In artikel L3111-1, § 1, van hetzelfde Wetboek, wordt een punt 8° ingevoegd, luidend als volgt : "8° een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie, zoals omschreven in artikel L5111-1, lid 1, 10°. ".
Art. 45.Artikel L3116-1 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "De toezichthoudende overheid mag, bij besluit, een bijzondere commissaris aanwijzen wanneer een publiekrechtelijke rechtspersoon of een instelling bedoeld in artikel L3111-1, § 1, het algemeen belang schaadt, verzuimt de aangevraagde inlichtingen en elementen te verstrekken of de voorschriften van de wetten, decreten, besluiten, regelingen of statuten, of van een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing uit te voeren. De bijzondere commissaris is gemachtigd om alle maatregelen te treffen in de plaats van de in gebreke gebleven overheid, binnen de perken van het mandaat dat hem bij het aanwijzingsbesluit is toegekend.".
Art. 46.In hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van het vijfde deel vervangen als volgt : "Vijfde deel - De verplichtingen van de mandatarissen inzake de aangifte van mandaten, functies en vergoeding".
Art. 47.Artikel L5111-1 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L5111-1. Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : 1° oorspronkelijk mandaat : het mandaat van gemeenteraadslid, schepen, burgemeester, provinciaal gedeputeerde, provincieraadslid of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, als de wetgeving die op hem toepasselijk is, in zijn aanwezigheid in het gemeentecollege voorziet;2° afgeleid mandaat : elk mandaat dat uitgeoefend wordt door de titularis van een oorspronkelijk mandaat en dat hem toevertrouwd is wegens zijn oorspronkelijk mandaat ofwel door de overheid waarin hij zijn mandaat uitoefent, ofwel op enige andere wijze of dat hem toevertrouwd is bij beslissing van één van de organen, of wegens de vertegenwoordiging : a) van een gemeente;b) van een provincie ;c) van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;d) van een intercommunale ;e) van een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf;f) van een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;g) van een huisvestingsmaatschappij ;h) van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij één of meerdere van de bovenvermelde overheden betrokken worden;3° mandataris : elke titularis van een oorspronkelijk mandaat of een afgeleid mandaat;4° privémandaat : elk mandaat dat uitgeoefend wordt in een beheersorgaan van een rechtspersoon of een feitelijke vereniging en dat geen afgeleid mandaat is, een mandaat toevertrouwd aan een niet-verkozen persoon in de zin van punt 9°, een mandaat uitgeoefend in een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie, een openbaar mandaat, openbare functie of openbaar ambt van politieke aard, een lokale leidinggevende functie of een functie van beheerder;5° uitvoerend oorspronkelijk mandaat : de mandaten van burgemeester, schepen, provinciaal gedeputeerde en voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn als de op hem toepasselijke wetgeving in zijn aanwezigheid in de gemeenteraad voorziet;6° openbaar mandaat, functie of ambt van politieke aard : elk openbaar mandaat, elke openbare functie of elk openbaar ambt van politieke aard die niet verstaan worden als een oorspronkelijk mandaat, een afgeleid mandaat, een mandaat toevertrouwd aan een niet-verkozen persoon in de zin van punt 9°, of een mandaat uitgeoefend in een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie;7° lokale leidinggevende functie : de persoon die de hoogste hiërarchische positie bekleedt, krachtens een arbeidsovereenkomst of een statuut in dienst genomen in een intercommunale, een vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf, een gemeentelijke of provinciale vzw, een projectvereniging, een huisvestingsmaatschappij, een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie;8° mandaat, leidinggevende functie of beroep, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de overheidssector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland : mandaten, leidinggevende functies of beroepen die niet verstaan worden als een oorspronkelijk mandaat of een afgeleid mandaat, noch als een mandaat toevertrouwd aan een niet-verkozen persoon in de zin van punt 9°, noch als een openbaar mandaat, functie of ambt van politieke aard, noch als de lokale leidinggevende functie, noch als de functie van beheerder;9° niet-verkozen personen : de personen die niet titularis zijn van een oorspronkelijk mandaat en aan wie een mandaat is toevertrouwd in een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon bij beslissing van één van de organen, of wegens de vertegenwoordiging : a) van een gemeente;b) van een provincie ;c) van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;d) van een intercommunale ;e) van een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf;f) van een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;g) van een huisvestingsmaatschappij ;h) van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij één of meerdere van de bovenvermelde overheden betrokken zijn;10° maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie : maatschappij die aan volgende criteria beantwoordt : a) een maatschappij naar Belgisch recht zijn of waarvan een bedrijfszetel in België is gevestigd;b) geen intercommunale zijn, noch een vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een gemeente- of provinciebedrijf, een gemeentelijke of een provinciale vzw, een projectvereniging, een huisvestingsmaatschappij, een een organisme bedoeld in artikel 3 van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder of in het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;c) en waarin één of meerdere gemeenten, provincies, OCMW's, intercommunales, zelfstandige gemeente- of provinciebedrijven, projectverenigingen, vereniningen van overheden bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, huisvestingsmaatschappijen, of rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij meerdere voornoemde overheden aangesloten zijn, alleen of samen met het Waalse Gewest, een organisme bedoeld in artikel 3, § 1 tot 7, lid 1, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder of in het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet, een kapitaalparticipatie in handen hebben die meer bedraagt dan vijftig percent van het kapitaal;of meer dan vijftig percent van de leden van het voornaamste bestuursorgaan aanwijzen.
Wanneer de kapitaalparticipatie van de gemeenten, provincies, OCMW's, intercommunales, zelfstandige gemeente- en provinciebedrijven, projectverenigingen, verenigingen van overheden bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, huisvestingsmaatschappijen hoger is dan de kapitaalparticipatie van het Waalse Gewest, een organisme bedoeld in artikel 3, § 1 tot 7, lid 1, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder of in het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet, is de maatschappij een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie. In het tegenovergestelde geval en onverminderd hiernavolgende hypothese valt de maatschappij, in voorkomend geval, onder artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder of artikel 3, § 5, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 2004 van de Grondwet";
Wanneer het aantal leden van het voornaamste beheersorgaan aangewezen door de gemeenten, provincies, OCMW's, intercommunales, zelfstandige gemeente- en provinciebedrijven, projectverenigingen, verenigingen van overheden bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, huisvestingsmaatschappijen hoger is dan de kapitaalparticipatie van het Waalse Gewest, een organisme bedoeld in artikel 3, § 1 tot 7, lid 1e&van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder of in het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet, is de maatschappij een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie. In het tegenovergestelde geval en onverminderd hiernavolgende hypothese valt de maatschappij, in voorkomend geval, onder artikel 3, § 7, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder of artikel 3, § 5, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet"; 11° presentiegeld : bezoldiging toegekend aan een lid van een instelling dat zetelt tijdens een vergadering van een beheersorgaan, wegens zijn aanwezigheid en zijn deelneming aan het geheel van deze vergadering;12° bezoldiging : elke som die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van een oorspronkelijk mandaat, een afgeleid mandaat, een mandaat uitgeoefend door een niet-verkozen persoon, een openbaar mandaat, functie of ambt van politieke aard, een lokale leidinggevende functie, een functie van beheerder of een mandaat, een leidinggevende functie of beroep, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, van elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland;13° voordeel in natura : onverminderd de definitie van voordeel in natura bedoeld in bijlage 4, elk voordeel dat niet resulteert in de storting van een som en die verleend wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van een oorspronkelijk mandaat, een afgeleid mandaat, een mandaat uitgeoefend door een niet-verkozen persoon, een openbaar mandaat, functie of ambt van politieke aard, een lokale leidinggevende functie, een functie van beheerder of een mandaat, een leidinggevende functie of beroep, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, van elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland;14° beveiligde elektronische weg : elke beveiligde communicatiewijze om de elektronische verzending van informatie tot stand te brengen, uitgaande van het controleorgaan of gericht aan het orgaan in het kader van zijn bevoegdheden, volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt met inachtneming van de eisen vastgesteld in artikel 5 van het decreet van 27 maar 2014 betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden;15° controleorgaan : de rechtspersoon of de dienst daartoe ingesteld door de decreetgever of door de Regering;16° waarnemer : persoon aangewezen om met raadgevende stem te zetelen, die over dezelfde rechten en verplichtingen beschikt als de bestuurders, met inbegrip van de deontologische en etische regels, binnen een beheersorgaan van een instelling die aan dit Wetboek wordt onderworpen;17° functie van beheerder : functie uitgeoefend door elke persoon belast met het dagelijks beheer of die optreedt in het orgaan belast met het dagelijks bestuur binnen de instelling bedoeld in het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder of in het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;18° plaatselijke vzw : vereniging zonder winstoogmerk naar Belgisch recht en waarvan de bedrijfszetel in België is gevestigd waarin één of meerdere gemeenten, provincies, OCMW's, intercommunales, zelfstandige gemeentelijke of provinciale bedrijven, projectverenigingen, vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, huisvestingsmaatschappijen, of rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij meerdere bovenvermelde overheden betrokken worden, die hetzij bij meerderheid, alleen of gezamenlijk, de activiteit van de vereniging subsidiëren, hetzij meer dan vijftig percent van de leden van het voornaamste beheersorgaan in handen hebben. Wat punt 2° betreft, wordt op onweerlegbare wijze beschouwd als een afgeleid mandaat : 1° het mandaat uitgeoefend door de houder van een oorspronkelijk mandaat binnen een vennootschap met een significante plaatselijke openbare participatie;2° het mandaat van bestuurder die niet plaatselijk verkozen is, zoals bedoeld in artikel L1523-15, § 1, tweede lid. Wat punt 4° betreft, wordt het openbaar mandaat in de zin van artikel 1, § 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 20 maart 2014 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap betreffende het bestuur in de uitvoering van de openbare mandaten in de overheidsinstellingen en in de van de overheid afgeleide entiteiten, niet beschouwd als een privémandaat.
Wat punt 6° betreft, worden het mandaat, de functie en openbaar ambt van politieke aard, toegekend door de Europese Unie, de Staat, een Gewest of een Gemeenschap, met inbegrip van de speciale functies toevertrouwd binnen een Parlement als het reglement van het Parlement het nader bepaalt, beschouwd als mandaat functie en openbaar ambt van politieke aard.
Voor de toepassing van artikel L5321-1, worden niet beschouwd als mandaat, functie en openbaar ambt van politieke aard, de functie van beheerder, de lokale leidinggevende functie, de functies van Ministers, van federale Staatssecretarissen en de leden van een gemeenschaps- of gewestregering.
Wat punt 8° betreft, wordt het privémandaat beschouwd als een mandaat, een leidinggevende functie of een beroep.
Wat betreft punt 13°, wordt het voordeel geëvalueerd overeenkomstig artikel L5321,2, § 1, van dit Wetboek.
Wat punt 15° betreft, is het controleorgaan, voor de titularissen van een oorspronkelijk mandaat die lid zijn van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Waals Parlement, van het Parlement van de Franse Gemeenschap of van het Europees parlement de daartoe door de parlementaire Assemblee ingestelde instelling, waarin ze hun mandaat uitoefenen.
Voor wat onder de leden van het Waals Parlement valt, maakt het controleorgaan van het Waals Parlement jaarlijks een verslag op over de uitvoering van de krachtens dit deel van het Wetboek toevertrouwde opdrachten. Het Waals Parlement is belast met de bekendmaking van het kadaster zoals bedoeld in artikel L5511-1 voor de houders van een oorspronkelijk mandaat die lid zijn van het Waals Parlement Zolang het controleorgaan bedoeld in punt 15° van het eerste lid niet is opgericht, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de Regering of de dienst die voor deze opdracht gemachtigd is door de Regering.".
Art. 48.Artikel L5211-1 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L5211-1 § 1. De aangifte die ingevuld dient te worden door de houders van een oorspronkelijk mandaat bevat voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aangifte wordt ingevuld, volgende delen : 1° opgave van de oorspronkelijke mandaten, alsook van de bedragen van het presentiegeld en van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze mandaten en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 1;2° opgave van de afgeleide mandaten, alsook van de bedragen van het presentiegeld en van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze mandaten en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 2;3° opgave van de openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, alsook van de bedragen van het presentiegeld en van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 3;4° opgave van de lokale leidinggevende functies, alsook van het bedrag van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze lokale leidinggevende functies en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 4;5° opgave van de functies van beheerder, alsook van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze functies van beheerder en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 5;6° opgave van de mandaten, leidinggevende functies of beroepen, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland - deel 6. Wat punt 6° betreft, vermeldt de aangifte welke van deze mandaten, leidinggevende functies of beroepen aanleiding geven tot de toekenning van presentiegeld, bezoldigingen of voordelen in natura. § 2. De aangifte die ingevuld dient te worden door de titularissen van een uitvoerend oorspronkelijk mandaat bevat voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aangifte wordt ingevuld, dezelfde delen als die vermeld in paragraaf 1 en een deel 7 dat de opgave bevat van de bezoldigingen verkregen in het kader van de privémandaten. Dat deel wordt onder verzegelde omslag bij het controleorgaan ingediend. § 3. De aangifte die ingevuld dient te worden door de niet-verkozen personen bevat voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aangifte wordt ingevuld, volgende delen : 1° opgave van de toevertrouwde mandaten in een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon ten gevolge van de beslissing van één van de organen, of wegens de vertegenwoordiging van een gemeente, een provincie, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunale, een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf, een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een huisvestingsmaatschappij, elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij een of meerdere van deze bovenvermelde overheden betrokken worden, van het orgaan die ze heeft toevertrouwd, alsook van de bedragen van het presentiegeld en van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze mandaten en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 1;2° opgave van de openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, alsook van de bedragen van het presentiegeld en van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 2;3° opgave van de lokale leidinggevende functies, alsook van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze lokale leidinggevende functies en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 3;4° opgave van de functies van beheerder, alsook van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze functies van beheerder en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 4;5° opgave van de mandaten, leidinggevende functies of beroepen, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland - deel 5. Wat punt 5° betreft, vermeldt de aangifte welke van deze mandaten, leidinggevende functies of beroepen aanleiding geven tot de toekenning van presentiegeld, bezoldigingen of voordelen in natura. § 4. De aangifte die ingevuld dient te worden door de titularis van een lokale leidinggevende functie die niet titularis is van een oorspronkelijk mandaat of niet-verkozen persoon in de zin van artikel L5111-1, bevat voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aangifte wordt ingevuld, volgende delen : 1° opgave van de lokale leidinggevende functies, alsook van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze lokale leidinggevende functies en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 1;2° opgave van de mandaten die het gevolg zijn van de lokale leidinggevende functie - deel 2;3° opgave van de openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, alsook van de bedragen van het presentiegeld en van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 3;4° opgave van de functies van beheerder, alsook van de bezoldiging die betaald wordt als tegenprestatie voor de uitoefening van deze functies van beheerder en de daaraan verbonden voordelen in natura - deel 4;5° opgave van de mandaten, leidinggevende functies of beroepen, ongeacht de aard ervan, uitgeoefend zowel in de openbare sector als in opdracht van elke natuurlijke of rechtspersoon, elke instelling of feitelijke vereniging, gevestigd in België of in het buitenland - deel 5. Wat punt 5° betreft, vermeldt de aangifte welke van deze mandaten, leidinggevende functies of beroepen aanleiding geven tot de toekenning van presentiegeld, bezoldigingen of voordelen in natura. § 5. De modellen van aangifte worden door het controleorgaan bepaald.
Deze modellen kunnen de opgave van de instelling die het mandaat toevertrouwd of voorgesteld heeft of die de declarant vertegenwoordigt, bevatten. § 6. Het controle-orgaan bewaart de aangiften die het toegezonden krijgt, en de daarbij gevoegde fiscale fiches, tijdens een periode van zes jaar. Na afloop van die termijn zorgt het ervoor dat ze vernietigd worden. ».
Art. 49.Artikel L5211-2 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L5211-2. Uiterlijk op 30 juni van elk jaar : 1° richten de titularissen van een oorspronkelijk mandaat, per aangetekend schrijven, per beveiligde elektronische weg of op de door het controleorgaan bepaalde wijze, een aangifte aan dat orgaan met de delen zoals vernoemd in artikel L5211-1, § 1;2° richten de titularissen van een uitvoerend oorspronkelijk mandaat, per aangetekend schrijven, per beveiligde elektronische weg of op de door het controleorgaan bepaalde wijze, een aangifte aan dat orgaan met de delen zoals vernoemd in artikel L5211-1, § 2.Het deel 7 vermeld in artikel L5211-1, § 2, wordt gericht aan het controleorgaan per aangetekend schrijven of op de door het controleorgaan bepaalde wijze; 3° richten de niet-verkozen personen per aangetekend schrijven, per beveiligde elektronische weg of op de door het controle-orgaan bepaalde wijze een aangifte aan dat controleorgaan met de delen zoals vernoemd in artikel L5211-1, § 3, als minstens een mandaat dat hen wordt toevertrouwd in een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon ten gevolge van de beslissing van één van de organen, of wegens de vertegenwoordiging van een gemeente, een provincie, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunale, een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf, een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een huisvestingsmaatschappij, elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij een of meerdere van deze bovenvermelde overheden betrokken worden, wordt bezoldigd;4° richten de titularissen van een lokale leidinggevende functie, per aangetekend schrijven, beveiligde elektronische weg of op de door het controleorgaan bepaalde wijze, een aangifte aan dat orgaan met de delen zoals vernoemd in artikel L5211-1, § 4. De fiscale fiches die de controle van de aangiftes door de het controleorgaan toelaten worden gevoegd bij de aangifte door de declaranten.".
Art. 50.In hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van boek III van het vijfde deel vervangen als volgt : "Boek III - Bezoldigingen en voordelen in natura".
Art. 51.In hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van de Enige titel van boek III van het vijfde deel vervangen als volgt : "Titel I - Bezoldigingen en voordelen in natura betaald als tegenprestatie voor de uitoefening van de afgeleide mandaten".
Art. 52.Artikel L5311-1 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L5311-1. § 1. Dit artikel geldt bij de uitoefening van de afgeleide mandaten in elk beheersorgaan van een rechtspersoon of een feitelijke vereniging, onder voorbehoud van bijzondere regels bedoeld in artikel L6434-1, § 3, voor de titularis van een lokale leidinggevende functie.
De afgeleide mandaten uitgeoefend binnen een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf of binnen een gemeentelijke of provinciale vzw door de titularis van een uitvoerend oorspronkelijk mandaat worden kosteloos uitgeoefend. § 2. Een bestuurder kan, met uitsluiting van elke andere bezoldiging of voordeel in natura, alleen maar presentiegeld krijgen. Onverminderd het derde lid, krijgt hij één enkele presentievergoeding voor elke vergadering van het beheersorgaan die hij bijwoont.
Het bedrag van het presentiegeld mag niet hoger zijn dan 125 euro.
Aan hetzelfde lid kan slechts één presentievergoeding per dag worden toegekend, ongeacht de aard en het aantal vergaderingen die hij heeft bijgewoond in de rechtspersoon of de feitelijke vereniging.
Met uitzondering van de vergaderingen van het auditcomité en binnen de perken bepaald in paragraaf 11, wordt geen enkel presentiegeld, bezoldiging en voordeel in natura ontvangen voor de deelname aan vergadering van organen die geen beperkte beheersorganen zijn in de zin van artikel L1523-18, § 2.
Het mandaat van waarnemer zoals bepaald in artikel L5111-1 wordt kosteloos uitgeoefend. § 3. Alleen de voorzitter en de ondervoorzitter van een rechtspersoon of de feitelijke vereniging, kunnen, in plaats van presentiegeld, een bezoldiging en voordelen in natura krijgen voor de uitoefening van hun functie. De voorzitter en de ondervoorzitter mogen niet, in dat geval, genieten van andere bezoldigingen of presentievergoedingen in de uitoefening van hun functies binnen de rechtspersoon of een feitelijke vereniging.
Bij gebrek aan een bezoldiging zoals bedoeld in het eerste lid, kunnen de voorzitter en de ondervoorzitter, voor hun deelname aan het geheel van de vergadering van de raad van bestuur, presentiegeld krijgen voor een maximumbedrag van respectievelijk 180 euro en 150 euro. § 4. Het maximale jaarlijkse brutobedrag van het presentiegeld date en bestuurder krijgt, mag niet hoger zijn dan 4999,28 euro. § 5. Het maximale jaarlijkse brutobedrag van het presentiegeld of de bezoldiging en de voordelen in natura van de ondervoorzitter mag niet hoger zijn dan vijfenzeventig percent van het maximumbedrag van de bezoldiging en de voordelen in natura gekregen door de voorzitter van dezelfde rechtspersoon. § 6. Het maximale jaarlijkse brutobedrag van het presentiegeld of van de bezoldiging en de voordelen in natura van de voorzitter mag niet hoger zijn dan het bedrag opgenomen in de bijlage 1 bij dit Wetboek.
Het vloeit voort uit de samentelling van de punten volgens de parameters en de berekeningsmethodes die in dezelfde bijlage zijn bepaald. § 7. Onverminderd de voorafgaande paragrafen, is, voor hun deelname aan de beperkte beheersorganen, het maximum bedrag van het presentiegeld voor een andere voorzitter en ondervoorzitter dan de voorzitter en de ondervoorzitter van de rechtspersoon of feitelijke vereniging als deze een bezoldiging krijgen zoals voorzien in paragraaf 3, respectievelijk 180 euro en 150 euro.
De andere bestuurders die lid zijn van het beperkte beheersorgaan kunnen presentiegeld voor maximum 125 euro krijgen. § 8. Het presentiegeld, de bezoldigingen of andere voordelen die verschuldigd zijn wegens de deelname van een bestuurder van een intercommunale aan de vergaderingen van organen in de maatschappijen met een significante lokale overheidsparticipatie waar ze zetelen ten gevolge van een uitdrukkelijke aanwijzing of wegens de vertegenwoordiging van de intercommunale worden rechtstreeks aan deze gestort. § 9. Het oorspronkelijk mandaat, afgeleid mandaat, mandaat toevertrouwd aan een niet-verkozen persoon, mandaat, functie en openbaar ambt van politieke aard mag niet worden uitgeoefend noch via een managementvennootschap of tussenkomende vennootschap noch als zelfstandige. § 10. De bezoldiging van de voorzitter en de ondervoorzitter zoals bedoeld in paragraaf 3 wordt berekend voor de deelname aan het geheel van de vergaderingen van de beheersorganen waaraan de bovenvermelde functies dienen deel te nemen. Bij gebreke van deelname wordt het bedrag van de bezoldiging naar verhouding verminderd.
De voorzitter en de ondervoorzitter die niet deelgenomen hebben aan het geheel van de vergadering worden beschouwd als in gebreke van deelneming. Een volledige of gedeeltelijke afwezigheid op een vergadering van een beheersorgaan wegens ziekte, moederschapverlof of geval van overmacht wordt niet beschouwd als een gebreke van deelneming, voor zover dat deze feitelijke toestand behoorlijk gerechtvaardigd kan worden.
De bezoldiging wordt aan het einde van elke maand uitbetaald.
Het voornaamste beheersorgaan van de instelling die de voorzitter en de ondervoorzitter betaalt, voegt bij het bezoldigingsverslag zoals bedoeld in artikel L6421-1, een jaarlijkse samenvattende fiche, met de gestorte bedragen en hun rechtvaardiging voor elke maand. § 11. Het aantal vergaderingen die aanleiding geven tot de toekenning van presentiegeld mag de volgende getallen niet overschrijden : - voor een raad van bestuur : twaalf per jaar ; - voor een beperkt beheersorgaan dat een activiteitensector beheert : twaalf per jaar ; - voor een uitvoerend bureau : achttien per jaar.
Het aantal vergaderingen van het auditcomité die aanleiding geven tot de toekenning van presentiegeld mag niet hoger liggen dan drie per jaar.
Het aantal vergaderingen van het beheercomité van de projectvereniging die aanleiding geven tot de toekenning van presentiegeld mag niet hoger liggen dan twaalf per jaar. § 12. De mandaten binnen het bezoldigingscomité worden kosteloos uitgeoefend.
Het bedrag van het presentiegeld toegekend aan de leden van het auditcomité mag niet hoger zijn dan 125 euro.
Het mandaat binnen het beheerscomité van een overeenkomst tussen gemeenten wordt kosteloos uitgeoefend.
Het bedrag van het presentiegeld toegekend aan de leden van het beheerscomité van de projectvereniging mag niet hoger zijn dan 125 euro. § 13. De maximumbedragen vastgesteld in de vorige paragrafen zijn ook van toepassing op de mandaten toevertrouwd aan de niet-verkozen personen bij beslissing van één van de organen, of wegens de vertegenwoordiging van : a) een gemeente;b) een provincie;c) een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;d) een intercommunale;e) een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf;f) een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;g) een huisvestingsmaatschappij ;h) elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij één of meerdere van de bovenvermelde overheden betrokken worden. § 14. De maximumbedragen bedoeld in dit artikel worden gekoppeld aan het indexcijfer overeenkomstig de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Ze worden gekoppeld aan de spilindex 138,01 van 1 januari 1990.
Art. 53.Artikel L5311-2 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 54.Artikel L5311-3 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 55.In boek III, vijfde deel van hetzelfde Wetboek, wordt een titel II ingevoegd met als opschrift "Titel II - Maximumbedragen van toepassing inzake de bezoldigingen en de voordelen in natura".
Art. 56.In titel II, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel L5321-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L5321-1. § 1. De som van het presentiegeld van het gemeenteraadslid en van de presentiegelden, bezoldigingen en voordelen in natura die hij geniet wegens zijn oorspronkelijke mandaten, zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoeding van de leden van de Kamer der Volksvertegenwoordigers.
Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van het presentiegeld of van de bezoldigingen en voordelen in natura ontvangen door het gemeenteraadslid wegens zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, dienovereenkomstig verminderd. § 2. De som van de burgemeesters- of schepenenwedde en van de presentiegelden, bezoldigingen en voordelen in natura die hij geniet wegens zijn oorspronkelijke mandaten, zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoeding van de leden van de Kamer der Volksvertegenwoordigers.
Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van de burgemeesters- of schepenenwedde of van de presentiegelden, bezoldigingen en voordelen in natura ontvangen door de burgemeester of de schepen wegens zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, dienovereenkomstig verminderd. § 3. De som van het presentiegeld van het provincieraadslid en van de presentiegelden, bezoldigingen en voordelen in natura die hij geniet wegens zijn oorspronkelijke mandaten, zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoeding van de leden van de Kamer der Volksvertegenwoordigers.
Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van het presentiegeld of van de bezoldigingen en voordelen in natura ontvangen door het provincieraadslid wegens zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, dienovereenkomstig verminderd. § 4. De presentiegelden, bezoldigingen en voordelen in natura waarover een provinciaal gedeputeerde beschikt wegens zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard mogen de helft van het bedrag van de in artikel L2212-45, § 1 vastgestelde wedden niet overschrijden.
Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van de wedde van provinciaal gedeputeerde en/of van de presentiegelden, bezoldigingen en voordelen in natura ontvangen door de provinciaal gedeputeerde wegens zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard, dienovereenkomstig verminderd. § 5. De som van de presentiegelden, bezoldigingen en voordelen in natura waarover een niet-verkozen persoon beschikt wegens zijn mandaten toevertrouwd in een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon bij beslissing van één van de organen, of wegens de vertegenwoordiging van een gemeente, een provincie, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunale, een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf, een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een huisvestingsmaatschappij, elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij een of meerdere van deze bovenvermelde overheden betrokken worden, en van zijn openbare mandaten, functies of ambten van politieke aard mag niet vijftig percent van het bedrag van de parlementaire vergoeding van de leden van de Kamer der Volksvertegenwoordigers overschrijden.
Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van de bezoldigingen en voordelen in natura ontvangen door de niet verkozen persoon, dienovereenkomstig verminderd. § 6. Het maximale jaarlijkse brutobedrag van de bezoldiging van de houder van de plaatselijke leidinggevende functie mag niet hoger zijn dan het bedrag opgenomen in bijlage 4.".
Art. 57.In dezelfde titel II wordt een artikel L5321-2 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L5321-2. § 1. Het bedrag van de voordelen in natura wordt berekend op basis van de regels toegepast door de fiscale Administratie inzake belastingen op de inkomsten. § 2. Een mandataris mag niet titularis zijn of gebruik maken van een kredietkaart uitgaande van de rechtspersoon waarin hij zijn mandaat uitoefent.".
Art. 58.In artikel L5411-1 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Het controleorgaan gaat na of alle aangiften overeenstemmen met de bepalingen van het vijfde deel. Het orgaan zorgt ervoor dat de verplichtingen inzake de maximumbedragen voor de bezoldiging en de bedragen voor de bezoldiging en de voordelen in natura zoals bepaald bij het vijfde deel van dit Wetboek worden nageleefd."; 2° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "van de mandataris of van de niet-verkozen persoon" vervangen door "van de mandataris, van de niet-verkozen persoon of van de houder van de lokale leidinggevende functie".
Art. 59.In hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van Titel II van boek IV van het vijfde deel vervangen als volgt : "Titel II - Procedure voor het nazicht van de aangiften van de mandatarissen, van de niet-verkozen personen en van de houders van de lokale leidinggevende functie".
Art. 60.In artikel L5421-1 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "de mandataris of de niet-verkozen persoon" vervangen door "mandataris, de niet-verkozen persoon of de titularis van de lokale leidinggevende functie";2° in paragraaf 2, worden de woorden "Die termijn wordt opgeschort tussen 15 juli en 15 augustus" opgeheven;3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.Het controleorgaan verzendt het advies bedoeld in paragraaf 1, binnen de elf maanden volgend op de ontvangst van de aangifte.
De aangifte wordt geacht overeen te stemmen met de bepalingen van dit Wetboek voor het referentiejaar als het controleorgaan het advies bedoeld in paragraaf 1 binnen de termijn niet verzonden heeft.".
Art. 61.In artikel L5421-2 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "de mandataris" vervangen door "de mandataris, de niet-verkozen persoon of de titularis van de lokale leidinggevende functie";2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De betrokken persoon betaalt binnen de zestig volle dagen na de ontvangst van de kennisgeving van de beslissing van het controleorgaan de te veel gekregen sommen bedoeld in paragraaf 1, lid 2, terug.
Het controleorgaan kan die termijn verlengen met een duur die het bepaalt voor zover betrokkene per aangetekend schrijven binnen de vijftien volle dagen na de kennisgeving van de beslissing uitzonderlijke motieven die te gronde liggen aan zijn verzoek, te kennen heeft gegeven.
Als de betrokken persoon titularis is van een oorspronkelijk mandaat, gebeurt de terugbetaling van de ten opzichte van artikel L5321-1 te veel gekregen sommen bij de gemeente of de provincie waarin zij haar oorspronkelijke mandaat (mandaten) uitoefent. Indien de mandataris houder is van een oorspronkelijk mandaat zowel in een provincie als in een gemeente, gebeurt de terugbetaling ten voordele van de gemeente.
De terugbetaling van de te veel gekregen sommen door een mandataris in het kader van de uitoefening van de afgeleide mandaten gebeurt ten voordele van de instelling die het te veel gekregen bedrag heeft gestort.
Als de betrokken persoon een niet-verkozen persoon is, gebeurt de terugbetaling van de ten opzichte van artikel L5321-1, § 5, te veel gekregen sommen ten voordele van de instellingen waarin hij zijn bezoldigde mandaat (mandaten) uitoefent naar evenredigheid van de te veel gekregen som.
De terugbetaling van de te veel gekregen sommen door een niet-verkozen persoon in het kader van de uitoefening van de mandaten die hem worden toevertrouwd bij beslissing van één van de organen, of wegens de vertegenwoordiging : a) van een gemeente;b) van een provincie ;c) van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;d) van een intercommunale ;e) van een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf;f) van een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;g) van een huisvestingsmaatschappij ;h) van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij één of meerdere van de bovenvermelde overheden betrokken zijn; gebeurt ten voordele van de instelling die het te veel gekregen bedrag heeft gestort.
Als de betrokken persoon titularis is van de lokale leidinggevende functie, gebeurt de terugbetaling van de te veel gekregen sommen, indien het maximumbedrag voor de bezoldiging zoals ingevoerd bij artikel L5321-1, § 6 overschreden wordt, ten voordele van zijn werkgever.
De betrokken persoon richt onverwijld het bewijs van de terugbetaling aan het controleorgaan."; 3° in paragraaf 3 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "aan de gemeente, de provincie, de publiekrechtelijke rechtspersoon, de privaatrechtelijke rechtspersoon of de feitelijke vereniging in kwestie" worden vervangen door "aan de gemeente, de provincie, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, de publiekrechtelijke rechtspersoon, de privaatrechtelijke rechtspersoon of de feitelijke vereniging in kwestie alsook de Regering"; 2° het woord "dienst"wordt vervangen door het woord "orgaan".".
Art. 62.Artikel L5431-1 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. L5431-1. § 1. Indien de betrokken persoon geen aangifte heeft ingediend, willens en wetens een valse aangifte heeft ingediend of nagelaten heeft de onverschuldigd gekregen sommen binnen de haar door de Regering toebedeelde termijn terug te betalen, na afloop van de procedure bepaald in paragraaf 3, kan de Regering het verval vaststellen : 1° van de oorspronkelijke mandaten, met inbegrip van de uitvoerende oorspronkelijke mandaten, en van de afgeleide mandaten van elke gemeente- of provinciemandataris ;2° van de mandaten toevertrouwd aan niet-verkozen personen bij een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon ten gevolge van een beslissing getroffen door een van de organen, en ten gevolge van de vertegenwoordiging : a) van een gemeente;b) van een provincie ;c) van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;d) van een intercommunale ;e) van een zelfstandig gemeentelijk of provinciaal bedrijf;f) van een vereniging van openbare besturen bedoeld in artikel 118 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;g) van een huisvestingsmaatschappij ;h) van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarbij één of meerdere van de bovenvermelde overheden betrokken zijn;3° van de mandaten die uit de lokale leidinggevende functie voortvloeien. Tijdens een periode van 6 jaar die ingaat op de dag na de kennisgeving van de beslissing van de Regering die het verval vaststelt : 1° zal de titularis van een oorspronkelijke mandaat of de niet-verkozen persoon geen titularis meer kunnen zijn van een mandaat bedoeld in artikel L5111-1,9° ;2° zal de titularis van de lokale leidinggevende functie geen intercommunale, vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, autonoom gemeente- of provinciebedrijf, gemeentelijke of provinciale vzw, projectvereniging, huisvestingsmaatschappij, maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie meer kunnen vertegenwoordigen. § 2. Als de betrokken persoon, na afloop van de procedure bepaald in paragraaf 3, geen titularis meer is van een mandaat waarvoor de Regering het verval kan vaststellen, kan de Regering voor een periode van 6 jaar na de kennisgeving van haar beslissing het volgende uitspreken : 1° een onverkiesbaarheid voor de gemeente- of provincieraad voor de betrokken persoon die titularis van een oorspronkelijke mandaat was alsook een verbod titularis van een mandaat bedoeld in artikel L5111-1, 9° te zijn ;2° een verbod titularis te zijn van een mandaat bedoeld in artikel L5111-1,9° voor de niet-verkozen persoon ;3° een verbod om een intercommunale, een vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een autonoom gemeente- of provinciebedrijf, een gemeentelijke of provinciale vzw, een projectvereniging, een huisvestingsmaatschappij, een maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie voor de lokale leidinggevende functie te vertegenwoordigen. § 3. Het controleorgaan deelt aan betrokkene per aangetekend schrijven een kennisgeving mee van de feiten die het verval of de beslissing van de Regering zoals bedoeld in paragraaf 2 kunnen inhouden.
Ten vroegste twintig dagen na het overmaken van de kennisgeving en na de betrokken persoon, eventueel bijgestaan door een raadsman van haar keuze, te hebben gehoord als zij daarom heeft verzocht binnen een termijn van acht dagen te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving, kan de Regering het verval vaststellen zoals bedoeld in paragraaf 1 of, als de betrokken persoon niet meer titularis is van een mandaat waarvoor de Regering het verval kan vaststellen, een beslissing uitspreken als bedoeld in paragraaf 2.
De beslissing van de Regering wordt binnen een termijn van hoogstens één maand na afloop van de procedure bepaald in leden 1 en 2 genomen.
Van die beslissing wordt kennis gegeven aan de betrokken persoon.
Er kan op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State een beroep tegen die beslissing worden ingediend. Het moet ingediend worden binnen de vijftien dagen na kennisgeving ervan.
In geval van verval van de mandaten wordt van de beslissing ook kennis gegeven aan het orgaan waarin de betrokken persoon de mandaten uitoefent die aan het verval onderworpen zijn.
Als de betrokkene, na de kennisgeving bedoeld in paragraaf 3, lid 3, te hebben ontvangen, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek. »
Art. 63.In artikel L5511-1 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1er wordt vervangen als volgt : « § 1.Het controleorgaan maakt een kadaster van de mandaten op voor elke titularis van een oorspronkelijke mandaat, niet-verkozen persoon en titularis van de lokale leidinggevende functie. Dit kadaster bevat de opgave geleverd door de aangever in de verschillende delen van zijn aangifte zoals vermeld in artikel L5211-1, met uitzondering van deel 7 van de aangifte van de titularis van een uitvoerend oorspronkelijk mandaat en van de bezoldigingen verkregen in het kader van een privémandaat.
Dit kadaster wordt jaarlijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad evenals op de website van het Waalse Gewest.
De bekendmaking gebeurt uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de functie of mandaten uitgeoefend zijn.
De lijst met de titularissen van een oorspronkelijke mandaat, de niet-verkozen personen en de titularissen van een lokale leidinggevende functie die de aangiften bedoeld in artikel L5211-1 na afloop van de nazichtprocedure van de aangiften bedoeld in artikel L5421-1 niet ingediend hebben, wordt samen met het kadaster in het Belgisch Staatsblad evenals op de website van het Waalse Gewest bekendgemaakt.
Als de titularis van een oorspronkelijke mandaat, de niet-verkozen persoon of de titularis van een lokale leidinggevende functie binnen een termijn van twee maanden na de bekendmaking een verschil tussen het bekendgemaakte kadaster en de aangifte die hij aan het controleorgaan gericht heeft, vaststelt, maakt hij per aangetekend schrijven een verbetering aan het controleorgaan volgens de door deze bepaalde modaliteiten over.
De verbeteringen die de titularis van een oorspronkelijke mandaat, de niet-verkozen persoon of de titularis van een lokale leidinggevende functie tussen 15 november en de bekendmaking van het kadaster aangebracht heeft, kunnen voor de bekendmaking eind december niet in aanmerking genomen worden.
Het controleorgaan zorgt voor de latere bekendmaking van deze verbeteringen in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Waalse Gewest. » ; 2° in paragraaf 2 worden de woorden « deel 9 » vervangen door de woorden « deel 7 ».
Art. 64.Artikel L5611-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie wordt opgeheven.
Art. 65.In deel VI van hetzelfde Wetboek wordt er een boek III ingevoegd, luidend als volgt "Boek III - Sancties tegen de mandatarissen die onverenigbaarheid, verbod en verhindering niet nakomen".
Art. 66.In boek III, ingevoegd bij artikel 62, wordt een artikel L6311-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L6311-1. § 1. De niet-nakoming van een in dit Wetboek bedoelde onverenigbaarheid, verbod of verhindering door de titularis van een mandaat van gemeenteraadslid, voorzitter van de raad, schepen, burgemeester, provinciaal gedeputeerde, provincieraadslid of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, als de wetgeving die op hem van toepassing is in zijn aanwezigheid binnen het gemeentecollege voorziet, kan het verval van al zijn oorspronkelijke mandaten tot gevolg hebben. § 2. Na afloop van de procedure bepaald in paragraaf 3 kan de Regering het verval vaststellen indien de betrokken persoon na ingebrekestelling de onverenigbaarheid, het verbod of de verhindering bedoeld in paragraaf 1 niet nakomt. § 3. De Regering deelt aan betrokkene per aangetekend schrijven een kennisgeving mee van de feiten die het verval kunnen inhouden.
Ten vroegste twintig dagen na het overmaken van de kennisgeving en na de betrokken persoon, eventueel bijgestaan door een raadsman van haar keuze, te hebben gehoord als zij daarom heeft verzocht binnen een termijn van acht dagen te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving, kan de Regering in een gemotiveerde beslissing het verval vaststellen.
De beslissing van de Regering wordt binnen een termijn van hoogstens één maand na afloop van de procedure bepaald in leden 1 en 2 genomen.
Van die beslissing wordt door toedoen van de Regering kennis gegeven aan de betrokken persoon en aan het orgaan waarin zij haar oorspronkelijke en afgeleide mandaten uitoefent.
Er kan op grond van artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State een beroep tegen die beslissing worden ingediend. Het moet ingediend worden binnen de vijftien dagen na kennisgeving ervan.
Als de betrokkene, na de kennisgeving bedoeld in paragraaf 3, lid 3, te hebben ontvangen, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek. »
Art. 67.In deel VI van hetzelfde Wetboek wordt een Boek IV ingevoegd, luidend als volgt "Boek IV. Diverse bepalingen inzake Bestuur en transparantie van de plaatselijke en bovenlokale instellingen".
Art. 68.In Boek IV ingevoegd bij artikel 64 wordt een Titel I ingevoegd, luidend als volgt "Titel I - Register van de plaatselijke en bovenlokale instellingen".
Art. 69.In Titel I, ingevoegd bij artikel 65, wordt artikel L6411-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L6411-1. § 1. De Regering stelt een register op van de lokale en bovenlokale instellingen waarin gezamenlijk de gemeenten, de provincies, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de intercommunales, de autonome gemeente- of provinciebedrijven, de projectverenigingen, de verenigingen van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare huisvestingsmaatschappijen, elke rechtspersoon of feitelijke vereningen waarvan één of meerdere voornoemde overheden lid zijn, van de openbare mandaten en de daarvoor aangewezen mandatarissen en de titularissen van de lokale leidinggevende functie.
Dit register wordt opgemaakt op basis van de gegevens aan de Regering overgemaakt door een institutionele informatieverstrekker onder diens verantwoordelijkheid.
De Regering bepaalt de te verstrekken gegevens, de modaliteiten voor de overmaking en de bekendmaking van de ingezamelde gegevens. § 2. De institutionele informatieverstrekkers zijn de volgende personen : 1° voor de gemeenten, OCMW's en provincies evenals de vzw's, politiezones en hulpverleningszones waarin ze een rol vervullen : de directeur-generaal van de gemeente, het OCMW, de provincie of diens afgevaardigde ;2° voor de intercommunales, verenigingen van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de openbare huisvestingsmaatschappijen, de autonome bedrijven, de projectverenigingen en de maatschappijen met een significante lokale overheidsparticipatie : de titularis van de lokale leidinggevende functie of diens afgevaardigde of, bij gebreke daarvan, de voorzitter van het voornaamste beheersorgaan. § 3. De institutionele informatieverstrekker bedoeld in paragraaf 2, 1°, maakt onder diens verantwoordelijkheid uiterlijk binnen vijftien dagen na de installatie van de gemeente- en provincieraadsleden en van de raadsleden van de OCMW's na de verkiezingen, volgende gegevens over : de lijst van diens interne instellingen evenals de identiteit van de mandatarissen, met inbegrip van hun rijksregisternummer, en de identificatie van de politieke fractie die ze vertegenwoordigen. § 4. De institutionele informatieverstrekker bedoeld in paragraaf 2, 1°, maakt onder diens verantwoordelijkheid uiterlijk op 1 december van het jaar na de installatie van de gemeente- en provincieraadsleden na de verkiezingen, volgende gegevens over : 1° de lijst van de instellingen bedoeld in paragraaf 1 waarin het gemeente of de provincie aangesloten is ;2° de identiteit van de aangewezen mandatarissen of niet-verkozenen, met inbegrip van hun rijksregisternummer;3° de identiteit van de titularis van de lokale leidinggevende functie, met inbegrip van diens rijksregisternummer. Deze informatie bevat de gegevens betreffende het begrotingsjaar van het voorafgaand jaar. § 5. De institutionele informatieverstrekker bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°, maakt onder diens verantwoordelijkheid bij elke wijziging volgende gegevens continu en onverwijld over : 1° de lijst van de aangesloten gemeente(n) en andere aangesloten leden, de lijst van diens beslissings- of overlegorganen alsook hun bevoegdheden ;2° de naam van de leden van die organen, met inbegrip van hun rijksregisternummer, en of ze een gemeente of een andere openbare instelling vertegenwoordigen ;3° de lijst van diens interne instellingen evenals de identiteit van de mandatarissen, met inbegrip van hun rijksregisternummer, en de identificatie van de politieke fractie die ze vertegenwoordigen;4° de lijst van de instellingen waar diens instelling lid van is;5° de identiteit van de aangewezen mandatarissen of niet-verkozenen, met inbegrip van hun rijksregisternummer;6° de identiteit van de titularis van de lokale leidinggevende functie, met inbegrip van diens rijksregisternummer;7° in voorkomend geval, de lijst van de stichtingen van openbaar nut die de instelling bedoeld in § 1 subsidieert en de omvang van de toegekende subsidies, evenals de identiteit van de lokale leidinggevende ambtenaar met inbegrip van diens rijksregisternummer. § 6. De institutionele informatieverstrekker bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2° van dit artikel maakt een lijst op van de verkozen en niet-verkozen personen die zijn instelling op gelijk welke wijze vertegenwoordigen en die aan het vijfde deel van dit Wetboek onderworpen zijn, en licht hen uiterlijk op 30 april van elk jaar in over hun verplichtingen.De Regering of het controleorgaan kan zonder enige voorwaarde de bewijzen van de naleving van deze bepaling aanvragen. § 7. Indien de bepalingen van paragrafen 2 en 3 van dit artikel niet nageleefd worden, richt de Regering een schrijven aan de institutionele informatieverstrekker waarin er op diens plichten gewezen wordt, met inbegrip van een bevel tot overmaking van de vereiste gegevens binnen dertig dagen na de kennisgeving van het schrijven.
Indien er geen antwoord binnen de termijn is, of indien de verplichting tot overmaking bedoeld in paragraaf 5 niet nageleeft wordt, kan de institutionele informatieverstrekker met een geldboete van honderd tot duizend euro gestraft worden. ».
Art. 70.In Boek IV ingevoegd bij artikel 67 wordt een Titel II ingevoegd, luidend als volgt « Titel II - Overzicht van het presentiegeld, bezoldigingen en voordelen in natura van de lokale en bovenlokale instellingen ».
Art. 71.In titel II, ingevoegd bij artikel 70, wordt een artikel L6421-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L6421-1. § 1. De gemeenteraad, de provincieraad of de raad van het OCMW evenals het voornaamste beheersorgaan van de intercommunale, van de maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie, van de vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van de openbare huisvestingsmaatschappij, van de gemeentelijke of provinciale vzw, van het autonoom gemeente- of provinciebedrijf, van de projectvereniging of van elke andere bovenlokale instelling, maakt een schriftelijk bezoldigingsverslag op met een individueel en nominatief overzicht van het presentiegeld, de bezoldigingen evenals voordelen in natura die in de loop van het voorafgaand boekjaar door de mandatarissen, de niet-verkozen personen en de titularissen van de lokale leidinggevende functie verkregen zijn.
Dit verslag bevat de volgende individuele en nominatieve gegevens : 1° het presentiegeld, de eventuele bezoldigingen en elk ander al dan niet geldelijk voordeel rechtstreeks of onrechtstreeks toegekend aan de leden van de bestuursorganen en het auditcomité, naar gelang van hun hoedanigheid van bestuurder titularis van een oorspronkelijke mandaat of niet-verkozen, voorzitter of ondervoorzitter, of lid van een beperkt bestuursorgaan of van het uitvoerend bureau of van het auditcomité, evenals de verantwoording van het bedrag van elke bezoldiging anders dan het presentiegeld in functie van de feitelijke rol van de voorzitter, ondervoorzitter of lid van het uitvoerend bureau binnen de intercommunale ;2° de bezoldigingen en elk ander mogelijk voordeel, al dan niet geldelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks toegekend aan de titularissen van directiefuncties ;3° de lijst van de mandaten vervuld in alle entiteiten waarin de instelling rechtstreekse of onrechtstreekse participaties heeft, evenals de jaarlijkse bezoldiging ontvangen voor al die mandaten ;4° voor de titularis van de lokale leidinggevende functie, de lijst van de mandaten vervuld in alle entiteiten waarin de intercommunale rechtstreekse of onrechtstreekse participaties heeft, evenals de jaarlijkse bezoldiging ontvangen voor al die mandaten ;5° de aanwezigheidslijst op de vergaderingen van de verschillende instanties van de instelling. Dit verslag wordt door het voornaamste bestuursorgaan aangenomen en wordt op de agenda van de algemene vergadering van het eerste semester van elk jaar opgenomen en wordt beraadslaagd. Bij gebreke daarvan mag er geen algemene vergadering gehouden worden. Dit verslag wordt bij het jaarlijks beheersverslag, opgemaakt door de bestuurders, gevoegd.
Dit verslag wordt opgemaakt overeenkomstig het door de Regering vastgestelde model. § 2. Voor de gemeenten, provincies, OCMW's, intercommunales en de maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie, de projectverenigingen, de verenigingen van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de openbare huisvestingsmaatschappijen, de autonome gemeente- en provinciebedrijven, maakt de voorzitter van de gemeenteraad, provincieraad of van het OCMW, of de voorzitter van de raad van bestuur of van het voornaamste bestuursorgaan een afschrift van dit verslag uiterlijk op 1 juli van ieder jaar over : 1° aan de Waalse Regering ;2° aan de aangesloten gemeenten en, in voorkomend geval, provincies en OCMW's. Betreffende 1° deelt de Waalse Regering een samenvatting van de door het Waals Parlement ontvangen verslagen mee en maakt het geheel of een deel van de ontvangen gegevens bekend. De Waalse Regering bepaalt de modaliteiten van deze bekendmaking. § 3. Voor de gemeentelijke of provinciale vzw's, of elke andere bovenlokale instelling, maakt de titularis van de lokale leidinggevende functie of diens afgevaardigde, of, bij gebreke daarvan, de voorzitter van het voornaamste bestuursorgaan een afschrift van dat verslag uiterlijk op 1 juli van ieder jaar aan de gemeenten en, in voorkomend geval, aan de aangesloten provincies en OCMW's over. ».
Art. 72.In Boek IV, ingevoegd bij artikel 67, wordt een Titel III ingevoegd, met als opschrift : "Regel van openbaarheid der debatten en transparantie in de lokale en bovenlokale instellingen".
Art. 73.In Titel III, ingevoegd bij artikel 72, wordt artikel L6431-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L6431-1 § 1. Dit artikel is van toepassing op gemeentelijke en provinciale vzw's, autonome bedrijven, intercommunales, projectverenigingen en huisvestingsmaatschappijen. § 2. Het raadslid dat door een gemeente of een provincie aangewezen wordt om haar binnen de raad van bestuur, of bij gebreke daarvan, binnen het voornaamste bestuursorgaan, te vertegenwoordigen, stelt jaarlijks een schriftelijk verslag op betreffende de activiteiten van de structuur en de uitoefening van diens mandaat evenals de manier waarop het diens bevoegdheden kon ontwikkelen en bijwerken.
Als de gemeente of de provincie over verschillende vertegenwoordigers in dezelfde instelling beschikt, kunnen die een gemeenschappelijk verslag opstellen.
Het verslag of de verslagen bedoeld in lid 1 worden aan de gemeente- of provincieraad voorgelegd. Die worden door hun auteur voorgelegd en tijdens een openbare zitting van de raad of van een commissie van de raad besproken.
Het bovenvermeld raadslid kan een schriftelijk verslag aan de raad overmaken telkens als hij het nuttig acht.
De gemeente- of provincieraad bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van deze paragraaf in zijn huishoudelijk reglement.
Voor de gemeenten of provincies waarvan geen enkel raadslid als bestuurder is aangewezen, stelt de voorzitter van het voornaamste bestuursorgaan een verslag in dezelfde omstandigheden op. Het wordt door bovenvermelde voorzitter of diens afgevaardigde voorgelegd en tijdens een openbare zitting van de raad of van een commissie van de raad besproken. § 3. De budgetten, rekeningen en beraadslagingen van de bestuurs- en controleorganen van de instellingen bedoeld in paragraaf 1 kunnen door de gemeente- en provincieraadsleden van de gemeenten en provincies die er lid van zijn op de zetel van de instelling geraadpleegd worden, onverminderd de decretale bepalingen inzake openbaarheid van bestuur.
Het raadslid dat de documenten bedoeld in lid 1 raadpleegt mag enkel de gegevens gebruiken waarvan hij kennis genomen heeft via de documenten die hij kon raadplegen in het kader van de uitoefening van zijn mandaat als raadslid en in het kader van zijn betrekkingen met de toezichtsoverheid. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de mogelijkheid tot rechtsvervolgingen tegenover de raadsleden wegens schending van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
De raadsleden verkozen op lijsten van politieke formaties die de beginselen van de democratie niet in acht nemen, die met name verwoord zijn door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door de aanvullende protocollen bij dit verdrag die van kracht in België zijn, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, kunnen geen aanspraak maken op het voordeel van het inzagerecht en recht op mededeling bedoeld in leden 1 tot 3.
Elk raadslid dat deze rechten heeft uitgeoefend kan een schriftelijk verslag aan de gemeente- of provincieraad uitbrengen.
De gemeente- of provincieraad bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van deze paragraaf in zijn huishoudelijk reglement. § 4. Onverminderd artikel L1532-1, § 2, zijn de vergaderingen van de raad van bestuur of, bij gebreke daarvan, van het voornaamste bestuursorgaan, niet openbaar. § 5. Behalve indien het gaat om personen, agendapunten die de persoonlijke levensfeer niet in acht nemen, thema's van strategische aard die met name het zakengeheim inhouden evenals economische beslissingen die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de concurrentie van de instelling in het uitvoeren van haar maatschappelijk doel, kunnen de uitvoerige processen-verbaal en agenda's, aangevuld met het verslag over de stemming van de leden en met alle documenten waarop de processen-verbaal en agenda's betrekking hebben, hetzij langs de elektronische weg, hetzij op de zetel respectievelijk van de gemeentelijke en provinciale VZW's, autonome bedrijven, intercommunales, projectverenigingen, huisvestingsmaatschappijen, door de gemeenteraadsleden van de gemeenten of provincieraadsleden van de provincies die er lid van zijn, geraadpleegd worden, onverminderd de decretale bepalingen inzake openbaarheid van bestuur.
Het raadslid dat de documenten bedoeld in lid 2 raadpleegt mag enkel de gegevens gebruiken waarvan hij kennis genomen heeft via de documenten die hij kon raadplegen in het kader van de uitoefening van zijn mandaat als raadslid en in het kader van zijn betrekkingen met de toezichtsoverheid. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de mogelijkheid tot rechtsvervolgingen tegenover de raadsleden wegens schending van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
De raadsleden verkozen op lijsten van politieke formaties die de beginselen van de democratie niet in acht nemen, die met name verwoord zijn door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door de aanvullende protocollen bij dit verdrag die van kracht in België zijn, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, kunnen geen aanspraak maken op het voordeel van het inzagerecht en recht op mededeling bedoeld in leden 1 tot 3.
Elk raadslid dat deze rechten heeft uitgeoefend kan een schriftelijk verslag aan de gemeente- of provincieraad uitbrengen.".
Art. 74.In Titel III, ingevoegd bij artikel 72, wordt artikel L6431-2 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L6431.2. § 1. De volgende gegevens worden door elke gemeentelijke of provinciale vzw, autonoom bedrijf, intercommunale, maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie, openbare huisvestingsmaatschappij op diens website bekendgemaakt of op diens maatschappelijke zetel ter beschikking van de burgers gehouden : 1° een overzicht van de bestaansreden en de opdrachten van de instelling ;2° de lijst van de aangesloten gemeente(n) en andere aangesloten leden, de lijst van diens beslissings- of overlegorganen alsook hun bevoegdheden ;3° de naam van de leden van deze organen en of ze een gemeente of een andere openbare instelling vertegenwoordigen ;4° het organogram van de instelling en de identiteit van haar directeur-generaal of van de titularis van de lokale leidinggevende functie ;5° de participaties gehouden in andere structuren of instellingen ;6° het percentage deelname op jaarbasis aan de vergaderingen van de bestuursorganen, rekening houdend met de gewettigde afwezigheden ;7° de barema's van toepassing op de bezoldigingen van de leidinggevende functies en mandatarissen en wat de intercommunales betreft, het strategisch plan van de intercommunale, de data van de algemene vergaderingen en de procedures die voorzien zijn om de burgers de mogelijkheid te geven daaraan deel te nemen, de voorbereidende documenten te verkrijgen en punten te agenderen ;8° de processen-verbaal van de algemene vergadering behalve indien het gaat om personen, agendapunten die de persoonlijke levensfeer niet in acht nemen, thema's van strategische aard die met name het zakengeheim evenals economische beslissingen die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de concurrentie van de instelling in het uitvoeren van haar maatschappelijk doel inhouden. § 2. Elke gemeente of provincie maakt op haar website het volgende bekend : 1° de lijst van diens interne instellingen evenals de identiteit van de mandatarissen en de identificatie van de politieke fractie die ze vertegenwoordigen ;2° de lijst van de instellingen bedoeld in paragraaf 1 waarin de gemeente of de provincie aangesloten is ;3° de identiteit van de aangewezen mandatarissen of niet-verkozenen ;4° de link naar de website van de betrokken instelling ;5° de documenten die de betrokken instelling aan het onderzoek van de raad onderwerpt.».
Art. 75.In Boek IV, ingevoegd bij artikel 67, wordt een Titel IV ingevoegd, met als opschrift "Titel IV. Bijzondere regels voor het presentiegeld, de bezoldigingen en andere voordelen ontvangen door personeelsleden.".
Art. 76.In Titel IV, ingevoegd bij artikel 75, wordt een artikel L6434-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L6434-1. § 1. De contractuele of statutaire personeelsleden van de gemeentelijke en provinciale vzw's, autonome bedrijven, intercommunales, projectverenigingen of andere bovenlokale instellingen mogen geen presentiegeld, bezoldiging of andere voordelen ontvangen wegens hun deelname aan de vergaderingen van organen van de instelling.
Presentiegeld, bezoldigingen of andere voordelen die ze moeten ontvangen wegens hun deelname aan de vergaderingen van organen binnen entiteiten waarin ze als gevolg van een uitdrukkelijke aanstelling of van de vertegenwoordiging van hun instelling zetelen, dienen rechtstreeks te worden gestort aan de instelling die hen aangewezen heeft of die ze vertegenwoordigen. § 2. De lokale leidinggevende functie mag noch via een managementvennootschap of een tussenvennootschap noch als zelfstandige uitgeoefend worden. § 3. De titularis van de lokale leidinggevende functie die een bedrag zou ontvangen voor het verlenen van een dienst toevertrouwd aan de intercommunale waar hij tewerkgesteld is, stort die vergoeding of bezoldiging aan diezelfde intercommunale terug. § 4. Indien de titularis van de lokale leidinggevende functie zijn functies in het kader van een arbeidsovereenkomst uitoefent, kan een concurrentiebeding worden ingevoegd vóór het einde van de contractuele relaties of op het ogenblik van de verbreking met inachtneming van de voorwaarden bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met name met het oog op de activiteit van de betrokken instelling.
Een overeenkomst van concurrentiebeding kan worden afgesloten na afloop van de contractuele relaties met het oog op de activiteit van de betrokken instelling.
De concurrentiebeding is hoe dan ook voor een periode van maximaal zes maanden voorzien. De vergoeding ontvangen in dat opzicht is niet hoger dan de basisbezoldiging voor de helft van de voorziene periode van concurrentiebeding. ».
Art. 77.In Boek IV, ingevoegd bij artikel 67, wordt een Titel V ingevoegd, met als opschrift "Titel V. Bijzondere regels voor de afzetting van een titularis van een afgeleid mandaat.".
Art. 78.In Titel V, ingevoegd bij artikel 77, wordt artikel L6441-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L 6441-1. Het bestuursorgaan van elke instelling waarin een titularis van een afgeleid mandaat in de zin van artikel L5111-1 zetelt, kan die afzetten of diens afzetting aan het bevoegd orgaan overeenkomstig een decreet of de statuten voorstellen, nadat die gehoord te hebben, indien hij : 1° opzettelijk een handeling heeft begaan die onverenigbaar is met de opdracht of het sociale doel van de instelling;2° in de uitoefening van zijn mandaat een fout of een ernstige nalatigheid heeft begaan ;3° in de loop van eenzelfde jaar zonder verantwoording afwezig is gebleven op drie gewone en regelmatig bijeengeroepen vergaderingen van het bestuursorgaan van de instelling ;4° een persoon is die lid is van of sympathiseert met elke instelling, partij, vereniging of rechtspersoon ongeacht welke ze zijn, die de democratische beginselen van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, van de aanvullende protocollen bij dat Verdrag die in België gelden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, niet naleeft.».
Art. 79.In Boek IV, ingevoegd bij artikel 67, wordt een Titel VI ingevoegd, met als opschrift "Titel VI. Bijzondere regels voor de terugbetaling van gemaakte kosten. ».
Art. 80.In Titel V, ingevoegd bij artikel 79, wordt artikel L6451-1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. L 6451-1. § 1e. De terbeschikkingstelling door een instelling van steun, instrumenten en materie die nodig zijn voor de uitoefening van het werk eigen aan de uitoefening van het mandaat van een mandataris, en die enkel voor professionele doeleinden gebruikt zouden worden, is voor de betrokken mandataris geen voordeel in natura noch een gemaakte kost die tot een terugbetaling zouden kunnen leiden.
In de zin van dit artikel omvat het begrip instelling de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provincies, de intercommunales, de autonome gemeente- of provinciebedrijven, de projectverenigingen, de verenigingen van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare huisvestingsmaatschappijen. § 2. De terugbetaling van kosten op een forfaitaire basis is verboden.
Enkel de kosten werkelijk gemaakt door een mandataris in de uitoefening van zijn mandaat voor de instelling worden toegelaten.
De Regering bepaalt de lijst van de gemaakte kosten die terugbetaald kunnen worden evenals de modaliteiten voor het toekennen van een terugbetaling.
Art. 81.In hetzelfde Wetboek wordt de eerste bijlage vervangen door wat volgt : "Bijlage 1. "Bijlage 1. Toepasbare maximumbedragen ter zake van de bezoldiging en de voordelen in natura in het kader van de uitoefening van de afgeleide mandaten van de voorzitter. "De zes volgende schalen worden toegepast : 1° totaalscore van 0,75 maximumbedrag 1 : 5.713,47 ; 2° totaalscore van 1 tot 1,25 maximumbedrag 2 : 8.570,21 ; 3° totaalscore van 1,50 tot 1,75 maximumbedrag 3 : 11.426,94 ; 4° totaalscore van 2 tot 2,25 maximumbedrag 4 : 14.283,67 ; 5° totaalscore van 2,50 tot 2,75 maximumbedrag 5 : 17140,41 ; 6° totaalscore van 3 maximumbedrag 6 : 19.997,14 ;
Elk plafond is een maximumbedrag voor de jaarlijkse bruto-bezoldiging, voordelen inbegrepen.
De jaarlijkse bruto-bezoldiging gekoppeld aan een afgeleid mandaat wordt berekend aan de hand van de drie volgende criteria : 1° de bevolking van de aangesloten gemeenten of OCMW's ;2° de omzet van de instelling ;3° het tewerkgestelde personeel. De statistieke verdeling van die drie criteria is de sleutel voor de klassering van de instellingen en hun koppeling aan een specifiek maximumbedrag.
Voor elk criterium krijgt de instelling een score van 0,25 tot 1.
Bevolking (limieten van de klassen afgerond voor een betere leesbaarheid) : 1° bevolking van 0 tot 75 000 inwoners : 0,25 ;2° bevolking van meer dan 75 000 tot 250 000 inwoners : 0,50 ;3° bevolking van meer dan 250 000 tot 450 000 inwoners : 0,75 ;4° bevolking van meer dan 450 000 inwoners : 1. De overwogen bevolkingscijfers zijn die bepaald door de Waalse Regering overeenkomstig artikel LL1121-3, lid 3, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie.
De bediende bevolking omvat die van de aangesloten gemeenten.
Omzet 1° omzet van 0 tot 2.750.000 : 0,25; 2° omzet van meer dan 2.750.000 tot 15.500.000 : 0,5 ; 3° Omzet van meer dan 15.500.000 tot 55.500.000 : 0,75; 4° omzet van meer dan 55.500.000 : 1.
De in aanmerking genomen omzet is die van de laatste jaarrekeningen (rekeningen 70 tot 74 en 70 tot 76A vanaf de jaarrekeningen 2016) goedgekeurd door de algemene vergadering, of, bij gebrek aan vermelding van de omzet, de optelling van rekeningen 9900 en 60/61.
Bij fusie vloeien de in aanmerking genomen cijfers voort uit de samenvoeging van de omzet van de betrokken maatschappijen.
Tewerkgestelde personeel VTE 1° minder dan 10 tewerkgestelde personen : 0,25 ;3° meer dan 10 tot 40 tewerkgestelde personen : 0,5 ;3° meer dan 40 tot 250 tewerkgestelde personen : 0,75 ;4° meer dan 250 tewerkgestelde personen : 1. Het aantal tewerkgestelde personen wordt in voltijdsequivalenten berekend, ingeschreven in het personeelsregister.
Bij fusie of herstructurering van een rechtspersoon is het aantal tewerkgestelde personen dat als referentie dient, het aantal opgenomen in het fusie- of herstructureringsverslag.
De optelling van die drie scores leidt tot een totaalscore voor de instelling van 0,75 tot 3.
Die totaalscore maakt de berekening van het maximumbedrag gekoppeld aan de instelling mogelijk : 1° totaalscore van 0,75 maximumbedrag 1 : 5.713,47 ; 2° totaalscore van 1 tot 1,25 maximumbedrag 2 : 8.570,21 ; 3° totaalscore van 1,50 tot 1,75 maximumbedrag 3 : 11.426,94 ; 4° totaalscore van 2 tot 2,25 maximumbedrag 4 : 14.283,67 ; 5° totaalscore van 2,50 tot 2,75 maximumbedrag 5 : 17.140,41 ; 6° totaalscore van 3 maximumbedrag 6 : 19.997,14 ;
De koppeling aan een specifiek maximumbedrag wordt na elke integrale hernieuwing van de instanties bepaald. De algemene vergadering bepaalt de bezoldigingen op voorstel van het nieuwe bezoldigingscomité. De beraadslaging van de algemene vergadering wordt aan de toezichtsoverheid overgemaakt.
De nieuwe bezoldigingen zullen ontvangen worden vanaf de eerste januari van het jaar na de hernieuwing van de instanties. ».
Art. 82.In hetzelfde Wetboek wordt een bijlage 4 ingevoegd, luidend als volgt : « Bijlage 4. Regels van toepassing inzake de bezoldiging van de lokale leidinggevende functie.
Het jaarlijks maximaal bruto bedrag van de bezoldiging verbonden met de lokale leidinggevende functie bedraagt 245.000,00 euro voor de volgende instellingen : 1° intercommunale ;2° vereniging van overheden bedoeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ;3° autonoom gemeente- of provinciebedrijf ;4° gemeentelijke of provinciale vzw ;5° projectvereniging ;6° openbare huisvestingsmaatschappij ;7° maatschappij met een significante lokale overheidsparticipatie. De maximum bezoldiging van 245.000,00 euro wordt geïndexeerd op 1 januari van elk jaar door toepassing van de volgende formule : De maximum bezoldiging is gelijk aan 245.000,00 euro vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumptieprijzen van december (basis 2004) en gedeeld door 121,66 (indexcijfer van de consumptieprijzen december 2012, basis 2004).
In het geval van deeltijdse uitoefening van het leidend ambt wordt de hierboven bedoelde maximum bezoldiging berekend naar rato van de overeengekomen arbeidsregeling.
De titularis van de leidinggevende functie die een andere beroepsactiviteit ter aanvulling van zijn functie wenst uit te oefenen vraagt het akkoord van het voornaamste bestuursorgaan van de instelling.
Het bestuursorgaan doet uitspraak over dat verzoek rekening houdend met de weerslag dat deze andere functie kan hebben op de lokale leidinggevende functie en bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten, met name wat betreft de weerslag op de maximum bezoldiging.
In afwijking van de twee vorige leden wordt het akkoord van het bestuursorgaan niet verzocht wanneer het om een beroepsactiviteit of een mandaat van bestuurder of commissaris op beslissing van de Regering gaat.
Het jaarlijks bedrag van de bezoldiging wordt bereikt door alle bedragen in gelden en de voordelen die in geld te schatten zijn op te tellen, waarvoor de titularis van het leidend ambt in aanmerking komt als tegenprestatie of ter gelegenheid van zijn opdracht.
Het betreft het bedrag vóór aftrek van de persoonlijke sociale bijdragen die verschuldigd zijn ter uitvoering van de sociale wetgeving betreffende de loonarbeiders of een wettelijk of reglementair statuut dat de betrokkenen uit het toepassingsveld van de sociale wetgeving uitsluit.
In afwijking van lid 7 wordt uit het begrip bezoldiging in de zin van deze bijlage het volgende uitgesloten : 1° de bedragen ontvangen als terugbetaling van de kosten gemaakt voor rekening van de intercommunale, indien ze met inachtneming van de toepasselijke fiscale regels bepaald worden ; 2° de voordelen van alle aard dit voortvloeien uit het privé gebruik van werkingsmiddelen (zoals de mobiele telefoon en de draagbare computer...) met inbegrip van de eventuele wagen die ter beschikking wordt gesteld, indien de fiscale regels worden toegepast; De titularis van de leidinggevende functie dient deze werkingsmiddelen altijd terug te geven na afloop van de contractuele arbeidsverhouding ; 3° de verzekeringspremies burgerlijke aansprakelijkheid, rechterlijke bescherming en degenen die een dekking bieden voor de gemaakte kosten wegens de gezondheidstoestand van het leidend ambt ten laste genomen door de werkgever;4° voor het contractuele personeel, de aanvullende pensioenplannen met vaste bijdrage, waarvan de voorwaarden identiek toepasselijk zijn op het geheel van het contractuele personeel van de instelling. De volgende beloningselementen van de titularis van het leidend ambt worden beperkt als volgt : 1° alleen de aanvullende pensioenplannen met vaste bijdrage waarvan het percentage en de voorwaarden identiek toepasselijk zijn op het geheel van het contractuele personeel van de instelling evenals de aanvullende pensioenplannen met vaste bijdrage met betrekking tot de betaling van een vaste patronale bijdrage uitgedrukt in een percentage van de bezoldiging tijdens een periode waarin de beheerder effectief tewerkgesteld is in deze hoedanigheid door de instelling, worden toegelaten ;2° de eventuele variabele bezoldiging is beperkt tot twintig procent van de jaarlijkse totale bruto bezoldiging.Dit jaarlijks totaal bruto bedrag van de variabele bezoldiging wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de maximum bezoldiging hierboven bedoeld.
Deze variabele bezoldiging wordt bepaald in functie van meetbare doelstellingen, financieel of andere, die minstens zes maanden op voorhand worden vastgelegd.
De instelling mag aan de titularis van de leidinggevende functie het volgende niet toekennen : 1° een bezoldiging onder de vorm van aandelen, aandelenoptie of elk ander gelijkaardig product;2° in het geval van vrijwillig of ingestemd vertrek van de titularis van het leidend ambt, een vertrekpremie, ongeacht de naam of de aard ervan, met inbegrip van de giften, en dit, onverminderd de eventuele vergoedingen die verschuldigd zijn krachtens een concurrentiebeding ;3° in het geval van een vertrek ten gevolge van een eenzijdige verbreking vanwege de instelling of in het geval van ontbinding van bedoelde instelling, elke andere vertrekvergoeding dan die voorzien door de wetgeving van toepassing op de arbeidsverhouding. Geen enkel ander personeelslid mag een vergoeding ontvangen die de vergoeding toegekend aan de lokale leidinggevende ambtenaar overschrijdt, behoudens de ziekenhuisgeneesheren bedoeld in artikel 8, lid 1, 4°, en bij wijze van gelijkstelling aan de beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg bedoeld in artikel 9 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en ter dekking van de personeels- en werkingskosten.".
Overgangsmaatregelen
Art. 83.Artikel 27 treedt in werking op 1 juli 2019.
Art. 84.De op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet bestaande maatschappijen bedoeld in artikel L1532-5 beschikken over een termijn van twaalf maanden om hun statuten in overeenstemming met de bepalingen van dit Wetboek te brengen. Bij gebreke daarvan trekt de intercommunale zich terug uit het kapitaal van de maatschappij.
Art. 85.Onverminderd artikel L6411-1 ingevoegd bij artikel 69 van dit decreet maakt de institutionele informant, voor het jaar 2018, de in artikelen L6411-1, §§ 3, 4 en 6 bedoelde informatie aan de Regering onder zijn verantwoordelijkheid uiterlijk op 30 juni over.
Art. 86.Met uitzondering van artikelen 6, 7, 37, 3°, 38 en 39 die na de integrale hernieuwing van de gemeente- en provincieraden samengesteld uit de lokale verkiezingen van 14 oktober 2018 in werking treden, treedt dit decreet in werking tien dagen na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 87.In bijlage 4 ingevoegd bij artikel 82 worden de premies bedoeld in lid 9, 4°, voor de lopende contracten individueel tot het bezoldigingspercentage zoals bepaald in de op 1 januari 2017 lopende contracten beperkt.
Art. 88.De statuten van de autonome gemeentebedrijven, de gemeentelijke vzw's, de intercommunales, de projectverenigingen, de autonome provinciebedrijven en de provinciale vzw's zullen uiterlijk op 1 juli 2018 in overeenstemming gebracht worden.
Art. 89.In afwijking van artikelen L1234-5, L1231-7, L1532-1, L2223-14, § 4, L2223-7 lopen alle mandaten binnen de verschillende bestuursorganen tijdens de eerste algemene vergadering na de inwerkingtreding van dit decreet en uiterlijk op 1 juli 2018 ten einde. Ze worden tijdens die algemene vergadering, of bij gebreke daarvan, verplicht uiterlijk op 1 juli 2018 hernieuwd.
Vanaf 1 juli 2018 zullen de bezoldigingen gebonden aan de uitoefening van de mandaten binnen de nieuwe bestuursorganen overeenkomstig de bepalingen van artikel 52 van dit decreet toegekend worden en mogen niet hoger zijn dan de nieuwe maximumbedragen bepaald in bijlage 1.
Art. 90.De aangiften betreffende de mandaten, functies en beroepen uitgeoefend in 2017 dienen in overeenstemming te zijn met de modellen bepaald in artikel L5211-1 zoals gewijzigd bij dit decreet.
In afwijking van artikel L5211-2 van dit Wetboek zullen de aangiften van 2018 betreffende de mandaten, functies en beroepen uitgeoefend in 2017 uiterlijk op 31 juli 2018 ingediend worden.
De regel volgens welke het jaarlijks bruto maximumbedrag van het presentiegeld of van de bezoldiging en voordelen in natura van een bestuurder of vice-voorzitter een percentage vormt van het maximumbedrag van de bezoldiging en voordelen in natura dat de voorzitter van dezelfde rechtspersoon mag ontvangen, is van toepassing voor de controle van de aangiften van 2018 betreffende de mandaten, functies en beroepen uitgeoefend in 2017.
Slotbepalingen
Art. 91.Artikel 52, lid 2, van het decreet van 18 april 2013 houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie wordt opgeheven.
Art. 92.Het decreet van 6 november 2008 waarbij het de openbare mandatarissen verboden wordt elk openbaar mandaat via een tussenvennootschap uit te oefenen, wordt opgeheven.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 29 maart 2018.
De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2017-2018 Stukken van het Waals Parlement, 1047 (2017-2018) Nrs 1 tot 36. Volledig verslag, plenaire vergadering van 28 maart 2018.
Bespreking.
Stemming.