gepubliceerd op 04 mei 2007
Decreet houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid
9 MAART 2007. - Decreet houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid.
TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° sport : activiteiten die individueel of in ploegverband worden beoefend met een competitief of recreatief karakter en waarbij de fysieke inspanning centraal staat;2° Sport voor Allen : brede sportbeoefening met uitzondering van topsport en competitiesport op hoog niveau;3° sportvereniging : een groepering van mensen die zich structureel en duurzaam heeft georganiseerd met als primaire doelstelling de beoefening van sport;4° andersgeorganiseerde sport : sport die voornamelijk buiten de praktijk van een sportvereniging plaatsvindt;5° sportbeleid : het systematisch en samenhangend geheel van beleidsmaatregelen van een overheid met betrekking tot sport;6° sportbeleidsplan : een meerjarenbeleidsdocument dat goedgekeurd is door de gemeenteraad, de provincieraad of de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie met betrekking tot het sportbeleid en dat tot stand komt, wordt uitgevoerd en geëvalueerd op basis van een interactieve bestuursstijl.Het bevat alle doelstellingen, inspanningen, voorzieningen en instrumenten voor het voeren van een sportbeleid en informatie over de wijze waarop de sportraad wordt begeleid en betrokken. Het beschrijft tevens op welke wijze aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de sportbeoefening; 7° directe financiële ondersteuning van sportverenigingen : een financiële tussenkomst aan sportverenigingen door het gemeentebestuur, het provinciebestuur of het bestuur van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en bedoeld voor de algemene werking van de vereniging.Deze subsidies worden verdeeld op basis van een subsidiereglement waarin objectiveerbare kwaliteitscriteria worden gehanteerd; 8° sportgekwalificeerde ambtenaar : het personeelslid, gespecialiseerd in sportbeleid en gemandateerd door het gemeentebestuur, het provinciebestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, werkzaam voor de sportdienst in een leidinggevende of verantwoordelijke functie en belast met de voorbereiding, de coördinatie, de uitvoering en de evaluatie van het sportbeleid;9° interactieve bestuursstijl : de bestuursstijl waarmee een overheid streeft naar een permanente en intensieve dialoog met de bevolking en het maatschappelijk middenveld;10° beleidssubsidie : subsidie die door de Vlaamse Regering wordt toegekend aan een gemeente, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden betreffende het sportbeleidsplan, de sportraad en de sportgekwalificeerde ambtenaar, zoals bepaald in dit decreet;11° impulssubsidie : subsidie die door de Vlaamse Regering wordt toegekend aan een gemeente wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden betreffende het impulsbeleid, zoals bepaald in dit decreet;12° Nederlandstalige sportinitiatieven : initiatieven van instellingen die hun zetel en werking hebben in het Nederlandse taalgebied of initiatieven van instellingen die hun zetel en werking hebben in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.De instellingen dienen het Nederlands te gebruiken bij hun werking en organisatie. Alle gegevens en documenten van deze instellingen dienen in het Nederlands aanwezig te zijn op de zetel; 13° gezondheidsindex : de prijsindex, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Art. 3.Binnen de perken van de begroting en onder de bij dit decreet bepaalde voorwaarden verleent de Vlaamse Regering subsidies aan de gemeenten, de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid.
De subsidies die door de toepassing van dit decreet worden uitgekeerd, kunnen uitsluitend aangewend worden voor de ondersteuning of organisatie van Nederlandstalige sportinitiatieven.
Alle subsidiebedragen in dit decreet worden jaarlijks aangepast aan de stijging van de gezondheidsindex.
Art. 4.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden, de vorm, de termijnen, de te volgen procedure voor de aanvraag en de behandeling van de subsidiëring, de controle op de aanwending van subsidies en de wijze waarop de subsidies worden uitbetaald.
De subsidiëring van een gemeente, een provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt verleend, geheel of gedeeltelijk geweigerd of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse Regering worden bepaald.
TITEL II. - Subsidiëring voor de uitvoering van het sportbeleidsplan HOOFDSTUK I. - Subsidiëring voor de uitvoering van het gemeentelijk sportbeleidsplan
Art. 5.§ 1. De uitvoering van het gemeentelijk sportbeleidsplan wordt door de Vlaamse Regering gesubsidieerd met een beleidssubsidie van 1,5 euro per jaar per inwoner, voor zover het plan voldoet aan de criteria die in dit decreet worden gesteld. De subsidie wordt berekend op basis van het aantal inwoners van het voorgaande jaar. § 2. Ten minste 50 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het gemeentebestuur aangewend voor de directe financiële ondersteuning van de sportverenigingen, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 1°.
Ten minste 20 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het gemeentebestuur aangewend voor de ondersteuning en de stimulering van de andersgeorganiseerde sport, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 2°.
Ten minste 10 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het gemeentebestuur aangewend voor de ondersteuning en stimulering van de toegankelijkheid tot sport en de diversiteit in sport, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 3°. Deze 10 procent mogen worden beschouwd ofwel als een onderdeel van de 50 procent voor de directe financiële ondersteuning van de sportverenigingen, ofwel van de 20 procent voor programma's of acties rond het anders georganiseerd sporten, ofwel verdeeld onder beide. § 3. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt volledig aangewend voor de uitvoering van de hoofdstukken van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 1°, 2° en 3°. Het resterende gedeelte van de beleidssubsidie dat krachtens § 2, niet verplicht moet worden aangewend voor de uitvoering van een welbepaald hoofdstuk in het sportbeleidsplan, wordt door het gemeentebestuur verdeeld over de hoofdstukken in het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 1°, 2° en 3°. § 4. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt voor het geheel van de hoofdstukken, vermeld in artikel 15, 1°, 2° en 3°, door de betrokken besturen met minstens 50 procent vermeerderd.
Art. 6.Een impulssubsidie van 0,8 euro per jaar per inwoner, berekend op basis van het aantal inwoners van het voorgaande jaar, wordt toegekend voor de uitvoering van het hoofdstuk van het gemeentelijk sportbeleidsplan waarin de expliciete beleidsmaatregelen met betrekking tot het impulsbeleid toegelicht worden, voor zover de gemeente voldoet aan de voorwaarden die in dit decreet gesteld worden.
Art. 7.Indien het gemeentebestuur geen gemeentelijk sportbeleidsplan voor subsidiëring indient en de gemeentelijke sportraad, of bij ontbreken daarvan, een structuur met daarin een representatieve vertegenwoordiging van de bestaande sportverenigingen uit de desbetreffende gemeente, een verenigingssportbeleidsplan voor subsidiëring indient, heeft de indiener bij aanvaarding van het plan recht op 80 procent van de beleidssubsidie als vermeld in artikel 5.
Art. 8.De Vlaamse Regering wendt de middelen die vrijkomen omdat bepaalde gemeenten geen sportbeleidsplan hebben uitgevoerd, aan voor andere doelen in het lokale Sport voor Allen-beleid. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van de uitvoering van het sportbeleidsplan van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en van het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie
Art. 9.§ 1. De Vlaamse Regering subsidieert de uitvoering van de sportbeleidsplannen van de negentien gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad met een jaarlijkse subsidie van in totaal 400.000 euro, voor zover deze plannen voldoen aan de criteria die in dit decreet gesteld worden en de plannen door de Vlaamse Regering aanvaard worden. Deze 400.000 euro wordt als volgt verdeeld over de negentien gemeenten : 1° op basis van het aantal inwoners van elke gemeente van het voorgaande jaar;2° op basis van het aantal Nederlandstalige sportverenigingen met zetel en werking in elke gemeente en het aantal leden dat bij deze verenigingen aangesloten is. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de verdeling van deze subsidie over de negentien gemeenten. § 2. Ten minste 50 procent van de door de Vlaamse Regering aan de gemeente toegekende beleidssubsidie wordt door het gemeentebestuur aangewend voor de directe financiële ondersteuning van de sportverenigingen, zoals voorzien in het hoofdstuk van het gemeentelijk sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 1°.
Ten minste 20 procent van de door de Vlaamse Regering aan de gemeente toegekende beleidssubsidie wordt door het gemeentebestuur aangewend voor de ondersteuning en de stimulering van de andersgeorganiseerde sport, zoals voorzien in het hoofdstuk van het gemeentelijk sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 2°.
Ten minste 10 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het gemeentebestuur aangewend voor de ondersteuning en stimulering van de toegankelijkheid tot sport en de diversiteit in sport, zoals voorzien in het hoofdstuk van het gemeentelijk sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 3°. Deze 10 procent mag worden beschouwd ofwel als een onderdeel van de 50 procent voor de directe financiële ondersteuning van de sportverenigingen, bedoeld in het eerste lid, ofwel als een onderdeel van de 20 procent voor de ondersteuning en de stimulering van de andersgeorganiseerde sport, bedoeld in het tweede lid, ofwel verdeeld onder beide. § 3. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt volledig aangewend voor de uitvoering van de hoofdstukken van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 1°, 2° en 3°. Het resterende gedeelte van de beleidssubsidie dat volgens § 2 niet verplicht moet worden aangewend voor de uitvoering van een welbepaald hoofdstuk in het sportbeleidsplan, wordt door het gemeentebestuur verdeeld over de hoofdstukken in het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 1°, 2° en 3°. § 4. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt voor het geheel van de hoofdstukken, vermeld in artikel 15, 1°, 2° en 3°, door de betrokken besturen met minstens 50 procent vermeerderd.
Art. 10.§ 1. De Vlaamse Regering subsidieert de uitvoering van het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, bedoeld in artikel 20, met een beleidssubsidie van 400.000 euro, voor zover het plan voldoet aan de criteria die in dit decreet gesteld worden. § 2. De Vlaamse Gemeenschapscommissie bepaalt en motiveert in haar beleidsplan, na overleg met de Vlaamse Regering, hoeveel zij van de toegekende beleidssubsidie, bedoeld in § 1, zal besteden voor : 1° de directe financiële ondersteuning van bovenlokale sportverenigingen, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 1°;2° de ondersteuning en stimulering van sport voor mensen met een handicap, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 2°;3° de ondersteuning of stimulering van de inter- en bovenlokale samenwerking in sport, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 3°;4° de organisatie van een pool van sportgekwalificeerde begeleiders, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 4°;5° een coördinerende en begeleidende opdracht bij de opmaak, uitvoering en evaluatie van de sportbeleidsplannen van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, waarbij de afstemming tussen het gemeentelijke sportbeleidsplan en het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, bedoeld in artikel 18, centraal staat. § 3. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt volledig aangewend voor de uitvoering van de hoofdstukken van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 1°, 2°, 3° en 4°, en voor de uitvoering van de opdracht bedoeld in § 2, 5°. § 4. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt voor het geheel van de hoofdstukken, vermeld in artikel 24, 1°, 2°, 3° en 4°, en voor de uitvoering van de opdracht bedoeld in § 2, 5°, door de Vlaamse Gemeenschapscommissie met minstens 50 procent vermeerderd.
Art. 11.Indien het gemeentebestuur van een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad geen gemeentelijk sportbeleidsplan voor subsidiëring indient binnen en krachtens de in dit decreet bepaalde termijn, of een sportbeleidsplan heeft ingediend dat niet voldoet aan de gestelde criteria, dan wordt het subsidiebedrag, waarvoor deze gemeente krachtens artikel 9, § 1, in aanmerking kwam, toegekend aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor zover aan de criteria die in dit decreet gesteld worden voldaan wordt.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie ontwikkelt een lokaal sportbeleid voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad met het oog op het mogelijk maken van Sport voor Allen in alle gemeenten van het gebied.
Ze beschrijft dit beleid in een aanvullend globaal sportbeleidsplan.
Dit aanvullend sportbeleidsplan bevat minstens de vier hoofdstukken bepaald in artikel 15. Dit sportbeleid treedt enkel in werking voor die gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die niet beschikken over een sportbeleidsplan dat door de Vlaamse Regering werd aanvaard.
De door de Vlaamse Regering krachtens het eerste lid aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie toegekende beleidssubsidie wordt aangewend voor de uitvoering van de drie hoofdstukken van het aanvullend sportbeleidsplan, bedoeld in artikel 15, 1°, 2° en 3°, en dit met toepassing van artikel 5, §§ 2 en 3. Deze subsidie wordt voor het geheel van deze drie hoofdstukken door de Vlaamse Gemeenschapscommissie met minstens 50 procent vermeerderd. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring voor de uitvoering van het provinciaal sportbeleidsplan
Art. 12.§ 1. De uitvoering van het provinciaal sportbeleidsplan wordt door de Vlaamse Regering gesubsidieerd met een beleidssubsidie van maximum 0,2 euro per jaar per inwoner, voor zover het plan voldoet aan de criteria die in dit decreet gesteld worden. De subsidie wordt berekend op basis van het aantal inwoners van het voorgaande jaar. § 2. Ten minste 50 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het provinciebestuur aangewend voor de directe financiële ondersteuning van bovenlokale sportverenigingen, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 1°.
Ten minste 20 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het provinciebestuur aangewend voor de ondersteuning en stimulering van sport voor mensen met een handicap, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 2°.
Ten minste 10 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het provinciebestuur aangewend voor de ondersteuning of stimulering van de inter- en bovenlokale samenwerking in sport, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 3°.
Ten minste 10 procent van de door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt door het provinciebestuur aangewend voor de organisatie van een pool van sportgekwalificeerde begeleiders, zoals voorzien in het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 4°. § 3. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt volledig aangewend voor de uitvoering van de hoofdstukken van het provinciaal sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 1°, 2°, 3° en 4°.
Het resterende gedeelte van de beleidssubsidie dat krachtens § 2 niet verplicht aangewend moet worden voor de uitvoering van een welbepaald hoofdstuk in het sportbeleidsplan, wordt door het provinciebestuur verdeeld over de hoofdstukken in het provinciale sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 1°, 2°, 3° en 4°. § 4. De door de Vlaamse Regering toegekende beleidssubsidie wordt voor het geheel van de hoofdstukken, vermeld in artikel 24, 1°, 2°, 3° en 4°, door het provinciebestuur met minstens 50 procent vermeerderd.
TITEL III. - Het sportbeleidsplan HOOFDSTUK I. - Het gemeentelijk sportbeleidsplan
Art. 13.§ 1. Het gemeentelijk sportbeleidsplan wordt door de gemeente opgemaakt en goedgekeurd tijdens het eerste jaar van de gemeentelijke bestuursperiode. Het geldt voor de daaropvolgende jaren van de gemeentelijke bestuursperiode en het eerste jaar van de volgende gemeentelijke bestuursperiode.
Het gemeentelijk sportbeleidsplan bevat alle doelstellingen, inspanningen, voorzieningen en instrumenten voor het voeren van een gemeentelijk sportbeleid en de wijze waarop de sportraad begeleid en betrokken wordt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan het gemeentelijk sportbeleidsplan moet voldoen. § 2. Het komt tot stand, wordt uitgevoerd en geëvalueerd op basis van een interactieve bestuursstijl. § 3. Maximaal drie aangrenzende gemeenten die in totaal maximaal 30 000 inwoners tellen, of twee aangrenzende gemeenten die in totaal maximaal 20 000 inwoners tellen, berekend op basis van het aantal inwoners van het voorgaande jaar, kunnen een intergemeentelijk sportbeleidsplan indienen dat aan de volgende extra voorwaarden voldoet : 1° elk van de betrokken gemeenten beschikt over een sportraad als vermeld in artikelen 28, 29 en 30;2° de gemeenteraad van elk van de betrokken gemeenten keurt het intergemeentelijke sportbeleidsplan goed;3° het sportbeleidsplan komt tegemoet aan alle andere bepalingen van titel III, hoofdstuk I, die van toepassing zijn op het gemeentelijk sportbeleidsplan. § 4. Een gemeentebestuur dat in het eerste jaar van de gemeentelijke bestuursperiode geen sportbeleidsplan heeft ingediend, kan bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst een uitzonderingsmaatregel vragen om het sportbeleidsplan alsnog in het tweede jaar van de gemeentelijke bestuursperiode te kunnen indienen.
Art. 14.§ 1. Een gemeentebestuur dat geen gemeentelijk sportbeleidsplan indient binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn, wordt door de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst verzocht om dat alsnog te doen. Er wordt een afschrift van dat verzoek gestuurd naar het provinciebestuur en naar de gemeentelijke sportraad of, bij het ontbreken van een gemeentelijke sportraad, naar representatieve sportverenigingen van de gemeente. § 2. Indien het gemeentebestuur na deze herinnering geen sportbeleidsplan indient, kan de gemeentelijke sportraad, of bij het ontbreken daarvan, een structuur bestaande uit een representatieve vertegenwoordiging van de sportverenigingen uit de gemeente, een verenigingssportbeleidsplan opmaken en voor subsidiëring indienen bij een door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. De indiener is vrijgesteld van : 1° het hoofdstuk, vermeld in artikel 15, 4°;2° de bepaling in artikel 5, § 4;3° de bepalingen in titel IV en titel V. Alle bepalingen van titel III, hoofdstuk I, met betrekking tot het gemeentelijk sportbeleidsplan zijn, onder voorbehoud van afwijkingen, van overeenkomstige toepassing op het verenigingssportbeleidsplan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan de procedure voor het opmaken en aanvaarden van een verenigingssportbeleidsplan moet voldoen.
Art. 15.Het gemeentelijk sportbeleidsplan bevat minstens vier hoofdstukken : 1° de expliciete beleidsmaatregelen voor de ondersteuning en stimulering van sportverenigingen : a) dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop het gemeentebestuur de sportverenigingen finan cieel ondersteunt;b) de financiële ondersteuning in dit hoofdstuk is er alleen voor door het gemeentebestuur erkende sportverenigingen, met uitzondering van de sportverenigingen die zijn aangeslo ten bij unitaire sportfederaties die niet wensen te splitsen in een Vlaamse en een Franstalige vleugel. Sportverenigingen die bij een door de Vlaamse Regering erkende Vlaamse sportfe deratie zijn aangesloten, worden automatisch erkend door het gemeentebestuur. Andere ver enigingen kunnen, na advies van de gemeente lijke sportraad, ook als sportvereniging erkend worden; c) alleen het structureel en actief sportaanbod kan via dit hoofdstuk ondersteund worden;d) de subsidies in dit hoofdstuk worden verdeeld op basis van kwaliteitscriteria, die door het gemeentebestuur bepaald worden;2° de expliciete beleidsmaatregelen voor de ondersteuning en stimulering van de andersgeorganiseerde sport;3° de expliciete beleidsmaatregelen voor de ondersteuning en stimulering van de toegankelijkheid tot sport en de diversiteit in sport;4° de beschrijving van een globaal meerjarenplan met betrekking tot de sportinfrastructuur op het gemeentelijke grondgebied, met aandacht voor aspecten van ruimtelijke ordening en leefmilieu.
Art. 16.De Vlaamse Regering voorziet voor de gemeentebesturen in een impulsbeleid en bepaalt daarvoor per periode van een sportbeleidsplan één beleidsprioriteit.
Gemeentebesturen komen voor een impulssubsidie in aanmerking indien zij in een afzonderlijk hoofdstuk van het gemeentelijk sportbeleidsplan expliciet beschrijven hoe zij het impulsbeleid van de Vlaamse Regering zullen uitvoeren.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor het verkrijgen van de impulssubsidie.
Art. 17.In het derde jaar van de sportbeleidsplanperiode wordt in overleg met de sportraad het sportbeleidsplan geëvalueerd op het bereiken van zijn doelstellingen en beoogde beleidseffecten, worden nieuwe behoeften gebundeld, en, indien nodig, wordt het plan bijgestuurd. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan die evaluatie moet voldoen.
Aan het einde van de sportbeleidsplanperiode wordt in overleg met de sportraad het sportbeleidsplan geëvalueerd op zijn beleidseffecten met het oog op de opmaak van het volgende sportbeleidsplan.
Art. 18.§ 1. De gemeentebesturen kunnen de subsidies, vermeld in artikelen 5 en 6, ontvangen als de volgende documenten worden ingediend bij en worden aanvaard door een door de Vlaamse Regering aangewezen dienst : 1° een sportbeleidsplan, als vermeld in artikelen 15 en 16;2° een evaluatie van het sportbeleidsplan, als vermeld in artikel 17;3° een jaarlijks verslag over de uitvoering van het sportbeleidsplan in het voorgaande jaar, vergezeld van een advies van de sportraad.Het verslag bestaat uit twee delen : a) voor het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 15, 1° : een artikelsgewijze opgave van de gerealiseerde uitgaven voor de financiële ondersteuning van sportverenigingen, gebaseerd op de goedgekeurde rekening;b) een verklaring van het bestuur waarin staat : 1) dat het sportbeleidsplan in het desbetreffende jaar uitgevoerd werd zoals gepland.Hierbij hoort een argumentatie bij onder delen van het plan die anders of niet werden uitgevoerd; 2) dat met betrekking tot de sportgekwalificeerde ambtenaren voldaan wordt aan de voorwaarden in artikel 31;3) dat met betrekking tot de sportraad voldaan wordt aan de voorwaarden in artikelen 28, 29 en 30. De Vlaamse Regering zal de documenten voor de verklaring van het bestuur ter beschikking stellen. § 2. De Vlaamse Regering beperkt de jaarlijkse, systematische en gedetailleerde controle op de toepassing van dit decreet tot artikel 5, § 2, eerste lid, en artikel 6, maar behoudt onverkort en altijd het recht op toezicht en controle op de correcte uitvoering van elk aspect van het sportbeleidsplan. HOOFDSTUK II. - Het sportbeleidsplan van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en van de Vlaamse Gemeenschapscommissie
Art. 19.Artikelen 13, §§ 1 en 2, 15 en 17 zijn mede van toepassing op het sportbeleidsplan van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Artikel 18 is mede van toepassing op het sportbeleidsplan van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, met dien verstande dat de subsidies, bedoeld in § 1, de subsidie is bepaald krachtens artikel 9, § 1, en de subsidiëring krachtens artikel 6 niet van toepassing is.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan het sportbeleidsplan van de gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad moet voldoen.
De opmaak van haar sportbeleidsplan gebeurt onder coördinatie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, met het oog op een optimale afstemming tussen het gemeentelijke en het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, bedoeld in artikel 20.
Art. 20.Het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt door de Vlaamse Gemeenschapscommissie opgemaakt en goedgekeurd tijdens het eerste jaar van de bestuursperiode van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het komt tot stand, wordt uitgevoerd en geëvalueerd op basis van een interactieve bestuursstijl. Het geldt voor de daaropvolgende jaren van de bestuursperiode van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en het eerste jaar van de volgende bestuursperiode van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevat alle doelstellingen, inspanningen, voorzieningen en instrumenten voor het voeren van een sportbeleid en de wijze waarop de sportraad begeleid en betrokken wordt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie moet voldoen.
Art. 21.Het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevat minstens dezelfde vijf hoofdstukken als vermeld in artikel 24, dat van overeenkomstige toepassing is. Dit sportbeleidsplan wordt minstens aangevuld met een zesde hoofdstuk, waarin wordt aangegeven op welke wijze de samenwerking met elk van de negentien gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad zal worden gerealiseerd.
Artikelen 25 en 26 zijn van overeenkomstige toepassing op het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Art. 22.§ 1. Het aanvullend sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, bedoeld in artikel 11, wordt door het college opgemaakt en door de Raad goedgekeurd tijdens het eerste jaar van de gemeentelijke bestuursperiode. Het geldt voor de daaropvolgende jaren van de gemeentelijke bestuursperiode en het eerste jaar van de volgende gemeentelijke bestuursperiode.
Het aanvullend sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevat alle doelstellingen, inspanningen, voorzieningen en instrumenten voor het voeren van een gemeentelijk sportbeleid en de wijze waarop de sportraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie begeleid en betrokken wordt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan het aanvullend sportbeleidsplan moet voldoen.
Het komt tot stand, wordt uitgevoerd en geëvalueerd op basis van een interactieve bestuursstijl. § 2. Artikelen 15, 17 en 18 zijn mede van toepassing op het aanvullend sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, met dien verstande dat de sportraad, bedoeld in artikelen 15, 17 en 18, de sportraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie is, de subsidies, bedoeld in artikel 18, § 1, de subsidie is bepaald krachtens artikel 11, eerste lid, en de jaarlijkse, systematische en gedetailleerde controle op de toepassing van dit decreet, bedoeld in artikel 18, § 2, beperkt wordt tot artikel 5, § 2, eerste lid. De Vlaamse Regering behoudt onverkort en altijd het recht op toezicht en controle op de correcte uitvoering van elk aspect van het sportbeleidsplan. HOOFDSTUK III. - Het provinciaal sportbeleidsplan
Art. 23.Het provinciaal sportbeleidsplan wordt door de provincie opgemaakt en goedgekeurd tijdens het eerste jaar van de provinciale bestuursperiode. Het geldt voor de daaropvolgende jaren van de provinciale bestuursperiode en het eerste jaar van de volgende provinciale bestuursperiode. Het komt tot stand, wordt uitgevoerd en geëvalueerd op basis van een interactieve bestuursstijl.
Het provinciaal sportbeleidsplan bevat alle doelstellingen, inspanningen, voorzieningen en instrumenten voor het voeren van een provinciaal sportbeleid en de wijze waarop de sportraad begeleid en betrokken wordt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan het provinciaal sportbeleidsplan moet voldoen.
Art. 24.Het provinciaal sportbeleidsplan bevat minstens vijf hoofdstukken : 1° de expliciete beleidsmaatregelen voor de ondersteuning en stimulering van sportverenigingen op het bovenlokale niveau : a) dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop het provinciebestuur de bovenlokale sportverenigingen financieel ondersteunt;b) de financiële ondersteuning in dit hoofdstuk is er alleen voor door het provinciebestuur erkende bovenlokale sportverenigingen met uitzondering van de bovenlokale sportverenigingen die zijn aangesloten bij unitaire sportfederaties die niet wensen te splitsen in een Vlaamse en een Franstalige vleugel.Bovenlokale sportverenigingen die bij een door de Vlaamse Regering erkende Vlaamse sportfederatie zijn aangesloten, worden automatisch erkend door het provinciebestuur.
Andere verenigingen kunnen, na advies van de provinciale sportraad, ook als sportvereniging erkend worden; c) alleen het structureel en actief sportaanbod kan via dit hoofdstuk ondersteund worden;d) de subsidiëring is gebaseerd op kwaliteitscriteria, die door het provinciaal bestuur bepaald worden;2° de expliciete beleidsmaatregelen voor de ondersteuning en stimulering van bijzondere doelgroepen, namelijk mensen met een handicap;3° de expliciete beleidsmaatregelen voor de ondersteuning en stimulering van de inter- en bovenlokale samenwerking in sport;4° de expliciete beleidsmaatregelen voor de organisatie van een pool van sportgekwalificeerde begeleiders die worden ingezet in het Sport voor Allen-beleid;5° de beschrijving van een globaal meerjarenplan met betrekking tot de sportinfrastructuur op het provinciale grondgebied, met aandacht voor aspecten van ruimtelijke ordening en leefmilieu.
Art. 25.In het derde jaar van de sportbeleidsplanperiode wordt in overleg met de provinciale sportraad het provinciaal sportbeleidsplan geëvalueerd op het bereiken van zijn doelstellingen en beoogde beleidseffecten, worden nieuwe behoeften gebundeld, en, indien nodig, wordt het plan bijgestuurd. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan deze evaluatie moet voldoen.
Aan het einde van de sportbeleidsplanperiode wordt in overleg met de provinciale sportraad het sportbeleidsplan op zijn beleidseffecten geëvalueerd met het oog op de opmaak van het volgende provinciale sportbeleidsplan.
Art. 26.§ 1. De provinciebesturen kunnen de subsidies, vermeld in artikel 12, ontvangen als de volgende documenten worden ingediend bij en aanvaard worden door de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst : 1° een sportbeleidsplan, als vermeld in artikel 24;2° een evaluatie van het sportbeleidsplan, als vermeld in artikel 25;3° een jaarlijks verslag over de uitvoering van het sportbeleidsplan in het voorgaande jaar, vergezeld van een advies van de sportraad.Het verslag bestaat uit twee delen : a) voor het hoofdstuk van het sportbeleidsplan, vermeld in artikel 24, 1° : een artikelsgewijze opgave van de gerealiseerde uitgaven voor de financiële ondersteuning van sportverenigingen, gebaseerd op de goedgekeurde rekening;b) een verklaring van het bestuur waarin staat : 1) dat het sportbeleidsplan in het desbetreffende jaar uitgevoerd werd zoals gepland. Hierbij hoort een argumentatie bij onderdelen van het plan die anders of niet werden uitgevoerd; 2) dat met betrekking tot de sportgekwalificeerde ambtenaren voldaan wordt aan de voorwaarden in artikel 31;3) dat met betrekking tot de sportraad voldaan wordt aan de voorwaarden in artikelen 28, 29 en 30. De Vlaamse Regering zal de documenten voor de verklaring van het bestuur ter beschikking stellen. § 2. De Vlaamse Regering beperkt de jaarlijkse, systematische en gedetailleerde controle op de toepassing van dit decreet tot artikel 12, § 2, eerste lid, maar behoudt onverkort en altijd het recht op toezicht en controle op de correcte uitvoering van elk aspect van het sportbeleidsplan. HOOFDSTUK IV. - Klacht tegen het sportbeleidsplan
Art. 27.Elke betrokkene bij het sportbeleidsplan van een gemeentebestuur, een provinciebestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie of elke betrokkene bij een verenigingssportbeleidsplan, kan een klacht indienen tegen het sportbeleidsplan bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. De klacht is maar behandelbaar indien die wordt vergezeld van een advies van de respectieve sportraad. Bij een klacht tegen het verenigingssportbeleidsplan is advies van de sportraad niet noodzakelijk.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de klachtenprocedure moet voldoen.
TITEL IV. - De sportraad
Art. 28.Het gemeentebestuur, het provinciebestuur en de Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikken over een afzonderlijke, autonome sportraad. De sportraad vraagt zijn erkenning aan het bestuur en legt daartoe zijn statuten of huishoudelijk reglement, en de latere wijzigingen ervan, ter goedkeuring voor.
De sportraad heeft als taak advies aan de overheid te geven, op eigen initiatief of op verzoek, voor alle aangelegenheden die de sportraad belangrijk acht in het kader van het sportbeleid.
Het bestuur motiveert bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de uitgebrachte adviezen.
Art. 29.Uiterlijk zes maanden na de installatie van de nieuwe gemeenteraad en de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en twaalf maanden na de installatie van de nieuwe provincieraad, wordt de sportraad samengesteld en erkend, en zijn de samenwerkingsmodaliteiten tussen bestuur en raad bepaald.
Art. 30.§ 1. De sportraad is representatief voor alle vormen van sportbeoefening. Het bestuur betrekt in de sportraad de actoren die de Nederlandstalige sport bevorderen. Van de sportraad zijn lid : 1° de afgevaardigden van alle Nederlandstalige sportinitiatieven, onder andere sportverenigingen, sportprojecten, instellingen, scholen en organisaties, zowel private als publieke, die sportieve activiteiten ontplooien op het van toepassing zijnde grondgebied;2° deskundigen inzake sport. § 2. Politieke mandatarissen van het eigen bestuur kunnen geen deel uitmaken van de sportraad. De schepen, de gedeputeerde of het collegelid, bevoegd voor sport, kan als waarnemer de vergaderingen bijwonen. § 3. De sportgekwalificeerde ambtenaar volgt de vergaderingen van de sportraad als waarnemer. § 4. Het lidmaatschap van de sportraad kan niet als voorwaarde voor subsidiëring worden gesteld.
Enkel de leden, vermeld in § 1, 1° en 2°, hebben stemrecht.
TITEL V. - De sportgekwalificeerde ambtenaar
Art. 31.Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, als vermeld in dit decreet, moet het gemeentebestuur beschikken over minstens één sportgekwalificeerde ambtenaar die in een sportdienst werkzaam is.
Gemeenten met minstens 50 000 inwoners, de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie moeten over minstens twee voltijdse sportgekwalificeerde ambtenaren beschikken.
De gemeenten waarop het intergemeentelijk sportbeleidsplan, vermeld in artikel 13, § 3, betrekking heeft, moeten gezamenlijk over minstens één voltijdse sportgekwalificeerde ambtenaar beschikken.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de sportgekwalificeerde ambtenaar moet voldoen.
TITEL VI. - Begeleiding en ondersteuning
Art. 32.De Vlaamse Regering voorziet in een voorafname van 200.000 euro per jaar voor de begeleiding, de opvolging en de monitoring in het kader van dit decreet en bepaalt de nadere voorwaarden hiertoe.
Art. 33.Voor de ondersteuning van de provinciale opdracht voor het organiseren van een pool van sportgekwalificeerde lesgevers, als vermeld in artikel 24, 4°, voorziet de Vlaamse Regering in een voorafname van 25.000 euro per jaar. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel.
TITEL VII. - Slotbepalingen
Art. 34.Het decreet van 5 april 1995 houdende erkenning en subsidiëring van de gemeentelijke sportdiensten, de provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt opgeheven.
Art. 35.Een gemeentebestuur dat door toepassing van dit decreet in 2008, 2009 of 2010 minder subsidie ontvangt dan het subsidiebedrag waarop de gemeente recht heeft voor het jaar 2005 in uitvoering van het in artikel 34 vermelde decreet, heeft recht op een aanvullende overgangssubsidie. Deze overgangssubsidie wordt berekend op het verschil tussen het subsidiebedrag van 2005 en het totale subsidiebedrag van respectievelijk 2008, 2009 of 2010 en bedraagt : 1° voor 2008 maximum 80 % van dit verschil;2° voor 2009 60 % van dit verschil;3° voor 2010 50 % van dit verschil. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel.
Art. 36.De overheden die een beroep doen op subsidies in het kader van dit decreet, verbinden zich ertoe om gedurende de uitvoering van het sportbeleidsplan 2008-2013 hun gewone sportbegroting en de bestaande financiële ondersteuning aan sportverenigingen niet te verminderen in vergelijking met het jaar 2006.
Art. 37.De overheden die een beroep doen op subsidies in het kader van dit decreet, verbinden zich ertoe om gedurende de uitvoering van het sportbeleidsplan 2008-2013 het aantal sportgekwalificeerde ambtenaren in voltijdse equivalenten niet te verminderen in vergelijking met het aantal sportfunctionarissen dat in het jaar 2006 in aanmerking kwam voor de berekening van de aanvullende subsidie, vermeld in artikel 11, § 1, 2°, van het in artikel 34 vermelde decreet.
Art. 38.De subsidies, vermeld in artikelen 9, § 1, en 10, § 1, worden toegekend vanaf het jaar 2008. In afwijking van artikel 20, eerste lid, wordt het eerste sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie door de Vlaamse Gemeenschapscommissie opgemaakt en goedgekeurd in het jaar 2007.
De beleidssubsidies, vermeld in artikelen 5, 7 en 12, worden toegekend vanaf het jaar 2008.
De impulssubsidies voor gemeenten, vermeld in artikel 6, worden toegekend vanaf het jaar 2009.
De subsidie, vermeld in artikel 32, wordt toegekend vanaf het jaar 2008.
De subsidie, vermeld in artikel 33, wordt toegekend vanaf het jaar 2008.
Art. 39.Voor 2008 wordt de beleidssubsidie, vermeld in artikel 12, § 1, berekend op 0,1 euro per inwoner, voor zover het plan voldoet aan de criteria die in dit decreet gesteld worden.
Art. 40.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2007, met uitzondering van : 1° 1° artikel 34, dat in werking treedt op 1 januari 2008;2° 2° artikel 31, eerste en tweede lid, die in werking treden op 1 oktober 2008;3° 3° de bepaling "met uitzondering van de sportverenigingen die zijn aangesloten bij unitaire sportfederaties die niet wensen te splitsen in een Vlaamse en een Franstalige vleugel" uit artikel 15, 1°, b), die in werking treedt op 1 januari 2010;de bepaling "met uitzondering van de bovenlokale sportverenigingen die zijn aangesloten bij unitaire sportfederaties die niet wensen te splitsen in een Vlaamse en een Franstalige vleugel" uit artikel 24, 1°, b), die in werking treedt op 1 januari 2010.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 9 maart 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX _______ Nota's (1) Zitting 2006-2007. Stukken. - Ontwerp van decreet : 1024, nr. 1. - Amendementen : 1024, nr. 2. - Verslag over hoorzitting : 1024, nr. 3. - Amendementen : 1024, nr. 4. - Verslag : 1024, nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1024, nr. 6.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 28 februari 2007.