Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 11 mei 1999
gepubliceerd op 31 augustus 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of door sociale huisvestingsmaatschappijen, erkend door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, worden verhuurd in toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999036082
pub.
31/08/1999
prom.
11/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/11/1999036082/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MEI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of door sociale huisvestingsmaatschappijen, erkend door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, worden verhuurd in toepassing van titel VII van de Vlaamse Wooncode


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid titel II en VII;

Gelet op het advies van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 24 juli 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 februari 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het nodig is om het besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994 zo spoedig mogelijk op te heffen en te vervangen door een aan de recente evoluties aangepast besluit van de Vlaamse regering ten einde de sociale huisvestingsmaatschappijen op korte termijn de mogelijkheid te geven - door een gerichte verhoging van de inkomensgrenzen - enerzijds de leefbaarheid van sociale wijken en anderzijds de eigen financiële situatie te verbeteren;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° sociale huisvestingsmaatschappij : een door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende sociale huisvestingsmaatschappij, of de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij zelf, hierna VHM genoemd, wat de haar toebehorende woningen betreft;3° huurder : de ondertekenaar(s) van de huurovereenkomst en de persoon wiens inkomen overeenkomstig dit besluit in aanmerking komt voor de berekening van de huurprijs;4° referentiedatum : de datum van de inschrijving, de toewijzing, de huurprijsherziening of de actualisatie van het kandidatenregister;5° persoon ten laste : a) het kind dat op de referentiedatum gedomicilieerd is op het adres van de huurder of kandidaat-huurder en : - dat minder dan 18 jaar oud is of dat ouder is dan 18 jaar en waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald; - dat door de minister, op voorlegging van bewijzen beschouwd wordt als zijnde ten laste; b) de kandidaat-huurder of huurder die zelf en het gezinslid, onder de door de minister, op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor bijstand aan personen gestelde voorwaarden, erkend is als ernstig gehandicapt;6° inkomen : de som van het aan de personenbelasting onderworpen netto-inkomen, alsook de door de minister, op voorstel van de VHM, nader aan te wijzen inkomsten van de huurder of van de kandidaat-huurder en van alle andere personen die met hem in dezelfde woning samenwonen, met uitsluiting van de kinderen die zonder onderbreking deel hebben uitgemaakt van het gezin en minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum.Het inkomen van de inwonende ascendenten van de personen die de huurovereenkomst ondertekenden wordt slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn. Het inkomen wordt verhoogd met de fictieve rente. Voor de huurders die een sociale woning huren voor de inwerkingtreding van dit besluit, wordt het inkomen van elke ascendent slechts voor de helft aangerekend; 7° fictieve rente : het deel van het inkomen dat wordt berekend op de opbrengst of de waarde van het gedeelte boven F 1 miljoen, ingevolge uit een vervreemding door de huurder of een onteigening, van woningen die plaats vond vanaf 3 jaar voor de toewijzing van een sociale huurwoning.De minister bepaalt, op voorstel van de VHM, de opbrengst, de berekeningswijze en de modaliteiten van deze fictieve rente; 8° referentiejaar : het derde jaar voorafgaand aan het jaar waarin de inschrijving, de actualisatie van het register, de toewijzing of de huurprijsherziening plaatsvindt;9° basishuurprijs : de huurprijs die bepaald wordt overeenkomstig artikel 9;10° inkomenscoëfficiënt : functie waarbij de basishuurprijs in hoofde van elke individuele huurder wordt aangepast volgens inkomen en personen ten laste;11° aangepaste huurprijs : het produkt van de basishuurprijs en de inkomenscoëfficiënt;12° reële huurprijs : het door de huurder maandelijks te betalen bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 11, 12, 13 en 15;13° geplafonneerde huurprijs : in het jaar 2000 de normale huurwaarde van het jaar 1999, aangepast volgens de in artikel 25, § 2 van dit besluit vermelde formule, verhoogd met 1 % en vanaf het jaar 2001 en de volgende jaren de geplafonneerde huurprijs van het jaar voordien, aangepast volgens de in artikel 25, § 2 van dit besluit vermelde formule, verhoogd met 1 %.Elke vijf jaar zal, volgens door de minister te bepalen modaliteiten, nagegaan worden of de geplafonneerde huurprijs aan de gewijzigde maatschappelijke realiteit beantwoordt; 14° normale huurwaarde : de door de raad van bestuur van de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij geraamde huurprijs van een vergelijkbare woning in de omgeving op de private huurmarkt;15° huurlasten : de sommen die de huurder naast de huurprijs aan de sociale huisvestingsmaatschappij moet betalen als vergoeding voor de levering van goederen en diensten;16° kostprijs : de door de VHM goedgekeurde som van alle uitgaven die door de verhurende sociale huisvestingsmaatschappij werden betaald voor de oprichting of de verwerving van de woning alsmede voor de uitgevoerde sanering-, verbeterings en aanpassingswerken.Deze kostprijs wordt definitief vastgesteld na de eindafrekening en bij ontstentenis van de eindafrekening, aanvankelijk voorlopig vastgesteld bij de eerste verhuring; 17° geactualiseerde kostprijs : de kostprijs, waarbij het betaalde bedrag, naar gelang het jaar van de laatste betaling van de respectievelijke werken, vermenigvuldigd wordt met de coëfficiënt die jaarlijks voor 1 juli wordt vastgesteld door de minister, op voorstel van de VHM;18° waarborg : het bedrag gelijk aan drie maanden reële huurprijs, met een maximum van F 30 000, dat bij de toewijzing van de woning door de kandidaat-huurder of door een lid van zijn gezin wordt gestort in handen van de verhurende sociale huisvestingsmaatschappij of een schriftelijke garantie tot maximum F 30 000 van het OCMW in afwachting van de storting door de huurder in één keer of in schijven, om de naleving van zijn verbintenissen en zijn verplichtingen in alle omstandigheden te waarborgen en te bekomen dat hij zich zal gedragen als een goede huisvader voor wat het hem verleende genot als huurder betreft, verhoogd met in de loop van de huurovereenkomst gekapitaliseerde interesten;19° kandidaat-huurder : de alleenstaande of het gezin dat ingeschreven is in het register der kandidaat-huurders;20° opdrachthouder : de opdrachthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 44 van de Vlaamse Wooncode, of bij gebreke daaraan, de VHM-commissaris in toepassing van artikel 24 van de wet van 16 maart 1954 of bij gebreke daaraan de VHM;21° student : iedere persoon die ingeschreven is bij een instelling van het hoger onderwijs, waarvan hij de lessen volgt en voor wie dat zijn hoofdbezigheid vormt;22° rationele bezetting : de bezetting van een woning, waarbij rekening gehouden wordt enerzijds met de samenstelling van het gezin van de huurder en anderzijds met de zorg voor een optimale leefbaarheid van het patrimonium in het algemeen en van een woningcomplex in het bijzonder.De zorg voor een optimale leefbaarheid kan onder meer het nastreven van een sociale vermenging inhouden; 23° Vlaamse Wooncode : decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;24° mobiel verblijf : het openluchtrecreatief verblijf, tent uitgezonderd, bedoeld door artikel 2, § 1, 1° van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven. HOOFDSTUK II. - Inschrijvingsvoorwaarden, inschrijving, toelatingsvoorwaarden, toewijzing van de woning en de controle op de toewijzing, afwijking, beroep, huurovereenkomst Afdeling 1. - Inschrijvingsvoorwaarden

Art. 2.§ 1. Iedere meerderjarige natuurlijk persoon, van wie het inkomen van het referentiejaar de in § 2 vermelde grenzen niet overschrijdt, kan zich laten inschrijven in het in artikel 3 bedoelde register, zonder dat daarbij bijkomende eisen kunnen worden gesteld. § 2. Het inkomen van de kandidaat-huurder betreffende het referentiejaar mag niet meer bedragen dan : 1° F 832 200 voor gehuwden en samenwonenden;2° F 532 600 voor alleenstaanden De bedragen vermeld onder het eerste lid, 1° en 2° worden verhoogd met F 100 000 per persoon ten laste.Het bedrag vermeld onder het eerste lid, 2° wordt daarenboven voor alleenstaanden met kinderlast met F 165 000 verhoogd. § 3. In afwijking van § 2 kan een sociale huisvestingsmaatschappij waarvan 60 % of meer van de huurders een inkomen hebben dat lager is dan F 532 600 verhoogd met F 37 300 voor elk van de eerste twee personen ten laste, aan de VHM vragen om : a) kandidaat- huurders te mogen inschrijven met een inkomen dat niet meer bedraagt dan : 1° F 1 200 000 voor gehuwden en samenwonenden;2° F 700 000 voor alleenstaanden. De bedragen vermeld onder het eerste lid 1° en 2° worden verhoogd met F 100 000 per persoon ten laste. Het bedrag vermeld onder het eerste lid, 2° wordt daarenboven voor alleenstaanden met kinderlast met F 165 000 verhoogd. b) maximum 25 % van de toewijzingen aan deze kandidaat- huurders te mogen doen. Deze aanvraag gaat gepaard met een globaal en resultaatgericht programma waarin wordt aangegeven op welke wijze de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij de leefbaarheid van haar probleemcomplexen zal verbeteren. De uitvoering van dit programma wordt - binnen de termijn van 30 kalenderdagen vanaf de aanvraag tot afwijking - in een overeenkomst tussen de VHM en de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij vastgelegd. De afwijking gaat in vanaf de dag van ontvangst van de goedkeuring door de VHM. De afwijking wordt per jaar gegeven en kan worden verlengd zolang het percentage huurders met een inkomen beneden F 532 600 verhoogd met F 37 300 voor elk van de eerste twee personen ten laste, 60 % of meer bedraagt. § 4. Wanneer de kandidaat-huurder tijdens het referentiejaar geen inkomen had, neemt de sociale huisvestingsmaatschappij het inkomen in aanmerking van het eerstvolgende jaar waarin wel een inkomen genoten werd. § 5. Wanneer het inkomen van het referentiejaar de in § 2 of § 3 vermelde grens overschrijdt maar in het jaar van de aanvraag daaronder is gedaald, kan de persoon worden ingeschreven. § 6. De bepalingen van § 2 en § 3 zijn niet van toepassing op de personen die tot de bemanning behoren van Belgische vissersvaartuigen. Afdeling 2. - Inschrijving en inzagerecht van de kandidaat-huurders

Art. 3.§ 1. Elke sociale huisvestingsmaatschappij houdt een register bij waarin volgens de orde van hun indiening, de aanvragen worden ingeschreven van de kandidaat-huurders met vermelding van de eventuele, in artikel 5 bedoelde prioriteiten.

De sociale huisvestingsmaatschappij houdt het register ter beschikking van de minister of zijn afgevaardigde en van de VHM. Een afschrift van het register kan steeds door de minister en door de VHM gevraagd worden.

Gelijktijdig wordt ten behoeve van alle in voornoemd register ingeschreven kandidaat-huurders een tweede register bijgehouden waarin hen een maximaal inzagerecht wordt gewaarborgd. In dit register worden eveneens de toewijzingen weergegeven die werden gedaan gedurende het huidige en het voorgaande kalenderjaar. De opdrachthouder is gerechtigd om de conformiteit tussen het tweede register en het eerste register na te zien.

De vorm, de inhoud, de wijze van bijhouden, de modaliteiten van de actualisatie en de controle van die registers worden door de minister bepaald, op voorstel van de VHM. Naar aanleiding van de actualisatie zal eveneens worden nagegaan of de kandidaat-huurder en de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont nog voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 2. De kandidatuur zal worden geschrapt, indien dit niet meer het geval is. § 2. Wanneer de kandidaat-huurders zich bij een sociale huisvestingsmaatschappij aanbieden om ingeschreven te worden moeten ze in kennis worden gesteld van de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden, alsook van de toewijzingsregels.

Bij de inschrijving zelf moeten de kandidaat-huurders in kennis worden gesteld van het beroepsrecht zoals bepaald in artikel 7 en van de gevallen waarin hun kandidatuur uit het inschrijvingsregister kan worden geschrapt, zoals bepaald in artikel 3, § 4.

De kandidaat-huurders ontvangen een ontvangstbewijs met vermelding van de inschrijvingsdatum, het inschrijvingsnummer en de sociale woning(en) van hun voorkeur. De minister bepaalt de vorm en de inhoud van dit bewijs, na advies van de VHM. § 3. Wanneer een kandidaat-huurder zich inschrijft bij een sociale huisvestingsmaatschappij voor een woning in een gemeente waarbinnen meerdere sociale huisvestingsmaatschappijen actief zijn, wordt de kandidatuur op eenvoudig verzoek van deze kandidaat-huurder binnen een termijn van 15 kalenderdagen vanaf de inschrijving overgezonden naar de andere in deze gemeente actieve sociale huisvestingsmaatschappijen.

De kandidaat-huurder ontvangt hiervoor een afschrift. Dit verzoek wordt vermeld in het in § 2, derde lid, bedoelde ontvangstbewijs. De andere sociale huisvestingsmaatschappijen waarnaar zijn kandidatuur is verzonden, sturen de betrokken kandidaat-huurder binnen een termijn van 15 kalenderdagen vanaf de ontvangst van de kandidatuur eveneens een ontvangstbewijs. § 4. Schrapping van een kandidatuur uit het inschrijvingsregister kan enkel in de volgende gevallen : 1° op schriftelijk verzoek van de kandidaat-huurder;2° bij de tweede weigering door de kandidaat-huurder van een hem toegewezen woning die aan zijn keuze qua ligging en type beantwoordt. Deze schrapping kan slechts indien er tussen de eerste weigering en het tweede aanbod van een woning een periode verlopen is van ten minste drie maanden; 3° bij de actualisatie van het register overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de minister in uitvoering van dit artikel; De kandidaat-huurder wordt schriftelijk van de schrapping op de hoogte gebracht. Copie van het schrappingsbericht wordt aan de opdrachthouder gestuurd. Een geschrapte kandidaat-huurder kan zich opnieuw laten inschrijven. § 5. De kandidaat-huurder verbindt er zich bij de inschrijving toe om elke wijziging in zijn gezinstoestand onmiddelijk aan de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij mee te delen. Afdeling 3. - Toelatingsvoorwaarden

Art. 4.Een kandidaat-huurder kan enkel tot een voor verhuring beschikbare woning van een sociale huisvestingsmaatschappij worden toegelaten voor zover : 1° hij is ingeschreven in het in artikel 3 bedoelde register;2° hij op het ogenblik van de inwerkingstreding van de huurovereenkomst géén woning volledig in volle eigendom of in vruchtgebruik heeft in binnen- of buitenland.Voor de toepassing van deze voorwaarde wordt geen rekening gehouden met een in het Vlaamse Gewest gevestigd mobiel verblijf, noch met een woning die het voorwerp is van een onteigeningsbesluit noch met een onbewoonbare woning die moet worden gesloopt en die door de volle eigenaar of de vruchtgebruiker zelf wordt bewoond.

Deze patrimoniale voorwaarde is niet van toepassing op de kandidaat-huurder die minstens 55 jaar oud is noch op de gehandicapte kandidaat-huurder van een ADL-woning op voorwaarde dat hij : a) hetzij de woning uiterlijk 1 jaar na de datum van de ingang van het huurcontract onder bezwarende titel vervreemdt en daarbij aan de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij contractueel een recht van voorkoop geeft;b) hetzij, wanneer de woning die hijzelf bewoont, onaangepast is en een kadastraal inkomen heeft van maximaal F 45 000 de verbintenis heeft aangegaan om die woning te verhuren aan of, al dan niet kosteloos, ter beschikking te stellen van een sociale huisvestingsmaatschappij of daarna en onder gelijke voorwaarden aan een erkend sociaal verhuurkantoor, vanaf het ogenblik van de toewijzing van een sociale huurwoning.Deze verhuring of terbeschikkingstelling wordt geregeld via een overeenkomst met de sociale huisvestingsmaatschappij of erkend sociaal verhuurkantoor, opgemaakt overeenkomstig een model dat door de VHM wordt uitgewerkt; 3° hij voldoet aan de inkomensvoorwaarde zoals vastgelegd in artikel 2, § 2, § 3, § 4, § 5 en § 6;4° hij niet de hoedanigheid heeft van student. Afdeling 4. - Toewijzing van de woning en de controle op de toewijzing

Art. 5.§ 1. De toewijzing van een woning gebeurt door de raad van bestuur van iedere sociale huisvestingsmaatschappij of door de door hem aangestelden met rapportering aan de raad. De toewijzing moet ter kennis gebracht worden van de opdrachthouder. Zij mag slechts worden uitgevoerd na het verstrijken van zijn beroepstermijn, voorzien in artikel 44, § 9, van de Vlaamse Wooncode of na het verwerpen van het desgevallend beroep door de VHM. § 2. De woningen worden toegewezen volgens de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het in artikel 3 bedoelde register met toepassing van de voorrangsregels, genoemd in het tweede lid.

Genieten achtereenvolgens voorrang de kandidaat-huurder : 1° die overeenkomstig artikel 18, § 2, tweede lid, 26, 60, § 3 en 90, § 1, vierde lid, van de Vlaamse Wooncode en artikel 4, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd geherhuisvest moet worden;2° die huurder is van een niet aangepaste woning van de sociale huisvestingsmaatschappij en wenst te verhuizen naar een aan zijn gezinssamenstelling aangepaste woning van dezelfde huisvestingsmaatschappij.Voor die huurder geldt artikel 2, § 2 en 4, 3° niet;3° die sedert ten minste zes maanden zijn hoofdverblijfplaats heeft in een mobiel verblijf of een onbewoonbare woning verlaat die hij reeds betrok op de datum van de onbewoonbaarverklaring of een woning ontruimt die hij betrok op de datum waarop deze het voorwerp is van een onteigeningsbesluit, voor zover die woongelegenheid gevestigd is in het Vlaamse gewest.Eenzelfde mobiel verblijf kan slechts éénmaal aanleiding geven tot voorrang op een sociale huurwoning. Misbruik hiervan doet elke voorrang teniet.

Wordt gelijkgesteld met een onbewoonbare woning, de woning die de kandidaat-huurder reeds ten minste zes maanden betrok als huurder op de datum van de ongeschiktverklaring en die, volgens het advies van de gewestelijke ambtenaar bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen, ongeschikt is ten gevolge van problemen van categorie III met de stabiliteit van zowel het dak als van de buitenmuren, gecombineerd met vochtproblemen van categorie III aan hetzij dak hetzij buitenmuren en met een eindscore heeft van minstens 30 punten en die ingevolge de noodzakelijke renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerken gedurende minstens twaalf maanden niet bewoond kan blijven; 4° die een inkomen heeft lager dan F 532 600 verhoogd met F 37 300 voor elk van de eerste twee personen ten laste, voor 40 % van de binnen een bepaald jaar toe te wijzen woningen.Die voorrang geldt slechts voor zover minder dan 40 % van de huurders van de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij een inkomen lager dan voormeld bedrag hebben; 5° die aanspraak kan maken op toepassing van §§ 3 of 4 van dit artikel;6° die het statuut heeft van gewezen politieke gevangene of oorlogsinvalide of rechthebbende is van een persoon met dat statuut. Na toepassing van de verplichte prioriteitsregels kan de sociale huisvestingsmaatschappij bovendien beslissen om voorrang te geven aan de kandidaat-huurder die in de periode van zes jaar voor de toewijzing ten minste drie jaar inwoner is of geweest is van : 1° ofwel de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is;2° ofwel het werkgebied van de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij. In dat geval moet de sociale huisvestingsmaatschappij haar beslissing ter kennis brengen van alle kandidaat-huurders die ingeschreven zijn in het register, van de opdrachthouder en van de VHM. Ze kan die beslissing pas herzien na verloop van een termijn van ten minste twaalf maanden na instelling van deze voorrang. § 3. Wanneer het gaat om woningen gefinancierd in het kader van een bijzonder programma en onder beding van specifieke verbintenissen, dan zijn de bepalingen van § 2 slechts van toepassing voor zover die verbintenissen zijn nagekomen. § 4. Is een kandidaat-huurder of een gezinslid getroffen door een bepaalde handicap en is de beschikbare woning speciaal opgevat voor de huisvesting van een gezin waarvan een of meer leden getroffen zijn door die handicap, dan geniet deze kandidaat-huurder een absolute voorrang voor die woning. § 5. De raad van bestuur van een sociale huisvestingsmaatschappij of de door hem aangestelden kunnen beslissen tot een gedwongen mutatie van een huurder die in een woningcomplex de leefbaarheid ernstig in het gedrang brengt. De gedwongen mutatie moet gepaard gaan met een individueel begeleidingsplan, eventueel in overleg met het O.C.M.W. en wordt gemeld aan de VHM. In het in § 6 vermeld verslag moet de sociale huisvestingsmaatschappij een evaluatie maken van de wijze waarop ze deze § heeft toegepast, voor zover dit gebeurde. § 6. Bij de toewijzing van een woning moet steeds rekening gehouden worden met de rationele bezetting.

Elk jaar, in de loop van het eerste semester, bezorgt elke sociale huisvestingsmaatschappij, al dan niet verwerkt in het jaarverslag, aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de minister een verslag over : 1° het profiel van de sociale huurders en de evolutie ten opzichte van het vorig jaar;2° de toewijzingen, onder meer volgens inkomensklasse, gezinsgrootte en leeftijd;3° de wijze waarop de leefbaarheid van de sociale huisvestingsmaatschappij door het gebruik van deze paragraaf wordt verbeterd. Bij het beoordelen van de rationele bezetting kan ook rekening worden gehouden met kinderen die geplaatst zijn of waarvoor de kandidaat-huurder een bezoekrecht heeft en die derhalve niet permanent in de woning zullen verblijven. Afdeling 5. - Afwijkingen

Art. 6.§ 1. De raad van bestuur van iedere sociale huisvestingsmaatschappij of de door hem aangestelden kunnen in individuele gevallen, onder meer ten voordele van de daklozen, aan de VHM een gemotiveerde afwijking van de bepalingen van artikel 4, met uitzondering van de inkomensvoorwaarde en van artikel 5 vragen. De aanvraag dient gebaseerd te zijn op bijzondere omstandigheden van sociale aard en vergezeld te zijn van het advies van de opdrachthouder.

Voor het toewijzen van woningen aan kandidaat-huurders die het slachtoffer zijn van een brand of een natuurramp hoeft de raad van bestuur van een sociale huisvestingsmaatschappij deze gemotiveerde afwijking niet aan te vragen bij de VHM. Deze toewijzing moet achteraf wel aan de VHM gemeld worden, vergezeld van het advies van de opdrachthouder.

De beslissing van de VHM terzake wordt binnen ten laatste acht werkdagen na de indiening van het voorstel ter kennis gebracht van de sociale huisvestingsmaatschappij en de opdrachthouder. Bij gebrek aan kennisgeving binnen die termijn wordt het voorstel geacht te zijn aanvaard. § 2. Voor de inschrijving en de toewijzing van de in artikel 5, § 3 en § 4 bedoelde woningen kan de sociale huisvestingsmaatschappij, overeenkomstig de in § 1 vastgestelde procedure, een afwijking vragen aan de VHM van de bepalingen van artikel 2, § 1 en 4, 3°. § 3. De raad van bestuur van een sociale huisvestingsmaatschappij kan, overeenkomstig de in § 1 vastgestelde procedure en om sociale redenen een afwijking vragen van de meerderjarigheidsvoorwaarde, bepaald in artikel 2, § 1. § 4. De kandidaat-huurder die niet voldoet aan de voorwaarde vermeld in artikel 4, 2° en die vaststelt dat de sociale huisvestingsmaatschappij voor hem geen afwijking heeft gevraagd, kan die afwijking zelf vragen, mits daartoe een gemotiveerd verzoek te richten tot de VHM. De VHM wint het advies in van de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij en van de opdrachthouder.

De beslissing van de VHM wordt binnen de dertig dagen na ontvangst van het verzoek ter kennis gebracht van de verzoeker, de sociale huisvestingsmaatschappij en de opdrachthouder.

Bij gebrek aan kennisgeving binnen die termijn wordt het voorstel geacht te zijn aanvaard. Afdeling 6. - Beroepsmogelijkheid

Art. 7.§ 1. Een kandidaat-huurder die zich benadeeld acht door een toewijzing van een woning kan hiertegen bij aangetekend schrijven beroep indienen bij de opdrachthouder van de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij. De raad van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappij beslist in eerste instantie over dit beroep.

Wordt dit beroep ontvankelijk en gegrond bevonden dan beschikt de benadeelde huurder of kandidaat-huurder over een volstrekt recht van voorrang voor de toewijzing van de eerste aangepaste woning die vrijkomt en die aan zijn keuze qua ligging en type beantwoordt.

Wordt dit beroep niet ontvankelijk of ongegrond verklaard dan beschikt de huurder of de kandidaat-huurder over een recht van hoger beroep tegen deze beslissing.

Dit hoger beroep wordt ingesteld bij de minister, die na advies van de VHM zal beslissen. § 2. De minister bepaalt de procedure voor het beroep en het hoger beroep, na advies van de VHM. Afdeling 7. - Huurovereenkomst

Art. 8.§ 1. De sociale huisvestingsmaatschappij verhuurt haar woningen op grond van een type-huurovereenkomst vastgesteld door de minister, na advies van de VHM;

De bepalingen van deze type-huurovereenkomst betreffende het beëindigen van de huur gelden ook voor de lopende huurovereenkomsten. § 2. De type-huurovereenkomst bepaalt dat elke opzeg door de verhuurder gemotiveerd moet worden. Een bijzondere reden voor opzegging vormt de situatie waarin een huurder die reeds gedwongen gemuteerd werd overeenkomstig artikel 5, § 5 opnieuw de leefbaarheid van zijn woonomgeving in het gedrang brengt, ondanks herhaalde aangetekende waarschuwingen omtrent de mogelijke gevolgen. De sociale huisvestingsmaatschappij moet aantonen dat ze een beroep heeft gedaan op de bemiddeling van het OCMW wanneer ze aan een huurder, wiens inkomen in het referentiejaar dat als basis diende voor de huurprijsberekening minder bedraagt dan F 532 600 fr., opzeg betekent wegens wanbetaling en/of een ernstige tekortkoming in het vervullen van zijn verplichtingen. HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de huurprijs Afdeling 1. - Basishuurprijs

Art. 9.§ 1. Het jaarbedrag van de basishuurprijs van de woning, met inbegrip van zijn bijhorigheden en van de ruimtes die er van zijn afgezonderd maar functioneel tot de woning behoren en mee worden verhuurd, wordt vastgesteld op ten minste 3 % en ten hoogste 7,5 % van de geactualiseerde kostprijs. De maandelijkse basishuurprijs wordt afgerond naar het hogere tiental. De beperking van de basishuurprijs tot 7,5 % van de geactualiseerde kostprijs geldt niet voor woningen die, op het ogenblik van de huurprijsbepaling, meer dan 30 jaar geleden voorlopig opgeleverd werden.

Vaststellingen en wijzigingen van de basishuurprijs moeten door de VHM worden goedgekeurd. Indien door de sociale huisvestingsmaatschappij met de VHM een beheersovereenkomst werd afgesloten kan hiervan afgeweken worden, overeenkomstig de in die overeenkomst opgenomen bepalingen. § 2. Jaarlijks op 1 juli worden de coëfficiënten voor de berekening van de geactualiseerde kostprijs van de woningen vastgesteld met inachtneming eensdeels van de jaargemiddelden van de oprichtings- en verwervingskost der woningen en anderdeels van de verouderingsgraad der woningen.

Art. 10.Behoudens in geval van door de sociale huisvestingsmaatschappij uitgevoerde renovatiewerken die aanleiding geven tot een verhoging van de geactualiseerde kostprijs van de woning, blijft de basishuurprijs ongewijzigd tot en met 31 december van het lopende jaar. De nieuwe basishuurprijs wordt aldus van kracht op 1 januari van ieder jaar. Afdeling 2. - Reële huurprijs

Art. 11.§ 1. De reële huurprijs is gelijk aan de aangepaste huurprijs verlaagd met de in toepassing van artikel 12 toegestane huurverminderingen en rekening houdend met de in artikel 13 en 15 opgelegde beperkingen, herberekeningen of aanpassingen van de huurprijs. Voor het bepalen van de aangepaste huurprijs wordt de inkomenscoëfficient bekomen door de toepassing van de volgende formule : Ic = I + 33 300/532 600 Waarbij I gelijk is aan het inkomen van het referentiejaar verminderd met F 37 300 voor elk van de eerste twee personen ten laste. De inkomenscoëfficiënt wordt berekend, zonder enige beperking, tot op de vierde decimaal. § 2. Voor de vaststelling van de reële huurprijs moet de huurder aan de sociale huisvestingsmaatschappij de nodige gegevens betreffende de gezinstoestand en het inkomen verstrekken. § 3. Bij elke herziening van de basishuurprijs wordt de reële huurprijs herzien met inachtneming van het inkomen betreffende het referentiejaar. Wanneer voor dat jaar geen inkomen kan aangegeven worden neemt de sociale huisvestingsmaatschappij het inkomen in aanmerking van het eerstvolgende jaar waarin een inkomen genoten werd. Afdeling 3. - Huurvermindering voor grote gezinnen

Art. 12.§ 1. De sociale huisvestingsmaatschappijen zijn verplicht aan hun huurders met ten minste 3 personen ten laste onderstaande verminderingen toe te kennen : 20 % op de basishuurprijs voor 3 personen ten laste; 30 % op de basishuurprijs voor 4 personen ten laste; 40 % op de basishuurprijs voor 5 personen ten laste; 50 % op de basishuurprijs voor 6 personen en meer ten laste.

De in het eerste lid bedoelde procentuele verminderingen blijven ongewijzigd gedurende het ganse jaar.

De vermindering van onroerende voorheffing waarop de huurder als hoofd van een groot gezin recht heeft krachtens het decreet van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van inkomensbelasting en voor wat betreft de onroerende voorheffing zit in de bij dit artikel bepaalde vermindering inbegrepen. § 2. Voor de gezinnen met drie en meer personen ten laste wordt door het gewest aan de sociale huisvestingsmaatschappij het verschil terugbetaald tussen de reële huurprijs die de huurder betaalt en de reële huurprijs die dezelfde huurder zou betalen indien hij twee personen ten laste zou hebben. Het terug te betalen bedrag mag niet kleiner zijn dan de door de sociale huisvestingsmaatschappij toegekende huurvermindering maar is beperkt tot de in § 1, eerste lid vermelde percentages.

Bij haar aanvraag om terugbetaling moet de sociale huisvestingsmaatschappij aan het gewest een verklaring overleggen die voor iedere betrokken huurder de gegevens van de berekening van de vermindering omvat alsmede een attest waarbij de verhurende sociale huisvestingsmaatschappij bevestigt het aantal personen ten laste te hebben gecontroleerd. § 3. De huurder moet aan de sociale huisvestingsmaatschappij alle stukken overleggen ten bewijze van zijn recht op vermindering van de reële huurprijs.

Art. 13.In afwijking van artikel 11, § 3 wordt de reële huurprijs opnieuw berekend in de volgende gevallen : 1° in geval van overlijden of pensionering van de huurder of van de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont, alsmede wanneer inwonenden van wie het inkomen in aanmerking werd genomen, de woning verlaten, wordt de nieuwe reële huurprijs toegepast vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de gebeurtenis met de nodige stavingstukken ter kennis van de sociale huisvestingsmaatschappij werd gebracht; 2° wanneer het inkomen van een huurder gedurende drie opeenvolgende maanden met minstens 20% gedaald is t.o.v. dat van het referentiejaar wordt de huur herzien vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de huurder de nodige bewijsstukken ter kennis gebracht heeft van de sociale huisvestingsmaatschappij. Het voortduren van deze toestand moet om de zes maanden door de huurder bewezen worden. Bij gebreke daaraan wordt de vorige reële huurprijs, berekend in uitvoering van artikel 11, § 3 onmiddellijk opnieuw van toepassing; 3° wanneer personen komen bijwonen wordt de huurprijs aangepast rekening houdend met hun inkomen en zulks met ingang van de daaropvolgende maand. Afdeling 4. - Te betalen huurprijs

Art. 14.De te betalen huurprijs is de reële maandelijkse huurprijs, desgevallend verlaagd met kortingen en/of toelagen die aan de sociale huisvestingsmaatschappij of aan de huurder kunnen worden toegekend krachtens een andere specifieke reglementering.

Art. 15.De reële huurprijs mag niet hoger zijn dan enerzijds de geplafonneerde huurprijs en anderzijds 1/60 van het inkomen doch in geen geval lager dan de helft van de basishuurprijs. Afdeling 5. - Informatieplicht

Art. 16.De huurder ontvangt vanwege de sociale huisvestingsmaatschappij telkens schriftelijke informatie, overeenkomstig de door de VHM vastgestelde modaliteiten, betreffende de berekening van de te betalen huurprijs. Afdeling 6. - Maximale huuropbrengst

Art. 17.De totale huuropbrengst van de sociale huisvestingsmaatschappij, d.w.z. het jaarbedrag van de reële huurprijzen, mag niet hoger liggen dan 5,2 % van de geactualiseerde kostprijs van het totale patrimonium van huurwoningen van de sociale huisvestingsmaatschappij. Afdeling 7. - Batige huursaldi

Art. 18.Indien na het boeken van de opbrengsten en uitgaven, voortvloeiend uit de toepassing van artikel 9 tot en met 17, nog een batig saldo overblijft kan dit, mits goedkeuring van de VHM, door de sociale huisvestingsmaatschappij aangewend worden na aanzuivering van eventuele tekorten, voor het verlenen van tegemoetkomingen aan de meest behoeftige huurders, voor het verwezenlijken van collectieve sociale voorzieningen ten behoeve van de huurders, voor het financieel aanmoedigen van een rationele bezetting van de woningen, voor het nemen van integratiebevorderende initiatieven en het bevorderen van inspraak van de sociale huurders. Afdeling 8. - Huurlasten

Art. 19.De minister stelt na advies van de VHM de regels vast voor het bepalen van de huurlasten, hun inning, de controle erop en de informatie aan de huurders.

De huurlasten zijn niet begrepen in de te betalen huurprijs. Zij moeten overeenstemmen met reële uitgaven en geboekt worden op andere rekeningen dan op deze van de huurinkomsten. HOOFDSTUK IV. - Onderzoek naar het inkomen, de gezinssamenstelling en de patrimoniale voorwaarde

Art. 20.Naast het onderzoek naar het inkomen dat ze voor de toepassing van artikel 2, § 2, § 4 en § 5 en artikel 4, 3° moeten verrichten met het oog op de inschrijving, de actualisatie en de toewijzing van een woning, gaan de sociale huisvestingsmaatschappijen jaarlijks ook over tot een onderzoek naar het inkomen van hun huurders betreffende het referentiejaar met het oog op de herziening van de huurprijs.

Art. 21.§ 1. De kandidaat-huurders, de huurders en hun gezinsleden geven aan de sociale huisvestingsmaatschappij door hun kandidaatstelling of door huurder te worden de toestemming om bij de bevoegde diensten van het ministerie van Financiën en de lokale besturen de noodzakelijke documenten en gegevens te verkrijgen betreffende het inkomen, de gezinssamenstelling en de bij artikel 2, § 3 bedoelde patrimoniale voorwaarde. Desgevallend kan de sociale huisvestingsmaatschappij de kandidaat-huurder, de huurder en zijn gezinsleden verplichten aan haar het aanslagbiljet en de bijgevoegde berekeningsnota evenals alle andere adequate en nuttige formulieren voor te leggen. § 2. De sociale huisvestingsmaatschappij gaat de gezinssamenstelling na op basis van akten van de burgerlijke stand of andere voldoende bewijskrachtige documenten en/of feitelijke gegevens. De huurder moet elke wijziging in zijn gezinstoestand onmiddellijk aan de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij meedelen. HOOFDSTUK V. - Voorwaarden om huurder te blijven

Art. 22.§ 1. Gedurende de ganse huurtijd moet de huurder blijven voldoen aan de bij artikel 4, 2°, bedoelde voorwaarde. Indien hij of een lid van zijn gezin een woning volledig in volle eigendom of vruchtgebruik verwerft, is hij ertoe gehouden dit onmiddellijk ter kennis van de sociale huisvestingsmaatschappij te brengen.

Deze is verplicht de huur op te zeggen, met een opzegtermijn van zes maanden. Bewijst de huurder evenwel dat bedoelde eigendom of vruchtgebruik vervreemd werd binnen deze termijn of dat het betrokken gezinslid de woning verlaat dan vervalt de opzegging. In dat geval krijgt de sociale huisvestingsmaatschappij contractueel een recht van voorkoop.

Gebeurt de in het eerste lid bedoelde verwerving van een woning ten kosteloze titel dan kan de sociale huisvestingsmaatschappij overeenkomstig de procedure, vastgesteld in artikel 6, § 1 een gemotiveerde afwijking aan de VHM voorstellen. § 2. Wanneer bij het jaarlijkse onderzoek naar het inkomen blijkt dat de inkomenscoëfficiënt van de huurder meer bedraagt dan 2, dan kan de raad van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappij onmiddellijk een evaluatie maken van de sociale situatie van de betrokkene en kan een gemotiveerde huuropzeg worden betekend met het oog op het vrijmaken van de woning uiterlijk zes maanden na de datum van de huuropzeg. Deze blijft evenwel zonder gevolg wanneer de huurder ten laatste twee maanden voor het beëindigen van deze opzeg bewijst dat zijn inkomenscoëfficient niet meer hoger is dan 2. HOOFDSTUK VI. - Sancties en waarborg Afdeling 1. - Sancties

Art. 23.Onverminderd de bepalingen van het Strafwetboek of de gerechtelijke vervolgingen in toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, geeft elke door de sociale huisvestingsmaatschappij of door de VHM vastgestelde inbreuk op om het even welke bepaling van dit besluit aanleiding tot een onderzoek door de raad van bestuur van de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij of van de VHM. Blijkt uit dit onderzoek : 1° dat de huurder of een lid van zijn gezin nalaat de bij artikel 21 bedoelde documenten op het eerste verzoek van de sociale huisvestingsmaatschappij voor te leggen, dan kan deze de huurder vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op het eerste verzoek maximaal drie maal de basishuurprijs aanrekenen totdat de huurder de documenten bezorgt;2° dat de huurder de correcte gezinssamenstelling niet opgeeft, dan kan de sociale huisvestingsmaatschappij de huurder de juiste reële huurprijs aanrekenen totdat de huurder het tegendeel bewijst.De herberekende reële huurprijs gaat in de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de sociale huisvestingsmaatschappij de huurder schriftelijk heeft meegedeeld op grond van welke gegevens betreffende de correcte gezinssamenstelling de huurprijs is herberekend; 3° dat de huurder ingevolge onjuiste en/of onvolledige verklaringen onrechtmatig tot een huurwoning werd toegelaten of dat hij of zijn gezinsleden weigeren de bij artikel 21 bedoelde toestemming te geven, dan is de huurovereenkomst van rechtswege nietig en dient het betrokken gezin de woning binnen de zes maanden te ontruimen.De sociale huisvestingsmaatschappij bepaalt de vergoeding welke voor het onrechtmatig bewonen van de woning verschuldigd is.

Blijkt uit dit onderzoek dat de huurder ingevolge onjuiste of onvolledige verklaringen onrechtmatig bij dit besluit verleende voordelen heeft genoten, dan is hij ertoe verplicht het bedrag van de hem toegekende voordelen terug te storten aan de sociale huisvestingsmaatschappij. Werden die verklaringen te kwader trouw gedaan, dan wordt de terugstorting verhoogd met de wettelijke interesten en betekent de sociale huisvestingsmaatschappij hem bovendien de huuropzeg, onmiddellijk na de definitieve vaststelling van de ten laste gelegde feiten.

Blijkt uit het in het eerste lid vermeld onderzoek dat de sociale huisvestingsmaatschappij in gebreke gebleven is wat de toepassing van dit besluit betreft, dan is de VHM, na de vastgestelde inbreuk per aangetekend schrijven aan de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij betekend te hebben en zolang de inbreuk voortduurt, gerechtigd om de rentevoet van de jaarlijks door de sociale huisvestingsmaatschappij op de toegestane voorschotten te betalen interesten met maximum 10 % per jaar te verhogen of om geen nieuwe voorschotten meer te verlenen voor het bouwen van huurwoningen. Afdeling 2. - Waarborg

Art. 24.§ 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen vervat in artikel 23 kan de sociale huisvestingsmaatschappij eenzijdig tijdens de duur van de huurovereenkomst de gestelde waarborg geheel of gedeeltelijk aanwenden.

Tot deze aanwending kan worden overgegaan indien er huurschade wordt vastgesteld of indien blijkt dat de huurder het gehuurde goed niet als een goed huisvader heeft gebruikt. Het bedrag moet aangewend worden om de schade te herstellen. Wanneer de waarborg niet meer integraal is gesteld ingevolge gedeeltelijke of algehele aanwending door de sociale huisvestingsmaatschappij en de huurder nalaat het ontbrekende bedrag na aanmaning aan te vullen, dan kan de sociale huisvestingsmaatschappij eisen dat de huurder, op straffe van verbreking van rechtswege van de lopende huurovereenkomst, binnen de dertig dagen een aanvullende storting doet om de waarborg op zijn oorspronkelijk bedrag te brengen. § 2. Bij het beëindigen van de huurovereenkomst, om welke reden ook, kan de sociale huisvestingsmaatschappij van rechtswege van de gestelde waarborg, verhoogd met de gekapitaliseerde interesten, alle sommen afhouden die haar door de huurder zouden verschuldigd zijn. § 3. De sommen die na het beëindigen van de huurovereenkomst en het ontruimen van de woning na verrekening van alle aan de sociale huisvestingsmaatschappij verschuldigde bedragen, zouden overblijven, worden aan de rechthebbende terugbetaald. § 4. De waarborgen gestort ter uitvoering van huurovereenkomsten die werden afgesloten vanaf 1 januari 1985 brengen in hoofde van de huurder intrest op. Deze intrest wordt gekapitaliseerd tijdens de duur van de overeenkomst en bestaat uit een basisrente en een getrouwheidspremie.

Art. 25.§ 1. Alle berekeningen waar de uitkomst een decimaal getal is worden afgerond naar het hogere natuurlijke getal.

De inkomenscoëfficiënt wordt berekend tot vier cijfers na de komma, met afronding naar beneden. § 2. De bedragen vermeld in artikel 2, §§ 2 en 3, 5, § 2, 4°, 8, § 2 en 11, § 1 worden vanaf 1 januari 2000 jaarlijks aangepast volgens de volgende formule : nieuw bedrag = basisbedrag x gezondheidsindex juni referentiejaar (basis 1996)/99,53 De aldus berekende nieuwe bedragen worden afgerond op het hogere honderdtal. Afdeling 3. - Financiële toestand van de sociale

huisvestingsmaatschappij en maatregelen van overheidswege

Art. 26.Indien de financiële toestand van een sociale huisvestingsmaatschappij deficitair is zal deze via de VHM een verantwoordings- en/of saneringsprogramma aan de minister voorleggen.

Na gemotiveerd advies van de VHM te verlenen binnen de veertig dagen, kan de Vlaamse regering op voorstel van de minister, alle noodzakelijke maatregelen opleggen om tot een evenwichtige financiële situatie te komen. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 27.Dit besluit is van toepassing op alle door de VHM of door de door de VHM erkende sociale huisvestingsmaatschappijen verhuurde woningen met uitzondering van de huurwoningen die werden gefinancierd op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen of op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 19 mei 1987 tot instelling van een huurcompensatie.

Art. 28.In artikel 18, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 3 februari 1993, 7 september 1994, 24 september 1994, 12 juni 1995 en 10 december 1996, worden de woorden « in toepassing van artikel 80ter van de huisvestingscode » vervangen door de woorden « in toepassing van Titel VII van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode ».

Art. 29.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende de subsidiëring van de renovatie van woningen en gebouwen en van de bouw van nieuwe sociale woningen wordt 6° vervangen door wat volgt : « 6° sociaal huurbesluit : besluit van de Vlaamse regering tot regeling van het sociale huurstelsel, genomen in toepassing van Titel VII van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. »

Art. 30.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysische handicap in sociale woonwijken wordt 12° vervangen door wat volgt : « 12° sociaal huurbesluit : besluit van de Vlaamse regering tot regeling van het sociale huurstelsel, genomen in toepassing van Titel VII van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode ».

Art. 31.Het besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor de woningen die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende sociale huisvestingsmaatschappijen worden verhuurd in toepassing van artikel 80ter van de Huisvestingscode wordt opgeheven.

Art. 32.In afwachting van de uitvoering door de minister van de bepalingen van artikel 3, § 1, vierde lid, 3, § 2, derde lid, 7, § 2, en 8, § 1, eerste lid, blijven de volgende regelingen van toepassing op de in dit besluit bedoelde verhuring : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 1985 betreffende de huurlasten;2° het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1985 betreffende het verhaal;3° het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 tot bepaling van de vorm, de inhoud, de wijze van bijhouden, de modaliteiten van de actualisering en de controle van de registers van de kandidaat- huurders voor sociale woningen;4° het besluit van de Vlaamse regering van 9 april 1995 tot vaststelling van de type- huurovereenkomst.

Art. 33.Titel VII van de Vlaamse Wooncode, met uitzondering van artikel 100, § 3, 101 en 102, en dit besluit treden in werking op 15 mei 1999.

Art. 34.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 mei 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS

^