gepubliceerd op 04 mei 2021
Uittreksel uit arrest nr. 146/2020 van 12 november 2020 Rolnummer 7287 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel L2213-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gesteld door de Rechtbank van eerste aa Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 146/2020 van 12 november 2020 Rolnummer 7287 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel L2213-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 6 november 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 november 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel L2213-2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de provincies ertoe verplicht hun akten op hun website bekend te maken teneinde die tegenstelbaar te maken, terwijl artikel L1133-2 van hetzelfde Wetboek erin voorziet dat de akten van de gemeenten tegenstelbaar zijn, zelfs wanneer zij niet op hun website zijn bekendgemaakt, na aanplakking en aantekening in een speciaal daartoe gehouden register ? 2. Schendt artikel L2213-2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zo geïnterpreteerd dat het de provincies ertoe verplicht het bewijs te leveren van de datum van de bekendmaking van het belastingreglement online, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de provincies een verplichting oplegt waarin niet is voorzien voor de andere normen die tegelijk in een verzameling en op het internet worden bekendgemaakt ? 3.Schendt artikel L2213-2 van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zo geïnterpreteerd dat het de provincies ertoe verplicht het bewijs te leveren van de datum van de bekendmaking van het belastingreglement online, zonder evenwel zelf te voorzien in de bevoegdheid om de praktische regeling te definiëren die de provincie toelaat het plaatsen van het reglement online op haar website te bewijzen, of die bevoegdheid aan de regering te delegeren, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.1. Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel L2213-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie t (hierna : het WPDD) met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de provincies ertoe verplicht hun akten bekend te maken in het provinciaal Bulletin en online op de website van de provincie opdat ze bindende kracht zouden hebben, terwijl artikel L1133-2 van hetzelfde Wetboek bepaalt dat de akten van de gemeenten bindend worden gemaakt door middel van aanplakking en een aantekening in een speciaal daartoe gehouden register.
B.2. Artikel L2213-2 van het WPDD bepaalt : « De reglementen en de verordeningen van de provincieraad of van het provinciecollege worden in hun naam bekendgemaakt, door hun voorzitter ondertekend en door de directeur-generaal medeondertekend.
Die reglementen en verordeningen worden in het provinciaal Bulletin van de provincie bekendgemaakt en on-line geplaatst op de website van de provincie ».
Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen dient evenwel ook rekening te worden gehouden met artikel L22133 van hetzelfde Wetboek, dat bepaalt : « De reglementen en verordeningen, door de voorzitter ondertekend en door de directeur-generaal medeondertekend, en zo nodig voorzien van de goedkeuring van de Regering, worden gezonden aan de overheid wie de zaak aangaat.
Zij worden verbindend de achtste dag na die van de opneming in het provinciaal Bulletin en van de plaatsing on-line op de website van de provincie, tenzij het reglement of de verordening een kortere termijn bepaalt.
Behalve de opneming in het provinciaal Bulletin en de plaatsing on-line op de website van de provincie, kan de provincieraad of het provinciaal Bulletin een bijzondere wijze van bekendmaking voorschrijven ».
Artikel L1133-2 van hetzelfde Wetboek dat betrekking heeft op de gemeenten, van hetzelfde Wetboek bepaalt : « De reglementen en verordeningen bedoeld in artikel L1133-1 zijn bindend de vijfde dag volgend op de bekendmaking ervan door middel van aanplakking, tenzij andersluidend.
Van de bekendmaking en van de datum van bekendmaking van de reglementen en besluiten moet blijken door aantekening in een speciaal daartoe gehouden register, in de bij regeringsbesluit bepaalde vorm ».
B.3. Het in het geding zijnde artikel L2213-2, ingevoegd in het WPDD bij het besluit van de Waalse Regering van 22 april 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 22/04/2004 pub. 10/06/2004 numac 2004201746 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde diensten voor vroegtijdige hulpverlening en begeleidingsdiensten voor volwassenen type besluit van de waalse regering prom. 22/04/2004 pub. 13/08/2004 numac 2004027112 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan Charleroi met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Pont-à-Celles (blad 46/3S) type besluit van de waalse regering prom. 22/04/2004 pub. 13/08/2004 numac 2004027118 bron ministerie van het waalse gewest APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Luik met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte te Visé , in uitbreiding van de bestaande industriële bedrijfsruimte en de inschrijving van twee groengebieden (blad 34/7S) type besluit van de waalse regering prom. 22/04/2004 pub. 02/06/2004 numac 2004201576 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2001 houdende uitvoering van het decreet van 18 juli 2001 betreffende de hulpverlening aan rechtsonderhorigen type besluit van de waalse regering prom. 22/04/2004 pub. 13/08/2004 numac 2004027122 bron ministerie van het waalse gewest APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Verviers-Eupen met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Theux, in het gehucht "Laboru", als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte en van de gedeeltelijke bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois", en de opneming daarvan in een parkgebied met een landschappelijke waarde (bladen 42/8S) type besluit van de waalse regering prom. 22/04/2004 pub. 13/08/2004 numac 2004027111 bron ministerie van het waalse gewest APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Luik met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Oupeye , in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van de Hauts Sarts en de inschrijving van een groengebied (plaat 42/2N) type besluit van de waalse regering prom. 22/04/2004 pub. 13/08/2004 numac 2004027110 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan La Louvière-Zinnik met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte, een industriële bedrijfsruimte en een groengebied in Zinnik en in 's Gravenbrakel, als uitbreiding van de industriële en van de gemengde bedrijfsruimtes van La Guélenne, en de wijziging van het reservatiegebied met het oog op de aanleg van de rondweg Noord van Zinnik sluiten « houdende codificatie van de decreetgeving betreffende de plaatselijke besturen », gaat terug op artikel 100 van het decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « tot organisatie van de Waalse provincies ».
De parlementaire voorbereiding van die bepaling vermeldt : « De beslissingen en de akten van de provincie worden ruimer bekendgemaakt, in het bijzonder doordat zij ook verplicht moeten worden bekendgemaakt online, op de officiële website van de provincie.
Die nieuwe communicatiewijze wordt toegevoegd aan, en niet in de plaats gesteld van de reeds bestaande wijzen van aanplakking en bekendmaking op een schriftelijke drager » (Parl. St., Waals Parlement, 2003-2004, nr. 613/1, p. 3).
B.4. De voormelde bepalingen doen een verschil in behandeling ontstaan tussen de wijze van bekendmaking die geldt voor de akten van de gemeenten en de wijze van bekendmaking die geldt voor de akten van de provincies.
B.5.1. Artikel 190 van de Grondwet bepaalt : « Geen wet, geen besluit of verordening van algemeen, provinciaal of gemeentelijk bestuur is verbindend dan na te zijn bekendgemaakt in de vorm bij de wet bepaald ».
Zoals artikel L1133-2 van het WPDD voor de gemeenten, regelt het in het geding zijnde artikel L2213-2, ter uitvoering van artikel 190 van de Grondwet, de wijze van bekendmaking van alle provinciale reglementen en verordeningen. Met de eerste prejudiciële vraag wordt de in het geding zijnde bepaling ter toetsing aan het Hof voorgelegd, in zoverre het bindende karakter van die reglementen en verordeningen afhankelijk wordt gesteld van een dubbele bekendmaking, namelijk de bekendmaking ervan in het provinciaal Bulletin en de online bekendmaking ervan.
B.5.2. Rekening houdend met het feit dat de bekendmaking een essentiële voorwaarde is voor de bindende kracht van officiële teksten, is de mogelijkheid voor elke persoon om te allen tijde hiervan kennis te nemen, zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 106/2004 van 16 juni 2004, een recht dat inherent is aan de rechtsstaat, omdat het die kennisneming is die iedereen in staat stelt zich naar die teksten te gedragen.
B.5.3. Het verschil in behandeling tussen de wijze van bekendmaking van de gemeentelijke reglementen en verordeningen en de wijze van bekendmaking van de provinciale reglementen en verordeningen berust op een objectief criterium : ook al zijn beiden territoriale politieke entiteiten die door de Grondwet zijn bekleed met autonome verantwoordelijkheden, toch volgt uit die autonomie, uit de verscheidenheid wat betreft de omvang van hun territoriale bevoegdheid en uit de verscheidenheid van hun bevoegdheden dat de decreetgever, voor hun respectieve reglementen en verordeningen, in verschillende wijzen van bekendmaking kon voorzien.
B.5.4. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever de « publiciteit » van de provinciale reglementen en verordeningen wenste te versterken door, aan de verplichting om ze bekend te maken in het provinciaal Bulletin, de verplichting toe te voegen om ze online te zetten. Het doel dat met de in het geding zijnde bepaling wordt nagestreefd, is legitiem.
B.5.5. Het Hof dient evenwel te onderzoeken of het gekozen middel pertinent is en of het evenredig is met het beoogde doel.
B.5.6. Te dezen heeft de decreetgever, door het bindende karakter van de provinciale reglementen en verordeningen afhankelijk te stellen van een dubbele wijze van bekendmaking, een maatregel genomen die niet pertinent is ten opzichte van het nagestreefde doel van publiciteit.
De bekendmaking van een akte teneinde ze bindend te maken mag immers niet worden verward met het beoogde doel om er een ruimere publiciteit aan te geven en waartoe de online publicatie van provinciale reglementen en verordeningen bijdraagt.
B.5.7. De maatregel vervat in de in het geding zijnde bepaling staat bovendien niet in een evenredige verhouding tot het door de decreetgever beoogde doel.
Door de bindende kracht van de provinciale reglementen en verordeningen afhankelijk te stellen van de dubbele formaliteit van invoeging in het provinciaal Bulletin en online bekendmaking, heeft de decreetgever immers het risico genomen dat twee niet-overeenstemmende versies van dezelfde tekst worden bekendgemaakt.
De dubbele bekendmaking kan overigens, ingeval de dag van de bekendmaking van de provinciale reglementen en verordeningen in het provinciaal Bulletin, niet samenvalt met de dag waarop zij online worden gezet, een weerslag hebben op de rechtszekerheid die moet worden gewaarborgd voor alle adressaten van die reglementen en verordeningen.
B.5.8. Uit het voorgaande volgt dat, in zoverre het, naast de bekendmaking ervan in het provinciaal Bulletin, de online bekendmaking van de provinciale reglementen en verordeningen oplegt als een voorwaarde opdat zij bindende kracht hebben, terwijl de doelstelling van de decreetgever erin bestond de « publiciteit » van de officiële teksten te vergroten, artikel L2213-3 van het WPDD niet pertinent is en onevenredig is met het door de decreetgever beoogde doel.
B.6. Artikel L2213-3 van het WPDD is aldus niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.7. Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel L2213-2 van het WPDD met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie volgens welke het de provincies verplicht het bewijs te leveren van de online bekendmaking van hun officiële teksten, te dezen van hun belastingreglement, terwijl die verplichting niet geldt voor andere teksten, met name gemeentelijke reglementen en verordeningen, wanneer die zowel in een verzameling als online worden bekendgemaakt.
B.8. De tweede prejudiciële vraag berust op de door de verwijzende rechter gegeven interpretatie van het in het geding zijnde artikel L2213-2 van het WPDD, die meer bepaald verwijst naar een arrest van het Hof van Beroep te Luik waarbij het heeft geoordeeld dat het de provincie toekomt het bewijs te leveren van de regelmatigheid van de online bekendmaking van haar teksten.
B.9. Noch het in het geding zijnde artikel L2213-2, tweede lid, noch de parlementaire voorbereiding vermelden dat de online bekendmaking van de provinciale reglementen en verordeningen op bijzondere wijze moet worden gecertifieerd, zodat een dergelijk bewijs niet moet worden geleverd en geen voorwaarde kan vormen voor de bindende kracht van de provinciale reglementen en verordeningen.
B.10. Rekening houdend met het antwoord op de eerste prejudiciële vraag, behoeft de tweede prejudiciële vraag geen antwoord.
Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag B.11. Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel L2213-2 van het WPDD met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie volgens welke het de provincies ertoe verplicht het bewijs te leveren van de datum van de online bekendmaking van de officiële teksten, te dezen van een belastingreglement, zonder evenwel de nadere regels te bepalen voor het bewijs van die online bekendmaking of de bevoegdheid om die te bepalen uitdrukkelijk aan de Regering te delegeren.
B.12. Om dezelfde redenen als die welke in B.9 en B.10 zijn vermeld, behoeft de derde prejudiciële vraag geen antwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - In zoverre het, naast de bekendmaking ervan in het provinciaal Bulletin, de online bekendmaking van de reglementen en verordeningen van de provincies oplegt als een voorwaarde om aan die teksten bindende kracht te geven, schendt artikel L2213-3 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. - De tweede en de derde prejudiciële vraag behoeven geen antwoord.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 12 november 2020.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût