Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 13 augustus 2004

APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Luik met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Oupeye , in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts Sarts en de inschrijving van een groengebied (plaat 42/2N)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027111
pub.
13/08/2004
prom.
22/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22. APRIL 2004.- Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Luik met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Vivegnis en Hermée), in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts Sarts en de inschrijving van een groengebied (plaat 42/2N)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, o.a. artikelen 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;

Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 november 1987 tot vaststelling van het gewestplan van Luik, o.a. gewijzigd door de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 6 september 1991;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot besluit van de herziening van het gewestplan Luik en tot goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Vivegnis en Hermée), in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts Sarts (plaat 42/2N);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het ontwerp van herziening van het gewestplan van Luik met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Vivegnis en Hermée), in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts Sarts (plaat 42/2N);

Gelet op de opmerkingen en bezwaren geformuleerd tijdens het openbare onderzoek dat werd gevoerd te Oupeye tussen 28 oktober en 11 december 2003, aangaande volgende thema's : - gebrek aan informatie en onvoorzienbaarheid; - volledigheid van het milieueffectenrapport; - incompatibiliteit van het ontwerp met het lokale beleid; - nietigverklaring van de socio-economische behoeften die de oprichting van een nieuwe bedrijfsruimte op het plan rechtvaardigen; - schatting van de behoeften aan ruimte van de ondernemingen in de komende tien jaar; - groen buffergebied; - alternatieve locaties; - alternatieve afbakeningen; - bestaande situatie; - effecten op het milieu; - bereikbaarheid; - de economische en politieke aspecten; - de gronddevaluatie; - voorstellen van bestemming; - toepassing van het gebied;

Gelet op het gunstige advies samen met voorwaarden van de gemeenteraad van Oupeye van 15 januari 2004;

Gelet op het voorwaardelijke gunstige advies betreffende de herziening van het gewestplan van Luik met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Vivegnis en Hermée), in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts Sarts, en van een groengebied (plaat 42/2N) uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening;

Gelet op het gunstige advies samen met opmerkingen en aanbevelingen van de CWEDD Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement Durable (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) van 4 maart 2004;

Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en heeft het dus als volledig beschouwd;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening, ondanks een aantal zwakheden, fouten en lacunes, meent dat de kwaliteit van het milieueffectenrapport bevredigend is;

Overwegende dat CWEDD, ondanks een aantal onduidelijkheden en lacunes, meent dat de kwaliteit van het milieueffectenrapport bevredigend is;

Overwegende dat die door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening en de CWEDD bijkomende geïdentificeerde elementen geen deel uitmaken van de inhoud van het milieueffectenrapport zoals bepaald door artikel 42 van het CWATUP en door het lastenboek; dat de afwezigheid ervan niet van die aard zijn om de Regering ervan te beletten met kennis van zaken uitspraak te doen over de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp;

Overwegende dat er akte is genomen van de materiële fouten die geen invloed hebben op de inhoud van de studie;

Overwegende dat het milieueffectenrapport voldoet aan artikel 42 van het CWATUP en aan het lastenboek; dat de Regering voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen;

Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;

Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het grondgebied van de S.C. Services Promotion Initiatives in de provincie Luik (SPI+) in zes subruimtes moest worden onderverdeeld : het centrum, het noordoosten (regio Verviers en Eupen), het zuidoosten (regio Malmédy en Saint-Vith), het noordwesten (regio Borgworm en Hannuit), het zuidwesten (regio Hoei) en het zuiden (regio Aywaille); dat zij heeft gemeend dat het centrum van het SPI+ gebied, dat het referentiegebied voor voorliggend besluit vormt, globaal genomen op 10 jaar een behoefte aan voor economische activiteit bestemde terreinen vertoonde van ongeveer 87 hectare netto-oppervlakte, waarbij nog een forfaitaire 10 % bijkomende oppervlakte noodzakelijk is voor de technische uitrusting van het gebied, dus een oppervlakte van ongeveer 96 hectare die als bedrijfsruimte moeten worden ingeschreven; dat zij bovendien heeft gemeend dat, om een correct netwerk op dit grondgebied te verzekeren, nieuwe bedrijfsruimtes moesten worden voorbehouden in het centrale deel van de Luikse agglomeratie;

Overwegende dat het milieueffectenrapport de behoeften van het referentiegebied op 75 hectare bruto oppervlakte schat, verdeeld in 50 hectare gemengde bedrijfsruimte en 25 hectare industriële bedrijfsruimte : zowel de relevantie van de afbakening van het referentiegebied, als het bestaan van socio-economische behoeften in dit gebied, binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek, zijn bevestigd;

Overwegende dat de klagers op basis van het eindrapport van de CPDT (Conférence Permanente du Développement Territorial) van september 2002 menen dat er geen reden is bijkomende terreinen te bestemmen voor economische activiteit en dat een overeenkomst tussen de operatoren voldoende zou zijn om de behoeften van de voorbije tien jaren te dekken;

Overwegende om te beginnen dat het rapport van de CPDT van 2002 « evaluatie van de behoeften van de activiteiten - problematiek van de lokalisatie ervan » rekening houdt met de inbreng in terreinen bestemd voor economische activiteit van het prioritaire bedrijfsruimteplan om tot een besluit te komen : dat bovendien, ondanks het prioritaire plan, de CPDT toch meent dat bepaalde delen van het grondgebied toch noch kunnen lijden onder een gebrek aan terreinen bestemd voor economische activiteit;

Overwegende overigens dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening achter de behoefteanalyse staat die de Regering van het referentiegebied heeft gemaakt;

Overwegende dat CWEDD aanraadt dat het geheel van ontwerpen die de operator in het referentiegebied wil ontwikkelen, waarbij andere middelen om het grondgebied in te richten worden gebruikt, het voorwerp zouden vormen van een globale evaluatie in verhouding tot de behoeften van het referentiegebied;

Overwegende dat er voor het onderzoek van de relevantie van de door voorliggend besluit voorgestelde antwoorden op de door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) geschatte behoeften, redenen zijn om simultaan rekening te houden met de wil van de Regering om het activiteitenpark van Barchon uit te breiden via de inschrijving als gemengde bedrijfsruimte van 24 hectare, wat de oppervlakte nieuwe ruimte bestemd voor economische activiteit in de centrale regio van de provincie Luik op 73 hectare brengt, onafhankelijk van de geplande uitbreiding van het wetenschapspark van Sart-Tilman;

Validatie van het ontwerp Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gebaseerd is op de overweging dat het ontwerp de uitbreiding vormt van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts Sarts, op het grondgebied van de gemeente Opeye en dat het bedrijven wil ontvangen die actief zijn in sectoren die traditioneel op de site zijn ingeplant en in de transport-, logistieke en distributiesector; dat in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte, de ontwerpgebieden geschikte sites vormen om tot synergieën en een beter gebruik van de in het bestaande gebied beschikbare uitrusting te komen;

Overwegende dat het milieueffectenrapport de optie van het voorontwerp van wijzigingsplan gegrond heeft geacht voor wat betreft de inschrijving van een bedrijfsruimte van 49 hectare (25 hectare als gemengde bedrijfsruimte en 24 hectare als industriële bedrijfsruimte) op het grondgebied van de gemeente Oupeye, dat tot de Luikse agglomeratie behoort;

Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;

Overwegende dat op die manier een alternatieve lokalisatie werd gevonden en bestudeerd; dat het gaat om de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte op de terreinen waarvan de bestemming nog niet vaststaat ter plaatse genaamd « Pontisse », vlakbij het knooppunt van de E40 met de E313;

Overwegende dat dit alternatief een aantal voordelen heeft : het ontwerp brengt geen enkel beschermd element schade toe; het ontwerp betreft terreinen die reeds voor bebouwing zijn bestemd; dat het gebied echter moeilijk bereikbaar is vanaf de E40-A3 (niveauverschil); dat het mogelijks hinder voor de omgeving kan betekenen; dat de uitvoeringskosten heel hoog zouden liggen;

Overwegende dat de Waalse regering in haar besluit van 18 september 2003 niet voor dit lokalisatiealternatief heeft geopteerd;

Overwegende dat klagers hebben gemeend dat deze beslissing niet geschikt was, omdat voor de bereikbaarheidsproblemen van het gebied een oplossing zou kunnen worden gevonden, waarbij het alternatief de buurt minder hinder zou berokkenen en de kosten ervan niet hoger zouden liggen dan de toepassing van het ontwerp van de Regering;

Dat klagers tevens hebben laten gelden dat het gebied schade zou berokkenen aan de laatste groene long in de omgeving;

Dat sommige suggereren dat aan de behoeften is voldaan in de bestaande bedrijfsruimtes of door de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes.

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat de lokalisatie van het ontwerp in overeenstemming is met de in het SDER opgesomde principes; dat ze achter de analyse van het milieueffectenrapport staat, dat tot het besluit is gekomen dat er in het gebied geen lokalisatiealternatief bestond; dat de nabijgelegen gebieden binnen de 4 à 5 jaar zullen verzadigd zijn; dat er ook geen niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte meer bestaat die een alternatief zou kunnen zijn voor voorliggend ontwerp;

Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende dat het milieueffectenrapport anderzijds aantoont dat de door het ontwerpgebied vertoonde nadelen gevoelig zouden worden beperkt, indien de afbakening op die manier was gewijzigd dat, zonder de oppervlakte ervan gevoelig te beperken, het een geschikte configuratie zou krijgen tot aan de fysieke beperkingen, met als gevolg een schrapping van de enclave van het woongebied met landelijk karakter uit het voorontwerp en een mindere impact op de woongebieden door het opleggen van afzonderingsmarges op de en in plaats van de in het voorontwerp bepaalde groengebieden, ten oosten van de site om het nabije woongebied beter te beschermen;

Overwegende dat, als gevolg van de klachten, de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening drie wijzigingen voorstelt van de afbakening van de oppervlakte : - uitsluiting van de bedrijfsruimte van de achterkant van de tuinen van de woningen in de straat « rue Jean Volders », van de verkaveling van l'Arbre Saint-Roch en van de Clos Saint-Roch; - uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte in het noordwesten om er een klein deel van het woongebied met landelijk karakter, welke ze als lineair bestempelt, in op te nemen; - uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte in het noorden en noordoosten om een oppervlakte met landschappelijke waarde aan te leggen langs weg nr. 10;

Overwegende dat de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening tevens wijst op een gebied met openbare diensten en communautaire uitrusting, momenteel ingeschreven in het gewestplan;

Overwegende dat de CWEDD meent dat de beste oplossing het afbakeningsalternatief is; dat gelet op de resultaten van het openbaar onderzoek, hij tevens achter het advies staat de achterkant van de tuinen van de nabijgelegen woningen uit te sluiten van de oppervlakte;

Overwegende dat de als landbouwgebied geklasseerde terreinen, die de achterkant van de tuinen van de woningen in de straat « rue Jean Volders », van de verkaveling van l'Arbre Saint-Roch en van de Clos Saint-Roch vormen, inderdaad moeten worden uitgesloten van de oppervlakte, om de gevolgen van het gebied voor deze woningen te beperken;

Overwegende dat de Regering daarentegen niet achter het voorstel kan gaan staan om de oppervlakte van het gebied in het noorden uit te breiden om er een afzonderingsmarge te vormen tussen weg nr. 10 en het aanpalende landbouwgebied; dat deze afzondering niet gerechtvaardigd is aangezien het landbouwgebied geen impact heeft op de weg;

Overwegende dat de Regering tevens meent dat er geen reden is de oppervlakte van het gebied in het noordwesten uit te breiden, o.m. omdat het milieueffectenrapport de gevolgen van deze uitbreiding op de nabijgelegen woningen niet kon bestuderen en dat het behoud ervan niet in strijd lijkt met een goede inrichting van het grondgebied;

Overwegende dat uit die vergelijkende studie blijkt dat de beste oplossing om de door de Regering nagestreefde doelstellingen te halen erin bestond te opteren voor het initiële ontwerp, door de oppervlakte ervan te herzien volgens de door de auteur van het milieueffectenrapport en enkele door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening geformuleerde voorstellen, welke hierboven staan opgesomd, en dan ook als herzieningsontwerp van gewestplan te opteren voor de inschrijving van dit gebied volgens een gewijzigde afbakening;

Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;

Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;

Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;

Overwegende dat de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;

Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de individuele transportbehoeften van de KMO's die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;

Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - Compatibiliteit van het ontwerp met het regionale beleid Klagers menen dat het ontwerp tegemoet komt aan de actiecriteria die binnen het kader van het PEDD (plan d'environnement pour le développement durable) worden gehanteerd.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening neemt daar akte van maar staat toch achter het besluit van het milieueffectenrapport dat bepaalt dat het ontwerp geen schadelijke kenmerken vertoont die ingaan tegen een beleid van duurzame ontwikkeling.

Klagers wijzen er tevens op dat het ontwerp ingaat tegen het Toekomstcontract.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening neemt akte van deze beschouwing en wijst erop dat volgens het milieueffectenrapport, de doelstellingen van het voorontwerp volledig in de lijn liggen van prioriteit nr. 1 van het Toekomstcontract. - Compatibiliteit met het SDER Verschillende klagers betreuren dat het ontwerp zich zal vestigen in een van de zeldzame landbouwstroken op het grondgebied van de gemeente Oupeye.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening neemt akte van deze beschouwing en schaart zich om volgende redenen achter het advies van de Regering : de Luikse agglomeratie is omschreven als een grensoverschrijdend(e) steunpool en ankerpunt in het referentiegebied; - de gemeente Oupeye ligt binnen het transregionale samenwerkingsgebied van Luik en binnen een interventiegebied van de Europese Fondsen voor Ontwikkeling (2000-2006); - het ontwerpgebied draagt bij de tot het herstel van het stadsweefsel omdat het stond ingeschreven binnen de oppervlakte van de Luikse agglomeratie; bovendien beoogt het de uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte, wat tot heel wat synergieën met de op de site aanwezige bedrijven en tot een beter gebruik van de beschikbare uitrusting zonder aanzienlijke versterking leidt; - Compatibiliteit met artikel 1 van het CWATUP Klagers menen dat het ontwerp niet alle artikels van het CWATUP naleeft.

De Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening neemt akte van die klachten en meent dat het ontwerp bijdraagt tot het spaarzame omgaan met de bodem en het principe van herstel van het stadsweefsel.

Impact op het landschap Klagers menen dat het landschapserfgoed schade zal ondervinden door het verdwijnen van de boomgaarden achter de voetbalterreinen van Hermée.

Ondanks de blijvende aanwezigheid van een zekere landbouwactiviteit stelt de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening vast dat de kenmerken van de streek van Hesbignon reeds sterk zijn gewijzigd door de nabijgelegen economische en transportinfrastructuur;

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening stelt tevens vast dat het milieueffectenrapport er voorafgaand op wijst dat de mogelijke visuele verandering als gevolg van het ontwerp opnieuw moet worden gekaderd binnen het landschap waar de economische activiteit reeds sterk aanwezig is.

Artikel 30 van het Waalse wetboek verplicht de aanleg van afzonderingsoppervlaktes of -infrastructuur om de omgeving, al dan niet bebouwd, te beschermen tegen o.m. de visuele, hinder van het ontwerpgebied.

Bovendien zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, dat zal worden opgesteld in uitvoering van artikel 31 bis van het CWATUP, specifiek voor het gebied geschikte oplossingen voorstellen.

Bufferzone Verschillende klagers vragen dat er in het gewestplan bufferzones zouden worden ingeschreven. De voorgestelde oplossingen en inrichtingen verschillen zowel in samenstelling als in toepassing.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening schaart zich achter de bezorgdheden van de klagers en spreekt zich uit over de inschrijving van een bijkomend voorschrift dat de afzonderingoppervlakte bepaalt.

Aangezien de parameters die de meest geschikte oplossingen kunnen beheersen niet bekend zijn, beslist de Regering dat een studie van de meest geschikte voorstellen in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu moet worden opgenomen.

Groengebied en Bois Noir In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat, indien het ontwerp het bosgebied Bois noir dreigt te wijzigen, heel belangrijk op lokaal vlak als beschuttings- en verbindingsgebied, de inrichting van een gepland groengebied tussen de bedrijfsruimte en het momenteel in het gewestplan ingeschreven groengebied, de oppervlakte van het Bois noir zal kunnen uitbreiden en de ecologische functies ervan zal kunnen verstevigen.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening staat achter het voorstel van de Regering, ondanks de voorstellen van de klagers om dit groengebied in de bedrijfsruimte in te schrijven.

Geluids- en geurhinder Klagers wijzen erop dat de bedrijfsruimte reeds heel wat geluids- en geurhinder veroorzaakt en vrezen dat een uitbreiding van het gebied die hinder alleen maar zal vergroten.

Wat de luchtkwaliteit betreft meent het milieueffectenrapport dat ook al is de luchtkwaliteit van het ontwerpgebied heel matig, de toepassing de huidige situatie slechts heel licht zal beïnvloeden.

Wat de geluidshinder betreft blijkt uit metingen ter plaatse dat de waarden lager liggen dan de richtwaarde en grenswaarde van 55 dba.

Wat de geurhinder betreft stelt de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening vast dat het milieueffectenrapport bevestigt dat de woongebieden in het centrum van Oupeye dreigen te worden aangetast aangezien ze onder de dominerende winden liggen.

Aan het geheel van bezwaren betreffende de door de klagers en de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening aangehaalde hinder zal bij het opstellen van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in voldoende mate kunnen worden tegemoet gekomen.

Bereikbaarheid Verschillende klagers wijzen op het dichtslibben van de omliggende wegen en op de verzadiging van de verkeerswisselaar van de Hauts-Sarts.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening deelt deze analyse en wijst op het onveilige karakter dat uit het milieueffectenrapport blijkt. Ze stelt dan ook voor te opteren voor de inschrijving van een nieuwe verkeerswisselaar op de verbindingsweg met de A601 ter hoogte van Milmort, zoals bepaald in het gemeentelijke mobiliteitsplan.

De Regering deelt deze analyse maar meent dat het niet noodzakelijk is deze verbinding in het gewestplan in te schrijven om de toelatingen te verkrijgen volgens de door artikel 110 van het CWATUP bepaalde procedures.

Andere klagers suggereren een pad voor voetgangers te integreren in de beplanting zuid en zuidoost ter vervanging van de weg nr. 11, welke de voornaamste weg naar de bedrijfsruimte is.

Zoals de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening het wenst, verplicht de Regering deze elementen te bestuderen in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu.

Impact op de landbouw In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de herziening van het gewestplan een impact had op de landbouwfunctie, wat gerechtvaardigd was door het marginale karakter ervan in verhouding tot de nuttige landbouwoppervlakte in het referentiegebied, gelet op het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (socio-economische impact van het ontwerp zou zich moeten vertalen in het scheppen van ongeveer 680 arbeidsplaatsen op de site) en de door de lokalisatie en de voormelde troeven afgeleide economische ontwikkeling.

Klagers menen dat de impact op de landbouw is onderschat.

Het milieueffectenrapport toont aan dat de toepassing van het gebied de leefbaarheid van verschillende landbouwbedrijven in gevaar zal brengen en voegt eraan toe dat bepaalde daarvan dankzij een interne herschikking een nieuw evenwicht hebben gevonden.

In tegenstelling tot wat sommige klagers vertellen betreffende de leefbaarheid van de betroffen bedrijven wijst de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening erop dat het milieueffectenrapport meent dat het voorontwerp schadelijk zal zijn voor drie bedrijven en dat er daardoor twee oude boomgaarden zullen verdwijnen.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening dringt erop aan dat een akkoord wordt gevonden tussen de operator en de betroffen landbouwers opdat die hun percelen zouden kunnen blijven bebouwen tot de verkoop ervan aan de ondernemingen.

Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5 % van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid.

Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf.

Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen.

Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare.

Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3 % vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen.

Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf.

Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd.

De Regering staat achter het voorstel van de Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening en verplicht dus dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu geschikte oplossingen voorstelt (o.a. fasering) om de landbouwbedrijven de continuïteit van hun activiteiten te garanderen op een manier die compatibel is met de toepassing van het gebied. Als maatregel die gunstig is voor de natuurlijke en menselijke omgeving, zal er een nota moeten instaan met een gedetailleerde beschrijving van de middelen die ter beschikking van de landbouwers kunnen worden gesteld, waarvan het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd.

Bodemreliëf Verschillende klagers wijzen erop dat er in de delen in het oosten en zuidoosten van de site een sterk hoogteverschil is, wat afwateringsproblemen dreigt te veroorzaken.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening betreurt dat deze kwestie niet ter sprake is gekomen in het milieueffectenrapport.

Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal dit probleem moeten bestuderen en passende voorstellen formuleren.

Fysieke contraintes De Regering heeft in het ontwerp bijgevolg opgelegd de capabele gebieden te bepalen in het door de operator op te maken Lastenboek inzake stedenbouw en milieu.

Bovendien vermoedt het milieueffectenrapport dat er zich karstfenomenen kunnen voordoen.

Waterbeheer Klagers vrezen voor vervuiling van het oppervlakte- en grondwater door de werf en het vervoer.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat de op de site ontwikkelde activiteiten rekening zullen moeten houden met het bestaan van nabijgelegen drinkbaar te maken waterwinningsplaatsen.

Wat de behandeling van het afvalwater betreft zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu een gepast systeem ontwikkelen om het afvalwater van het gebied op een correcte manier te kunnen zuiveren rekening houdend met het grondwater en de waterwinningsplaatsen.

Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor stedenbouw bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;

Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen inzake milieu blijft;

Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.

Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van een nieuw gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;

Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);

Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden beoordeeld; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;

Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;

Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Sprimont - Louveigné, Seraing - Luik, Soumagne - Blégny, Hannuit, Geer, Oupeye en Visé - Navagne);

Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;

Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;

Overwegende dat in voorliggend geval het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden aangevuld met specifieke maatregelen die verder gaan dan artikel 31bis van het CWATUP en zijn toepassingscirculaire van 29 januari 2004, om het milieu beter te beschermen (bescherming en uitbreiding van het Bois Noir) : dat die specifieke maatregelen moeten worden beschouwd als maatregelen die gunstig zijn voor het milieu en die een aanvulling zijn op de maatregelen voor de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes, in toepassing van artikel 46, § 1er, alinea 2, 3°, van het CWATUP;

Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;

Lastenboek inzake stedenbouw en milieu Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;

Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;

Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;

Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - maatregelen om de behandeling van het water, meer bepaald het afvalwater, passend te beheren, en het grondwater en de waterwinningsplaatsen te vrijwaren; - afzonderingsmaatregelen van het gebied waardoor het in de bebouwde en niet bebouwde omgeving kan worden geïntegreerd; - controle van de geotechnische capaciteit van de bodem en ondergrond; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer rekening houdend met de aanbevelingen van de auteur van het milieueffectenrapport en van de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening - maatregelen inzake de afwateringsproblemen veroorzaakt door het aanzienlijke niveauverschil;

Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;

Na beraadslaging, Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :

Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan van Luik goed, die de inschrijving inhoudt, op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Vivegnies en Hermée) in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts-Sarts (plaat 42/2N) - van een gemengde bedrijfsruimte; - van een industriële bedrijfsruimte; - van een groengebied.

Art. 2.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage.

Art. 3.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - maatregelen om de behandeling van het water, meer bepaald het afvalwater, passend te beheren, en het grondwater en de waterwinningsplaatsen te vrijwaren; - afzonderingsmaatregelen van het gebied waardoor het in de bebouwde en niet bebouwde omgeving kan worden geïntegreerd; - controle van de geotechnische capaciteit van de bodem en ondergrond; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer rekening houdend met de aanbevelingen van de auteur van het milieueffectenrapport en van de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening - maatregelen inzake de afwateringsproblemen veroorzaakt door het aanzienlijke niveauverschil;

Art. 4.De Minister van ruimtelijke ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Namen, 22. april 2004.

De Minister-president, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van ruimtelijke ordening, stedenbouw en milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.

Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.

^