gepubliceerd op 13 augustus 2004
APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Verviers-Eupen met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Theux, in het gehucht "Laboru", als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte en van de gedeeltelijke bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois", en de opneming daarvan in een parkgebied met een landschappelijke waarde (bladen 42/8S)
22. APRIL 2004.- Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Verviers-Eupen met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Theux, in het gehucht "Laboru", als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (blad 42/8S) en van de gedeeltelijke bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois", en de opneming daarvan in een parkgebied met een landschappelijke waarde (bladen 42/8S)
De Waalse Regering, Gelet op het CWATUP (Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium), meer bepaald de artikels 22, 23, 30, 35, 37 en 41 tot 46 en 115;
Gelet op het SDER (gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan - GROP), goedgekeurd door de regering op 27 mei 1999;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 januari 1979 tot invoering van het gewestplan voor Verviers Eupen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot herziening van het gewestplan van Verviers-Eupen en houdende de goedkeuring van het voorontwerp tot wijziging van het plan met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Theux, in het gehucht "Laboru", als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (blad 42/8S) en van de bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois", (bladen 42/8S);
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 houdende de goedkeuring van het ontwerp tot herziening van het gewestplan van Verviers-Eupen met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Theux, in het gehucht "Laboru", als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (blad 42/8S) en van de bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois", (bladen 42/8S);
Gelet op de klachten en opmerkingen, geuit tijdens het openbaar onderzoek dat werd uitgevoerd in Theux tussen 15 oktober en 28 november 2003 en in Pepinster tussen 20 oktober en 3 december 2003, met betrekking tot de volgende thema's : - de evaluatie van de behoeften; - de lokaliserings- en afbakeningsalternatieven; - de invloed op het vastgoed; - de economie en de werkgelegenheid; - de toegankelijkheid en de mobiliteit; - de invloed op de landbouwfunctie; - de invloed op de bosbouwfunctie; - de invloed op het landschap; - de milieuoverlast (geluids, geur-, visuele en biologische overlast); - de invloed op het toerisme; - het naleven van de artikels 1 en 46 van het CWATUP; - het reliëf van de site; - het waterbeheer; - het soort ondernemingen dat toegelaten wordt op de site; - de oprichting van een begeleidingscomité; - de informatie en het openbaar onderzoek;
Gelet op het ongunstige advies met opmerkingen van de gemeenteraad van Pepinster van 12 januari 2004;
Gelet op het gunstige advies met voorwaarden van de gemeenteraad van Theux van 23 december 2004;
Gelet op het ongunstige advies met betrekking tot de herziening van het gewestplan van Verviers-Eupen met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Theux, in het gehucht "Laboru", als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (blad 42/8S) en van de bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois" (bladen 42/8S), geformuleerd door de CRAT (gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening) op 19 maart 2004;
Gelet op het ongunstige advies met betrekking tot de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Theux, in het gehucht "Laboru", als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (blad 42/8S) en het gunstige advies met betrekking tot de bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois" (bladen 42/8S), geformuleerd door de Waalse milieuraad voor de duurzame ontwikkeling op 4 maart 2004;
Validatie van de effectenstudie Overwegende dat de Regering in haar besluit van 18 september 2003 van mening is dat de effectenstudie alle vereiste elementen bevatte om te oordelen over de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp en deze dan ook als volledig beschouwt;
Overwegende dat de CRAT van mening is dat de auteur een studie van bevredigende kwaliteit heeft afgeleverd, ook al betreurt ze bepaalde zwakke punten, fouten en hiaten;
Overwegende dat de CWEDD (Waalse milieuraad voor de duurzame ontwikkeling) van mening is dat de studie van zeer goede kwaliteit is;
Overwegende dat de kritieken geformuleerd door de CRAT niet van die aard zijn om de beoordeling van het ontwerp ongeldig te maken, aangezien alle onmisbare elementen voor de beslissing van de Regering tot haar beschikking werden gesteld;
Overwegende dat de effectenstudie voldoet aan de bepaling van artikel 42 van het CWATUP en van het bestek; dat de Regering voldoende geïnformeerd is om met kennis van zaken uitspraak te doen;
Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de bedoeling is van de Regering om op korte termijn tegen het jaar 2010, te voldoen aan de behoeften qua noodzakelijke ruimte voor de economische activiteit;
Overwegende dat op basis van een verslag, opgesteld door het DGEE (Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling) en de analyse die daarvan werd gemaakt, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002 van mening is dat het gebied van de S.C. Services Promotion Initiatives en Province de Liège (SPI+ - dienst voor de promotie van initiatieven in de provincie Luik) opgedeeld moet worden in zes subruimtes : het centrum, het gebied in het noordoosten (streek van Verviers en Eupen), het gebied in het zuidoosten (streek van Malmedy en Saint-Vith), het gebied in het noordwesten (streek van Borgworm en Hannuit), het gebied in het zuidwesten (streek van Hoei) en het gebied in het zuiden (streek van Aywaille); dat zij van mening is dat de streek in het noordoosten van het grondgebied van de SPI+, globaal bekeken binnen dit en 10 jaar behoefte zal hebben aan terreinen bestemd voor economische activiteit, geschat op zo'n 50 hectaren netto-oppervlakte, waaraan forfaitair 10% oppervlakte moet worden toegevoegd, nodig voor de technische voorzieningen van het gebied, hetzij een oppervlakte van zo'n 55 hectaren, op te nemen als bedrijfsruimte;
Overwegende dat de effectenstudie deze analyse in vraag heeft gesteld om de volgende redenen : - de indeling van het DGEE is vaag en gebaseerd op de kaart "synthese van de economische resultaten" van de Waalse atlas, opgesteld door de CPDT (Bestendige Conferentie inzake territoriale ontwikkeling); - het is niet verstandig om geen rekening te houden met de gemeenten in het noorden van de Duitstalige gemeenschap in het referentiegebied;
Overwegende dat de effectenstudie dientengevolge heeft voorgesteld dat het referentiegebied ook de volgende gemeenten zou omvatten : Eupen, Lontzen, Kelmis, Raeren, Aubel, Baelen, Dison, Herve, Jalhay, Limburg, Malmedy, Pepinster, Plombières, Spa, Stavelot, Stoumont, Theux, Thimister-Clermont, Trois-Ponts, Verviers, Weismes, Welkenraedt;
Overwegende dat de CRAT het eens is met dit voorstel als het meest geschikte voor het referentiegebied;
Overwegende dat verschillende reclamanten van mening zijn dat de behoeften niet werden vastgesteld, dat de meeste bedrijfsruimtes in de streek nog ondernemingen kunnen opnemen en dat er geen kandidaat-investeerders zouden zijn om zich op de site te vestigen;
Overwegende dat de CRAT van mening is dat het moeilijk is de noodzaak tot het creëren van nieuwe bedrijfsruimtes in het referentiegebied te bevestigen; dat meer bepaald met betrekking tot de site van Theux, zij van mening is dat de opneming van het gebied " volkomen overbodig" is;
Overwegende dat de CRAT haar advies steunt op de effectenstudie;
Overwegende evenwel dat de effectenstudie het bestaan bevestigt van de socio-economische behoeften van het referentiegebied dat werd bepaald, binnen het tijdsperspectief bepaald door de regering; dat met betrekking tot de omvang van deze behoeften, deze worden vermeerderd, in vergelijking met de oorspronkelijke evaluatie van de Regering, en gebracht op een bruto-oppervlakte van 310 tot 360 hectaren;
Overwegende dus dat, in tegenstelling tot de interpretatie die de CRAT eraan geeft, de effectenstudie het bestaan van behoeften in het referentiegebied dat werd bepaald, bekrachtigt;
Overwegende bovendien dat, zoals ook benadrukt door de CRAT in de analyse van de auteur van de effectenstudie, de Regering van mening is dat ook rekening gehouden moet worden met haar voluntaristische beleid om een nieuwe evenwichtige economie van het gebied te promoten, en meer bepaald voor de noordoostelijke streek van het SPI+;
Overwegende dat er voor het onderzoek naar de relevantie van de antwoorden die worden gegeven door het huidige besluit op de behoeften die worden geschat door het DGEE en door de effectenstudie, gelijktijdig rekening gehouden moet worden met de wil van de Regering om het activiteitenpark van Stavelot uit te breiden in het gehucht "Ster" door de opneming in een gemengde bedrijfsruimte van 16 hectaren en het gewestplan Welkenraedt-Baelen-Lontzen-Eupen te herzien om er 133 hectaren bruto-oppervlakte bedrijfsruimte te creëren; dat bovendien zoals ook aangegeven in de effectenstudie, er rekening gehouden moet worden met de beschikbaarheid van terreinen in het referentiegebied die worden geschat op 81,8 hectaren;
Validatie van het ontwerp Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gebaseerd is op de overweging dat gezien de realiteit van het terrein, er een scheiding gemaakt moet worden in het noordoostelijke deel van het grondgebied van de SPI+, tussen de streek van Verviers en het noordelijke deel van de Duitstalige gemeenschap; dat ook al stelt de effectenstudie deze analyse in vraag, zij toch bevestigt dat het opportuun is om in dit grondgebied nieuwe ruimtes te creëren voor economische activiteit om te beantwoorden aan de behoeften die zij er heeft vastgesteld;
Onderzoek van de lokaliseringsalternatieven Overwegende dat in overeenstemming met artikel 42, lid 2, 5° van het Waalse Wetboek en het speciale bestek, de effectenstudie de alternatieven heeft onderzocht; dat deze alternatieven betrekking kunnen hebben op de lokalisering, de afbakening of nog op de uitvoering van het gebied dat opgenomen moet worden in het ontwerp van gewestplan;
Overwegende dat er twee lokaliseringsalternatieven werden onderscheiden : de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Verviers in het gehucht "Cheval Blanc" op een oppervlakte van 27 hectaren en de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Verviers ten westen van de autosnelweg en ten zuiden van de RN 657;
Overwegende dat het tweede alternatief niet in aanmerking kan komen volgens het advies van de auteur van de effectenstudie en van de CRAT, meer bepaald door de aanwezigheid van een vliegveld op de site dat niet in vraag wordt gesteld;
Overwegende daarentegen dat de CRAT en de CWEDD van mening zijn dat de voorkeur gegeven moet worden aan het eerste lokaliseringsalternatief voor de site, zoals ook weerhouden door de Regering in haar besluiten van 18 oktober 2002 en 18 september 2003;
Overwegende dat de CRAT van mening is dat de site beschikt over de volgende troeven : - ze ligt in het referentiegebied, - ze voegt zich bij een bestaande urbanisatie, - de inplanting van een bedrijfsruimte zou er conform zijn met het SDER, - ze is gemakkelijk toegankelijk, - er bestaan geen natuurlijke biotopen van belang, - er bestaat geen perimeter met een landschappelijke waarde en het landschap van de site is al in waarde gedaald door de autosnelweg, de nabijgelegen woningen en de hoogspanningsleiding, - ze is quasi vlak met een lichte helling naar de N657 toe.
Overwegende dat de site inderdaad enkele andere waarden heeft; dat ze evenwel ook een aantal belangrijke ongemakken vertoont : - de site is dichtbij bewoonde gebieden gelegen, zonder toegang via beveiligde routes voor langzaam verkeer, er zullen dus nieuwe verkeerswegen aangelegd moeten worden; - de site zal verlies van landbouwgronden tot gevolg hebben; - er bestaan sportinfrastructuren en er is een ontwerp voor uitbreiding op de site. De bedrijfsruimte zal tot gevolg hebben dat deze naar elders moeten verhuizen; - de site is gelegen in de buurt van een dreef van kwaliteit.
Overwegende nogmaals dat de CRAT van mening is dat de auteur van de effectenstudie niet op correcte wijze een lokaliseringsalternatief heeft gezocht voor de afgedankte bedrijfsruimtes;
Overwegende dat uit de effectenstudie blijkt dat de auteur alle mogelijke alternatieven heeft onderzocht die tegemoet kunnen komen aan de doelstellingen van de Regering; dat er geen SAED (afgedankte bedrijfsruimte) werd gevonden die een lokaliseringsalternatief kan zijn, gelet op deze voorwaarden;
Overwegende dat de eerste herziening ook de bestemmingswijziging inhoudt van de terreinen die vandaag bestemd zijn voor bedrijfsruimte op het grondgebied van Pepinster en Theux, in het gehucht "Maison-Bois";
Overwegende dat deze bestemmingswijziging gerechtvaardigd is, rekening houdende met de landschappelijke kwaliteiten van de betrokken site; dat dientengevolge de Regering in haar besluiten van 18 oktober 2002 en 18 september 2003 voorstelt deze terreinen te herbestemmen als parkgebied met een landschappelijke waarde;
Overwegende dat de CWEDD een gunstig advies formuleert over dit deel van het ontwerp;
Overwegende dat de CRAT zich aansluit bij bepaalde klachten die de herbestemming vragen van de hele bedrijfsruimte;
Overwegende evenwel dat het gedeelte van het gebied waarvan de bestemming niet is gewijzigd, al gedeeltelijk verstedelijkt is; dat de exploitatie op deze terreinen niet in gevaar mag worden gebracht; dat voor de rest van de terreinen, deze grenzen aan het nieuwe gebied dat is opgenomen in het plan en kunnen genieten van de werken voor het bouwrijp maken die er uitgevoerd zullen worden; dat het dus niet past deze een andere bestemming te geven;
Onderzoek van de alternatieven voor afbakening en uitvoering Overwegende dat de effectenstudie heeft aangetoond dat de ongemakken van het ontwerp in ontwerp gedeeltelijk afgezwakt kunnen worden, indien de afbakening ervan dusdanig zou worden gewijzigd dat, zonder de oppervlakte aanzienlijk te verminderen, het gebied een betere configuratie zou krijgen, waardoor de visuele hinder voor de buurt zou verminderen door de aanleg van afzonderingsmarges langsheen de N657 enerzijds, en een vermindering van de oppervlakte met vermijding van de inplanting ervan in de habitats Natura 2000;
Overwegende dat uit deze vergelijkende studie blijkt dat de beste oplossing om te voldoen aan de doelstellingen van de Regering erin bestaat het ontwerp te kiezen, zoals bepaald in het besluit van 18 september, na herziening van de oorspronkelijke perimeter ervan volgens de voorstellen die werden geformuleerd door de auteur van de effectenstudie;
Overwegende dat, inzake de bestemmingswijziging, de CRAT van mening is dat de voorkeur gegeven moet worden aan de herbestemming van deze terreinen als landbouwgebied om de aanwezige landbouwactiviteit op de site en de landschappelijke kwaliteit van de site zo goed mogelijk te verenigen;
Overwegende evenwel dat gelet op de landschappelijke kwaliteiten van de site, men zich moet houden aan de wijziging van het gebied, zoals bepaald in het ontwerp van de Regering; dat bovendien de landbouwexploitatie van de percelen behouden kan blijven na de wijziging van het gebied;
Overwegingen met betrekking tot de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in haar verschillende adviezen een reeks algemene overwegingen heeft opgenomen met betrekking tot de herzieningsprocedure en algemene aanbevelingen met betrekking tot de eventuele uitvoering van de ontwerpen;
Overwegende dat de raad eerst en vooral van mening is dat de evaluatie inzake de uitvoering van het prioritaire plan enkel relevant is op voorwaarde dat voor de inplanting van de infrastructuren een nieuwe evaluatie wordt gemaakt met betrekking tot de gevolgen eigen aan de groepering van ondernemingen; dat wordt gevraagd om bij de inplanting van gebouwen een milieu-evaluatie uit te voeren per ingebruiknamefase van de bedrijfsruimte om een algemeen beeld te krijgen van de omvang daarvan;
Overwegende dat het CCUE (stedenbouwkundig en milieubestek) waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een geldigheidsduur van maximaal tien jaar heeft; dat voor de hernieuwing ervan een nieuw onderzoek naar de situatie moet worden uitgevoerd waarna deze bepalingen kunnen worden aangepast aan de evolutie die ter plaatse wordt vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die in die periode worden verkregen; dat in voorkomend geval ter gelegenheid van dit nieuwe onderzoek eventueel gepaste procedures gestart kunnen worden voor herbestemming of voor bestemmingswijziging; dat deze procedure dus moet toelaten grotendeels tegemoet te komen aan de suggestie die werd geformuleerd door de CWEDD;
Overwegende dat de CWEDD vervolgens herinnert aan haar aanbevelingen met betrekking tot de relaties tussen mobiliteit, vervoer en ruimtelijke ordening; dat men zich verheugt over de verplichting om door middel van het CCUE mobiliteitsplannen op te stellen die het gebruik van zuiniger en minder vervuilende vervoersvormen en openbaar vervoer moeten bevorderen; dat men erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;
Overwegende dat deze suggestie relevant lijkt; dat deze beveiliging opgenomen moet worden in de voorschriften die het CCUE moet bevatten;
Overwegende bovendien dat de wens om verbindingen met het openbaar vervoer te voorzien voor deze nieuwe bedrijfsruimtes niet in tegenspraak is met het beleid van de regering; dat het Waalse TEC-net zo is georganiseerd dat de belangrijkste plaatsen van het gebied waar veel verkeer is, worden aangedaan en dat, aangezien dit net hoofdzakelijk bestemd is voor wegvervoer, het gemakkelijk en zonder aanzienlijke investeringen aangepast kan worden aan de evolutie van deze plaatsen; dat anderzijds, gezien de structurele kostprijs, de spoorweg enkel een relevante oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen over lange afstanden en voor grote volumes; dat dientengevolge voor de meeste individuele transportbehoeften van de KMO's die zich zullen mogen vestigen in de nieuw gecreëerde bedrijfsruimtes, de spoorweg enkel gebruikt kan worden in combinatie met andere vervoermiddelen, voornamelijk over de weg; dat dus enkel door een intermodaliteit spoorweg-wegverkeer, die geïntegreerd zal worden in de mobiliteitsplannen opgelegd door het CCUE, de doelstellingen inzake duurzame mobiliteit, zoals bepaald door de CWEDD, verwezenlijkt kunnen worden;
Bijzondere overwegingen Overwegende dat rekening gehouden moet worden met de volgende specifieke elementen : - Invloed op het vastgoed Bepaalde reclamanten protesteren tegen de gevolgen voor het patrimonium die de bestemmingswijziging van de bedrijfsruimte van « Maison-Bois » voor hen zou hebben.
In verband hiermee moet worden herinnerd aan het feit dat het CWATUP de vergoedingen voor schade door het plan organiseert.
Andere reclamanten vrezen voor een waardevermindering van het vastgoed door de inplanting van de nieuwe bedrijfsruimte.
Er zal tegemoet gekomen worden aan de eisen inzake waardevermindering van overschotten in het kader van de onteigeningsprocedures.
De evolutie van de grondwaarde is moeilijk in te schatten : de mogelijkheden om een goed te verkopen verschillen en voor eenzelfde bestemming zijn er verschillende karakteristieken die op verschillende wijze beoordeeld kunnen worden. - Economie en werkgelegenheid De CRAT sluit zich aan bij bepaalde klachten die de schommelingen hekelen in de evaluatie van de werkgelegenheid die zou worden gecreëerd in het gebied, volgens de schattingen van de Regering en van de auteur van de effectenstudie die zelf nog eens verandert in de loop van de studie.
Het is onmogelijk een precieze evaluatie te maken van de werkgelegenheid die er gecreëerd zou worden. De cijfers, voorgelegd door de regering en de auteur van de effectenstudie, vormen marges die zijn opgesteld op basis van de verschillende berekeningswijzen die toelaten een idee te hebben van de werkgelegenheid die gecreëerd zou worden. Het is niet mogelijk om dit cijfer preciezer te bepalen aangezien de aard van de ondernemingen die zich zullen vestigen op de site in dit opzicht bepalend is.
Met betrekking tot de schommelingen in de effectenstudie, deze kunnen worden verklaard door de bekommernis van de auteur om de gevolgen van het gebied zo correct mogelijk te evalueren, wat inhoudt dat variabele marges voor de creatie van werkgelegenheid gebruikt moeten worden om de verschillende elementen te beoordelen (toename van het verkeer, hoeveelheid te zuiveren water...). - Toegankelijkheid en mobiliteit In het voorontwerp is de Regering van mening dat : - de site een uitstekende toegankelijkheid heeft naar de autosnelweg E42, via de N657; - als het gebied van het ontwerp niet wordt aangesloten op de spoorweg is het praktisch uitgesloten om terreinen met voldoende oppervlakte te vinden in de onmiddellijke buurt van de spoorweg, omwille van de stedelijke concentratie in de valleien van de Vesder en de Högne, die gebruik maakt van het spoorwegnet in de streek van Verviers; - het autowegennet dat recentelijk werd aangelegd op het plateau, is in het algemeen verwijderd van het spoorwegnet, en het is dan ook praktisch uitgesloten om in de streek van Verviers een bedrijfsruimte in te planten die is voorzien van een bimodale verbindingsweg; - de ondernemingen die zich in het gebied zullen mogen vestigen, kunnen ook gebruik maken van de diensten van het multimodale platform van Luik-Renory, gelegen op een redelijke afstand van de site in ontwerp.
De effectenstudie heeft aangetoond dat er risico bestaat op een sterke toename van het verkeer naar de oprit van de autosnelweg en de N657.
De CRAT sluit zich aan bij deze analyse en bij de opmerkingen van bepaalde reclamanten.
Wat de organisatie betreft van de toegangswegen tot het gebied, sluit ze zich aan bij de analyse van de auteur van de effectenstudie, en stelt voor een verkeersplein aan te leggen dat toegang kan geven tot het gebied via een weg loodrecht op de N657. De zone ten westen van het wegennet zou dan dienst doen als bufferzone tussen de bedrijfsruimte en het dorp Oneux. Het verkeersplein moet ook een betere toegang tot het containerpark toelaten. In aansluiting daarmee zou afrit 7 van de autosnelweg worden opgeheven en zou alle verkeer via afrit 7 bis gebeuren. Een tweede verkeersplein zou dan worden aangelegd bij deze afrit.
Wat de zuiniger en minder vervuilende vervoerswijzen betreft, betreurt de CRAT dat er daarvoor geen beveiligde routes zijn. Zij betreurt ook het feit dat er weinig verbindingswegen voor openbaar vervoer zijn.
De CWEDD benadrukt eveneens de monomodale toegankelijkheid van de site.
Het CCUE zal onderzoeken wat de doeltreffendste wijze is om de al bestaande verkeersproblemen in de buurt en op de site op te lossen, door toevoeging toe te laten van bijkomend verkeer, gegenereerd door de inplanting van de bedrijfsruimte, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie en de CRAT. - Invloed op de landbouw- en bosbouwfuncties In het voorontwerp is de Regering van mening dat het ontwerp geen gevaar betekende voor de bestaande landbouwexploitatie.
De CRAT sluit zich aan bij de klachten die deze beoordeling nuanceren.
Een landbouwer is van mening dat het verdwijnen van landbouwgronden zijn exploitatie en de toekomst van zijn kinderen in gevaar brengt.
Een andere reclamant benadrukt dat zijn bosbouwbedrijf en zijn jachtrechten in gevaar komen. Wat zijn bosbouwbedrijf betreft, vraagt hij dat het perceel met loofbomen als laatste zou worden verwijderd om plaats te maken voor de bedrijfsruimte.
De CWEDD vraagt in haar algemene overwegingen dat de landbouwers begeleid zouden worden tijdens de uitvoering van de bedrijfsruimte op de gronden die zij exploiteren.
De effectenstudie zelf heeft de analyse niet in vraag gesteld, ook al heeft ze de situatie gepreciseerd. Ook het DGA (Directoraat-generaal Landbouw) is van mening dat er geen enkele exploitatie in gevaar komt door het ontwerp.
In het algemeen heeft het hele prioritaire plan voor de bedrijfsruimte de bestemming tot gevolg van maximaal 1200 hectaren, waarvan een aanzienlijk deel op dit ogenblik beschermd is als landbouwgebied, of ongeveer 1,5 per duizend van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens gepubliceerd door het DGA, 756.567 hectaren in 2002, laatste jaar waarvoor de cijfers beschikbaar zijn).
Rekening houdende met de tijd die nodig is voor de realisering van deze nieuwe bestemmingen en de fasering die wordt opgelegd door het CCUE, kan men ervan uitgaan dat de wijziging van deze bestemming een tiental jaar zal duren.
Het verlies van deze oppervlakten kan dientengevolge slechts een marginale invloed hebben op de landbouwactiviteit die is voorzien op gewestelijk niveau.
Eerst en vooral en rekening houdende met de verhoging van de landbouwproductiviteit, zal het verlies van landbouwgronden ruimschoots gecompenseerd worden : Inter-Environnement-Wallonie en de CRAT vermelden dat tengevolge van het verlies van landbouwgronden er een verminderde graanproductie zal zijn van zo'n 7.800 ton per jaar, maar de verhoogde productiviteit (volgens het DGA een gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) is dan weer van die aard dat gezien het aantal hectaren dat is bestemd voor deze cultuur in het Gewest (190.000), de verhoogde productie (190.000 ton op tien jaar) ongeveer 2,5 maal het aangekondigde verlies is.
Tenslotte, ook al vreest men voor de negatieve gevolgen van bepaalde wijzigingen van het gewestplan voor welbepaalde exploitaties, dan moet men toch het verlies aan grond vergelijken met de oppervlakte aan landbouwgronden die elk jaar onroerend goed worden, hetzij 9.000 hectaren.
Zoals hiervoor al aangevoerd zal de uitvoering van het prioritaire plan voor de bedrijfsruimte gedurende 10 jaar ongeveer 120 hectaren per jaar onttrekken aan de landbouwactiviteit. De vergoeding van deze verliezen voor de betrokken landbouwers vertegenwoordigt dus slechts 1,3 % van de totale jaarlijkse vastgoedverschuivingen van landbouwgronden die trouwens opgenomen zijn in een algemene hergroepering van de landbouwgronden in grotere gehelen.
Dientengevolge kan men ervan uitgaan dat de landbouwers die worden getroffen door de wijzigingen van de gewestplannen, gronden kunnen vinden om te voldoen aan de behoeften van hun bedrijven.
Ook al hebben deze misschien niet dezelfde karakteristieken, meer bepaald wat gemak van exploitatie betreft, toch moet een groot aantal bedrijven in aanvaardbare omstandigheden kunnen overleven. De balans van de veroorzaakte schade wordt gecompenseerd door de onteigeningsvergoedingen.
Om in onderhavig geval de schadelijke gevolgen van het ontwerp voor de landbouwbedrijven zo veel mogelijk te beperken, legt de Regering op dat het CCUE doeltreffende oplossingen geeft om het gebruik van de landbouwpercelen te garanderen zo lang er voor de uitvoering van de bedrijfsruimte geen einde aan gesteld moet worden. Als gunstige maatregel voor het natuurlijke en menselijke milieu moet er een nota worden opgenomen met gedetailleerde middelen die ter beschikking gesteld kunnen worden van de exploitanten van wie het voortbestaan van het bedrijf wordt bedreigd door het ontwerp. Deze maatregel is van die aard dat wordt voldaan aan de doelstellingen van de CWEDD zoals hiervoor uiteengezet. - Invloed op landschap, invloed op toerisme en milieubeperkingen In het voorontwerp is de Regering van mening dat : - het ontwerp geen aanslag betekent * noch op een element dat wordt beschermd door de wet op de natuurbescherming; * noch op een beschermd element van het cultureel vastgoedpatrimonium. - het ontwerp kadert in een gebied van landschappelijk belang in het gewestplan en er moeten maatregelen voor de inrichting van het gebied worden goedgekeurd om de invloed van het ontwerp op het landschap zo veel mogelijk te beperken.
Bepaalde reclamanten zijn van mening dat het landschap in waarde daalt door het gebied. Het gebied zou zichtbaar zijn van verschillende plaatsen in het naburige grondgebied, maar ook van plaatsen verder afgelegen.
Bepaalde reclamanten hebben gevraagd dat de aanbevelingen zouden worden gevolgd van de auteur van de studie met betrekking tot het behoud van de loofbomen langsheen de route d'Oneux om de continuïteit te behouden van de bebossing langsheen de gewestweg, om de loofbomen op de site geheel of gedeeltelijk te behouden als middel voor de landschappelijke integratie rond de gebouwen, en in het noorden de aanleg van een bufferzone te voorzien om de invloed op het landschap van de vallei van Sohan te verbeteren.
De CRAT sluit zich aan bij deze opmerkingen.
Het CCUE zal maatregelen bepalen die een doeltreffende landschappelijke integratie van het gebied moeten toelaten, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie. - Lawaai-, visuele overlast en geurhinder In het voorontwerp is de Regering van mening dat : - gelet op de lokalisering van het ontwerp, veroorzaakt dit geen belangrijke overlast voor de buurt in die mate dat de gekozen site niet dichtbij een woongebied ligt en dat het verkeer van vrachtwagens, gegenereerd door het gebied, waarschijnlijk niet het wegennet langsheen de woongebieden zal gebruiken.
Bepaalde reclamanten hebben deze analyse betwist, en uiten hun vrees voor lawaaioverlast, geurhinder en aantasting van de luchtkwaliteit.
De CRAT verwijst naar de effectenstudie en is van mening dat de eventuele overlast die het gebied zou kunnen veroorzaken niet aanzienlijk is, zelfs als er rekening gehouden moet worden met de dominerende westenwinden in het gebied die in de richting van het dorp Oneux waaien.
Voor de rest is zij van mening dat het CCUE doeltreffende maatregelen zal bepalen om de overlast van het gebied op de naburige verstedelijkte gebieden te beperken.
De Regering is het eens met deze analyse. - Reliëf van de site De effectenstudie toont aan dat de site van het voorontwerp een sterke denivellering heeft (helling van 8 tot 10 %).
Het afbakeningsalternatief dat de Regering had gekozen in haar besluit van 18 september 2003 had onder andere tot doel de meest hellende terreinen uit te sluiten van de perimeter van het gebied.
De andere terreinen vertoonden niet dusdanige niveauverschillen dat hun urbanisatie in vraag zou worden gesteld. - Waterstelsels In het besluit van 18 oktober 2002 is de Regering van mening dat : - de site in ontwerp was gelegen in de buurt van verschillende waterwinningspunten; dat evenwel deze waterwinningen niet langer in gebruik waren.
De effectenstudie heeft deze informatie aangevuld door te wijzen op het bestaan van verschillende waterwinningspunten in de buurt die bestemd zijn voor landbouw-, industrieel of huishoudelijk gebruik, behalve voor de waterwinningen van de gemeente Theux die normaal bestemd zijn voor de openbare waterdistributie.
Bepaalde reclamanten hebben ook de aandacht gevestigd op de nabijheid van de site bij Spa en haar bronnen.
Toch bestaan er geen beschermde waterwinningsgebieden in de perimeter van het gebied.
De effectenstudie heeft ook het afvloeiend regenwater onderzocht en de opname ervan in het oppervlaktewater.
Om elke stroomafwaartse vervuiling te vermijden, beveelt de auteur beschermende maatregelen en een aangepaste waterzuivering aan.
Wat de zuivering van afvalwater betreft, wijst de effectenstudie op een eventueel probleem van verzadiging van het bestaande net.
Bepaalde reclamanten sluiten zich aan bij deze vrees en maken melding van problemen die vandaag al bestaan.
Met betrekking tot de risico's op overstroming door het ondoordringbaar maken van de site en haar helling, besluit de effectenstudie tenslotte dat de afwatering van de site goed is behalve voor het oostelijke deel. Er worden enkele inrichtingen voorgesteld om alle mogelijke moeilijkheden in de kiem te smoren.
Het CCUE moet - de eventuele nuttige beschermende maatregelen bepalen om de waterwinningen in de buurt van de site te vrijwaren; - de beschermende en beheermaatregelen bepalen om, gelet op de goede kwaliteit van de waterlopen, het beheer van afvloeiend water en van afvalwater te garanderen, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie. - Stadskerninbreiding Bepaalde reclamanten betwisten het feit dat het ontwerp geen deel uitmaakt van de stadskerninbreiding.
De CWEDD sluit zich aan bij deze kritiek.
Ook al is deze opmerking niet geheel zonder relevantie, toch moet worden opgemerkt dat het gebied kadert in de uitbreiding van een al gedeeltelijk verstedelijkte bedrijfsruimte. - Compatibiliteit met het CWATUP Bepaalde reclamanten betwisten dat het ontwerp conform is met het CWATUP en in het bijzonder met de principes zoals bepaald in artikel 46, § 1 inzake aangrenzing en niet-lineariteit.
Deze opmerkingen kunnen niet in overweging worden genomen.
Zoals hiervoor aangevoerd is de bedrijfsruimte waaraan het gebied in ontwerp grenst, al gedeeltelijk verstedelijkt. De aangrenzing is dus niet fictief.
Wat het lineaire karakter betreft, vormt het gebied geen lint rond een wegennet. Het is niet lineair in de zin van artikel 46, § 1, 2°. - Biologische waarde In het besluit van 18 oktober 2002 is de Regering van mening dat de specifieke maatregelen voor de inrichting van het gebied aangepast dienden te worden om de bescherming te garanderen van de biologische waarde van de site en, meer bepaald, de beek die er dicht in de buurt ligt.
De effectenstudie vermeldt : - de aanwezigheid van droge gebieden die een habitat Natura 2000 zijn; - de vernietiging van de natuurlijke biotopen door de uitvoering van het gebied.
Bepaalde reclamanten betwisten de relevantie van de opneming van de nieuwe bedrijfsruimte omdat de site een natuurlijke biotoop is, een uniek en belangrijk bebost gebied dat Verviers verbindt met Theux, aan het einde van een uitgestrekt landschap dat zijn halfnatuurlijke uitgestrekte depressie rond de belangrijke breuk van Theux heeft weten te bewaren. Deze depressie vormt ook een corridor voor de verplaatsingen van de natuurlijke fauna tussen de valleien van Polleur en Heusy-Pepinster. Het gebied is ook nadelig voor de ecologische corridor die loopt van de Hoge Venen, de bossen van Jalhay en Spa, het massief Staneux dat doorloopt via Laboru en Sohan tot aan de twee beboste hellingen van de Vesder, stroomafwaarts van Verviers tot aan Embourg en Beaufays.
Zij hebben ook melding gemaakt van een site van Natura 2000 en een groot natuurgebied in de buurt van de site, dat wordt beschermd door het PCDN (gemeentelijk plan voor de milieuontwikkeling) van de stad Verviers.
De Regering benadrukt eerst en vooral dat het afbakeningsalternatief dat werd gekozen in haar besluit van 18 september 2003, toelaat de invloed van het gebied op de beschermde habitats te beperken.
Voor de rest moet het CCUE onderzoeken op welke doeltreffende wijze de ecologische verbindingscorridors op de site gevrijwaard kunnen worden en hoe de eventuele andere invloed op de beschermde habitats beperkt kan worden.
Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, lid 2, 3° van het CWATUP voorziet dat de opneming van een nieuwe bedrijfsruimte ofwel de herbestemming impliceert van de afgedankte bedrijfsruimtes, ofwel andere maatregelen ten gunste van de milieubescherming, ofwel een combinatie van de beide begeleidende maatregelen;
Overwegende dat de begeleidende maatregelen afhankelijk moeten zijn, enerzijds van de intrinsieke milieukwaliteit van de door de verstedelijking getroffen perimeter, en anderzijds van de objectieve toepassing van deze begeleidende maatregelen;
Overwegende dat het herstel van afgedankte bedrijfsruimtes een belangrijk deel vormt van deze begeleidende milieumaatregelen;
Overwegende dat de Regering in het kader van de begeleidende maatregelen voor onderhavige herziening van het gewestplan, het herstel overweegt van een aantal afgedankte bedrijfsruimtes;
Overwegende dat bij het evalueren van de verhouding tussen de begeleidende maatregelen en de projecten voor de bestemming van de nieuwe bedrijfsruimtes, er redelijkerwijs rekening gehouden moet worden, enerzijds met de verschillende invloed van de afgedankte bedrijfsruimtes, afhankelijk van hun ligging en hun vervuiling, en anderzijds met de milieu-invloed ten gevolge van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die wisselt al naargelang de karakteristieken en de ligging ervan; dat dientengevolge met het oog op de naleving van het principe van de proportionaliteit een zwaar herstel meer moet wegen dan het herstel van een minder vervuilde site, dat de invloed van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden beoordeeld in functie van de gevolgen die men redelijkerwijs mag verwachten en dat deze maatregelen van meer of minder belang moeten zijn naarmate de aanleg van het nieuwe gebied een aanzienlijke of minder aanzienlijke invloed heeft op het milieu;
Overwegende dat in dit geval en bij gebrek aan elementen die toelaten objectieve factoren te bepalen om dit gewicht en deze invloed te meten, de Regering het relevant vindt om, met de bedoeling zeker de voorschriften na te leven van artikel 46, § 1, lid 2, 3° van het CWATUP en met de bedoeling om in zover redelijkerwijs mogelijk de afgedankte bedrijfsruimtes te herbestemmen, deze tekst strikt te interpreteren, en een sleutel toe te passen overeenstemmend met ongeveer een m2 herbestemming van de afgedankte bedrijfsruimte voor een m2 ruimte die niet bestemd is voor bewoning en die voortaan bestemd wordt voor de economische activiteit (na aftrek evenwel van de oppervlakten die voorheen werden bestemd voor de economische activiteit en die opnieuw geklasseerd worden als gebieden die niet bestemd zijn voor bewoning);
Overwegende dat de begeleiding die is voorzien in artikel 46, § 1, lid 2, 3° van het CWATUP op gewestniveau beoordeeld kan worden; dat aangezien het onderhavige ontwerp kadert in een prioritair plan dat tot doel heeft in het hele gewest nieuwe ruimtes te bestemmen voor economische activiteiten, de voornoemde sleutel dus globaal toegepast kan worden en de compensatie kan gebeuren tussen alle oppervlakten die onttrokken zijn aan gebieden die niet bestemd zijn voor bewoning om te worden bestemd voor de economische activiteit (na aftrek evenwel van de oppervlakten die voorheen bestemd waren voor de economische activiteit en die opnieuw geklasseerd worden als gebieden die niet bestemd zijn voor bewoning) enerzijds, en alle oppervlakten van de afgedankte bedrijfsruimtes, anderzijds;
Overwegende evenwel dat met het oog op een billijke geografische verdeling, het relevant lijkt om, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritair plan bestemt voor de economische activiteit, verdeeld zijn over het hele grondgebied van het gewest, erover te waken dat de SAED ook op een evenwichtige manier worden verdeeld;
Overwegende dat om deze doelstelling te verwezenlijken het gewest werd ingedeeld in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren; dat het onderhavige ontwerp ingedeeld werd in een geheel van ontwerpen (Stavelot - Ster, Amblève - Recht, Saint-Vith, Neufchâteau - Longlier en La Roche-en-Ardenne - Beausaint);
Overwegende dat met betrekking tot de begeleidende maatregelen, de Regering beslist om rekening te houden met de herbestemming van de volgende sites : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die min of meer een gelijkwaardige oppervlakte innemen;
Overwegende dat met betrekking tot de maatregelen die gunstig zijn voor de milieubescherming, zoals ook benadrukt door de CWEDD, artikel 46, § 1, lid 2, 3° van het CWATUP, niet toelaat om de beschermende maatregelen op te nemen die zich opdringen in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering toch wenst te onderstrepen dat met het oog op een gewaarborgde milieubescherming zij parallel met de uitvoering van het prioritair plan waarin onderhavig besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, dat voorschrijft dat elke nieuwe bedrijfsruimte vergezeld moet gaan van een CCUE om de compatibiliteit van het gebied met zijn omgeving te garanderen;
Overwegende dat, in onderhavig geval het CCUE aangevuld zal worden met specifieke maatregelen die verder gaan dan wat wordt voorgeschreven in artikel 31bis van het CWATUP en de rondzendbrief inzake de toepassing ervan van 29 januari 2004, om een betere bescherming van het milieu te garanderen;
Overwegende dat bovendien dit besluit de bestemmingswijziging van de betrokken terreinen wijzigt in bedrijfsruimte waarvan de uitvoering vermeden moet worden om de reeds hiervoor uiteengezette redenen;
Overwegende dat deze specifieke maatregelen beschouwd moeten worden als gunstige maatregelen voor het milieu, die dienen als aanvulling van de maatregelen tot herbestemming van de SAED, in toepassing van artikel 46, § 1, lid 2, 3°, van het CWATUP;
Overwegende dat er aldus meer dan voldoende voldaan wordt aan de verplichting die wordt opgelegd door dit artikel;
CCUE Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, er een CCUE zal worden opgesteld vóór de uitvoering van het gebied, overeenkomstig de richtlijnen van de ministeriële rondzendbrief van 29 januari 2004;
Overwegende dat de CWEDD in haar verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan met betrekking tot de eventuele uitvoering van de ontwerpen, meer bepaald met betrekking tot het beheer van water, lucht, afval, grondverplaatsingen, de opvolging van landbouwbedrijven die worden getroffen door de ontwerpen, mobiliteit en toegankelijkheid, landschappelijke integratie en integratie van de beplanting;
Overwegende dat de Regering deze aanbevelingen heeft voorzien, eerst door het Parlement voor te stellen artikel 31bis van het CWATUP goed te keuren, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp moeten uitmaken van een CCUE, daarna door de inhoud van dit CCUE te bepalen in de rondzendbrief van 29 juli 2004;
Overwegende dat bepaalde aanbevelingen die werden geformuleerd door de CWEDD preciseringen bevatten die relevant lijken, hetzij in het algemeen, hetzij voor het onderhavige ontwerp, in functie van de karakteristieken die hiervoor werden beschreven; dat ze door de redacteur opgenomen moeten worden in het CCUE;
Overwegende dientengevolge dat het CCUE in elk geval de hierna opgesomde verschillende elementen moet bevatten : - de eventuele nuttige beschermende maatregelen om de waterwinningen in de buurt van de site te vrijwaren; - de beschermende en beheermaatregelen om, gelet op de goede kwaliteit van de waterlopen, het beheer van afvloeiend water en van afvalwater te garanderen, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie; - de doeltreffende maatregelen om de overlast van het gebied op de nabijgelegen verstedelijkte gebieden te beperken; - de doeltreffende wijze om de ecologische verbindingscorridors op de site te vrijwaren en om de eventuele andere invloed op de beschermde habitats te beperken; - de maatregelen die een doeltreffende landschappelijke integratie van het gebied moeten toelaten, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie; - de maatregelen met betrekking tot de interne en externe mobiliteit van het gebied, van goederen en personen, met inbegrip van de beveiliging van voorbehouden ruimtes voor het fiets- en voetgangersverkeer en de meest doeltreffende wijze om de al bestaande verkeersproblemen in en in de buurt van de site op te lossen, door de toevoeging toe te laten van bijkomend verkeer, gegenereerd door de inplanting van de bedrijfsruimte, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie en de CRAT; - een sectorgewijs en geleidelijk plan voor de ingebruikname van het gebied, rekening houdend met het actuele gebruik van de site door de exploitanten; - een gedetailleerde nota met hulpmiddelen die ter beschikking gesteld kunnen worden van de landbouwers en bosbouwers van wie het voortbestaan van het bedrijf wordt bedreigd door het ontwerp.
Conclusie Overwegende dat uit al deze ontwikkelingen volgt dat het onderhavige ontwerp het meest geschikte is om met naleving van de doelstellingen, bepaald in artikel 1 van Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, te voorzien in de behoeften aan ruimtes voor economische activiteit in het betrokken referentiegebied;
Na overleg, Op voorstel van de Minister voor Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :
Artikel 1.De Regering keurt de herziening van het gewestplan Verviers-Eupen definitief goed, bestaande uit de opneming op het grondgebied van de gemeente Theux, in het gehucht "Laboru" ( blad 42/8S), - van een gemengde bedrijfsruimte als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte - de bestemmingswijziging van de bestaande gemengde bedrijfsruimte in het gehucht « Maison-Bois » (blad 42/8S) en de opneming ervan in een parkgebied met een landschappelijke waarde.
Art. 2.Volgend bijkomend voorschrift met merk *R 1.1, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte die bij dit besluit in het gewestplan is opgenomen : « Kleinhandel en dienstverlening aan de bevolking wordt niet toegelaten in het gebied met merk *R 1.1, behalve als zij bij de in het gebied toegelaten activiteiten behoren ».
Art. 3.De herziening wordt goedgekeurd in overeenstemming met het plan in bijlage.
Art. 4.Het CCUE, opgesteld overeenkomstig artikel 31bis van het CWATUP, omvat in elk geval de volgende verschillende elementen : - de eventuele nuttige beschermende maatregelen om de waterwinningen in de buurt van de site te vrijwaren; - de beschermende en beheermaatregelen om, gelet op de goede kwaliteit van de waterlopen, het beheer van afvloeiend water en van afvalwater te garanderen, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie; - de doeltreffende maatregelen om de overlast van het gebied op de nabijgelegen verstedelijkte gebieden te beperken; - de doeltreffende wijze om de ecologische verbindingscorridors op de site te vrijwaren en om de eventuele andere invloed op de beschermde habitats te beperken; - de maatregelen die een doeltreffende landschappelijke integratie van het gebied moeten toelaten, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie; - de maatregelen met betrekking tot de interne en externe mobiliteit van het gebied, van goederen en personen, met inbegrip van de beveiliging van voorbehouden ruimtes voor het fiets- en voetgangersverkeer en de meest doeltreffende wijze om de al bestaande verkeersproblemen in en in de buurt van de site op te lossen, door de toevoeging toe te laten van bijkomend verkeer, gegenereerd door de inplanting van de bedrijfsruimte, rekening houdende met de aanbevelingen van de auteur van de effectenstudie en de CRAT; - een sectorgewijs en geleidelijk plan voor de ingebruikname van het gebied, rekening houdend met het actuele gebruik van de site door de exploitanten; - een gedetailleerde nota met hulpmiddelen die ter beschikking gesteld kunnen worden van de landbouwers en bosbouwers van wie het voortbestaan van het bedrijf wordt bedreigd door het ontwerp.
Art. 5.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Namen, 22 april 2004.
De Minister-president, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.
Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.