Etaamb.openjustice.be
Decreet van 14 februari 2011
gepubliceerd op 28 maart 2011

Decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2011201348
pub.
28/03/2011
prom.
14/02/2011
ELI
eli/decreet/2011/02/14/2011201348/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2011. - Decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder : 1° belanghebbende : de concessiehouder, zijn erfgenamen of rechthebbenden maar ook elke niet-verwante persoon, overheidsinstantie of vereniging betrokken bij een monument dat een historische of artistieke waarde heeft;2° persoon die belast is met de lijkbezorging : de persoon die per testament door de overledene aangewezen is, of, bij ontstentenis, zijn erfgenamen of rechthebbenden of, bij ontstentenis, de persoon die gedurende de laatste levensfase van de overledene zo nauwe en frequente affectieve banden met hem onderhield dat hij vermoedelijk zijn laatste wil inzake lijkbezorging kent;

Art. 2.De begraafplaatsen en crematoria vallen onder het gezag, de politie en het toezicht van de gemeenteoverheden, die ervoor zorgen dat er geen wanorde heerst, dat er geen handelingen in strijd met de eerbied voor de doden worden verricht en dat er geen opgraving plaatsheeft zonder toestemming van de burgemeester.

Op intergemeentelijke begraafplaatsen en in intergemeentelijke crematoria worden de in het eerste lid vermelde bevoegdheden uitgeoefend door de overheid van de gemeente waar de begraafplaats of het crematorium gelegen is.

Art. 3.De begraving van het stoffelijk overschot en de uitstrooiing van de as zijn kosteloos voor de personen die in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente zijn ingeschreven.

Voor concessies kan een retributie worden geheven. HOOFDSTUK 2. - Begraafplaatsen Afdeling 1. - Openbare begraafplaatsen en crematoria

Art. 4.§ 1 - Elke gemeente beschikt over ten minste één begraafplaats.

Enkel een gemeente of een intercommunale vereniging kan een begraafplaats of een crematorium oprichten en beheren.

Voor intergemeentelijke begraafplaatsen of intergemeentelijke crematoria worden de bevoegdheden van de gemeentelijke overheden voorgeschreven in de artikelen 4, § 2, tweede lid, 5, 6, § 1, 7, 9 tot 14, 21, § 1, eerste lid, 22 en 24, van dit decreet uitgeoefend door de organen van de intercommunale verenigingen.

Ieder crematorium wordt opgericht binnen de omheining van een begraafplaats of op een daarmee in verbinding staand stuk grond, gelegen in dezelfde gemeente als de begraafplaats.

De Regering bepaalt de criteria voor de oprichting en het beheer van crematoria. Zij organiseert de controle op de naleving van deze criteria. § 2 - Elke begraafplaats beschikt over percelen voor graven. In elke gemeente is er ten minste een urnenveld, een strooiweide en een columbarium.

De gemeenteraad kan een op de begraafplaats gelegen perceel aanleggen dat de lijkbezorging overeenkomstig de ceremoniëlen en tradities van erkende erediensten mogelijk maakt. § 3 - De begraafplaatsen worden zo omheind dat ze het karakter van een waardige rustplaats waarborgen.

Art. 5.§ 1 - Wanneer nieuwe begraafplaatsen voor begraving aangelegd worden, bepaalt de gemeenteraad de datum waarop niet meer begraven wordt op de oude begraafplaatsen.

Deze worden in de staat gelaten waarin zij zich bevinden; gedurende ten minste tien jaar mag er generlei gebruik van worden gemaakt.

De gemeenteraad bepaalt hoe de beslissing tot sluiting zal worden bekendgemaakt. § 2 - Na afloop van de in § 1 bepaalde tijd of ten minste tien jaar na de laatste begraving, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt, wordt het besluit waarbij de gemeenteraad een andere bestemming geeft aan de gronden van de oude begraafplaatsen, ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering.

Opgravingen en funderingswerken mogen echter uitsluitend worden uitgevoerd met toestemming van de bevoegde gezondheidsinspectie. § 3 - Wanneer er geen beslissing is die bepaalt vanaf welke datum niet meer mag worden begraven, kan de gemeenteraad eveneens beslissen een andere bestemming te geven aan een oude begraafplaats als er ten minste tien jaar is verstreken na de laatste begraving op deze begraafplaats, waarbij de inschrijving in het begravingsregister als bewijs geldt.

In dat geval treedt het besluit van de gemeenteraad om de begraafplaats een andere bestemming te geven eerst in werking nadat een afschrift van het besluit een jaar lang bij de ingang van de begraafplaats heeft uitgehangen.

De bepalingen van § 2 zijn van toepassing.

Art. 6.§ 1 - Elke gemeente beschikt over een reglement op de begraafplaatsen die door de gemeenteraad is aangenomen en over een register van de begraafplaatsen. Het register kan elektronisch of op papier worden aangelegd. Het register op papier wordt gebonden en de bladzijden zijn doorlopend genummerd.

Als een gemeente meerdere begraafplaatsen beheert, kan ze een register per begraafplaats bijhouden of het geheel van de begraafplaatsen in één register beheren. § 2 - Het register bevat ten minste de volgende inlichtingen : 1° de naam van de begraafplaats;2° de datum van de oprichting en van de uitbreiding van de begraafplaats;3° in voorkomend geval de datum vanaf welke geen begravingen meer hebben plaatsgevonden;4° in voorkomend geval de datum waarop de begraafplaats gesloten is en de termijn om de graftekens terug te nemen; Bovendien bevat het register : 1° voor elk graf of elke columbariumnis : a) het nummer van het perceel, van de rij, van het graf of van de columbariumnis;b) de vermelding of het al dan niet om een concessie gaat;c) de identiteit van de overledenen en de vermelding of al dan niet een balseming werd uitgevoerd;d) de datum waarop elke lijkkist resp.urne bijgezet is; e) de datum waarop elke lijkkist resp.urne opgegraven is en de nieuwe bestemming ervan; f) de datum waarop het stoffelijk overschot en de as overgebracht zijn of de datum waarop de crematie van het stoffelijk overschot en de asuitstrooiing hebben plaatsgevonden;g) de datum waarop de graven naar een nieuwe begraafplaats overgebracht zijn en de nieuwe plaats ervan;2° voor elke strooiweide : de identiteit van de overledenen wier as uitgestrooid is en de datum van de asuitstrooiing;3° voor elke verleende concessie : a) de begin- en einddatum van de concessie, de concessietermijn en de eventuele verlengingen ervan, met de duur ervan;b) het aantal open plaatsen voor de begraving van lijkkisten of urnen;c) de lijst met de begunstigden van de concessie en de wijzigingen ervan;d) de datum waarop het stoffelijk overschot en de as in dezelfde lijkkist zijn bijeengebracht en het afschrift van de toestemming die de burgemeester daartoe heeft gegeven;e) de datum van de akte die het verstrijken van de concessie aankondigt;f) de termijn om de graftekens terug te nemen;4° voor elk niet-geconcedeerd graf dat het voorwerp uitmaakt van een besluit tot ruiming : a) de datum van het besluit tot ruiming van het graf;b) de datum waarop het besluit aangeplakt werd;c) de termijn om de graftekens terug te nemen;5° voor elk graf waarvan de verwaarlozing werd vastgesteld : a) de datum van het besluit waarbij de verwaarlozing wordt vastgesteld;b) de datum waarop het besluit aangeplakt werd;c) het einde van de bekendmaking;6° voor elk gerangschikt grafmonument : de datum van het besluit tot rangschikking als monument. De gegevens over de identiteit van de overledenen bepaald in het tweede lid, 1°, c), omvatten minstens - en voor zover bekend - hun naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, alsook, in voorkomend geval, hun rijksregisternummer. Afdeling 2. - Grafconcessies

Art. 7.§ 1 - De gemeenteraad kan concessies voor graven in volle grond, voor grafkelders of voor nissen in een columbarium verlenen.

Hij kan deze bevoegdheid aan het gemeentecollege opdragen.

De concessies zijn onoverdraagbaar. § 2 - De concessiehouder maakt tijdens zijn leven of bij testament een lijst met de begunstigden van de concessie op. Deze lijst kan te allen tijde worden gewijzigd; zij wordt bij het gemeentebestuur ingediend en in het register van de begraafplaatsen opgenomen.

Na het overlijden van de concessiehouder beslissen de begunstigden in onderlinge overeenstemming over de bestemming van de vrije of vrij geworden plaatsen in de concessie. Bij gebrek aan overeenstemming beslissen de rechthebbenden van de concessiehouder.

Bestaat er geen lijst met begunstigden, dan kan de concessie alleen dienen voor de concessiehouder, zijn echtgenoot, zijn wettelijk samenwonende, zijn bloed- of aanverwanten tot en met de 4e graad. § 3 - Met toestemming van de burgemeester, die de begunstigden hieromtrent raadpleegt, kunnen de rechthebbenden van de overledenen die in het geconcedeerd graf rusten : 1° het stoffelijk overschot van verscheidene, sinds meer dan dertig jaar overleden personen in eenzelfde lijkkist bijeenbrengen;2° de sinds meer dan 10 jaar begraven as van meerdere overledenen bijeenbrengen. De toestemming van de burgemeester wordt in het register van de begraafplaatsen ingeschreven. § 4 - Een concessie kan voor de leden van één of meerdere religieuze gemeenschappen dienen, alsook voor de personen die daartoe ieder hun wil te kennen geven bij de gemeentelijke overheid.

Een concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van een derde.

Voor de personen die op het ogenblik van het overlijden een feitelijk gezin vormden, kan de overlevende een concessie aanvragen.

De bevoegde gemeentelijke overheid kan de in het eerste en het tweede lid bedoelde concessieaanvragen afwijzen als er geen verband kan worden aangetoond tussen de begunstigden en de gemeente.

Art. 8.§ 1 - De concessies worden voor ten hoogste vijftig jaar verleend. Zij zijn verlengbaar. § 2 - Ten minste één jaar vóór het verstrijken van de concessie of van de verlenging ervan stelt de burgemeester of zijn gemachtigde een akte op waarbij eraan herinnerd wordt dat vóór een bepaalde datum een aanvraag om verlenging moet worden ingediend.

Deze akte wordt aan de concessiehouder toegezonden of, als hij overleden is, aan zijn erfgenamen of rechthebbenden.

Een desbetreffende bekendmaking wordt een jaar lang aan de ingang van de begraafplaats en, indien het reglement op de begraafplaatsen erin voorziet, bij het graf uitgehangen. § 3 - Op aanvraag van enige belanghebbende die erom verzoekt voor de vastgestelde termijn verstreken is, kunnen opeenvolgende verlengingen worden toegestaan.

Een verlenging wordt alleen geweigerd indien op het moment van de aanvraag om verlenging een verwaarlozing in de zin van artikel 12 werd vastgesteld.

De Regering kan verenigingen met rechtspersoonlijkheid, voor zover ze zijn opgericht met het doel voldoende financiële waarborgen voor het onderhoud van een concessie voor te leggen, als belanghebbenden erkennen en regels met betrekking tot die waarborgen vastleggen. § 4 - Indien een belanghebbende erom verzoekt vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn, neemt een nieuwe termijn van dezelfde duur een aanvang vanaf elke nieuwe bijzetting in de concessie. Indien er geen verlenging wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van vijf jaar die ingaat op de datum van het overlijden, voor zover dit overlijden zich minder dan vijf jaar vóór het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan.

Art. 9.De gemeenteraad bepaalt de duur, het tarief en de voorwaarden voor het verlenen van concessies.

In de gevallen bedoeld in artikel 8, § 3, eerste lid, en § 4, wordt de door de gemeente geëiste retributie proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt.

Art. 10.De altijddurende concessies verleend vóór 13 augustus 1971 vervallen op 31 december 2012 en worden eigendom van de gemeente wanneer geen verlenging aangevraagd en toegekend is overeenkomstig artikel 8.

Die concessies worden in voorkomend geval kosteloos verlengd voor de in de gemeente geldende maximumlooptijd.

Art. 11.Bij de sluiting van een begraafplaats wordt een perceel van dezelfde grootte als het geconcedeerde op de nieuwe begraafplaats toegekend, als enige belanghebbende daartoe een aanvraag indient vóór de datum vanaf welke overeenkomstig een besluit van de gemeenteraad geen begravingen meer mogen plaatsvinden.

De gemeenteraad bepaalt de voorwaarden inzake overbrenging.

Art. 12.De belanghebbenden zorgen voor het onderhoud van de geconcedeerde graven.

De burgemeester of zijn gemachtigde stelt in een akte de verwaarlozing vast, d.w.z. het verzuim van het onderhoud van een graf dat doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is, of dat niet voorzien is van een door het reglement op de begraafplaatsen bepaald grafteken.

Een desbetreffende bekendmaking wordt minstens een jaar lang aan de ingang van de begraafplaats en, indien het reglement op de begraafplaatsen erin voorziet, bij het graf uitgehangen.

Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling wordt het graf eigendom van de gemeente. Afdeling 3. - Graftekens

Art. 13.Te nzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwanten of vrienden een grafteken te laten plaatsen.

De gemeenteraad regelt de uitoefening van dat recht en inzonderheid alles wat betrekking heeft op de afmetingen van de graftekens en de aard van de te gebruiken materialen.

Art. 14.Wanneer aan een grafconcessie een einde wordt gemaakt of geen aanvraag om overbrenging zoals bedoeld in artikel 11 is ingediend, worden de niet weggenomen graftekens en de eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken eigendom van de gemeente.

Worden gewone graven voor nieuwe begravingen gebruikt, wordt door middel van een aan de ingang van de begraafplaats, en indien het reglement op de begraafplaatsen daarin voorziet, bij het graf aangeplakt bericht aan de belanghebbenden kennis gegeven van de termijn waarbinnen zij de graftekens mogen wegnemen; na het verstrijken van die termijn of de verlenging worden de materialen eigendom van de gemeente.

Het gemeentecollege bepaalt of verlengt de termijn bedoeld in het tweede lid.

Het gemeentecollege regelt de bestemming van het aan de gemeente toevallende materiaal.

Art. 15.Graftekens die ouder zijn dan 65 jaar mogen alleen worden weggenomen met toestemming van de Regering, die het advies van de Commissie voor de bescherming van monumenten en landschappen inwint. HOOFDSTUK III. - Likbezorging Afdeling 1. - Vormen van lijkbezorging

Art. 16.§ 1 - Er zijn twee vormen van lijkbezorging : ofwel begraving, ofwel crematie gevolgd door uitstrooiing of bewaring van de as. § 2 - Elkeen kan tijdens zijn leven zijn laatste wilsbeschikking schriftelijk ter kennis brengen van de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente. Dit document kan betrekking hebben op de wijze van lijkbezorging, de bestemming van de as, de aard van de uitvaartplechtigheid en de vraag of een uitvaartverzekering is afgesloten.

Deze laatste wilsbeschikking wordt gelijkgesteld met de aanvraag om toestemming tot crematie bedoeld in artikel 25, § 1, eerste lid, of met de akte bedoeld in artikel 25, § 2.

Indien het overlijden in een andere gemeente dan die van de hoofdverblijfplaats heeft plaatsgehad, zal de gemeente van de hoofdverblijfplaats van de overledene zonder verwijl de gemeente van overlijden, op haar aanvraag, de informatie betreffende de in het eerste lid bedoelde laatste wilsbeschikking overzenden.

Is er geen laatste wilsbeschikking, dan bepaalt de persoon die belast is met de lijkbezorging de vorm van lijkbezorging en in voorkomend geval de bestemming van de as en de aard van de uitvaartplechtigheid. § 3 - Foetussen die vóór de 180e dag van de zwangerschap geboren zijn, worden begraven of gecremeerd, naargelang van de wens van de ouders of van de persoon die belast is met de lijkbezorging.

Art. 17.De lijkbezorging van behoeftigen geschiedt op welvoeglijke wijze, rekening houdend met de wensen van de overledene wat de vorm van lijkbezorging betreft.

De daaruit voortvloeiende kosten zijn ten laste van de gemeente waar de behoeftigen in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister zijn ingeschreven of, indien ze nergens zijn ingeschreven, waar ze overleden zijn. Afdeling 2. - Kisting en vervoer van de stoffelijke overschotten

Art. 18.Het stoffelijk overschot wordt in een lijkkist geplaatst.

Het gebruik van lijkkisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.

Een balseming, voorafgaandelijk aan de kisting, kan in de door de Regering bepaalde gevallen toegestaan worden.

De Regering omschrijft de in het tweede lid bedoelde voorwerpen en procédés, alsook de voorwaarden waaraan een lijkkist moet voldoen.

De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.

Art. 19.De lijkkisten worden welvoeglijk met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen vervoerd. Het vervoer vindt plaats nadat de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat en dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid.

Het vervoer van urnen geschiedt welvoeglijk en met eerbied voor de overledenen.

Het toezicht op lijkstoeten berust in ieder geval bij de gemeenteoverheid, die ervoor zorgt dat zij ordelijk, welvoeglijk en met de aan doden verschuldigde eerbied verlopen. Afdeling 3. - Begraving

Art. 20.De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden werd vastgesteld, reikt een kosteloze toestemming tot begraving van het stoffelijk overschot uit.

Vindt het overlijden niet in het Duitse taalgebied plaats, dan wordt de door de bevoegde overheid verleende toestemming tot begraving gelijkgesteld met de toestemming bedoeld in het eerste lid.

Art. 21.§ 1 - Begravingen geschieden op gemeentelijke begraafplaatsen of op intergemeentelijke begraafplaatsen.

Op voorstel van de burgemeester van de gemeente waar de begraving moet plaatshebben, kan de Regering een afwijking van het bepaalde in het eerste lid toestaan.

De Regering staat de afwijking toe om religieuze of filosofische redenen, behalve als redenen van volksgezondheid dit niet toelaten. § 2 - Op particuliere begraafplaatsen die vóór de inwerkingtreding van dit decreet bestonden en waar na 13 augustus 1971 nog begravingen hebben plaatsgevonden, mag echter verder worden begraven.

Voor particuliere begraafplaatsen gelden de artikelen 2, 22, eerste lid, en 23.

Art. 22.Lijkkisten worden horizontaal in de aarde begraven op een diepte van ten minste 120 cm en urnen op een diepte van ten minste 80 cm.

Art. 23.In grafkelders worden de lijkkisten en de urnen op een diepte van ten minste 80 cm bijgezet.

Het aanleggen van graven boven de grond is verboden.

Bijzettingen in bovengrondse graven die bij de inwerkingtreding van dit decreet bestonden, mogen echter verder plaatsvinden.

Art. 24.In een gewoon graf blijft een urnengraf ten minste vijf jaar en een graf voor een lijkkist ten minste tien jaar.

Een gewoon graf mag eerst geruimd worden nadat een desbetreffende bekendmaking een jaar lang aan de ingang van de begraafplaats en, indien het reglement op de begraafplaatsen erin voorziet, bij het graf heeft uitgehangen.

De gemeenteraad beslist welke bestemming wordt gegeven aan de stoffelijke overschotten die binnen de omheining van de begraafplaats aangetroffen worden. Deze worden met respect behandeld en mogen, behalve voor crematie en onverminderd artikel 5, niet van de begraafplaats verwijderd worden. In het register van de begraafplaatsen vermeldt de gemeente wat met de op de begraafplaats aangetroffen stoffelijke overschotten geschied is. Afdeling 4. - Crematie

Art. 25.§ 1 - Voor een crematie is een toestemming vereist, ofwel van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden is vastgesteld, indien de persoon in een gemeente van het Duitse taalgebied is overleden, ofwel van de procureur des Konings van het arrondissement waar zich ofwel het crematorium ofwel de woonplaats van de overledene bevindt, indien de persoon in het buitenland overleden is.

Vindt het overlijden in België, maar buiten het Duitse taalgebied plaats, dan wordt de door de bevoegde overheid verleende toestemming tot crematie gelijkgesteld met de toestemming bedoeld in het eerste lid.

Onverminderd artikel 26, § 2, mag de toestemming niet verleend worden voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig uur die ingaat vanaf de ontvangst van de aanvraag tot crematie. § 2 - Voor een crematie na opgraving is de in artikel 2 bedoelde toestemming tot opgraving vereist.

Na het verlenen van de toestemming tot opgraving wordt de behoorlijk gemotiveerde aanvraag om toestemming tot crematie door de ambtenaar van de burgerlijke stand doorgestuurd aan de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar het crematorium of de woonplaats van de aanvrager gelegen is, van de plaats van overlijden of van de plaats waar het stoffelijk overschot begraven is, opdat hij beslissen kan.

Bij de aanvraag om toestemming tot crematie wordt in voorkomend geval een attest uit het bevolkingsregister gevoegd met de laatste wilsbeschikking van de overledene inzake de wijze van lijkbezorging.

De procureur des Konings aan wie de aanvraag gericht is, kan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het overlijden vastgesteld werd, vragen hem een dossier dat het in artikel 77 of in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde attest bevat, over te zenden. Indien dit attest ontbreekt, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de reden daarvan op.

Art. 26.§ 1 - Elke aanvraag tot crematie wordt ondertekend door de persoon die belast is met de lijkbezorging of door diens gemachtigde.

Een akte die voldoet aan de voorwaarden inzake bekwaamheid en gesteld is in de vorm van akten van uiterste wilsbeschikking en waarbij de overledene de uitdrukkelijke wens te kennen geeft zijn stoffelijk overschot te doen verbranden, kan als aanvraag tot crematie gelden. § 2 - De ambtenaar van de burgerlijke stand of de procureur des Konings weigert de toestemming als de overledene door middel van een in § 1, tweede lid, bedoelde akte de voorkeur heeft gegeven aan een andere wijze van lijkbezorging of als hem een verzoek zoals bedoeld in § 3ter kennis is gebracht. § 3 - Iedere persoon die bij het verlenen of de weigering van de toestemming belang heeft, kan daartoe een verzoek indienen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de aanvraag om toestemming werd ingediend.

Van het verzoek wordt kennis gegeven aan de andere partijen die bij het verlenen of de weigering van de toestemming belang hebben, alsook aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de procureur des Konings bij wie de aanvraag om toestemming werd ingediend.

De in het eerste lid vermelde voorzitter beslist over de aanvraag zoals in kort geding, nadat het openbaar ministerie is gehoord.

Art. 27.§ 1 - Bij de aanvraag om toestemming tot crematie wordt een attest gevoegd waarin de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.

Gaat het om het lijk van een persoon die in een gemeente van het Duitse taalgebied overleden is en heeft de in het eerste lid bedoelde geneesheer bevestigd dat het een natuurlijk overlijden betreft, dan wordt het verslag bijgevoegd van een beëdigd geneesheer die door de ambtenaar van de burgerlijke stand is aangesteld om de doodsoorzaken na te gaan. In dit verslag wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.

Het ereloon en alle kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangestelde geneesheer zijn ten laste van de gemeente waarin de overledene in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister ingeschreven is, of, indien hij nergens ingeschreven is, waarin de persoon overleden is. § 2 - De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt het dossier aan de procureur des Konings toe als : 1° omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen;2° de geneesheer in een van de onder § 1 voorgeschreven documenten niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn. In dat geval kan de toestemming tot crematie eerst worden verleend nadat de procureur des Konings aan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet.

Art. 28.De procureur des Konings handelt zoals voorgeschreven is in artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek.

De familie of de persoon die belast is met de lijkbezorging kan de lijkschouwing steeds doen bijwonen door een geneesheer van haar of zijn keuze.

Art. 29.§ 1 - De as van de gecremeerde lijken wordt in urnen geplaatst die binnen de omheining van de begraafplaats : 1° in een gewoon graf of in een grafconcessie worden begraven;2° in een columbarium worden bijgezet. De as kan worden uitgestrooid op een daartoe bestemd perceel van de begraafplaats.

De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en mag geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van de activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden. § 2 - Indien de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of, indien het om een minderjarige gaat, op verzoek van de ouders resp. de voogd of, bij gebrek aan een schriftelijk document, op verzoek van de persoon die belast is met de lijkbezorging, kan de as van gecremeerde lijken : 1° op een andere plaats dan de begraafplaats, echter niet op het openbaar domein, worden uitgestrooid of begraven;2° in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Indien het een terrein betreft dat niet in eigendom is van de overledene of zijn nabestaanden, is een voorafgaande, schriftelijke toestemming van de eigenaar van het betrokken terrein vereist.

Bij gebrek aan een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein of indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats, wordt de as naar een begraafplaats gebracht om er begraven, in een columbarium bijgezet of uitgestrooid te worden.

De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepalingen. § 3 - Onverminderd de bepalingen van de §§ 1 en 2 kan op verzoek een symbolisch gedeelte van de as van de overledene gegeven worden aan de echtgenoot, de wettelijk samenwonende en de bloed- of aanverwanten van de eerste graad. De as wordt in een gesloten bus met respect en eerbied bewaard. § 4 - De §§ 2 en 3 gelden niet voor de as van foetussen. HOOFDSTUK 4. - Slobepalingen

Art. 30.De Regering kan van de bepalingen van dit decreet afwijken, ofwel met het oog op de uitvoering van internationale verdragen, ofwel met het oog op de bescherming van de bevolking tegen de gevaren van verspreiding van besmettelijke ziekten of van besmetting door ioniserende stralingen.

Art. 31.Onverminderd de toepassing van de straffen bepaald in de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het Strafwetboek worden overtredingen van dit decreet gestraft met de politiestraffen of administratieve sancties bepaald door de gemeenteraad.

Art. 32.Artikel 8, eerste lid, van het decreet van 20 december 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2004 pub. 18/03/2005 numac 2005033017 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende organisatie van het gewone administratieve toezicht op de gemeenten van het Duitse taalgebied sluiten houdende organisatie van het gewone administratieve toezicht op de gemeenten van het Duitse taalgebied, gewijzigd bij het decreet van 15 maart 2010, wordt aangevuld met een bepaling onder 7, luidende : "7° het reglement op de begraafplaatsen."

Art. 33.De wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de begraafplaatsen en de lijkbezorging wordt opgeheven, met uitzondering van : - artikel 2, eerste tot derde lid; - artikel 15bis, § 2, tweede lid; - artikel 23bis; - artikel 24, tweede lid, 2°; - artikel 27.

Art. 34.De reglementen op de begraafplaatsen van de gemeenten voldoen tegen 30 juni 2012 aan de voorschriften van dit decreet.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Eupen op 14 februari 2011.

K.-H. LAMBERTZ, Minister-President, Minister van Lokale Besturen O. PAASCH, Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid Mevr. I. WEYKMANS, Minister van Cultuur, Media en Toerisme H. MOLLERS, Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden _______ Nota Zitting 2010-2011 : Parlementaire stukken : 47 (2010-2011), n° 1. - Ontwerp van decreet : 47 (2010-2011), n° 2. - Voorstellen tot wijziging : 47 (2010-2011), n° 3. - Verslag. Integraal verslag : 14 februari 2011, nr. 21. - Bespreking en aanneming.

^