gepubliceerd op 18 juli 1998
Decreet houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen voor wat betreft de onroerende voorheffing
9 JUNI 1998. - Decreet houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen voor wat betreft de onroerende voorheffing (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2.Het Vlaams Gewest zorgt in eigen beheer voor de dienst van de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van Gemeenschappen en Gewesten. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art. 3.Voor wat het Vlaams Gewest betreft wordt artikel 257 van het Wethoek van de Inkomstenbelastingen, zoals gewijzigd bij decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 van 22 december 1993, vervangen door wat volgt : «
Artikel 257.§ 1. Aan de belanghebbende wordt verleend : 1° een vermindering van een vierde van de onroerende voorheffing in verband met de door de belastingplichtige volledig betrokken woning, wanneer het kadastraal inkomen van zijn gezamenlijke in het Vlaams Gewest gelegen onroerende goederen niet meer bedraagt dan 30 000 frank;2° een vermindering van de onroerende voorheffing berekend overeenkomstig onderstaande tabel voor de kinderen die in aanmerking komen voor een kinderbijslag, voor de woning die op 1 januari van het aanslagjaar wordt betrokken door een gezin met ten minste twee kinderen die daar hun woonplaats hebben blijkens een inschrijving in het bevolkingsregister en die in aanmerking komen voor kinderbijslag. Hierbij worden de als gehandicapte aangemerkte kinderen voor twee gerekend;
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Eenheden boven het tiende geven recht op een verhoging van de vermindering met 218 frank.
De in bovenstaande tabel opgenomen totale bedragen en het bedrag vernoemd in het vorig lid, worden jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk.
De aanpassing gebeurt met behulp van een coëfficiënt die verkregen wordt door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1996.
Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond door weglating van de decimale frankgedeelten.
Een kind dat gedurende de veldtochten 1914-1918 of 1940-1945 als militair, weerstander, politiek gevangene of burgerlijk oorlogsslachtoffer overleden of vermist is, wordt meegerekend alsof het in leven was en recht geeft op kinderbijslag. 3° een vermindering van de onroerende voorheffing per gehandicapt persoon, andere dan bedoeld onder 2°, in verband met de woning waar ze hun woonplaats hebben op 1 januari van het aanslagjaar blijkens een inschrijving in het bevolkingsregister.Deze vermindering wordt berekend alsof het een gehandicapt kind betrof. § 2. Op aanvraag van de belanghebbende wordt : 1° de vermindering van de onroerende voorheffing als bedoeld in § 1, 1° op 50 procent gebracht voor een tijdperk van 5 jaar dat aanvangt met het eerste jaar waarvoor de onroerende voorheffing is verschuldigd, voor zover het een woning betreft die de belastingplichtige heeft doen bouwen of nieuwgebouwd heeft aangekocht, zonder het voordeel van een in de desbetreffende wetgeving bepaalde bouw- of aankooppremie;2° een vermindering van 20 procent verleend in verband met de woning die wordt betrokken door een groot-oorlogsverminkte die het voordeel geniet van de wet van 13 mei 1929 of van artikel 13 van de wetten op de vergoedingspensioenen, gecoördineerd op 5 oktober 1948;3° kwijtschelding of proportionele vermindering van de onroerende voorheffing verleend voor zover het belastbare kadastraal inkomen ingevolge artikel 15 kan worden verminderd, daarenboven kan geen kwijtschelding of proportionele vermindering worden verleend als het onroerend goed langer dan 12 maanden niet in gebruik is genomen, rekening houdende met het vorige aanslagjaar. § 3. Onder gehandicapt persoon in de zin van § 1 wordt bedoeld de in artikel 135, 1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen als gehandicapt aangemerkte personen.
Onder gehandicapt kind in de zin van § 1 wordt bedoeld, hetzij het kind dat voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 47, 56septies of 63 van het koninklijk besluit van 19 december 1939 tot samenvatting van de wet van 4 augustus 1930 betreffende de kinderbijslagen voor loonarbeiders en de koninklijke besluiten krachtens een latere wetgevende delegatie genomen, hetzij het kind dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 26, § 1, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen. »
Art. 4.In artikel 258, eerste lid van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat het Vlaams Gewest betreft, de woorden « artikel 257,1° tot 3° » vervangen door de woorden « artikel 257, § 1, 1° tot en met 3° en § 2, 1° en 2° ».
Art. 5.In artikel 258 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen wordt, voor wat het Vlaams Gewest betreft, het tweede lid vervangen door wat volgt : « Deze verminderingen mogen slechts slaan op een enkel, eventueel door de betrokkene aan te wijzen onroerend goed. ».
Art. 6.Artikel 259 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen wordt, voor wat het Vlaams Gewest betreft, vervangen door wat volgt : «
Artikel 259.De verminderingen ingevolge artikel 257, § 1, 2° en 3° en § 2, 2°, zijn van de huur aftrekbaar, niettegenstaande elk hiermee strijdig beding; zij zijn niet van toepassing op het gedeelte van de woning of van het onroerende goed dat wordt bewoond door personen die geen deel uitmaken van hetzelfde gezin of niet tot het gezin van de betrokken grootoorlogsverminkte of van de gehandicapte behoren. ».
Art. 7.In artikel 260 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat het Vlaams Gewest betreft, de woorden « in artikel 257,1° » vervangen door de woorden « in artikel 257, § 1, 1° ».
Art. 8.In het artikel 335 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, de woorden « of elke ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd » ingelast na de woorden « Elke ambtenaar van een fiscaal bestuur ».
Art. 9.In het artikel 336 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, de woorden « of een ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd » ingelast na de woorden « een ambtenaar van een fiscaal bestuur ».
Art. 10.In artikel 374 van het Wetboek van de lnkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « de administratie der directe belastingen, met een hogere graad dan die van controleur » ingelast de woorden « en de ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 11.In de artikelen 413, 414, 427 en 434 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « de Schatkist » ingelast de woorden « of van het Vlaams Gewest ».
Art. 12.In de artikelen 431 en 435 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « de Staat » ingelast de woorden « of het Vlaams Gewest ».
Art. 13.In het artikel 422 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « de Openbare Schatkist » ingelast de woorden « of het Vlaams Gewest ».
Art. 14.In de artikelen 445 en 446 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « De Minister van Financiën » ingelast de woorden « of de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën ».
Art. 15.In artikel 447 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « door een ambtenaar van het Ministerie van Financiën met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft, doch op zijn minst met de graad van inspecteur » toegevoegd de woorden « of door de ambtenaar van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 16.In artikel 327, § 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « voor de vestiging of de invordering van de door de Staat » ingelast de woorden « of door het Vlaams Gewest » ingevoegd.
Art. 17.In artikel 461 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, de woorden « of door ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap daartoe gemachtigd door de Vlaamse regering » ingevoegd na de woorden « van het Ministerie van Financiën die daartoe behoorlijk gemachtigd zijn ».
Art. 18.In de artikelen 297, 299, 314, § 1, 314, § 2, 314, § 3, 314, § 4, 319, 337 eerste, tweede en derde lid, 338, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 339, 344, 442bis, 463, 469 en 496 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « administratie der directe belastingen » ingelast de woorden « of het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ».
Art. 19.In het artikel 314, § 4, 1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « het Ministerie van Financiën » ingelast de woorden « of het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ».
Art. 20.In de artikelen 298, 355, 356, 366, 367, 375, 376, § 1, 376, § 3, 378, 381, 394bis, eerste en derde lid, 410, 417 en 469 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « directeur der belastingen » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 21.In het artikel 377 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « de directeur » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd » en na de woorden « de directeurs der belastingen » ingelast de woorden « of de ambtenaren daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 22.In het artikel 382 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing, in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « directeur der directe belastingen » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 23.In de artikelen 414, § 2, en 421 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « directeur » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 24.In het artikel 420 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « gewestelijke directeur der directe belastingen » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 25.In het artikel 445 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « gewestelijke directeur gemachtigde ambtenaar » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd of de door hem gedelegeerde ».
Art. 26.In het artikel 461 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, de woorden « of door ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap daartoe gemachtigd door de Vlaamse regering » ingevoegd in de eerste zin tussen de woorden « van het Ministerie van Financiën die daartoe behoorlijk gemachtigd zijn » en de woorden « , moet hij indien hij een vervolging wil instellen » en worden na de woorden « gewestelijke directeur der directe belastingen » en na de woorden « gewestelijke directeur » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ».
Art. 27.In het artikel 469 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen worden, voor wat de onroerende voorheffing in het Vlaams Gewest betreft, na de woorden « de administratie der directe belastingen » ingelast de woorden « of aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap » en worden na de woorden « de directeur der belastingen » ingelast de woorden « of de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd ». HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 28.De artikelen 1 tot en met 7 van dit decreet treden in werking vanaf het aanslagjaar 1999.
De artikelen 8 tot en met 27 treden in werking op een door de Vlaamse regering te bepalen datum.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 9 juni 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER _______ Nota (1) Zitting 1997-1998 : Stukken.- Ontwerp van decreet : 927, nr. 1. Amendementen : 927, nrs. 2 tot 5. Verslag : 927, nr. 6. Amendement na indiening verslag : 927, nr. 7.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 27 mei 1998.