Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 16 september 2021
gepubliceerd op 26 oktober 2021

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging en opheffing van sommige bepalingen van het reglementair deel van het Waals wetboek van sociale actie en gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel IX, Hoofdstuk IV, betreffende de bedrijven voor aangepast werk en titel XIV

bron
waalse overheidsdienst
numac
2021033640
pub.
26/10/2021
prom.
16/09/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging en opheffing van sommige bepalingen van het reglementair deel van het Waals wetboek van sociale actie en gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel IX, Hoofdstuk IV, betreffende de bedrijven voor aangepast werk en titel XIV


De Waalse Regering, Gelet op Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Gelet op het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, artikel 283, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014, bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, bij het decreet van 3 december 2015 en bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 en bij het decreet van 3 december 2020;

Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 november 2020;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 3 december 2020;

Gelet op het advies van het inter-Franstalig overlegorgaan, gegeven op 7 januari 2021;

Gelet op het rapport van 10 december 2020, opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 2016 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;

Gelet op advies nr. 69.192/4 van de Raad van State, gegeven op 5 mei 2020, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies nr. 109/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 7 juli 2021;

Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen, gericht aan de Raad van State op 15 juli 2021, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het gebrek aan adviesverlening binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 13 december 2006, goedgekeurd op 3 juli 2009 door België;

Gelet op het advies van het branchecomité "Handicap", gegeven op 17 december 2020;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.In het reglementair deel van het Waalse wetboek van sociale actie en gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel IX, Hoofdstuk IV, en Titel XIV, wordt het woord "AWIPH" vervangen door het woord "Agentschap".

Art. 3.Artikel 991 van het Waals reglementair wetboek van sociale actie en gezondheid wordt gewijzigd als volgt : "

Art. 991.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° productiewerknemer: elke gehandicapte persoon in de zin van artikel 261 van het decreetgevend deel van het Wetboek, van wie de tussenkomstbeslissing van het Agentschap, rekening houdend met de in de artikelen 991/1 en 991/2 geregelde voorafgaande en aanvullende toelatingsvoorwaarden, vaststelt dat zij geschikt is voor tewerkstelling in een bedrijf voor aangepast werk en die een productieactiviteit uitoefent binnen het bedrijf voor aangepast werk;2° specifiek personeel: personeel dat belast is met het verschaffen van een minimumniveau van begeleiding aan productiewerknemers overeenkomstig de bepalingen van artikel 992, § 12 ;3° beroepsaanpassingscontract : het beroepsaanpassingscontract bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk V van titel IX van boek V van het tweede deel van dit Wetboek of elke daarop volgende beschikking;4° directeur : de natuurlijke persoon bezoldigd om die functie te vervullen en bevoegd om, krachtens een geschreven overdracht van bevoegdheden door de raad van bestuur of het besluitorgaan en onder zijn verantwoordelijkheid, het dagelijkse beheer van het bedrijf voor aangepast werk waar te nemen, hoe dan ook wat betreft : a) het personeelsbeheer;b) het financieel beheer;c) de toepassing van de geldende regelgevingen;d) de vertegenwoordiging van het bedrijf voor aangepast werk in zijn relaties met het Agentschap;5° maatschappelijk werker : de natuurlijke persoon die houder is van een diploma van maatschappelijk assistent;6° begeleidingsdienst: de begeleidingsdienst erkend door het Agentschap overeenkomstig artikel 283 van Deel II van het decreetgevend deel van het Wetboek;7° Valoriseerbare uren: betaalde uren van de werknemer, betaald door het bedrijf voor aangepast werk, die overeenkomen met de werkelijk gewerkte uren vermeerderd met de uren van gewaarborgd loon, "feestdagen", "kort verzuim" en "jaarlijkse vakantie";8° gemiddeld compensatiepercentage: het gemiddelde van de compensatiepercentages van de productiewerknemers in een bedrijf voor aangepast werk in het jaar N-1 ;9° valide werknemer: die geen enkele erkenning geniet die verband houdt met een handicap; 10° begeleider : een arbeider die toezicht houdt op de productiearbeiders overeenkomstig de functie-indeling bepaald in artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2001 van het Paritair Subcomité 327.03 betreffende de indeling van de functies en de barema's voor sommige personeelsleden.

In afwijking van het eerste lid, 5°, wordt met een maatschappelijk werker als bedoeld in het eerste lid, 5°, gelijkgesteld degene die voor de inwerkingtreding van dit besluit de functie van maatschappelijk werker bekleedde in een bedrijf voor aangepast werk, indien die persoon in het bezit is van het diploma van maatschappelijk werker, van gegradueerd maatschappelijk verpleger/verpleegster, of van een einddiploma of -getuigschrift van het universitair of niet-universitair hoger onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie, met uitzondering van het diploma van bibliothecaris-documentalist.

De persoon die in het bezit is van het diploma van maatschappelijk werker, van ergotherapeut, of van een einddiploma of -getuigschrift van het universitair of niet-universitair hoger onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering met volledig leerplan of voor sociale promotie, met uitzondering van het diploma van bibliothecaris-documentalist, wordt gelijkgesteld met de maatschappelijk werker bedoeld in het eerste lid, 5°, op voorwaarde dat het bedrijf voor aangepast werk reeds beschikt over ten minste één maatschappelijk werker die houder is van het diploma van maatschappelijk assistent en die voltijds werkt. ".[00e2][0080][0088]

Art. 4.In hetzelfde Wetboek wordt de onderafdeling 1 "Toelaatbaarheidsvoorwaarden" van afdeling 2 "Toelaatbaarheids- en erkenningsvoorwaarden" en met inbegrip van het huidige artikel 991/1, ingevoegd bij artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, vervangen door het volgende: "Onderafdeling 1 Voorafgaande en bijkomende toelatingsvoorwaarden A. Voorafgaande toelatingsvoorwaarden.

Art. 991/1.Naast de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 275 van het decreetgevend deel van het Wetboek, en onverminderd artikel 408, komt een persoon pas in aanmerking voor tewerkstelling in een bedrijf voor aangepast werk als zij in het bezit is van een van de volgende documenten: 1° een geldende beslissing van het Agentschap, van het "Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap", van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, van de "Service bruxellois francophone des personnes handicapées", van "Bruxelles-Formation" of de "Dienststelle für selbstbestimmtes Leben der Deutschsprachigen Gemeinschaft", waaruit blijkt dat er sprake is van een handicap ;2° een attest waaruit blijkt dat de persoon zijn schoolcursus hoogstens in het gespecialiseerde secundair onderwijs heeft beëindigd ;3° een geldende beslissing afgeleverd door de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid tot bevestiging van de handicap waardoor de persoon een inkomensvervangende uitkering of een inschakelingsuitkering kan verkrijgen ;4° een geldende beslissing afgeleverd door de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid tot bevestiging van de handicap waardoor de persoon verhoogde kinderbijslag kan verkrijgen ;5° een rechterlijke beslissing of een geldende beslissing afgeleverd door de verzekeringsmaatschappij, het Federaal Agentschap voor beroepsrisico's, Fedris, tot bevestiging van minstens twintig percent blijvende arbeidsongeschiktheid ;6° een geldende beslissing van het RIZIV tot toekenning van invaliditeitsuitkeringen ;7° een geldende beslissing van de "ONEM", het "Arbeitsamt" van de Duitstalige Gemeenschap of van Actiris waarbij een verminderde beroepsbekwaamheid erkend wordt. B. Bijkomende toelatingsvoorwaarden

Art. 991/2.Personen die voldoen aan een van de voorwaarden om in aanmerking te komen, bedoeld in artikel 991/1, eerste lid, en die voldoen aan ten minste een van de éénmalige criteria, bedoeld in 1°, of aan ten minste twee van de cumulatieve criteria, bedoeld in 2°, kunnen zich kandidaat stellen voor een baan in een bedrijf voor aangepast werk: 1° éénmalige criteria: a) buitengewoon onderwijs van vorm 2 gevolg hebben, zoals bepaald bij het decreet van 3 maart 2004 tot inrichting van het buitengewoon onderwijs;b) ouder zijn dan vijftig jaar;c) buitengewoon onderwijs van vorm 3 gevolg hebben, zoals bepaald bij het decreet van 2004 maart tot inrichting van het buitengewoon onderwijs zonder de kwalificatie te hebben behaald;d) minimaal negen punten hebben om in aanmerking te komen voor de integratietegemoetkoming;e) een inkomensvervangende tegemoetkoming voor onbepaalde duur ontvangen;f) een opvang- en vormingsafdeling in bedrijven voor aangepast werk hebben bijgewoond;g) in een bedrijf voor aangepast werk als gesubsidieerd productiewerknemer hebben gewerkt, in welke regio dan ook;h) van het Agentschap of een ander Belgisch fonds een gunstige beslissing hebben gekregen om in een bedrijf voor aangepast werk te werken;2° cumulatieve criteria: a) ouder zijn dan 45 jaar;b) een cumulatieve periode van inactiviteit hebben van drie jaar of meer in de laatste vijf jaar;c) geen hogere kwalificatie hebben dan het getuigschrift van basisonderwijs;d) een opleiding hebben gevolgd in een aangepast centrum voor opleiding en socioprofessionele inschakeling, na afloop waarvan het centrum tot de conclusie is gekomen dat de prognose voor de socioprofessionele inschakeling gunstig is, en geen werk hebben gevonden binnen een jaar na het einde van de postopleidingsperiode; e) in de afgelopen vijf jaar ten minste twee keer zijn uitgevallen in een gewone baan ondanks de toepassing van compenserende vergoedingen, aanpassingen van de werkplek of beroepsaanpassingscontracten.".

Art. 5.Artikel 992 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 992.§ 1. Naast de algemene erkenningsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 467 tot en met 471 voldoen de bedrijven voor aangepast werk aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in de paragrafen 2 tot 21. § 2. De bedrijven voor aangepast werk zijn hoofdzakelijk bestemd voor productiewerknemers. § 3 De bedrijven voor aangepast werk mogen niet meer dan dertig procent van de arbeidsgeschikte werknemers, met uitzondering van de werknemers die gedurende een ononderbroken periode van meer dan zes maanden ziek zijn, in dienst hebben in verhouding tot het aantal werknemers dat in dienst is op basis van een arbeidsovereenkomst of een beroepsaanpassingscontract.

In geval van tewerkstelling van valide interim-werknemers worden de uren die ze presteren omgezet in voltijds equivalent en in aanmerking genomen bij de bepaling van het percentage van 30 %. § 4 Bedrijven voor aangepast werk bieden : 1° aan productiewerknemers, een bezoldiging waarvan het uurloon niet lager mag zijn dan het uurloon dat voor hun beroepscategorie is vastgesteld door het paritair subcomité 327.03 ; 2° een valorisatie van hun vaardigheden, een voortgezette vorming, een aanpassing van de werkposten en een evolutieproces dat de bevordering van de productiewerknemer binnen het bedrijf voor aangepast werk of zijn integratie in de gewone werkomgeving mogelijk moet maken. Met inachtneming van de bepalingen betreffende de bescherming van het privé-leven, houden de bedrijven voor aangepast werk een register of een individueel dossier bij waarin de in punt 2° bedoelde activiteiten geëvalueerd worden; Dit dossier wordt voor elke productiewerknemer bijgehouden en wordt aan het Agentschap ter beschikking gesteld in het kader van de controle op de naleving van de erkenningsnormen. Dit dossier omvat de aanpassingen van de werkpost voor de productiewerknemer, het aantal en de aard van de door de werknemer gevolgde opleidingen, zijn loopbaanontwikkeling binnen het bedrijf voor aangepast werk en de maatregelen die zijn genomen om zijn uiteindelijke integratie in de gewone werkomgeving te bevorderen. Een jaarlijkse evaluatie wordt aan het dossier toegevoegd en het wordt bewaard voor de duur van de arbeidsovereenkomst van de productiewerknemer. § 5. Onverminderd de bepalingen gericht op de wederinschakeling in het arbeidsproces van werkzoekenden, nemen de bedrijven voor aangepast werk alle werknemers in dienst met een arbeidsovereenkomst die beheerst wordt door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Stagiairs moeten een stageovereenkomst of een beroepsaanpassingscontract hebben. § 6. De bedrijven voor aangepast werk die minstens 2 werknemers tewerkstellen, moeten ten minste 20 % van de leidinggevende functies voorbehouden aan door het Agentschap erkende gehandicapte personen.

Een productiewerknemer die gedurende ten minste vijf jaar in de het bedrijf voor aangepast werk productieactiviteiten heeft verricht en die wordt bevorderd tot een leidinggevende functie, telt dubbel voor de vaststelling van het in lid 1 bedoelde percentage van twintig procent. § 7. De bedrijven voor aangepast werk beschikken over toegankelijkheidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de handicap van de werknemers. § 8. Bedrijven voor aangepast werk worden beheerd door een vereniging zonder winstoogmerk, een coöperatieve vennootschap die als sociale onderneming is erkend, een stichting van openbaar nut, een particuliere stichting of een publiekrechtelijke rechtspersoon, en beschikken over technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie.

Hun administratief beheer is van dien aard dat zowel de uitvoering van hun taken als de controle daarop door het Agentschap mogelijk zijn.

De bedrijven voor aangepast werk beschikken over een constitutieve akte waarin melding wordt gemaakt van de persoon/personen die het bedrijf voor aangepast werk vertegenwoordigt (vertegenwoordigen) in andere handelingen dan die in verband met het dagelijkse beheer. § 1. Onverminderd de voorwaarden voor erkenning als sociale onderneming, mag de raad van bestuur of het beslissend orgaan de volgende personen niet omvatten: 1° personen van hetzelfde gezin, echtgenoten, wettelijke samenwonenden en bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, waarvan het aantal voor elk gezin hoger is dan een derde van het totaal aantal leden van het bestuurs- of beslissend orgaan;2° personen die deel uitmaken van het personeel van het bedrijf voor aangepast werk. De directeur van het bedrijf voor aangepast werk kan met raadgevende stem deelnemen aan elke vergadering van de raad van bestuur betreffende de organisatie van het centrum, behalve wat betreft de agendapunten waarover een belangenconflict bestaat. § 1. Indien de directeur, een bestuurder of een vennoot zakelijke betrekkingen onderhoudt met het bedrijf voor aangepast werk in zijn hoedanigheid van natuurlijke persoon of via een rechtspersoon waarvan hij de beheerder is, moet de directeur, de bestuurder of de vennoot het volgende bewijzen : 1° het behoud van de belangen van beide betrokken partijen;2° de realiteit van de aan het bedrijf voor aangepaste werk geleverde prestaties;3° de toegevoegde waarde van zijn prestaties voor het bedrijf voor aangepaste werk. Indien een bestuurder of een vennoot rechtstreeks of onrechtstreeks een strijdig belang van vermogensrechtelijke aard heeft bij een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van de Raad van Bestuur, moet hij dit meedelen aan de andere bestuurders vóór de Raad van Bestuur beraadslaagt.

De verklaring, samen met de redenen voor het strijdige belang van de betrokken bestuurder of vennoot, wordt opgenomen in de notulen van de raad van bestuur die de beslissing neemt.

Wanneer het bedrijf voor aangepast werk een of meer commissarissen heeft aangewezen, stelt de in lid 2 bedoelde directeur, bestuurder of vennoot hen van dit tegenstrijdig belang in kennis.

Met het oog op publicatie in het jaarverslag of, indien er geen verslag is, in een document dat samen met de jaarrekening moet worden neergelegd, beschrijft de raad van bestuur in de notulen : 1° de aard van de beslissing of de verrichting bedoeld in paragraaf 2 ;2° de rechtvaardiging van de genomen beslissing;3° de vermogensrechtelijke gevolgen voor het bedrijf voor aangepast werk Het beheersverslag bevat de volledige notulen waarnaar wordt verwezen. § 11 Het bedrijf voor aangepast werk wordt geleid door een directeur, 1° hetzij houder van een universitair diploma of van een diploma van het niet-universitaire hoger niveau;2° hetzij geslaagd voor een examen van niveau 1 of 2+ in het openbaar ambt. Bij zijn aanwerving verstrekt de directeur een kopie van zijn diploma.

In bedrijven voor aangepast werk die voor minder dan 91.000 punten zijn erkend, wordt de directeur ten minste halftijds in dienst genomen.

In bedrijven voor aangepast werk die voor 91.000 of meer punten zijn erkend, wordt de directeur voltijds in dienst genomen. § 12. Het bedrijf voor aangepast werk zorgt voor een minimale begeleiding van de in artikel 991/2 bedoelde productiewerknemers, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 1° ten minste één maatschappelijk werker tewerkstellen voor elke begonnen schijf van 182.000 punten; 2° ten minste één begeleider tewerkstellen voor elke begonnen schijf van 27.000 punten;

De maatschappelijk werker is werkzaam in : 1° het begeleiden van productiewerknemers;2° hen op te leiden voor de hun opgedragen taken;en, 3° de nodige diensten verlenen voor de inschakeling van de productiewerknemer in de onderneming met betrekking tot zijn handicap, met inbegrip van de contacten tussen de productiewerknemer, zijn familie of de betrokken sociale diensten en het bedrijf voor aangepast werk. De maatschappelijk werker wordt betrokken bij de beoordeling van de beroepsbekwaamheid van de productiewerknemer als bedoeld in artikel 1010.

De functie van maatschappelijk werker is onverenigbaar met de functies van directeur en begeleider als bedoeld in § 11 en § 1, 2°, respectievelijk, en met de functie van human resources manager. . § 1. Het bedrijf voor aangepast werk maakt voor het personeel bedoeld in § 12 en het personeel bedoeld in artikel 1043 een plan voor voortgezette opleiding op dat minimum twee jaar duurt.

Het plan voor voortgezette opleiding is erop gericht de vaardigheden van het specifieke personeel en van het personeel dat de gehandicapten begeleidt in de afdeling opvang en opleiding, op peil te houden: 1° wat betreft de veranderende behoeften van het bedrijf voor aangepast werk;2° wat betreft de kennis van de gehandicapte persoon en zijn sociale begeleiding. Elk specifiek personeelslid bedoeld in § 12 en personeel bedoeld in artikel 1043 moet over de duur van het vormingsplan gemiddeld minstens vier dagen deelnemen aan voortgezette vormingsactiviteiten.

Met uitzondering van de opleidingen georganiseerd door het Agentschap, wordt het programma van die dagen uiterlijk één jaar vóór de organisatie ervan ter goedkeuring voorgelegd aan het Agentschap. § 14. Het bedrijf voor aangepast werk moet voldoen aan alle wettelijke en reglementaire verplichtingen waaraan zij is onderworpen en moet een document overleggen dat minder dan een jaar geleden is afgegeven door de gewestelijke brandweerdienst en waarin wordt verklaard dat de gebouwen en installaties voldoen aan de veiligheidsnormen of, indien dit niet het geval is, toestemming geven voor de voortzetting van de activiteiten. § 15. Het bedrijf voor aangepaste werk voert een boekhouding overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van economisch recht en presenteert de rekeningen op basis van het genormaliseerd minimum rekeningenstelsel dat van toepassing is op bedrijven voor aangepast werk volgens het door het Agentschap meegedeelde model. § 16. Het bedrijf voor aangepast werk opent een afzonderlijke rekening bij een in België gevestigde bankinstelling, specifiek voor de betaling van de subsidies van het Agentschap. Deze rekening wordt gedebiteerd voor het bedrag van de door de subsidies van het Agentschap gedekte betalingen. De renteopbrengsten van deze rekening vormen ontvangsten die van de in artikel 1021 bedoelde subsidie kunnen worden afgetrokken. § 17. Het bedrijf voor aangepast werk onderwerpt zich aan de controle van het Agentschap.

Het bedrijf verschaft het Agentschap alle bewijsstukken die het nodig heeft om zijn toezicht uit te oefenen, met name : 1° de jaarrekeningen, zoals bepaald door het Agentschap, samen met het verslag van een bedrijfsrevisor;2° een beheersplan in geval van een exploitatieverlies en een reconversieplan in verlieslatende sectoren in geval van twee opeenvolgende exploitatieverliezen;3° een sociaal verslag naar het door het Agentschap opgemaakte model. § 18. Het bedrijf voor aangepast werkt vermeldt het erkenningsnummer op alle akten en documenten die uitgaan van het bedrijf voor aangepast werk. De erkenning moet eveneens zichtbaar aangeplakt worden, zowel binnen als buiten het bedrijf. § 19. Het bedrijf voor aangepast werk gaat een partnerschapsovereenkomst aan met minstens twee begeleidingsdiensten. § 20. Het bedrijf voor aangepast werkt bevordert de oprichting van een netwerk tot samenwerking met de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs die sociaal-professionele inschakeling mogelijk maken voor leerlingen die het onderwijs voor sociaal-professionele aanpassing gevolgd hebben.".

Art. 6.In hetzelfde Wetboek wordt afdeling 3 "Subsidiëring", bestaande uit de artikelen 993 tot 1037, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 15 mei 2014, 12 juni 2014 en 19 oktober 2017, vervangen door wat volgt: "Afdeling 3 - Subsidiëring Onderafdeling 1 - Algemene verleningsvoorwaarden

Art. 993.De steun verleend overeenkomstig deze afdeling wordt toegekend overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk I en de artikelen 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Art. 994 Het voordeel van de krachtens deze afdeling toegekende financiering strekt zich niet uit tot ondernemingen in moeilijkheden indien zij steun ontvangen aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in artikel 1, lid 4, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Art. 995.De toelagen bedoeld in deze afdeling worden slechts verleend als het bedrijf voor aangepast werk : 1° aan de in artikel 992 bedoelde erkenningsvoorwaarden voldoet;2° de jaarrekeningen uiterlijk 30 juni van het jaar na het boekjaar aan het Agentschap overmaakt, samen met een verslag van de bedrijfsrevisor waarbij de rekeningen worden gecertificeerd en eventueel gerectificeerd;3° de diensten van het Agentschap in staat stelt ter plaatse na te gaan of zijn verklaringen reëel zijn en waarvoor het de toegekende toelagen bestemt, en te dien einde alle registers, boeken, standen, boekhoudstukken, briefwisseling en andere nuttige stukken ter inzage legt.4° binnen zeven dagen na de indiensttreding van de productiewerknemer het Agentschap een kennisgeving van toetreding tot het bedrijf voor aangepast werk toezendt, zodat de subsidies kunnen worden berekend. Deze aankondiging van binnenkomst bevat de volgende gegevens: naam, voornaam, geslacht, hoofdverblijfplaats, erkenningsnummer van het Agentschap, aard van de opdracht waarvoor de persoon is aangeworven en de datum waarop de opdracht effectief is ingegaan; 5° een vestiging of filiaal heeft op het grondgebied van het Franse taalgebied ;6° niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een nog lopend bevel tot terugvordering in een eerdere beslissing van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, met uitzondering van steunregelingen die bestemd zijn tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen;7° niet het voorwerp heeft uitgemaakt van nog lopend bevel tot terugvordering van ad-hocsteun in de zin van artikel 1, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr.651/2014.

Art. 996.Het bedrijf voor aangepaste werk beschikt over een termijn van 30 dagen om de op grond van deze afdeling toegekende steun te betwisten door elk middel dat een vaste datum verleent aan de ontvangst ervan.

Art. 997.De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op de bij beroepsaanpassingscontract in dienst genomen gehandicapte personen.

Onderafdeling 2 - Puntendoelstelling A. Algemene bepalingen

Art. 998.De Minister geeft het bedrijf voor aangepast werk een puntendoelstelling om te bereiken.

Om het reeds bestaande bedrijf voor aangepast werk op 1 januari 2021 de garantie van de vorige middelen te geven, worden de puntendoelstellingen vastgesteld op basis van de financiële middelen die door het Agentschap aan elk bedrijf voor aangepast werk worden toegekend en het aantal door zijn productiewerknemers gewerkte uren gedurende het jaar 2019.

De puntendoelstellingen die vanaf 1 januari 2021 en voor de eerste periode van drie jaar gelden, staan in bijlage 95/1.

Art. 999.Voor de erkenning van nieuwe bedrijven voor aangepast werk na 1 januari 2021 stelt de minister de puntendoelstelling vast overeenkomstig de aanvullende begrotingskredieten die hiervoor worden uitgetrokken.

Art. 1000.Het punt komt overeen met één valoriseerbaar uur voor een productiewerknemer en is afhankelijk van zijn of haar beroepsbekwaamheid, beoordeeld overeenkomstig de artikelen 1010 tot en met 1014.

De punten die niet zijn toegekend na afloop van een waarnemingsperiode, worden toegekend in de loop van de volgende waarnemingsperiode overeenkomstig de bepalingen bedoeld in de artikelen 1007 tot 1009.

B. Waarneming van het aantal gepresteerde punten

Art. 1001.Het bereiken van de puntendoelstelling wordt waargenomen over een periode van drie volle kalenderjaren, met name de waarnemingsperiode N.

Art. 1001/1.In afwijking van artikel 1001 wordt de verificatie van het gebruik van de punten die zijn toegekend na de beëindiging van de activiteiten van een bedrijf voor aangepast werk, uitgevoerd aan het einde van de lopende waarnemingsperiode N. Indien dit geen volledig kalenderjaar omvat, wordt de lopende waarnemingsperiode N voor deze extra punten verlengd met de waarnemingsperiode N+1.

Art. 1002.Het bedrijf voor aangepast werk zendt het Agentschap, op basis van het door het Agentschap verstrekte model, uiterlijk op 31 maart volgend op het begrotingsjaar de in artikel 991 7° bedoelde jaarlijkse opgave van de valoriseerbare uren toe. Aan de hand van deze jaarlijkse verklaring kan het Agentschap jaarlijks nagaan of de aan het bedrijf voor aangepast werk toegekende puntendoelstelling zijn gehaald. Deze jaaropgave bevat naam, voornaam, functie van de productiewerknemer, zijn betaalde en werkelijk gewerkte uren, zijn uren met gewaarborgd loon, zijn "feestdagen", "kort verzuim" en "jaarlijkse vakantie".

Art. 1003.Aan het einde van de waarnemingsperiode N berekent het Agentschap het aantal punten dat door de bedrijf voor aangepast werk is gebruikt en stelt het het bedrijf voor aangepast werk daarvan in kennis.

Art. 1004.Indien aan het einde van de waarnemingsperiode N het gemiddelde van de cumulatieve punten van het bedrijf voor aangepast werk minder dan 90% van de toegewezen puntendoelstelling bedraagt, wordt zijn puntendoelstelling voor de volgende waarnemingsperiode verhoudingsgewijs verminderd.

C. Valorisatie van de punten

Art. 1005.De valorisatie van de waargenomen punten wordt bepaald door de valoriseerbare uren van de productiewerknemers te vermenigvuldigen met de waarde van één uur.

Art. 1006.De waarde van een uur dat overeenkomt met een valoriseerbaar uur wordt als volgt bepaald:

Compensatiepercentage voor de handicap van de werknemer Bedoeld in de artikelen 1010 tot 1014

Waarde van een uur

45%

0,75

57,5%

1

67,5%

1,25

75%

1,50


D. Verdeling van de niet gebruikte punten

Art. 1007.Aan het einde van elke waarnemingsperiode N verdeelt de Minister voor de volgende waarnemingsperiode (N+1) de ongebruikte punten opnieuw.

Niet-gebruikte punten worden toegekend aan de bedrijven voor aangepast werk die een overschot aan punten hebben voor de waarnemingsperiode N.

Art. 1007/1.In afwijking van artikel 1007 worden in geval van beëindiging van de werkzaamheden van een bedrijf voor aangepast werk de punten van dat bedrijf voor aangepast werk bij voorrang toegewezen aan de bedrijven voor aangepast werk die de productiewerknemers van het stilgelegde bedrijf voor aangepast werk in dienst nemen.

Deze punten worden toegekend in verhouding tot het aantal in dienst genomen productiewerknemers.

Aan het einde van de waarnemingsperiode N worden deze extra punten in afwijking van artikel 1004 verworven voor de waarnemingsperiode N+1, op voorwaarde dat de werknemer die recht heeft gegeven op de toekenning van deze extra punten, gedurende ten minste één jaar in dienst is gebleven en dat het gebruik van al deze extra punten gerechtvaardigd is.

Art. 1008.Voor het bedrijf voor aangepast werk dat minder dan vijftig productiewerknemers in dienst heeft of productiewerknemers waarvan het gemiddelde vergoedingspercentage hoger is dan het waargenomen sectorgemiddelde gedurende dezelfde periode, wordt het aantal waargenomen en voor de waarnemingsperiode N opgetelde overschrijdingspunten vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,25.

Het aantal punten dat wordt toegekend als gevolg van de in artikel 1007 bedoelde verdeling, mag echter niet groter zijn dan het aantal overtollige punten van het bedrijf voor aangepast werk.

Art. 1009.De verdeling van de ongebruikte punten aan het einde van de waarnemingsperiode N geschiedt naar rato van het aantal overtollige punten van elk bedrijf voor aangepast werk voor de waarnemingsperiode N. Het resultaat van de verdeling wordt afgerond.

Onderafdeling 3 - De beroepsbekwaamheid van de productiewerknemer

Art. 1010.De beoordeling van de beroepsbekwaamheid heeft ten doel het bedrag van de door het Agentschap aan een productiewerknemer toegekende vergoeding te bepalen overeenkomstig de in bijlage 95 vastgestelde regels. Dit compensatiepercentage is het percentage van de tussenkomst van het Agentschap in de loonkosten van de productiewerknemers.

Een voorstel voor de beoordeling van de beroepsbekwaamheid van de productiewerknemer wordt door het bedrijf voor aangepast werk afgegeven op basis van het beoordelingsschema in bijlage 95.

De beoordeling wordt niet eerder dan twee maanden en niet later dan drie maanden na de indienstneming van de productiewerknemer aan het Agentschap toegezonden.

Ten vroegste drie maanden nadat de productiewerknemer in dienst is genomen, onderzoekt het Agentschap het voorstel dat door het bedrijf voor aangepaste werk is ingediend.

Het Agentschap valideert het voorstel of stelt, in geval van onenigheid, het compensatiepercentage vast na overleg met het bedrijf.

Het Agentschap deelt zijn beslissing mee aan het bedrijf voor aangepast werk en de productiewerknemer.

Alleen het personeel van het bedrijf voor aangepast werk dat met deze beoordeling is belast en het personeel van het Agentschap dat tot taak heeft deel te nemen aan de beoordeling van de beroepsbekwaamheid van productiewerknemers, hebben toegang tot deze beoordeling.

De beoordeling van de beroepsbekwaamheid wordt toegezonden aan de betrokken productiewerknemer. De productiewerknemer kan vragen om eventuele relevante opmerkingen over de beoordeling in de kantlijn te noteren.

Art. 1011.§ 1. Indien de door het bedrijf voor aangepast werk beoordeelde beroepsbekwaamheid van de productiewerknemer resulteert in een compensatiepercentage van 67,5%, stelt het bedrijf voor aangepast werk een verantwoordingsverslag op aan de hand van het door het Agentschap opgestelde model en zendt het dit samen met de in artikel 1010 bedoelde beoordeling aan het Agentschap. § 2. Wanneer de door het bedrijf voor aangepast werk beoordeelde beroepsbekwaamheid van de productiewerknemer resulteert in een compensatiepercentage van 75%, zendt het bedrijf voor aangepast werk het Agentschap naast het in § 1 bedoelde verantwoordingsverslag en de in artikel 1010 bedoelde beoordeling, een verslag toe waarin de genomen specifieke ondersteunende maatregelen worden vermeld.

Art. 1012.§ 1. Het compensatiepercentage voor een productiewerknemer die op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of een vervangingscontract voor een periode van drie maanden of minder is aangesteld en van wie de beroepsbekwaamheid niet kon worden beoordeeld en gevalideerd, is beperkt tot 57,5%. § 1. Het Agentschap kan besluiten hetzelfde gevalideerde compensatiepercentage voor een productiewerknemer te handhaven wanneer deze na een onderbreking van ten hoogste negen maanden terugkeert naar een identieke functie in hetzelfde bedrijf voor aangepast werk.

Art. 1013.Met het oog op het aan het werk houden van oudere werknemers wordt een productiewerknemer die aan een van de volgende voorwaarden voldoet: 1° beschikken over een anciënniteit van minstens 10 jaar binnen het bedrijf voor aangepast werk en een compensatiepercentage van 67,5% rechtvaardigen;. 1° beschikken over een anciënniteit van minstens 15 jaar binnen het bedrijf voor aangepast werk en een compensatiepercentage van 57,5% of meer rechtvaardigen;3° beschikken over een anciënniteit van minstens 25 jaar binnen het bedrijf voor aangepast werk. ontvangt het compensatiepercentage dat het eerstvolgende hoger is dan het percentage dat hem op basis van de in bijlage 95 bedoelde evaluatieschaal wordt toegekend.

Art. 1014.De beroepsbekwaamheid van de productiewerknemer wordt ten minste om de zes jaar of op ieder moment op verzoek van het bedrijf voor aangepast werk opnieuw beoordeeld door het Agentschap.

Onderafdeling 4 - Subsidiecategorieën A. Algemene bepalingen

Art. 1015.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten worden aan de bedrijven voor aangepast werk de volgende subsidies toegekend: 1° een subsidie ter compensatie van de handicap van de productiewerknemers, op voorwaarde dat, wanneer de aanwerving niet leidt tot een nettotoename, in vergelijking met het gemiddelde van de 12 voorafgaande maanden, van het aantal werknemers van de betrokken onderneming, de vacature(s) is ontstaan ten gevolge van ontslag op initiatief van de werknemer, arbeidsongeschiktheid, ouderdomspensionering, vermindering van de werktijd op initiatief van de werknemer of gewettigd ontslag om dringende redenen, en niet ten gevolge van afvloeiingen ;2° een subsidie ter dekking van de specifieke kosten van de begeleiding van de productiewerknemers. B) Subsidie ter compensatie van de handicap van productiewerknemers

Art. 1016.De subsidie ter compensatie van arbeidsongeschiktheid is bestemd ter dekking van de loonkosten van productiewerknemers die beschikken over een geldige overeenkomst tot tewerkstelling in een bedrijf voor aangepast werk, die door het Agentschap is afgegeven overeenkomstig de artikelen 991/1 en 991/2.

Art. 1017.Het bedrag van de in artikel 1016 bedoelde subsidie wordt verkregen door de puntdoelstelling van een bedrijf voor aangepast werk, zoals dat voor elke bedrijf voor aangepast werk in bijlage 95/1 is vastgesteld, te vermenigvuldigen met de waarde van het in artikel 1018 omschreven punt.

Art. 1018.De waarde van het in artikel 1017 bedoelde punt wordt vastgesteld op 9,4560 euro.

Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en gekoppeld aan de spilindex 107,20 (basis 2013) op 1 april 2020.

Art. 1019.De in artikel 1016 bedoelde subsidie wordt tijdens het toekenningsjaar maandelijks als voorschot uitgekeerd.

De maandelijkse afbetalingen worden automatisch door het Agentschap aangepast tijdens de tweede maand na de overschrijding van de basisindex die als referentie dient voor de indexering van de lonen van de ambtenaren.

Art. 1020.Het bedrijf voor aangepast werk dat de in artikel 1016 bedoelde subsidie ontvangt, zendt het Agentschap jaarlijks uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar een dossier toe waarin het gebruik van de subsidie wordt verantwoord.

Dit dossier bestaat uit de volgende documenten: 1° een samenvattende tabel volgens het door het Agentschap opgestelde model met alle loonkosten per productiewerknemer en alle werkgelegenheidssteun en tussenkomsten van de overheid ontvangen voor de overeenkomstige werknemers;2° kopieën van de individuele rekeningen van de productiewerknemers. Een individuele rekening is een gegevensblad dat voor elke werknemer de volgende informatie bevat: naam, voornaam, adres, geboortedatum, burgerlijke staat en gezinslasten, status binnen het bedrijf voor aangepast werk, gewerkte en betaalde uren, en bezoldiging. Deze gegevens zijn van essentieel belang voor de berekening van de in aanmerking komende subsidie per productiearbeider. Zij worden bewaard overeenkomstig artikel 1026/4.

C) Een subsidie ter dekking van de specifieke kosten van de begeleiding van de productiewerknemers.

Art. 1021.De subsidie ter dekking van de specifieke kosten van de begeleiding van productiewerknemers dekt de uitgaven van het bedrijf voor aangepast werk om een geschikt kader en een geschikte werkomgeving voor productiewerknemers te garanderen.

Art. 1022.Het bedrag van de in artikel 1021 bedoelde subsidie wordt verkregen door de puntdoelstelling van een bedrijf voor aangepast werk, zoals dat voor elke bedrijf voor aangepast werk in bijlage 95/1 is vastgesteld, te vermenigvuldigen met de waarde van het in artikel 1023 omschreven punt.

Art. 1023.De waarde van het punt voor de subsidie als bedoeld in artikel 1021 wordt vastgesteld op 1,8204 euro.

Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en gekoppeld aan de spilindex 107,20 (basis 2013) op 1 april 2020.

Art. 1024.De in artikel 1021 bedoelde subsidie wordt tijdens het toekenningsjaar maandelijks als voorschot uitgekeerd.

De maandelijkse afbetalingen worden automatisch door het Agentschap aangepast tijdens de tweede maand na de overschrijding van de basisindex die als referentie dient voor de indexering van de lonen van de ambtenaren.

Art. 1025.Het bedrijf voor aangepast werk dat de in artikel 1021 bedoelde subsidie ontvangt, legt op verzoek van het Agentschap alle bewijsstukken over die nodig zijn voor de controle op het gebruik van de subsidie.

D) Controle en terugvorderingen

Art. 1026.Aan het einde van elk jaar verricht het agentschap een controle van het gebruik van de in de artikelen 1016 en 1021 bedoelde subsidies.

Art. 1026/1.Het Agentschap gaat na of de subsidiabele kosten worden gestaafd door duidelijke, specifieke en actuele bewijsstukken.

Art. 1026/2.Het Agentschap gaat met name na of de subsidies de volgende bedragen niet overschrijden: 1° wat de subsidies ter compensatie van de handicap van productiewerknemers betreft: 10 miljoen per bedrijf per jaar;2° met betrekking tot de cumulatie van subsidies ter compensatie van de meerkosten die specifiek verbonden zijn aan de begeleiding van productiewerknemers en subsidies ter compensatie van de meerkosten die specifiek verbonden zijn aan de begeleiding van gehandicapten in de opvang- en vormingsafdeling: 10 miljoen per bedrijf per jaar;

Art. 1026/3.Wat de compensatie wegens handicap van productiewerknemers betreft, mag het gecumuleerde bedrag dat overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3 en andere gewestelijke, communautaire en federale bepalingen aan het bedrijf voor aangepast werk wordt toegekend, per productiewerknemer niet meer bedragen dan 75 % van de in aanmerking komende loonkosten als bedoeld in bijlage 95/2.

Bij wijze van uitzondering kan de compensatie van de handicap voor productiewerknemers worden gecumuleerd met andere steun die is vrijgesteld op grond van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun met de interne markt verenigbaar worden verklaard, en aldus de drempel van 75% van de loonkosten overschrijden, mits deze cumulatie niet leidt tot een steunintensiteit van meer dan 100% van de loonkosten gedurende een periode waarin de betrokken werknemers in dienst zijn.

Wat betreft de compensatie van kosten die specifiek verband houden met de begeleiding van productiewerknemers, mag de som van de bedragen die uit hoofde van de bepalingen van afdeling 3 en andere gewestelijke, communautaire en federale bepalingen aan het bedrijf voor aangepast werk worden toegekend, niet meer bedragen dan honderd procent van de in bijlage 95/3 bedoelde in aanmerking komende kosten.

Steun voor identificeerbare in aanmerking komende kosten die is vrijgesteld op grond van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun verenigbaar met de interne markt worden verklaard, mag worden gecumuleerd met elke andere staatssteun, mits deze betrekking heeft op verschillende identificeerbare in aanmerking komende kosten.

Art. 1026/4.Het Agentschap bewaart de informatie en bewijsstukken die nodig zijn om vast te stellen of aan deze reglementering is voldaan.

Deze informatie wordt gedurende tien jaar na de laatste toegekende subsidie bewaard en kan aan de Europese Commissie worden meegedeeld.

Art. 1027.§ 1. Ter motivering van de in artikel 1016 bedoelde subsidie aanvaardt het Agentschap de loonkosten van de in bijlage 95/2 bedoelde productiewerknemers. § 2. Het totaalbedrag van de in aanmerking komende loonkosten voor het boekjaar voor elke productiewerknemer wordt vermenigvuldigd met het vergoedingspercentage voor de handicap van de werknemer, vastgesteld volgens zijn of haar beroepsbekwaamheid overeenkomstig de artikelen 1010 tot en met 1014.

Art. 1028.Ter motivering van de in artikel 1021 bedoelde subsidie aanvaardt het Agentschap de in bijlage 95/3 bedoelde kosten.

Art. 1029.Aan het einde van elke periode van drie jaar vordert het Agentschap, in voorkomend geval, het deel van de subsidies terug dat niet is gebruikt voor in aanmerking kosten, zoals omschreven in de artikelen 1027 en 1028, of dat de drempels van de artikelen 1026/2 en 1026/3 overschrijdt.

E) Verandering van door het Agentschap gesubsidieerde goederen

Art. 1030.§ 1. Het bedrijf voor aangepast werk mag zonder voorafgaande vergunning van het Agentschap niet overgaan tot de verandering van bestemming noch de bestemming van de gesubsidieerde goederen wijzigen. Zoniet moet het bedrijf het totaalbedrag van de gekregen subsidie terugbetalen. § 2. In geval van toegelaten verandering van bestemming of wijziging van bestemming van een gesubsidieerd goed moet het bedrijf voor aangepast werk het niet-afgeloste gedeelte van de subsidie of, bij verkoop, het percentage van de verkoopprijs overeenstemmend met het percentage waarop het goed is gesubsidieerd met maximum de gekregen subsidie en minimum het niet-afgeloste gedeelte ervan aan het Agentschap terugbetalen. § 3. Het bedrijf voor aangepast werk moet niet tot de in § 2 bedoelde terugbetaling overgaan, als het overeenstemmende bedrag opnieuw zal dienen voor de financiering van een vervangingsinvestering of een investering die kadert in een herstel. § 4. Bij een vereffeningsprocedure voor een bedrijf voor aangepast werk mag het Agentschap de overheveling machtigen van het gehele of gedeeltelijke bedrag van de terugbetaling waarvan sprake in § 2 aan het bedrijf voor aangepast werk dat een deel van de of alle activiteiten van het bedrijf voor aangepast werk in vereffening overneemt, voor zover het bedrijf voor aangepast werk zich ertoe verbindt dat bedrag toe te rekenen op de financiering van de investeringen die vereist zijn voor de heropstarting van de activiteiten.

Die overheveling gebeurt met inachtneming van de wettelijke procedures inzake vereffening en de juridische aard van de bedrijven voor aangepast werk.".

Art. 7.In hetzelfde wetboek wordt onderafdeling 1 "Algemene bepaling" van afdeling 4 "Opvang- en vormingsafdelingen" en met inbegrip van het huidige artikel 1038, gewijzigd bij artikel 11 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, vervangen door wat volgt: Onderafdeling 1 - Algemene bepalingen

Art. 1038.De steun verleend overeenkomstig deze afdeling wordt toegekend overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk I en de artikelen 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Art. 1038/1.Binnen de bedrijven voor aangepast werk kan een opvang- en vormingsafdeling opgericht worden voor personen die wegens hun handicap een aanpassingsperiode nodig hebben om hun beroepsvaardigheden te verbeteren, hoewel ze de vereiste lichamelijke, geestelijke en beroepsbekwaamheden hebben.

Die personen voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° hetzij buitengewoon onderwijs van vorm 2 gevolg hebben, zoals bepaald bij het decreet van 3 maart 2004 tot inrichting van het buitengewoon onderwijs;2° hetzij een gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 gevolgd hebben zoals bedoeld in het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, zonder de kwalificatie te hebben behaald en het bewijs overleggen van een ononderbroken inactiviteitsperiode van meer dan één jaar bij de ondertekening van het beroepsaanpassingscontract ;3° hetzij zes maanden vóór de datum van de ondertekening van het beroepsaanpassingscontract een opvangdienst of tehuis hebben bezocht die door de Minister op basis van de titels XI en XII is erkend.».

Art. 7.Artikel 1042°, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Wanneer een onderneming die aangepast werk verricht, een opvang- en vormingsafdeling wenst op te richten of haar capaciteit wenst uit te breiden, dient zij daartoe een aanvraag in bij het Agentschap. Het Agentschap stelt de procedures voor de gunning van beroepsaanpassingcontracten vast. Het aantal gehandicapte personen dat in het kader van een beroepsaanpassingscontract in dienst wordt genomen, mag evenwel niet meer bedragen dan tien procent van het aantal productiewerknemers bedoeld in artikel 991, 1°. ".

Art. 8.Artikel 1044 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 1044.§ 1. De ergotherapeut die belast is met de begeleiding van gehandicapte personen in de opvang- en vormingsafdeling, is in het bezit van een bachelordiploma ergotherapie of een gelijkwaardig diploma volgens de reglementering die van kracht is in de Federatie Wallonië-Brussel op het ogenblik dat het diploma wordt behaald. § 2. De instructeur die de begeleiding van de gehandicapte personen in de opvang- en vormingsafdeling waarneemt, moet het bewijs kunnen leveren van : 1° hetzij houder zijn van een eindestudiediploma of -getuigschrift van het al dan niet universitair hoger onderwijs, met educatieve, sociale, pedagogische of psychologische oriëntatie; 2° hetzij het bewijs leveren van minstens vijf jaar dienstanciënniteit in een educatieve, sociale, pedagogische, psychologische of paramedische functie.".

Art. 9.In artikel 1045 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "hij heeft o.a. als opdracht" vervangen door de woorden "het personeelslid dat belast is met de begeleiding van personen met een handicap in de opvang- en vormingsafdeling heeft als opdracht"; 2° in paragraaf 2 wordt "1008, § 2" vervangen door "992, § 13, derde lid".

Art. 10.Artikel 1046 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 1046.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten en op basis van het in artikel 1043 bedoelde kader betaalt het Agentschap een maandelijks voorschot dat overeenkomt met het aantal voorziene voltijdequivalenten vermenigvuldigd met het in artikel 1046/2 bedoelde maximum van de jaarlijkse bezoldiging.

Art. 11.In hetzelfde Wetboek worden de artikelen 1046/1 à 1046/4, luidend als volgt, ingevoegd: "

Art. 1046/1.Het bedrijf voor aangepast werk dat de in artikel 1046 bedoelde subsidie ontvangt, zendt het Agentschap jaarlijks uiterlijk drie maanden na het einde van het boekjaar een dossier toe waarin het gebruik van deze subsidie wordt verantwoord.

Het dossier bevat: 1° een samenvattende tabel, volgens het door het Agentschap opgestelde model, met alle in aanmerking komende loonkosten per lid van het leidinggevend personeel bedoeld in artikel 1043 en alle werkgelegenheidssteun en bijstand van andere overheden ontvangen voor elk lid van het leidinggevend personeel bedoeld in artikel 1043;2° afschriften van de individuele rekeningen van de leden van het leidinggevend personeel bedoeld in artikel 1043.

Art. 1046/2.De tegemoetkoming voor de in artikel 1043 bedoelde personeelsleden wordt vastgesteld op honderd procent van de in bijlage 95/4 bedoelde loonkosten.

De tegemoetkoming van het Agentschap kan worden verleend voor voltijds begeleidingspersoneel tijdens de maand vóór de opening van een opvang- en vormingsafdeling.

Art. 1046/3.Het Agentschap vordert elk jaar het ongebruikte deel van de in de artikelen 1046 tot en met 1046/2 bedoelde subsidies terug.

Art. 12.In boek V, titel IX, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek wordt afdeling 5 met de artikelen 1047 tot en met 1051 opgeheven.

Art. 13.Artikel 1053 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 1053.De bedrijven voor aangepast werk worden door het Agentschap gemachtigd om aannemingsovereenkomsten aan te gaan onder de volgende voorwaarden : 1° de gecreëerde arbeidsplaatsen zijn geen vervangingsbanen voor ontslagen in de externe onderneming;2° de productiewerknemers blijven aan het bedrijf voor aangepast werk gebonden bij een arbeidsovereenkomst;3° de productiewerknemers die met een aannemingsovereenkomst worden tewerkgesteld, hebben voordien minstens één maand in het bedrijf voor aangepast werk zelf gewerkt;4° in afwijking van 3° is, in geval van nood aan vervanging of nood aan specifieke bekwaamheden, de aanwerving in een aannemingscontract van een personeelslid dat nog geen maand in de onderneming heeft gewerkt, mogelijk indien het bedrijf voor aangepast werk zich ertoe verbindt te zorgen voor een specifieke begeleiding;5° wanneer een bedrijf voor aangepast werk een stageovereenkomst sluit met een stagiair die gebonden is door een overeenkomst met een door het Agentschap erkend centrum voor socioprofessionele inschakeling, mag de stage niet worden gelopen in een onderneming waarmee de bedrijf voor aangepast werk een aannemingsovereenkomst heeft gesloten;6° het specifiek toezicht bedoeld in 4° kan bestaan uit een verhoogde aanwezigheid van de begeleider, of uit een interne opleiding;7° zonder uit te sluiten dat algemene instructies nageleefd moeten worden en dat controle gevoerd wordt op de uitvoering van de vervulde taken ten einde de kwaliteit van het werk te coördineren en te waarborgen, mag er geen ondergeschiktheidsband bestaan tussen het externe bedrijf en het personeel van het bedrijf voor aangepast werk ;8° de productiewerknemers worden verder betaald door het bedrijf voor aangepast werk;9° het bedrijf voor aangepast werk sluit al naar gelang de risico's een verzekering tegen arbeidsongevallen en ongevallen op de weg naar en van het werk;10° het bedrijf voor aangepast werk geeft het Agentschap kennis van de naam van de verzekeraar alsook van de prijs gefactureerd aan het externe bedrijf ; 11° de onder 10° aangerekende prijs laat de financiering toe van de bezoldiging van de werknemer tegen het minimumuurloon van de eerste beroepscategorie, vastgesteld door het paritair subcomité 327.03, vermeerderd met de werkgeversbijdragen; 12° het bedrijf voor aangepast werk geeft de vakbondsafvaardiging kennis van elke aannemingsovereenkomst die gesloten wordt, van de lijst van de bij de overeenkomst betrokken werknemers, van de wijze waarop de begeleiding van die werknemers georganiseerd wordt en van de argumentering waaruit blijkt dat het werk voldoet aan het profiel van de werknemers ;13° de toelating door het externe bedrijf van elke inspectie van het Agentschap in de lokalen voor de uitvoering van de werkzaamheden waarin de aannemingsovereenkomst voorziet. 14° de toezending van een bijlage waarin de externe onderneming wordt geïnformeerd over de werkgelegenheidssteun waarop zij een beroep kan doen bij de aanwerving van een gehandicapte werknemer, en waarvan het model door het Agentschap wordt bepaald.".

Art. 14.In artikel 1054 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, worden in punt 6° de woorden "bedoeld in artikel 1004, paragraaf 1, 3° " vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 992, § 12".

Art. 15.Artikel 1055 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, wordt vervangen door hetgeen volgt: "Art.1055. Het bedrijf voor aangepast werk zorgt er voortdurend voor dat elke werknemer in het externe bedrijf begeleid en gesuperviseerd worden door een in artikel 992, § 12, bedoeld personeelslid dat begeleidingsfuncties i.v.m. productie vervult, naar rato van één lid per 18.000 punten.

Indien de aannemingsovereenkomst minder dan 18 000 punten betreft, bezoekt het personeelslid dat leidinggevende taken als bedoeld in lid 1 verricht, ten minste eenmaal per week het werkterrein van het externe bedrijf en noteert hij zijn waarnemingen in een register.".

Art. 16.In hetzelfde wetboek worden de artikelen 1386 tot en met 1391 vervangen door de volgende tekst: "

Art. 1386.De in artikelen 1043 bedoelde leden van het begeleidingspersoneel in dienst op 1 januari 2003, worden geacht te voldoen aan de kwalificatievoorwaarden die vastliggen in artikel 1044.

Art. 1387.Directeurs die vóór 1 januari 1997 in functie zijn, worden geacht te voldoen aan de in artikel 992, § 11, eerste lid, genoemde kwalificatie-eisen.

Art. 1388.Voor productiearbeiders die vóór 1 januari 2021 in dienst zijn genomen en voor wie het Agentschap een loonderving heeft vastgesteld, is de in artikel 1010 bedoelde beroepsbekwaamheid het verschil tussen 100 en het vastgestelde percentage loonderving.

Deze beroepsbekwaamheid wordt opnieuw beoordeeld volgens de procedures van artikel 1014 van dit wetboek.

Het compensatiepercentage wordt vastgesteld overeenkomstig de regels van bijlage 95.

Art. 1389.Voor productiewerknemers die vóór 1 januari 2021 in dienst zijn genomen en voor wie het Agentschap een categorie A, B of C had vastgesteld, wordt de waarde van een valoriseerbaar uur met het oog op de in artikel 1005 bedoelde valorisering van punten als volgt vastgesteld

Categorie van handicap

Waarde van een uur

A

1

B

1,25

C

1,50


De beroepsbekwaamheid van de werknemers wordt opnieuw beoordeeld volgens de procedures van artikel 1014 van dit wetboek.

Art. 1390.Aan het einde van de eerste periode van drie jaar verricht het Agentschap een evaluatie van de geschiktheid van het in de artikelen 993 tot en met 1030 bedoelde systeem.

Art. 1391.Voor productiewerknemers die vóór de inwerkingtreding van dit besluit in aanmerking kwamen voor een onderhoudsregeling gebaseerd op de bepalingen bedoeld in de artikelen 1047 tot 1051, wordt het in artikel 1010 bedoelde compensatiepercentage vastgesteld op 75 procent.".

Art. 17.De artikelen 1062 tot 1068 en artikel 1391 van hetzelfde Wetboek worden opgeheven.

Art. 18.In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 95 vervangen door bijlage 1 die bij dit besluit gaat.

Art. 19.In hetzelfde Wetboek worden de bijlagen 95/1 tot 95/4 ingevoegd, die als bijlagen 2 tot 5 bij dit besluit gaan.

Art. 20.Bijlage 96 bij hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 21.Het besluit van de Waalse Regering van 24 november 2011 betreffende de toepassing van de driedelige kaderovereenkomst voor de Waalse privé non profit sector 2010-2011 binnen de bedrijven voor aangepast werk wordt opgeheven.

Art. 22.Dit besluit heeft uitwerking op 1er januari 2021.

Art. 23.De Minister die bevoegd is voor het Gehandicaptenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 16 september 2021.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^