Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 16 september 2021
gepubliceerd op 08 oktober 2021

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging en tot opheffing van sommige bepalingen van het Waals reglementair wetboek van sociale actie en gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel VI, Titel VII en Titel XIV betreffende vroegtijdige hulpverlening, diensten voor de begeleiding voor volwassenen, diensten voor de hulp bij de integratie van jongere gehandicapte personen en diensten tot organisatie van respijtzorg ten gunste van mantelzorgers en gehandicapte personen, en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2010 betreffende de subsidiëring van de maatregelen van de driedelige overeenkomst voor de Waalse privé non-profitsector

bron
waalse overheidsdienst
numac
2021022119
pub.
08/10/2021
prom.
16/09/2021
ELI
eli/besluit/2021/09/16/2021022119/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging en tot opheffing van sommige bepalingen van het Waals reglementair wetboek van sociale actie en gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel VI, Titel VII en Titel XIV betreffende vroegtijdige hulpverlening, diensten voor de begeleiding voor volwassenen, diensten voor de hulp bij de integratie van jongere gehandicapte personen en diensten tot organisatie van respijtzorg ten gunste van mantelzorgers en gehandicapte personen, en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2010 betreffende de subsidiëring van de maatregelen van de driedelige overeenkomst voor de Waalse privé non-profitsector


De Waalse Regering, Gelet op het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, artikel 283, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014, bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, bij het decreet van 3 december 2015 en bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 en bij het decreet van 3 december 2020;

Gelet op het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2010 betreffende de subsidiëring van de maatregelen van de driedelige overeenkomst voor de Waalse privé non-profit sector;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 december 2020;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 10 december 2020;

Gelet op het rapport van 10 december 2020, opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 2016 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;

Gelet op het advies van het inter-Franstalig overlegorgaan, gegeven op 25 januari 2021;

Gelet op het advies van het branchecomité "Handicap", gegeven op 25 februari 2021;

Gelet op het advies nr. 69.199/4 van de Raad van State, gegeven op 11 mei 2021, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 8 juli 2021;

Gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 13 december 2006;

Gelet op de noodzaak om onverwijld de reglementering te herzien betreffende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de begeleidingsdiensten, meer in het bijzonder wat betreft de wijze van subsidiëring om de betrokken diensten de bijkomende middelen toe te wijzen, toegekend door de Waalse Regering;

Overwegende dat deze bepalingen op 1 december 2021 uitwerking hebben;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet aangelegenheden bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.Artikel 468 van het Waals reglementair wetboek van sociale actie en gezondheid wordt gewijzigd als volgt : "

Art. 468.Artikel 467 is niet van toepassing op de begeleidingsdiensten bedoeld in Boek 5, Titel 7, Hoofdstuk 2. ».

Art. 3.Artikel 469/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 april 2019, wordt vervangen als volgt: " § 7. In afwijking van paragraaf 1 zijn de diensten bedoeld in hoofdstuk 2 van Titel VII die niet deel uitmaken van een administratieve entiteit en die uitsluitend voor één gespecialiseerde opdracht erkend zijn, verplicht tot een dienstproject volgens de nadere regels omschreven in artikel 577." .

Art. 4.In artikel 469/4, lid 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 april 2019, worden de bewoordingen "één of verschillende diensten" vervangen door "verschillende diensten".

Art. 5.In hetzelfde Wetboek, Tweede Deel, Boek 5, Titel 7, worden hoofdstuk 2, bevattende de huidige artikelen 545 tot 628, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 10 oktober 2013, 27 februari 2014, 2 juli 2015 en 25 april 2019, en hoofdstuk 3, bevattende de huidige artikelen 629 tot 724, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 15 mei 2014, 2 juli 2015 en 25 april 2019, vervangen door hetgeen volgt: "HOOFDSTUK 2. Begeleidingsdiensten Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen

Art. 545.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 2° het Agentschap : het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen)", bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreetgevend Wetboek;2° gebruiker: elke gehandicapte persoon zoals omschreven in artikel 261 van het decreetgevend deel van het Wetboek voor wie door het Agentschap besloten wordt tot de noodzakelijke begeleiding door een begeleidingdienst;3° begeleidingsdienst : de dienst erkend door het Agentschap, krachtens dit hoofdstuk;4° de begeleiding : de bijstand, de ondersteuning en de opvolging uitgevoerd door de begeleidingsdienst;5° de begeleider : de werknemer van de dienst die tussenkomt in het proces tot begeleiding van de gebruiker;6° de algemene diensten : de diensten die voor de gezamenlijke bevolking bestemd zijn en aan de specifieke behoeften van de gebruikers kunnen voldoen;7° de netwerking : het werk dat zijn beslag vindt in: a) het persoonlijk netwerk van de gebruiker en deze ertoe aanzet, om blijvend te werken aan de betrekkingen met zijn omgeving, om een zo open en gevarieerd mogelijk netwerk aan te maken;b) het professioneel netwerk, bestaande uit sociale diensten en begeleiders;8° partner : de natuurlijke of rechtspersoon van het netwerk, die actief is in het leefproject van de gebruiker of het dienstproject;9° delegatie van bevoegdheden: geschreven document van de inrichtende macht waarbij de directeur van de begeleidingsdienst onder haar verantwoordelijkheid of onder die van de directeur-generaal van de administratieve entiteit ertoe gemachtigd wordt het beheer van de begeleidingsdienst waar te nemen, op zijn minst wat betreft de tenuitvoerlegging en de opvolging van het dienstproject, het beheer van het personeel, het financieel beheer, het afsluiten van overeenkomsten met schoolinrichtingen, de toepassing van de geldende regelgevingen, de vertegenwoordiging van de begeleidingsdienst in zijn betrekkingen met het Agentschap;10° administratieve entiteit : het netwerk zoals bepaald in artikel 469/4, tweede lid; 11° verbonden entiteit : de entiteit verbonden aan een vereniging is de entiteit zoals omschreven in artikel 3:171, § 1, IV.A, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen; 12° tewerkstellingskadaster : personeelslijst opgemaakt door de begeleidingsdienst aan het einde van elk jaar volgens een model opgesteld door het Agentschap;13° het jonge kind: gebruiker die minder dan 8 jaar oud is;14° de schoolgaande jongere: gebruiker van minstens zes en hoogstens achttien jaar oud of achttien jaar tot éénentwintig jaar zover hij voor de leeftijd van achttien jaar reeds in aanmerking is gekomen voor een begeleiding door een dienst of schoolgaand is;15° volwassene: gebruiker die minstens 18 jaar oud is;16° begeleidingsuur : prestatie-uur van het begeleidingspersoneel;17° de schooluren : het tijdsbestek waarin de school de jongeren opvangt, middagpauze inbegrepen;18° individueel overgangsplan: denkaanpak omschreven in artikel 4, § 1, 30°, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs;19° inclusieve en nuttige taak: de taak met een meerwaarde voor de samenleving en het personeel, die zich in de gemeenschap afspeelt en die de gebruikers met de bevolking in contact brengt. Afdeling 2. - Algemene beginselen en opdrachten van de

begeleidingsdiensten

Art. 546.De begeleiding bestaat erin, met inachtneming van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, van de beginselen verwoord in artikel 264 van het decreetgevend Wetboek en in de artikelen 547 tot 55, de actieve en gepersonaliseerde deelname van de gebruikers aan de verwezenlijking van hun leefproject en de ontwikkeling van hun burgerschap in hun leefomgeving te begunstigen.

Deze actieve en gepersonaliseerde deelname, bedoeld in lid 1, berust op de mobilisatie, de erkenning en de waardering van de competenties of de ontplooiing van de gebruiker.

De doelstelling bedoeld in lid 1 kan op verschillende vlakken worden nagestreefd, op gezinsvlak, op sociaal, sportief, cultureel, schoolvlak, in het beroepsleven, de opleiding, de gezondheid en de ontspanning.

Art. 547.Bij de begeleiding worden de volgende beginselen in acht genomen, namelijk: 1° levenskwaliteit wordt nagestreefd naar gelang van het ritme van elke persoon;2° de potentialiteiten van de gebruiker en diens entourage worden positief gebruikt en dragen bij tot het stimuleren van een zelfstandig leven van de gebruiker;3° het uitoefenen van rechten en plichten in verband met het burgerschap wordt bevorderd;4° er wordt gehandeld op verschillende plaatsen in associatie met verschillende actoren, en met partnerschap voor ogen;5° er wordt in netwerk gewerkt en de interne en externe coördinatievormen worden verstevigd via een overkoepelende benadering van de door de gebruiker ondervonden problemen;6° binnen de gemeenschap wordt anders over de handicap nagedacht met het oog op de inschakeling van al haar hulpbronnen en een begin van reflectie over nieuwe samenlevingsvormen en dienovereenkomstige bijdrage aan de inclusie van gehandicapte personen in de samenleving;7° vanuit de aanvragen van de persoon zelf of, indien ze ze zelf niet kan uiten, diens ouders, wettelijke vertegenwoordigers of diens entourage, met de betrokken persoon en eventueel met de personen die geholpen hebben bij het uiten van de aanvragen wordt een begeleidingsproject uitgewerkt dat overeenstemt met zijn behoeften en waarbij rekening gehouden wordt met sociaal-culturele en familiale bakens van de persoon, met respect voor zijn ideologische, filosofische of religieuze opvattingen en de democratische waarden;8° er wordt telkens nagegaan of de algemene diensten kunnen bijdragen tot het tot stand komen van het leefproject;9° respect voor het privé-leven, de onafhankelijkheid en de vrijheid van keuze van de gebruiker en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gewaarborgd;10° de begeleiding staat volledig los van het feit of de gebruiker of diens wettelijke vertegenwoordiger aansluit bij één of andere groepering;11° de begeleiding bij een opname van een jongere op schoolgerechtigde leeftijd staat volledig los van diens inschrijving in één welbepaalde school;12° er wordt in de gelijkheid van de gehandicapte personen voorzien, in verband met de kerntaken van de dienst;13° de diensten verstrekken de gebruiker informatie en verlenen hem geïndividualiseerde steun in coördinatie met zijn netwerk zodat de verschillende ondernomen begeleidingsactiviteiten zinvol en samenhangend worden gemaakt.

Art. 548.De wijze waarop de begeleidingsdienst intervenieert beantwoordt aan: 1° een individueel pad;2° een collectief pad;3° een pad "gemeenschapsleven".

Art. 549.Het individuele pad bedoeld in artikel 548, 1°, bestaat erin de gebruiker te ondersteunen in de formulering, de uitwerking en de concretisering van het leefproject en in het voorzien in diens noden via geïndividualiseerde antwoorden.

Art. 550.Het collectieve pad bedoeld in artikel 548, 2°, bestaat in het genereren, formuleren en uitwerken van collectieve oplossingen voor individuele behoeften.

Art. 551.Het pad "gemeenschapsleven", bedoeld in artikel 548, 3°, bestaat erin, in een dynamisch en participatief netwerk van de verschillende actoren die in het leven van de gebruiker een rol spelen: 1° samenwerkingen in te voeren met de overheden en de algemene diensten, ze te sensibiliseren voor inclusie en ze in te lichten over de specifieke rechten en behoeften van de gehandicapte persoon;2° competenties en persoonlijke energiebronnen op lange termijn, die de inclusie van gehandicapte personen bevorderen, te bewerkstelligen voor de actoren die in het leven van de gebruiker kunnen ingrijpen. De begeleidingsdiensten ontwikkelen met name: 1° het aanspreken van groepen en personen die bereid zijn om zich in te zetten voor het participatieproces van de gebruikers in het sociale leven;2° de sensibilisering van iedere persoon die in relatie staat tot de gehandicapte persoon, voor de handicap en de begeleidingspraktijken bij een professioneel publiek;3° de coördinaties en de partnerschappen tussen de algemene diensten, de verenigingen en de overheden. Afdeling 3. - Types begeleidingen

Onderafdeling 1. - Begeleiding van jonge kinderen

Art. 552.De begeleiding van jonge kinderen: 1° gebeurt vroegtijdig en voorziet in educatieve bijstand via, voornamelijk individuele, tussenkomsten die hoofdzakelijk in hun leefomgeving plaatsvinden;2° bezorgt de familie, soms van voor de geboorte, en de leefomgeving van de gebruiker, een educatieve, sociale en psychologische bijstand om deze kinderen in staat te stellen om de moeilijkheden wegens hun handicap op te lossen en zo de optimale ontwikkeling van het kind in zijn leefomgeving te bevorderen. De begeleidingsdienst kan collectieve acties of een gemeenschappelijk werk ontplooien met het oog, met name, op de vorming en de informatie van ouders en de verschillende leefomgevingen van de gebruiker.

Art. 553.Het individuele pad bedoeld in artikel 548, 1°, beantwoordt minstens aan vijftig percent van het totaal aantal afgewerkte begeleidingsuren.

Onderafdeling 2. - Begeleiding van schoolgaande jongeren

Art. 554.De begeleiding van schoolgaande jongeren kan educatieve, sociale, psychologische aspecten omvatten.

Art. 555.De begeleiding van schoolgaande jongeren gebeurt in samenwerking met het gezin van de gebruiker en is ingebed in de doelstelling van diens deelname in het gezinsleven en het sociale leven.

Art. 556.De begeleiding werkt de participatie van de gebruiker in zijn gewone leefomgevingen in de hand en bevordert diens competenties, diens zelfstandigheid en diens persoonlijke ontplooiing.

Art. 557.De begeleidingsdienst zet de gebruiker ertoe aan, een net van relaties te ontwikkelen en zijn maatschappelijke ervaringen te verbreden.

De begeleiding strekt ertoe, de potentialiteiten van de gebruiker uit te breiden en diens persoonlijke energiebronnen te laten ontplooiien in zijn interacties met diens sociale omgeving. Deze vorm van begeleiding kadert volledig in het begeleidingsproject van de gebruiker. Er wordt gestreefd naar een participatie van de gebruiker.

Art. 558.Het individuele pad bedoeld in artikel 548, 1°, beantwoordt minstens aan vijftig percent van het totaal aantal afgewerkte begeleidingsuren.

Onderafdeling 3. - Begeleiding van volwassenen

Art. 559.Voor de begeleiding van volwassenen is de begeleidingsdienst een plaats: 1° waar naar de vraag geluisterd wordt, erover geïnformeerd wordt en verduidelijkingen gegeven worden;2° waar gestreefd wordt naar acties waarin, in overleg met de gebruiker, doorverwezen wordt naar gepastere antwoorden;3° waar preventieve acties inzake handicap ontwikkeld worden, overeenkomstig boek 4 van het tweede deel van het decreetgevend deel van het Wetboek;4° waar andere algemene diensten of verenigingen geïnformeerd en gesensibiliseerd worden;5° waar gezorgd wordt voor een participatie in het sterker maken van de capaciteiten en competenties van de gebruikers.

Art. 560.Het individuele pad bedoeld in artikel 548, 1°, beantwoordt minstens aan vijftig percent van het totaal aantal afgewerkte begeleidingsuren.

Onderafdeling 4. - Begeleiding voor gespecialiseerde taken

Art. 561.De begeleidingsdiensten kunnen, als aanvulling op de kerntaken bedoeld in de onderafdelingen 1 tot 3, dan wel uitsluitend, voorzien in volgende gespecialiseerde taken: 1° activiteiten ter bevordering van burgerschap;2° wat te doen als de ouder(s) weg komt (komen) te vallen;3° begeleid wonen;4° de overgang van het schoolleven naar het actieve leven;5° iedere vernieuwende activiteit die inspeelt op de behoeften van gehandicapte personen, met inachtneming van de beginselen verwoord in dit hoofdstuk.

Art. 562.§ 1. De begeleidingsdienst die erkend wordt voor gespecialiseerde taken inzake activiteiten ter bevordering van burgerschap heeft tot de taak om volwassenen met beperkte capaciteiten inzake werkkansen de kans te bieden om hun competenties in te zetten en alles wat ze hebben aangeleerd in stand te houden via een inclusieve en nuttige taak die verricht wordt in de vorm van een dienstverlening of het voortbrengen van goederen ten behoeve van een derde die niet uit de winstgevende sector komt. § 2. Activiteiten ter bevordering van burgerschap kunnen ter plaatse verricht worden door de begeleidingsdienst zelf of via de begeleiding van één of meerdere gebruikers bij een partner.

Activiteiten ter bevordering van burgerschap dragen tot het welzijn van andere individuen of van de gemeenschap in haar geheel.

Art. 563.Om de opdracht bedoeld in artikel 562 uit te voeren, zorgt de begeleidingsdienst ervoor: 1° dat een onderhoud met de gebruiker plaatsvindt en diens vragen onderzocht worden;2° dat de potentiële opvangplaatsen gesensibiliseerd worden voor vrijwilligerswerk door gehandicapte personen;3° dat de zelfstandigheid en de ontwikkeling van de competenties van de gebruiker, nodig voor het doen van burgerschapsontwikkelende activiteiten, gemaximaliseerd worden;4° dat de gebruikers begeleid worden in hun zoektocht naar of het uitvoeren van burgerschapsontwikkelende activiteiten;5° dat hij zich aanpast aan de competenties en de noden van elkeen en in voorkomend geval materiële aanpassingen voorstelt;6° dat de vrije, vrijwillige en kosteloze participatie van de gebruikers aan deze activiteiten georganiseerd worden;7° dat gewaakt wordt over het welzijn van de gebruikers en hun persoonlijke ontplooiing in de activiteit;8° dat er voorzien wordt in een aangepaste omkadering van de gebruikers in de loop van de activiteiten.

Art. 564.De begeleidingsdienst die erkend wordt voor gespecialiseerde taken "wegvallen van de ouder(s)" heeft, over het gehele Franstalige grondgebied, tot taak, de uitvoering van preventieve, ondersteunende, opleidende en coördinerende acties bij de gebruikers, bij hun gezin en bij professionele interveniënten met als doel de instandhouding van de levenskwaliteit en hun rechten na het overlijden van de ouders en vanaf de leeftijd van achttien jaar, zonder beperking in de tijd.

Art. 565.Om de opdracht als bedoeld in artikel 564 uit te voeren, zorgt de begeleidingsdienst ervoor: 1° dat de gezinnen van de gebruikers en de diensten geïnformeerd, gesensibiliseerd en begeleid worden zodat zij de nodige schikkingen kunnen treffen voor wat te doen valt als de ouders komen te sterven;2° dat de algemene en gespecialiseerde diensten geïnformeerd en gesensibiliseerd worden over het aanbod aan dienstverleningen;3° dat rondetafelgesprekken of intervisies georganiseerd worden over concrete situaties waarmee de gebruikers en de diensten geconfronteerd kunnen worden;4° dat gespecialiseerde diensten gevormd worden op specifieke onderwerpen in de thematiek "wat te doen als de ouders wegvallen";5° dat er een begeleidingscontract met het gezin van de gebruiker wordt opgesteld;6° dat er veranderingen doorgevoerd worden die een verbetering kunnen bewerkstelligen in de toestand van de gebruiker en die diens belangen kunnen vrijwaren;7° dat de levenskwaliteit van de gebruiker regelmatig wordt beoordeeld via jaarlijkse uitwisselingen met laatstgenoemde, met de referenten en de leden van de persoonlijke of professionele kring van de gebruiker;8° dat er bemiddelingen en verzoeningsgesprekken met de betrokken algemene of gespecialiseerde diensten georganiseerd worden als dit nodig blijkt.

Art. 566.De begeleidingsdienst die erkend is voor gespecialiseerde taken in het begeleid wonen heeft als taak, de volwassene te ondersteunen in diens verlangen naar de nodige zelfredzaamheid die hem zal toelaten in een individuele of gemeenschapswoning te leven, met name via de uitvoering van: 1° activiteiten waarbij de gebruiker individueel bijleert en persoonlijk en individueel begeleid wordt in concrete acties die verband houden met zelfredzaamheid bij het wonen;2° prestaties waarbij een groep gebruikers collectief bijleert zodat ingespeeld kan worden op gemeenschappelijke individueel aan te leren zaken die in de begeleidingsprojecten nader worden bepaald;3° activiteiten waarbij iedere belanghebbende informatie krijgt over de voorgestelde activiteiten waarmee de begeleidingsdienst sensibiliseert over de zelfredzaamheid van gehandicapte persoon bij het wonen;4° activiteiten ter coördinatie en ontwikkeling van het net met partners van de begeleidingsdienst over onderwerpen die verband houden met zelfredzaamheid bij het wonen;5° het testen van zelfstandig leven, waarbij de gebruiker de kans krijgt bewust te worden van de praktische aspecten van dat zelfstandig leven. Betreffende 5° bevat de test minstens één nacht in een woning die daartoe dient.

Art. 567.Om de opdracht als bedoeld in artikel 566 uit te voeren, zorgt de begeleidingsdienst ervoor: 1° dat de gebruiker een alternatieve individuele of gemeenschappelijke woonwijze voorgesteld krijgt die afgestemd is op het door hem reeds afgelegde leeftraject;2° dat de zaken waar de gebruiker goed in is en zijn persoonlijke energiebronnen beoordeeld worden;3° dat er op aangepaste wijze ingespeeld wordt op de behoefte en de vraag van de gebruiker, voor zover mogelijk door de begeleidingsdienst;4° dat de zelfbeschikking en de ontwikkeling van de competenties van de gebruiker in zake zelfredzaam wonen gemaximaliseerd worden en dat de transitie naar een andere dienst op het geschikte tijdstip gewaarborgd wordt;5° dat de informatie-overdracht naar de partners die de zorg zullen overnemen in overeenstemming met de gebruiker duidelijk gemaakt en verzekerd wordt;6° dat de gezinnen geïnformeerd worden om ze gerust te stellen en ernaar te trachten, ze te winnen voor en te laten meewerken aan een zelfredzaam levensproject voor de gebruiker;7° dat er belangstelling opgewekt wordt voor vernieuwende initiatieven inzake woonformules.

Art. 568.De begeleidingsdienst die erkend is voor gespecialiseerde opdrachten in de overgang van het schoolleven naar het actieve leven heeft als taak, de gebruiker van veertien tot vijfentwintig jaar de weg te wijzen en hem te begeleiden in de opstart van een persoonlijk levensproject op korte, middellange of lange termijn.

De begeleidingsdienst bevordert de inclusie van de gebruiker in de samenleving via het uitvoeren van een individuele opvolging, individuele of collectieve activiteiten, informatie-activiteiten of coördinatie-activiteiten van partners.

Art. 569.Om de opdracht als bedoeld in artikel 568 uit te voeren, zorgt de begeleidingsdienst ervoor: 1° dat er gereageerd wordt bij de gebruikers en de partners die een vraag hebben geuit ten overstaan van de begeleidingsdienst;2° dat de toegang van de gebruiker tot menselijke inzet en materiële middelen voor een zelfstandig volwassen leven vlot verloopt;3° dat het traject dat de gebruiker aflegt van het schoolleven naar het volwassen leven een ononderbroken verloop kent;4° dat de informatie-overdracht naar de partners die de zorg zullen overnemen in overeenstemming met de gebruiker duidelijk gemaakt en verzekerd wordt;5° dat prioritair rekening gehouden wordt met de keuzes en het ritme van de gebruiker en, zover mogelijk, van diens gezin;6° dat naar zelfbeschikking en naar betrokkenheid van de gebruiker van zijn transitieproject gestreefd wordt;8° dat er een algemene houding van overleg tussen de gebruiker en de partners wordt aangenomen en bevorderd;9° dat de gebruiker en zijn gezin verschillende oplossingen kunnen uitproberen en dat ze begeleid worden in hun vraagstellingen en keuzes;10° dat er, als de gebruiker school loopt, over gewaakt wordt dat zijn levensproject samenhang vertoont door overleg met het pedagogisch schoolteam en het PMS-team, die samen het individueel transitieplan uitvoeren. Afdeling 4. - Ondersteuning van het schoolbezoek

Art. 570.De begeleidingsdienst kan in een residuele en gerichte gespecialiseerde ondersteuning voorzien voor de werking van de schoolinrichting in haar verhouding tot de gebruikers wiens schoolbezoek in het gewone onderwijs bemoeilijkt wordt wegens zijn handicap.

Art. 571.De begeleiding vult de rol, de opdrachten en de taken die voor de school zijn weggelegd, niet in.

Art. 572.De diversiteit van de vormen van ondersteuning van het schoolbezoek hangt af van de handicapsituatie, van de behoeften van elke gebruiker, van de keuzes van de ouders en van de beschikbare middelen.

Art. 573.De ondersteuningsacties kaderen in een globaal handelen, waarbij elke interveniënt met zijn specifieke competenties bijdraagt tot een bijzondere kennis van de gebruiker en waarbij de coördinatie van deze verschillende inbrengen voor een samenhangende en collegiale multi-disciplinaire opvolging zorgt.

Art. 574.In de ondersteuning die de gebruiker tijdens de schooltijd van de begeleidingsdienst krijgt wordt bij voorkeur op school of, in functie van de zich afspelende situatie, op verschillende plaatsen voorzien.

Art. 575.De ondersteuning die de gebruiker tijdens de schooltijd van de begeleidingsdienst krijgt, vindt zijn beslag overeenkomstig de nadere regels van het samenwerkingsakkoord van 10 oktober tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest inzake de steun voor schoolintegratie ten gunste van jongeren met een handicap.

Section 5. - Erkenning Onderafdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 576.Het begeleidingswerk van de begunstigden wordt verricht overeenkomstig de in afdeling 2 uiteengezette actielijnen, taken en beginselen.

Art. 577.§ 1. De begeleidingsdiensten die uitsluitend voor één enkele gespecialiseerde opdracht worden erkend en die geen deel uitmaken van een administratieve entiteit stellen in samenwerking met de directeur en het begeleidingspersoneel een dienstproject voor zes jaar op aan de hand van het schema in bijlage 59. § 2. Het dienstproject en de bijwerkingen ervan worden ter beschikking gesteld van alle personeelsleden van de begeleidingsdienst en, voor de ondersteunende diensten waarvoor de verplichting tot instelling van een overleg- of overlegorgaan geldt, van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis van een dergelijk orgaan, van de vakbondsafvaardiging.

Art. 578.§ 1. De begeleidingsdienst evalueert zijn activiteit minstens één keer per jaar.

Aan het einde van elk kalenderjaar dient de begeleidingsdienst uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar een jaarlijks activiteitenverslag in bij het Agentschap, volgens het door het Agentschap verstrekte model. § 2. Het jaarlijkse activiteitenverslag van de begeleidingsdienst wordt aan alle leden van de begeleidingsdienst, de gebruikers of hun wettelijke vertegenwoordigers bekend gemaakt en ter beschikking gesteld. § 3. De begeleidingsdienst verricht kwalitatieve evaluaties waaraan de gehandicapte persoon, zijn naasten en de diensten mogen deelnemen.

Art. 579.De begeleidingsdienst wendt de middelen aan die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het dienstproject.

Art. 580.Er wordt schriftelijk een begeleidingscontract gesloten tussen de begeleidingsdienst, de jongere of, in voorkomend geval, diens wettelijke vertegenwoordiger.

Als de gebruiker minstens veertien jaar oud is, wordt zijn schriftelijke instemming vereist. Indien hij dit niet kan geven, is de instemming van de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers vereist.

Art. 581.Het begeleidingscontract vermeldt: 1° de identiteit van de partijen;2° de algemene doelstellingen van het begeleidingswerk;3° de verklaring dat een begeleidingsproject wordt ontwikkeld door de begeleidingsdienst in samenwerking met de gebruiker of, in voorkomend geval, zijn gezin en andere partijen die zijn uitgenodigd om mee te werken aan het begeleidingsproject.4° de begin- en einddatum van het begeleidingscontract;5° de uitdrukkelijke melding dat de gebruiker of diens gezin verzocht worden deel te nemen aan het evaluatieproces van de begeleiding;6° het bedrag van de bijdrage;7° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die instaat voor de betaling en voor de wijze waarop de betaling wordt geregeld;8° de modaliteiten voor de opzegging van de overeenkomst;9° de procedure voor het interne beheer van eventuele klachten alsook het adres van het Agentschap waaraan de gebruiker en zijn gezin opmerkingen, klachten of bezwaren kan richten;10° de modaliteiten voor de raadpleging van het dossier als bedoeld in artikel 584, lid 6.

Art. 582.De gebruiker of diens wettelijke vertegenwoordiger heeft te gelegener tijd recht op informatie over elk vraagstuk betreffende het begeleidingswerk.

Art. 583.Het in artikel 581, 3°, bedoelde begeleidingsproject wordt binnen drie maanden na de toelating van de gebruiker opgesteld, rekening houdend met het dienstsproject, en vermeldt de duur van het project, de wijze waarop het wordt geëvalueerd en de middelen die worden ingezet voor de bijwerking ervan.

Het begeleidingsproject bestaat uit de drie volgende luiken: 1° een informatief luik betreffende de gebruiker en zijn vragen;2° een projectief luik met hoe dan ook : a) de door de gebruiker of zijn naasten geformuleerde verzoeken;b) de wijze waarop het begeleidingsproces zal verlopen rekening houdende met de vragen en de geïdentificeerde behoeften;c) de algemene diensten die om samenwerking zullen worden verzocht;3° een evaluatief luik met : a) de methode voor evaluatie en bijwerking van het project om toezicht te houden op het begeleidingsproces;b) de instrumenten voor de analyses en de actualisering van het project om te kunnen nagaan of het inspeelt op de behoeften en beantwoordt aan de doelstellingen van het project;c) de frequentie van de evaluaties.

Art. 584.Het begeleidingsproject wordt ondertekend door de begeleidingsdienst en de gebruiker of zijn gezin.

Als de gebruiker minstens veertien jaar oud is, wordt zijn schriftelijk akkoord vereist. Indien hij dit niet kan geven, is de instemming van de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers vereist.

Het begeleidingsproject maakt noodzakelijk deel uit van de begeleidingsovereenkomst en wordt gevoegd bij het dossier, dat door de begeleidingsdienst voor elke gebruiker wordt bijhouden.

Het begeleidingscontract, het begeleidingsproject en het individuele dossier van de begeleidingsdienst, alsmede de daarmee samenhangende verwerking van persoonsgegevens, hebben twee hoofddoelstellingen: - ervoor zorgen dat het optreden van de begeleidingsdienst beantwoordt aan de vraag en de behoeften van de gebruiker en dat de rechten en plichten van de gebruiker worden geëerbiedigd; - het Agentschap in staat stellen toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden voor erkenning van de begeleidingsdienst, waaronder de verplichting om een begeleidingswerk uit te voeren overeenkomstig de algemene beginselen en taken van ondersteunende diensten, zoals beschreven in de artikelen 546 tot en met 551.

De datum en een korte beschrijving van de afzonderlijke taken die voor de gebruiker zijn uitgevoerd, zijn ook in dit dossier opgenomen.

De dienst is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens in dit dossier. Dit dossier kan worden geraadpleegd door : - de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger; - het personeel van de begeleidingsdienst dat kennis moet hebben van de inhoud van het begeleidingscontract, met inbegrip van het begeleidingsproject of de inhoud van het individuele dossier, voor zover die toegang noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken; - het personeel van het Agentschap in het kader van de taken bedoeld in artikel 474;

Het dossier wordt bewaard tijdens de hele duur van de begeleiding. Na afloop van de begeleiding wordt het dossier vernietigd na de in artikel 474 bedoelde evaluatie die volgt op het einde van de begeleiding.

Art. 585.De begeleidingsdienst houdt een agenda van de dagelijkse activiteiten van de teamleden.

Art. 586.Vóór elke begeleiding gaat de begeleidingsdienst een verzekeringspolis aan : 1° ter dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid van de begeleidingsdienst of van de personen jegens wie hij verantwoordelijk is voor alle schade toegebracht aan of door een gebruiker;De verzekering bepaalt dat de gebruiker de hoedanigheid van derde behoudt en dekt schade. De verzekeringspolis moet desgevallend de dekking voorzien van collectieve activiteiten die plaatsvinden in de lokalen van de begeleidingsdienst; 2° ter dekking van alle schade veroorzaakt door een gebruiker die zijn civiele aansprakelijkheid niet in opspraak zou brengen of van alle schade die hem tijdens de begeleiding zou zijn toegebracht.In dit geval dekt de verzekering het overlijden, de permanente ongeschiktheid en de behandelingskosten.

Art. 587.Het personeel van de begeleidingsdiensten moet voldoen aan de kwalificatienormen bedoeld in bijlage 57.

De begeleidingsdienst stelt de afschriften van de diploma's, getuigschriften en attesten ter beschikking van het Agentschap.

Art. 588.§ 1. Het begeleidingspersoneel bestaat uit houders van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntering, met uitzondering van het diploma van Bachelor - bibliothecaris-documentalist. § 2. Voor begeleidingsdiensten die globaal voor 1.600 uur begeleiding of minder zijn erkend, moet het begeleidingspersoneel werknemers omvatten die tot ten minste een van de volgende vier personeelscategorieën behoren: 1° opvoedkundig;2° sociaal;3° paramedisch;4° psycholoog. § 3. Voor begeleidingsdiensten die globaal voor meer dan 1.600 uur begeleiding zijn erkend, moet het begeleidingspersoneel werknemers omvatten die tot ten minste twee van de volgende vier personeelscategorieën behoren: 1° opvoedkundig;2° sociaal;3° paramedisch;4° psycholoog. Het begeleidingspersoneel van de begeleidingsdiensten die zijn erkend voor de begeleiding van jonge kinderen en van de begeleidingsdiensten die zijn erkend voor meer dan 7 700 uur begeleiding van jongeren in de schoolgaande leeftijd, omvat ten minste één psycholoog of onderwijspsycholoog. § 4. In afwijking van § 1 kan het team van de begeleidingsdiensten dat voor gespecialiseerde taken of als specifieke begeleidingsdienst voor een bepaald publiek is erkend, bij beslissing van het Agentschap andere functies in verband met hun dienstsproject opnemen. § 5. Het totale aantal betaalde uren voor het begeleidingspersoneel bedraagt ten minste 1,24 betaalde uren per uur begeleiding dat in de erkenningsbeslissing wordt vermeld.

Boven het minimumaantal bezoldigde uren kan het begeleidingspersoneel, in afwijking van § 1, bestaan uit houders van een diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs, met een pedagogische, psychologische, sociale of paramedische oriëntatie. § 6. De in de paragrafen 2, 3, 4 en 5 bedoelde werknemers worden voor dit doel betaald.

Art. 589.Het totale aantal betaalde uren voor het niet-begeleidend personeel bedraagt ten minste 0.12 betaalde uren per uur begeleiding dat in de erkenningsbeslissing wordt vermeld.

Art. 590.Op grond van het dienstproject bedoeld in artikel 577 stelt de begeleidingsdienst een vormingsprogramma voor het personeel op voor minimum twee jaar.

Het vormingsplan, opgesteld in overleg met de personeelsleden: 1° bepaalt de nagestreefde doelstellingen;2° omschrijft de banden tussen de globale omgeving van de begeleidingsdienst, de dynamiek van het project van de dienst en de ontwikkeling van de vaardigheden van het personeel;3° definieert de evaluatiecriteria, -modaliteiten en -periodiciteit voor die drie aspecten;4° identificeert de permanente vormingsactiviteiten van minstens twee dagen per jaar waaraan de leden van het begeleidingspersoneel moeten deelnemen. Wat betreft het personeel van de begeleidingsdiensten die onder de plaatselijke besturen en de provincies ressorteren, ligt het in het eerste lid bedoelde vormingsplan in de lijn van het vormingsplan dat werd uitgewerkt op initiatief van de gewestelijke vormingsraad, ingesteld bij het decreet van 6 mei 1999 tot oprichting van de gewestelijke vormingsraad voor de personeelsleden van de plaatselijke en provinciale besturen van Wallonië.

Art. 591.De begeleidingsdienst : 1° wordt beheerd door een overheid, een instelling van openbaar nut, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.2° als hij door een vereniging zonder winstoogmerk of een internationale vereniging zonder winstoogmerk of een stichting opgericht wordt, mag deze niet samengesteld zijn uit meer dan één vijfde van de personeelsleden of één vijfde van de personen die met hen aanverwant zijn tot de derde graad;3° als hij door een vereniging zonder winstoogmerk of een internationale vereniging zonder winstoogmerk of een stichting opgericht wordt, mag de raad van bestuur voor meer dan één derde van het totaalaantal bestuurders of van de personen die deel uitmaken van het personeel van de begeleidingsdienst niet samengesteld zijn uit personen die deel uitmaken van hetzelfde gezin als echtgenoot, wettelijke samenwoners, bloed- of aanverwante tot en met de tweede graad;4° beschikt over technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie, eventueel via een administratieve entiteit waarvan de begeleidingsdienst deel uitmaakt, en over een administratief beheer dat hem in staat stelt zijn taken uit te voeren en onder toezicht van het Agentschap te staan;5° staat onder de leiding staan van een directeur, natuurlijke persoon bezoldigd voor die functie en bevoegd om, overeenkomstig een geschreven overdracht van bevoegdheid door de inrichtende macht en onder haar verantwoordelijkheid of die van de directeur-generaal van de administratieve entiteit bedoeld in 4°, het dagelijkse beheer van de dienst waar te nemen;6° heeft een directeur die in staat is: a) de effectieve directie van de begeleidingsdienst permanent waar te nemen.Als hij afwezig is tijdens de activiteiten voorzien in het kader van de begeleidingsprojecten, moet een daartoe afgevaardigd personeelslid in noodgevallen de nodige maatregelen kunnen treffen en in staat zijn om zowel interne als externe vragen te beantwoorden. b) steeds kennis te hebben van de werkrooster van zijn personeel;7° in geval van verzuim of onregelmatigheid in de uitvoering van het mandaat van de directeur, verzoekt het Agentschap de inrichtende macht bij aangetekend schrijven en binnen de termijn die het Agentschap bepaalt om de nodige maatregelen te treffen.Bij gebreke daarvan wendt het Agentschap zich tot de minister bevoegd voor het gehandicaptenbeleid, die een besluit neemt overeenkomstig de bepalingen van artikel 475; 8° maakt, onverminderd de bepalingen van artikel 286 van het tweede deel van het decreetgevend deel van het Wetboek en op verzoek van het Agentschap alle bewijsstukken over die vereist worden voor de uitoefening van de controle, meer bepaald de jaarrekeningen, de nodige stukken voor de berekening van de verschillende toelagen, alsmede het vormingsprogramma bedoeld in artikel 590;9° maakt de sociale balans zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de sociale balans, de jaarrekeningen, de balans van de activiteiten, alsook het vormingsprogramma bedoeld in artikel 590 over : a) voor de begeleidingsdiensten beheerd door een private inrichtende macht: aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, aan de vakbondsafvaardiging;b) voor de begeleidingsdiensten beheerd door een openbare inrichtende macht: aan het onderhandelings- of overlegcomité opgericht krachtens de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, of bij ontstentenis daarvan, aan de vakbondsorganisaties die de werknemers vertegenwoordigen; 10° vermeldt de referentie van de door het Agentschap verleende erkenning op alle akten en overige stukken, publiciteitsfolders en aanplakkingen die van de begeleidingsdienst;. 11° maakt geen gezamenlijke reclame met een school, ongeacht de gebruikte methode.

Art. 592.De begeleidingsdienst voert een boekhouding overeenkomstig de wetgeving met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 593.De inhoud en de presentatie van het genormaliseerde minimale boekhoudplan beantwoorden aan het volledige schema van de jaarrekeningen met balans, resultatenrekeningen en bijlagen overeenkomstig de wetgeving met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten ervan.

De opschriften en rekeningennummers die met de activiteiten van de begeleidingsdiensten overeenstemmen, worden door het Agentschap aan de begeleidingsdiensten meegedeeld.

Art. 594.De beginbalans van elke begeleidingsdienst wordt aan het Agentschap voorgelegd binnen zes maanden na de kennisgeving van de erkenningsbeslissing.

Art. 595.De jaarrekeningen van elke begeleidingsdienst worden aan het Agentschap overgemaakt uiterlijk 30 juni van het jaar na het boekjaar.

De jaarrekeningen gaan vergezeld van een volledige lijst van verbonden entiteiten, waarvan de rekeningen op verzoek door het Agentschap kunnen worden ingezien.

Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar.

Art. 596.Indien dienstverleningen van een verbonden entiteit uitgaan, geven de dienstverleners hun aanwezigheid aan in het personeelsregister.

Art. 597.De begeleidingsdienst kan bewijzen dat hij aan alle fiscale en sociale verplichtingen voldaan heeft.

Art. 598.De gebouwen en installaties bieden toegangsmogelijkheden ivm de handicap van de gebruikers.

Art. 599.De begeleidingsdienst draagt, binnen de grenzen van zijn optreden, in redelijkheid zorg voor de veiligheid van de gebruikers.

Art. 600.Onverminderd artikel 315 van het decreetgevende deel van het Wetboek delen de begeleidingsdiensten, om het Agentschap in staat te stellen om de erkenningsvoorwaarden na te gaan, de documenten bedoeld in artikel 474/1 aan het Agentschap mee, volgens de daar bedoelde nadere regels.".

Onderafdeling 2. - Type erkenning

Art. 601.De begeleidingsdiensten worden erkend als polyvalente of specifieke begeleidingsdiensten voor een welbepaald publiek, ter ondersteuning van verscheidene van de volgende categorieën, op basis van leeftijdscriteria of gespecialiseerde taken: 1° jonge kinderen, jongeren in de schoolgaande leeftijd of volwassenen;2° een of meerdere van de gespecialiseerde taken.

Art. 602.Een begeleidingsdienst kan alleen worden erkend voor één of meerdere gespecialiseerde taken, of als specifieke begeleidingsdienst voor een bepaald publiek, voor zover de territoriale dekking wordt verzekerd door een polyvalente begeleidingsdienst als bedoeld in artikel 603.

Art. 603.De polyvalente begeleidingsdienst begeleidt de gebruikers met elk soort handicap en helpt hen met al hun vragen en behoeften.

Art. 604.De specifieke begeleidingsdienst begeleidt de gebruikers die één of meerdere bepaalde handicaps vertonen en staat hen bij in al hun vragen en behoeften.

Hij zorgt ook voor steun, vorming en geldt als model wat betreft het geheel van het grondgebied van het Franse taalgebied.

De specifieke begeleidingsdienst kan ook bijdragen tot het onderzoek inzake begeleiding voor wat zijn handicap(en) betreft.

Onderafdeling 3. - Procedure

Art. 605.De erkenningsaanvraag gaat vergezeld van de volgende stukken en gegevens: 1° het type aangevraagde erkenning, zoals bedoeld in onderafdeling 2;2° het dienstproject, alsmede de wijze waarop de persoonlijke begeleidingsprojecten uitgewerkt en opgevolgd worden;3° de identiteit van de directeur van de begeleidingsdienst en: a) de delegatie van bevoegdheden;b) een afschrift van zijn diploma's en getuigschriften;c) het getuigschrift ter staving van de in bijlage 57 vereiste ervaring;4° het ondernemingsnummer. Het Agentschap stuurt een bericht van ontvangst naar de aanvrager binnen vijftien dagen na ontvangst van de erkenningsaanvraag van een begeleidingsdienst.

Art. 606.Wanneer het dossier volledig is, brengt het Agentschap de begeleidingsdienst binnen vijftien dagen op de hoogte, onderzoekt het de aanvraag en neemt de voor het gehandicaptenbeleid bevoegde Minister binnen zes maanden na ontvangst van het volledige aanvraagdossier een beslissing.

Onderafdeling 4. - Beslissing tot erkenning

Art. 607.De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.

Als het gaat om een aanvraag voor de erkenning van een nieuwe begeleidingsdienst, wordt de erkenning verleend voor een periode van drie maanden tot hoogstens drie jaar. Na afloop van deze periode wordt de erkenning, behoudens andersluidend beslissing van de Minister die bevoegd is voor het gehandicaptenbeleid, voor onbepaalde tijd verleend.

Art. 608.De beslissing van de Regering vermeldt : 1° het type erkenning, zoals bedoeld in onderafdeling 2;2° het minimumaantal uren begeleiding per jaar;3° het jaarlijks minimumaantal te begeleiden gebruikers. Het aantal, bedoeld in het eerste lid, 3°, wordt bepaald op basis van het in de erkenning bepaalde minimumaantal uren begeleiding, en wel als volgt: 1° één gebruiker te begeleiden voor elk volledig blok van 80 uur begeleiding van volwassenen;2° één gebruiker te begeleiden voor elk volledig blok van 80 uren begeleiding van jonge kinderen 3° één gebruiker te begeleiden voor elk volledig blok van 80 uren begeleiding voor de gespecialiseerde taak "Burgerschapsontwikkelende";4° één gebruiker te begeleiden voor elk volledig blok van 80 uur begeleiding voor de gespecialiseerde taak "Na-ouderschap";5° één gebruiker te begeleiden per 200 uur begeleiding van jongeren in de schoolgaande leeftijd;6° één gebruiker te begeleiden voor elk volledig blok van 160 uur begeleiding voor de gespecialiseerde taak "overgang van het schoolleven naar het actieve leven";7° één gebruiker te begeleiden voor elk volledig blok van 240 uur begeleiding voor de gespecialiseerde taak "Begeleid wonen". De in lid 2, 1° tot en met 7°, genoemde aantallen uren begeleiding worden uitsluitend gebruikt om de omvang van de gebruikers vast te stellen en vormen niet de norm.

Art. 609.In afwijking van artikel 608, eerste lid, 3°, worden voor begeleidingsdiensten die overeenkomstig artikel 602 als specifieke begeleidingsdiensten voor visuele of auditieve handicaps zijn goedgekeurd, de volledige blokken van begeleidingsuren met twintig procent verhoogd.

Onderafdeling 5. - Controle

Art. 610.Het Agentschap gaat na of de erkenningsvoorwaarden in acht genomen worden.

Het Agentschap evalueert regelmatig de tenuitvoerlegging van de dienstenprojecten.

Daartoe evalueert bedoeld Agentschap in samenwerking met de begeleidingsdiensten, het begeleidingspersoneel en de gebruikers de werkmethodes, de kwaliteit van de diensten, de dienstverstrekkingen en het tot stand brengen van de begeleidingsprojecten en gaat het na of deze projecten bestaan en worden bijgewerkt.

Het Agentschap ziet toe op de inachtneming van de voorschriften inzake de toekenning en de aanwending van de subsidies en inzake boekhoudkundige verplichtingen.

Art. 611.Het Agentschap adviseert de begeleidingsdiensten en het begeleidingspersoneel.

De opmerkingen en conclusies van de inspecties worden overgemaakt aan de inrichtende machten en aan de directies. Vandaar worden ze doorgestuurd naar de ondernemingsraad en(of) de vakbondsafvaardiging of het onderhandelings- en overlegcomité opgericht krachtens de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Art. 612.§ 1. Na afloop van een periode van zes volledige kalenderjaren verifieert het Agentschap het jaargemiddelde over de betrokken periode van het minimumvolume van de begeleidingsuren en het minimumaantal te begeleiden gebruikers als bedoeld in artikel 608, 2° en 3°, op basis van de gegevens in de activiteitenverslagen en de berichten van begin en einde van de interventie voor de betrokken periode. § 2. Indien het aantal door de begeleidingsdienst geleverde begeleidingsuren minder dan negentig procent bedraagt van het aantal uren waarvoor de begeleidingsdienst is erkend, of indien het aantal door de begeleidingsdienst ondersteunde personen minder dan negentig procent bedraagt van het aantal te begeleiden gebruikers waarvoor de begeleidingsdienst is erkend, stelt het Agentschap de begeleidingsdienst in kennis van een vermindering van het aantal begeleidingsuren en het aantal te begeleiden gebruikers, zoals vastgesteld in zijn erkenning, en wel met ingang van 1 januari van het jaar volgend op die kennisgeving.

De in de erkenning vastgestelde vermindering van het aantal uren steun is de grootste van : 1° het verschil tussen het aantal uren waarvoor de begeleidingsdienst is erkend en het aantal uren dat de begeleidingsdienst heeft gepresteerd;2° het verschil tussen het aantal te begeleiden gebruikers waarvoor de begeleidingsdienst is erkend en het aantal door de begeleidingsdienst begeleide gebruikers, omgerekend in uren overeenkomstig de artikelen 608, tweede lid, en 609. Voor het minimumaantal te begeleiden gebruikers wordt de vermindering berekend overeenkomstig de artikelen 608, lid 2, en 609.

Art. 613.In afwijking van artikel 612, § 1, bestrijkt de verificatie van de doelstellingen die in de goedkeuring voor de eerste verificatieperiode zijn vastgesteld, de laatste vijf jaar. Afdeling 6. - Klachten

Art. 614.De begeleidingsdienst organiseert een intern klachtenbeheerssysteem met het oog op voortdurende verbetering.

Elke klacht in verband met de begeleiding door een begeleidingsdienst die niet intern kan worden opgelost, wordt gericht aan het Agentschap, dat de ontvangst ervan bevestigt, de gebruiker bijstaat bij het formuleren van de klacht en de inrichtende macht op de hoogte brengt.

Het Agentschap onderzoekt de klacht en geeft de aanklager en de inrichtende macht binnen hoogstens zes maanden kennis van de resultaten van het onderzoek en van de gevolgen die eraan gegeven worden. Afdeling 7. - Opvangbeleid

Onderafdeling 1. - Algemene toelatingsvoorwaarden

Art. 615.§ 1. De begeleidingsdiensten begeleiden de gebruikers alleen als zij beschikken over ofwel: 1° een beslissing tot tussenkomst van het Agentschap, bedoeld in artikel 280 van het decreetgevend deel van het Wetboek, waarbij de begeleiding noodzakelijk wordt geacht;2° een voorlopige beslissing bedoeld in artikel 436;3° een beslissing van een bevoegde instelling van een ander deelgebied die krachtens een samenwerkingsovereenkomst gevolg mag hebben op het grondgebied van het Franse taalgebied. § 2. In afwachting van één van de beslissingen bedoeld in § 1, mag de begeleidingsdienst een gebruiker tijdelijk begeleiden als hij of zijn wettelijke vertegenwoordiger reeds een individuele aanvraag om tussenkomst heeft ingediend met het oog op een begeleiding en voor zover binnen drie maanden één van de in de onderafdelingen 2 tot 6 bedoelde stukken wordt overgelegd.

De overlegging van één van de in het eerste lid bedoelde documenten loopt niet vooruit op de beslissing van het Agentschap. § 3. De beslissing van het Agentschap waarbij de begeleiding wordt toegestaan, mag niet genomen worden vóór de datum waarop de aanvraag naar het Agentschap wordt verzonden, noch op de datum van opvang door de begeleidingsdienst. § 4. Als de gebruiker in aanmerking komt voor een andere tussenkomst bedoeld in het tweede deel, Boek 5, Titel 11, van dit Wetboek, worden geen bijkomende multidisciplinaire gegevens vereist.

Art. 616.De begeleidingsdiensten geven het Agentschap binnen tien dagen na het begin of het einde van de tussenkomst kennis van de berichten betreffende de begindatum en de einddatum van de tussenkomst voor de gebruikers die ze begeleiden.

Art. 617.De gebruiker wordt alleen opgenomen in het minimumaantal gebruikers dat moet worden begeleid, als bedoeld in artikel 608, indien het Agentschap concludeert dat begeleiding noodzakelijk is, met uitzondering van de in artikel 615, § 2, bedoelde tijdelijke begeleiding, totdat het Agentschap de gebruiker van zijn weigering in kennis stelt.

Art. 618.Het Agentschap kan een op de leeftijd van de gebruikers gestoelde afwijking toestaan op grond van een individueel specifiek project.

Art. 619.Het Agentschap komt tussen voor de begeleiding of verzorging van een gebruiker door één dienst.

In afwijking van het eerste lid, is de cumulatie evenwel toegelaten voor een gebruiker die beroep doet op : 1° een dienst voor vroegtijdige hulpverlening of begeleiding voor volwassenen en een revalidatiecentrum;2° een begeleidingsdienst en een centrum voor opleiding en socioprofessionele inschakeling;3° een begeleidingsdienst voor volwassenen en een aangepaste werkplaats;4° een begeleidingsdienst en een hulpdienst betreffende de activiteiten van het dagelijks leven;5° een begeleidingsdienst en een dienst die respijtzorg organiseert;6° een polyvalente begeleidingsdienst en een opvangdienst buiten de periode van aanwezigheid in de opvangdienst;7° een specifieke begeleidingsdienst en elke andere dienst, behalve een andere specifieke begeleidingsdienst;8° een begeleidingsdienst die is erkend voor gespecialiseerde taken en elke andere begeleidingsdienst, met uitzondering van een andere begeleidingsdienst die is erkend voor dezelfde gespecialiseerde taken;9° een begeleidingsdienst die is erkend voor gespecialiseerde post-ouderschapstaken en elke andere begeleidingsdienst, met uitzondering van een andere begeleidingsdienst die is erkend voor dezelfde gespecialiseerde post-ouderschapstaken. In afwijking van lid 1 kan het agentschap op basis van een specifiek individueel project een combinatie toestaan waarin niet is voorzien in lid 2.

Onderafdeling 2. - Documenten voor de tijdelijke begeleiding van jonge kinderen Art 620. Overeenkomstig artikel 615, § 2, kan de gebruiker begeleid worden voor jonge kinderen indien hij de volgende stukken verstrekt: 1° een door een andere administratie afgegeven document ter bevestiging van het bestaan van een handicap;2° een attest ingevuld door een multidisciplinair team van een erkend centrum bedoeld in de artikelen 424 en 428;3° een attest opgemaakt door een pluridisciplinaire ploeg die niet onder de begeleidingsdienst ressorteert en die minstens een geneesheer, een psycholoog en een maatschappelijk of paramedisch werker telt;4° een beslissing tot tussenkomst van het Agentschap in de opvang en de huisvesting of de bijstand in een leefomgeving;5° een stuk, volgens het geval, van een dienst erkend door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, van een arts, een consultatiebureau van de "Office de la Naissance et de l'Enfance" (Kind en Gezin). Onderafdeling 3. - Documenten voor de tijdelijke begeleiding van schoolgaande jongeren of volwassenen

Art. 621.Overeenkomstig artikel 615, § 2, kan de gebruiker begeleid worden voor schoolgaande jongeren of volwassenen indien hij de volgende stukken verstrekt: 1° een door een andere administratie afgegeven document ter bevestiging van het bestaan van een handicap;2° een attest ingevuld door een multidisciplinair team van een erkend centrum bedoeld in de artikelen 424 en 428;3° een attest opgemaakt door een pluridisciplinaire ploeg die niet onder de begeleidingsdienst ressorteert en die minstens een geneesheer, een psycholoog en een maatschappelijk of paramedisch werker telt;4° een beslissing van het Agentschap in de opvang en de huisvesting of de bijstand in een leefomgeving; Onderafdeling 4. - Documenten voor de tijdelijke begeleiding voor burgeractiviteiten

Art. 622.Overeenkomstig artikel 615, § 2, kan de gebruiker tijdelijk worden begeleid bij gespecialiseerde taken in het kader van een burgeractiviteit indien hij de volgende stukken verstrekt: 1° een attest waaruit blijkt dat hij verhoogde uitkeringen ontvangt wegens een handicap;2° een attest waaruit blijkt dat hij in aanmerking komt voor inkomensvervangende tegemoetkomingen voor gehandicapten;3° een beslissing tot tussenkomst van het Agentschap in de opvang en de huisvesting of de bijstand in een leefomgeving. Onderafdeling 5. - Documenten voor de tijdelijke begeleiding in begeleid wonen

Art. 623.Overeenkomstig artikel 615, § 2, kan de gebruiker tijdelijk worden begeleid bij gespecialiseerde taken in het kader van begeleid wonen indien hij de volgende stukken verstrekt: 1° een getuigschrift waaruit blijkt dat hij gespecialiseerd secundair onderwijs in leerjaar 1 volgt of heeft gevolgd;2° een getuigschrift waaruit blijkt dat hij gespecialiseerd secundair onderwijs in leerjaar 2 volgt of heeft gevolgd;3° een attest waaruit blijkt dat hij verhoogde gezinsbijslag ontvangt wegens een handicap;4° een attest waaruit blijkt dat hij in aanmerking komt voor inkomensvervangende tegemoetkomingen voor gehandicapten;5° een beslissing tot tussenkomst van het Agentschap in opvang en huisvesting, of in bijstand in een leefomgeving, of in materiële bijstand of in een Aangepast Werkbedrijf. Onderafdeling 6. - Documenten voor de tijdelijke begeleiding voor overgang van het schoolleven naar het actieve leven

Art. 624.Overeenkomstig artikel 615, § 2, kan de gebruiker tijdelijk worden begeleid bij gespecialiseerde taken inzake overgang van het schoolleven naar het actieve leven indien hij de volgende stukken verstrekt: 1° een getuigschrift waaruit blijkt dat hij gespecialiseerd secundair onderwijs in leerjaar 1 volgt of heeft gevolgd;2° een getuigschrift waaruit blijkt dat hij gespecialiseerd secundair onderwijs in leerjaar 2 volgt of heeft gevolgd;3° een attest waaruit blijkt dat hij verhoogde gezinsbijslag ontvangt wegens een handicap;4° een attest waaruit blijkt dat hij in aanmerking komt voor inkomensvervangende tegemoetkomingen voor gehandicapten;5° een beslissing tot tussenkomst van het Agentschap in de opvang en de huisvesting of de bijstand in een leefomgeving. Afdeling 8. - Subsidiëring

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 625.§ 1. Binnen de perken van de budgettaire kredieten ontvangen de begeleidingsdiensten : 1° een jaarlijkse toelage;2° een toeslag wegens geldelijke anciënniteit van het personeel;3° een specifieke subsidie om te voldoen aan de bepalingen van de raamovereenkomst met betrekking tot de privé- en openbare non-profitsector, inzake de verhoging van de eindejaarspremie;4° een specifieke subsidie om te voldoen aan de bepalingen van de kaderovereenkomst 2010-2011 met betrekking tot de private non-profitsector, voor wat betreft de bijkomende subsidie gereserveerd voor de financiering van opleidingen; § 2. De bedragen bedoeld in de artikelen 630, § 2, 631, § 2, en in bijlage 56 worden gekoppeld aan het spilindexcijfer dat als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt, met name 107,20 op 1 april 2020 (basis 2013). § 3. Het totaalbedrag van de subsidies dat voortvloeit uit de bepalingen van dit hoofdstuk wordt verminderd met de tegenwaarde van het bedrag dat eventueel gestort wordt door het Tewerkstellingsfonds aan het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering als compensatie voor de subsidiëring van de vergoeding bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 september 1989 tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.

Onderafdeling 2. - Jaarlijkse subsidie

Art. 626.De jaarlijkse subsidie wordt berekend door het totale aantal uren begeleiding waarvoor de begeleidingsdienst is erkend, te vermenigvuldigen met de theoretische kosten van één uur begeleiding voor een anciënniteit van nul jaar, zoals vermeld in bijlage 56.

Art. 627.§ 1. De jaarlijkse toelage wordt tijdens het bestemmingsjaar voortijdig vereffend bij maandelijkse afbetalingen. § 2. De maandelijkse afbetalingen worden automatisch aangepast tijdens de tweede maand na de overschrijding van de basisindex die als referentie dient voor de indexering van de lonen van de ambtenaren.

Onderafdeling 3. - Toeslag wegens geldelijke anciënniteit van het personeel;

Art. 628.§ 1. Een toelagetoeslag voor het personeel wordt verleend aan de begeleidingsdiensten waarvan het gezamenlijke personeel aan het einde van het bestemmingsjaar een gemiddelde geldelijke anciënniteit heeft die hoger is dan 0. § 2. De begeleidingsdienst bezorgt het Agentschap langs elektronische weg aan het einde van elk bestemmingsjaar uiterlijk 31 maart van het volgende jaar een kadaster van de tewerkstelling.

Behoudens overmacht wordt de niet-naleving van die termijn gestraft als volgt: 1° een boete gelijk aan 1/1000 van de jaarlijks te bekomen toelage per dag vertraging;2° onverminderd deze boete, stuurt het Agentschap een aanmaning bij aangetekende brief uiterlijk 21 dagen na de vertraging;3° indien het kadaster van de tewerkstelling niet binnen tien dagen na de aanmaning wordt ontvangen, wordt de jaarlijkse subsidie voor de begeleidingsdienst vastgesteld op 90% van het bedrag waarop de dienst recht had in het jaar vóór de uitoefening, naar rato van het aantal goedgekeurde uren. De voor elk personeelslid in aanmerking te nemen geldelijke anciënniteit is die waarop het recht heeft op 31 december van het boekjaar dat het voorwerp is van de subsidie, gewogen met het volume van de bezoldigde dienstverleningen.

Het resultaat van de deling wordt verminderd met een half jaar anciënniteit. § 3. Het volume van de dienstverstrekkingen opgenomen in de berekening van de geldelijke anciënniteit van de werknemer die in aanmerking komt voor een maatregel tot aanpassing van het einde van zijn loopbaan zoals bedoeld in bijlage 45/4 is gelijk aan het volume van dienstverstrekkingen waarover hij beschikte voordat hij halftijds ging presteren. § 4. Er wordt geen rekening gehouden met het volume van de bezoldigde dienstverstrekkingen van de werknemer die in dienst genomen wordt ter vervanging van de werknemer bedoeld in paragraaf 3. § 5. Het volume van de dienstverstrekkingen opgenomen in de berekening van de geldelijke anciënniteit van de werknemer wiens arbeidsovereenkomst gedurende ten hoogste twee jaar wordt geschorst, is gelijk aan het volume van dienstverstrekkingen waarover hij beschikte vóór de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst, op voorwaarde dat hij wordt vervangen. § 6. Het volume van betaalde dienstverstrekkingen van de werknemer die op basis van een vervangingscontract is tewerkgesteld ter vervanging van de in § 5 bedoelde werknemer, wordt gedurende een periode van ten hoogste twee jaar niet in aanmerking genomen. § 7. De toeslag wordt toegekend ten belope van het totaal aantal uren begeleiding waarvoor de begeleidingsdienst is erkend, vermenigvuldigd met het verschil tussen de theoretische kosten van één uur begeleiding, bij de waargenomen anciënniteit, en dezelfde kosten bij een anciënniteit van nul jaar, zoals vermeld in bijlage 56.

Art. 629.§ 1. De anciënniteitstoeslag wordt tijdens het bestemmingsjaar voortijdig vereffend bij maandelijkse afbetalingen. § 2. De maandelijkse afbetalingen worden automatisch aangepast tijdens de tweede maand na de overschrijding van de basisindex die als referentie dient voor de indexering van de lonen van de ambtenaren. § 3. Indien in het volgende jaar de geconstateerde anciënniteit voor het jaar van toekenning kleiner of hoger is dan degene die als basis heeft gediend voor de toekenning van de voorschotten, wordt de toegekende toeslag aangepast.

Onderafdeling 4. - Specifieke subsidie om te voldoen aan de bepalingen van de raamovereenkomsten 2010-2011 en 2018-2020 met betrekking tot de privé non-profitsector en de raamovereenkomst 2018-2020 betreffende de openbare non-profitsector, inzake de verhoging van de eindejaarspremie

Art. 630.§ 1. Het Agentschap betaalt een specifieke subsidie aan de begeleidingsdiensten om hen in staat te stellen de verhoging van de eindejaarspremie voor het personeel te financieren. § 2. Voor de begeleidingsdiensten die afhankelijk zijn van de privé-sector, wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in § 1 jaarlijks vastgesteld op een bedrag van 626,06 euro, vermenigvuldigd met het aantal reële voltijdsequivalenten voor het hele personeel van de begeleidingsdienst, vastgesteld op basis van het totale aantal bezoldigde uren in het kadaster van de tewerkstelling van het voorgaande jaar.

Voor de begeleidingsdiensten die afhankelijk zijn van de openbare sector, wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in § 1 jaarlijks vastgesteld op een bedrag van 510 euro, vermenigvuldigd met het aantal reële voltijdsequivalenten voor het hele personeel van de begeleidingsdienst, vastgesteld op basis van het totale aantal bezoldigde uren in het kadaster van de tewerkstelling van het voorgaande jaar.

Onderafdeling 5. - Specifieke subsidie om te voldoen aan de bepalingen van de kaderovereenkomst 2010-2011 met betrekking tot de private non-profitsector, voor wat betreft de bijkomende subsidie gereserveerd voor de financiering van opleidingen

Art. 631.§ 1. Het Agentschap betaalt een specifieke subsidie aan de begeleidingsdiensten om hen in staat te stellen de verhoging van de premie voor de financiering van opleidingen te financieren. § 2. Voor de begeleidingsdiensten die afhankelijk zijn van de privé-sector, wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in § 1 jaarlijks vastgesteld op een bedrag van 38,10 euro, vermenigvuldigd met het aantal reële voltijdsequivalenten voor het hele personeel van de begeleidingsdienst, vastgesteld op basis van het totale aantal bezoldigde uren in het kadaster van de tewerkstelling van het voorgaande jaar.

Onderafdeling 6. - Specifieke subsidie om de betaling van de vakbondpremies te kunnen verzekeren

Art. 632.Het Agentschap stort namens de begeleidingsdiensten op het fonds dat instaat voor de betaling van de vakbondspremies, een bedrag dat overeenstemt met het aantal werknemers die er in aanmerking voor kunnen komen, vermenigvuldigd met het bedrag van de vakbondspremie per werknemer, dat bepaald is overeenkomstig de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector, zoals uitgevoerd door het koninklijk besluit van 26 september 1980 houdende uitvoering van de artikelen 1, b, en 4 van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en door het koninklijk besluit van 30 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector.

Onderafdeling 7 . - Controle op de subsidies

Art. 633.§ 1. Indien het totale aantal betaalde uren voor het begeleidingspersoneel op basis van de tewerkstellingskadasters aan het einde van elk jaar lager is dan het totale aantal begeleidingsuren waarvoor de begeleidingsdienst is erkend, vermenigvuldigd met één punt vierentwintig, deelt het Agentschap hem het terug te vorderen bedrag mee.

Het bedrag van het in lid 1 bedoelde terug te vorderen bedrag is het verschil tussen het jaarlijkse gemiddelde van het totale aantal uren begeleiding waarvoor de ondersteuningsdienst is erkend, vermenigvuldigd met één punt vierentwintig, en het jaarlijkse gemiddelde van het totale aantal betaalde uren van het begeleidingspersoneel, vermenigvuldigd met het gemiddelde over de periode van de kosten van één uur begeleiding als bedoeld in bijlage 56.

De terugvordering gaat in vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van kennisgeving. § 2. De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.

Art. 634.De lasten die in aanmerking mogen worden genomen, worden in de bijlagen 45/3 en 45/4 nader bepaald.

Art. 635.Na kennisgeving gaat het Agentschap over tot de rechtzetting en de ambtshalve invordering van de toelagen verleend op grond van onjuiste aangiften of waarvan het gebruik ongerechtvaardigd blijkt te zijn.

Ze worden rechtgezet en ingevorderd tijdens de tweede maand na die van de kennisgeving en kunnen het voorwerp uitmaken van een aanzuiveringsplan.

De begeleidingsdiensten beschikken over een termijn van dertig dagen, waarbij de postdatum bewijskracht heeft, om elke rechtzetting of invordering te betwisten waarvan kennis wordt gegeven overeenkomstig dit hoofdstuk.

De begeleidingsdiensten kunnen een aanvraag tot herziening van de toelage indienen binnen dertig dagen te rekenen van de kennisneming van een gegeven dat het bedrag van de toelage betwist en waarvan zij geen weet hadden bij de kennisgeving ervan.

De begeleidingsdienst moet het bewijs leveren van de datum waarop hij kennis genomen heeft van het gegeven bedoeld in het vierde lid.

Art. 636.De opschriften en rekeningennummers die met de activiteit van de begeleidingsdiensten overeenstemmen, worden via omzendbrieven aan de diensten meegedeeld.

De financiële bijdragen die krachtens artikel 637 aan de gebruikers of hun wettelijke vertegenwoordigers gevraagd worden, moeten als teruggeïnde kosten geboekt worden.

In het kader van de controle op het gebruik van de subsidies worden de in het tweede lid bedoelde bijdragen in mindering gebracht van het bedrag van de overeenstemmende lasten.

De subsidies die aan de begeleidingsdiensten gestort worden door de overheden of door liefdadigheidsinstellingen die door die overheden gesubsidieerd worden, worden afgetrokken van de overeenstemmende lasten die op geldige wijze in het boekjaar geboekt worden.

Er wordt rekening gehouden met de toelagen bedoeld in het derde lid voor zover ze verleend worden ter dekking van de uitgaven die in aanmerking genomen worden voor de berekening van de toelage. Afdeling 9. - Financiële bijdrage van de gebruikers

Art. 637.§ 1. Behalve voor de begeleiding voor burgerschapsontwikkelende activiteiten mogen de begeleidingsdiensten de gebruikers een bijdrage in rekening brengen van hoogstens 37,15 euro per maand gekoppeld aan de spilindex, die als referentie wordt gebruikt voor de indexering van de ambtenarensalarissen, namelijk 107,20 vanaf 1 april 2020 (basis 2013). Deze bijdrage blijft bij de begeleidingsdienst zolang ze wordt toegewezen aan subsidiabele uitgaven. § 2. In het kader van begeleid wonen kunnen de begeleidingsdiensten de gebruikers laten betalen voor de kosten van huur of onderhuur van de accommodatie die zij in het kader van deze begeleiding ter beschikking stellen van de gebruiker, alsmede voor alle daarmee samenhangende kosten van bewoning. § 3. De begeleidingsdiensten kunnen in overleg met de gebruiker of diens wettelijke vertegenwoordiger aanspraak maken op de kosten van een specifieke activiteit die zij organiseren of die verband houdt met specifieke behoeften van de gebruiker om diens welzijn en persoonlijke ontwikkeling te waarborgen. Afdeling 10. - Programmering

Art. 638.§ 1. Een polyvalente begeleidingsdienst voor jonge kinderen dekt een zone dat minstens acht duizend kinderen van minder dan acht jaar telt.

Een polyvalente begeleidingsdienst voor volwassenen dekt een zone van minstens 50.000 inwoners.

Een begeleidingsdienst wordt alleen erkend voor gespecialiseerde begeleidingstaken indien het territoriale gebied wordt bestreken door een polyvalente begeleidingsdienst voor dezelfde leeftijdsgroep. § 2. De Raad inzake strategie en prospectief van het Agentschap bestudeert de behoeften van gehandicapten op het gebied van begeleidingsdiensten.

De subregionale coördinatiecommissies, bedoeld in artikel 17 van het decreetgevend deel van het Wetboek, formuleren een advies over de behoeftenstudie binnen drie maanden na ontvangst van de studie en zenden hun advies aan het Agentschap.

Indien het advies niet binnen deze termijn is ingediend, wordt de formaliteit niet vervuld. § 3. De minister die bevoegd is voor het gehandicaptenbeleid legt de behoeftenanalyse voor aan de Regering, samen met een inventaris van de begeleidingsdiensten die worden aangeboden. Deze documenten worden om de vier jaar aangepast.

Art. 639.Volgens de resultaten van de in artikel 638 bedoelde behoeftenstudie, bepaalt de Regering het bedrag van de toelage voor de begeleidingsdiensten die worden opgericht of waarvoor een uitbreiding van de erkenning wordt toegestaan.".

Art. 6.In hetzelfde Wetboek worden de artikelen 640 tot 724 opgeheven.

Art. 7.Artikel 831/40 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014, wordt vervangen als volgt: "

Art. 831/40.De respijtzorgdiensten krijgen een aantal punten dat ze over een waarneminsperiode van drie jaar moeten behalen.

On dat aantal punten te behalen verstrekken de diensten respijtzorg voor een puntenwaarde die varieert naar gelang van het type dienstverstrekking en van het tijdstip waarop de diensten verstrekt worden.

De punten die niet zijn toegekend na afloop van een waarnemingsperiode, worden toegekend in de loop van de volgende waarnemingsperiode.

In afwijking van lid 1 is voor na 1 januari 2014 erkende diensten voor respijtzorg de duur van de eerste observatieperiode gelijk aan de resterende duur van de lopende observatieperiode voor andere diensten voor respijtzorg. ".

Art. 8.In artikel 831/40 van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 1, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014, vervangen als volgt: " § 1. Het aantal punten toegekend aan de dienst voor het jaar n wordt verkregen door de waarde van een punt voor het jaar n-1 te delen door de som van de bedragen van de jaarlijks meegedeelde basissubsidies voor uitkeringen en de in artikel 831/57, leden 1 en 3, bedoelde subsidies die bestemd zijn voor de financiering van salarisverhogingen ten gevolge van de waardering van de oncomfortabele uren, die voor het jaar n-1 door het Agentschap worden uitgekeerd en betrekking hebben op een gegeven observatieperiode.

In afwijking van het eerste lid wordt het aantal punten toegekend aan de dienst voor het eerste erkenningsjaar wordt verkregen door de waarde van een punt voor het jaar 1-r te delen door de som van de bedragen van de jaarlijks meegedeelde basissubsidies voor uitkeringen en de in artikel 831/57, leden 3 en, bedoelde subsidies die bestemd zijn voor de financiering van salarisverhogingen ten gevolge van de waardering van de oncomfortabele uren, die voor het jaar n-1 door het Agentschap worden uitgekeerd en betrekking hebben op een gegeven observatieperiode.

Het aantal verkregen punten wordt afgerond naar de hogere eenheid. ".

Art. 9.Paragraaf 2 van artikel 831/59 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014, wordt vervangen als volgt: " § 2. Het gedeelte verplaatsingen van de basistoelage voor het jaar n is gelijk aan het aantal kilometers afgelegd in het kader van de respijtzorgverstrekkingen thuis gedurende het jaar n-1, vermenigvuldigd met het gemiddeld percentage per kilometer voorzien voor de personeelsleden van het Waalse Gewest gedurende het jaar n.

In afwijking van het eerste lid wordt het gedeelte verplaatsingen van de basistoelage van het eerste erkenningsjaar vastgesteld op twintig procent van de basissubsidie.

Het gedeelte verplaatsingen van de basistoelage wordt beperkt tot twintig percent van de basistoelage.".

Art. 10.Artikel 1374 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 1374.§ 1. In afwijking van artikel 607, lid 2, wordt een begeleidingsdienst voor volwassenen, een dienst voor integratiehulp of een dienst voor vroegtijdige hulpverlening die op 31 december 2020 door het Agentschap is erkend op basis van de wettelijke bepalingen die op die datum van kracht zijn, op 1 januari 2021 voor onbepaalde tijd erkend als begeleidingsdienst voor respectievelijk de begeleiding van volwassenen, de begeleiding van jongeren in de schoolgaande leeftijd of de begeleiding van jonge kinderen. § 2. In afwijking van artikel 602 wordt een dienst in het kader van specifieke initiatieven "Transitie 16-25", "Burgerschapsontwikkelende activiteiten", "Innovatief begeleid wonen", waarmee het Agentschap op 31 december 2020 heeft ingestemd, op 1 januari 2021 erkend als begeleidingsdienst, voor een vaste periode van drie jaar, voor gespecialiseerde taken in respectievelijk de overgang van het schoolleven naar het actieve leven, burgerschapsontwikkelende activiteiten, begeleid wonen. § 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 worden de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde diensten, die op 31 december 2020 deel uitmaken van dezelfde administratieve entiteit, op 1 januari 2021 voor onbepaalde tijd samengevoegd in één erkende begeleidingsdienst. § 4. Voor de begeleidingsdiensten bedoeld in de paragrafen 1 en 3, die zijn gegroeid uit ten minste één dienst bedoeld in § 1, loopt de op 31 december 2020 lopende evaluatieperiode door tot het einde van de meest recente erkenningsbeslissing. § 5. In de nieuwe beslissing tot erkenning van de begeleidingsdienst, die door het Agentschap wordt opgesteld en aan de dienst wordt toegezonden, wordt het minimale jaarlijkse aantal uren begeleiding en het minimale jaarlijkse aantal te begeleiden personen vermeld voor elk type publiek of gespecialiseerde taak overeenkomstig de in de leden 1 en 2 bedoelde subsidies voor elke dienst die op 31 december 2020 de administratieve entiteit vormt. ".

Art. 11.In hetzelfde Wetboek worden de artikelen 1374/1 tot 1374/7, luidend als volgt, ingevoegd: "

Art. 1374/1.Voor de in artikel 1374 bedoelde diensten is het minimumaantal uren begeleiding per jaar in de erkenningsbeslissing op 1 januari 2021 gelijk aan de som van de tot en met 31 december 2020 aan de dienst toegekende en aangemelde subsidies, vermenigvuldigd met 1,0049, gedeeld door de theoretische kostprijs van één uur begeleiding, tegen de voor 2019 waargenomen anciënniteit zoals vermeld in bijlage 56.

Het resultaat van de in lid 1 bedoelde deling wordt naar boven afgerond op de volgende eenheid. ".

Art. 1374/2.De som van de aan de dienst toegekende subsidies waarvan uiterlijk op 31 december 2020 kennis is gegeven, als bedoeld in artikel 1374/1, lid 1, omvat : 1° het jaarlijkse bedrag van de subsidie 2020 dat wordt toegekend aan diensten in het kader van specifieke initiatieven "Transitie 16-25", "Burgerschapsontwikkelende activiteiten" of "Innovatief begeleid wonen";2° de jaarlijkse subsidie 2020 voor personeels- en werkingskosten voor diensten voor volwassenenbegeleiding of diensten voor vroegtijdige hulpverlening;3° de jaarlijkse subsidie 2020 voor de diensten voor integratiehulp;4° de definitieve financiële anciënniteitstoeslag voor 2019, verhoogd met 1,5 procent, voor begeleidingsdiensten voor volwassenen, diensten voor integratiehulp of diensten voor vroegtijdige hulpverlening;5° de specifieke subsidie 2020 om de mobiliteit van het begeleidingspersoneel voor diensten voor volwassenenbegeleiding of diensten voor vroegtijdige hulpverlening te versterken;6° de specifieke subsidie 2020 ter compensatie van de bepalingen van de tripartiete kaderovereenkomst voor de Waalse privé non-profitsector voor de financiering van compenserende banen gekoppeld aan de toekenning van drie extra vakantiedagen per jaar voor diensten voor volwassenenbegeleiding, diensten voor integratiehulp of diensten voor vroegtijdige hulpverlening;7° de specifieke subsidie 2020 ter financiering van de loonsverhogingen die voortvloeien uit de waardering van oncomfortabele uren voor diensten voor volwassenenbegeleiding, diensten voor integratiehulp of diensten voor vroegtijdige hulpverlening, beheerd door een private inrichtende macht;8° de specifieke subsidie 2020 ter compensatie van de bepalingen betreffende de revalorisatie van de weddeschaal van de groepsleiders en de hoofdopvoeders, van de tripartiete kaderovereenkomst voor de Waalse privé non-profitsector 2010-2011, voor diensten voor volwassenenbegeleiding, diensten voor integratiehulp of diensten voor vroegtijdige hulpverlening, beheerd door een private inrichtende macht;9° de specifieke subsidie 2020 voor de financiering van de compenserende betrekkingen in verband met de toekenning van bijkomende jaarlijkse verlofdagen aan de personeelsleden van 52 jaar en ouder, voor diensten voor volwassenenbegeleiding, diensten voor integratiehulp of diensten voor vroegtijdige hulpverlening, beheerd door een private inrichtende macht.10° de specifieke subsidie voor 2020 met betrekking tot de laatste fase van de herwaardering van de loonschaal van APE-werknemers voor diensten voor volwassenenbegeleiding, diensten voor integratiehulp of diensten voor vroegtijdige hulpverlening;11° de specifieke aanvullende subsidie voor 2020 met betrekking tot de werkingskosten voor diensten voor volwassenenbegeleiding, diensten voor integratiehulp of diensten voor vroegtijdige hulpverlening. De subsidies bedoeld in paragraaf 1, 2° tot 9°, zijn de subsidies die aan de betrokken diensten worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek die van kracht waren op 31 december 2020. ".

Art. 1374/3.§ 1. De waargenomen anciënniteit voor 2019 als bedoeld in artikel 1374/1, lid 1, is de definitieve gemiddelde anciënniteit die is vastgesteld op basis van het tewerkstellingskadaster van de dienst voor het jaar 2019. § 2. In afwijking van § 1 wordt voor de in artikel 1374, § 3, bedoelde diensten de in artikel 1374/1, eerste lid, bedoelde waargenomen anciënniteit voor 2019 bepaald op basis van de consolidatie, per administratieve eenheid, van de tewerkstellingskadasters voor 2019 van de in artikel 1374, § 3, bedoelde diensten. ".

Art. 1374/4.§ 1. Voor een dienst voor volwassenenbegeleiding, een dienst voor integratiehulp of een dienst voor vroegtijdige hulpverlening die op 31 december 2020 door het Agentschap is erkend op basis van de op die datum vigerende wettelijke bepalingen, een dienst in het kader van specifieke initiatieven "Transitie 16-25", "Burgerschapsontwikkelende activiteiten", "Innovatief begeleid wonen", die op 31 december 2020 door het Agentschap is erkend, zijn de bepalingen van artikel 588 slechts van toepassing ten belope van het vervangingspercentage van het personeel dat op 31 december 2020 in dienst is. " § 2. De directeur die op 31 december 2020 aangewezen is binnen een dienst van specifieke initiatieven Transitie 16-25", "Burgerschapsontwikkelende activiteiten", "Innovatief begeleid wonen", die door het Agentschap op 31 december 2020 is erkend, wordt geacht te voldoen aan de vereiste kwalificaties om de functie uit te oefenen.".

Art. 1374/5.§ 1. In afwijking van artikel 578, § 1, tweede lid, wordt het jaarlijkse activiteitenverslag uiterlijk op 30 juni 2023 voor de eerste maal ingediend. § 2. In afwijking van artikel 608, tweede lid, 5°, wordt voor de eerste twee kalenderjaren volgend op de inwerkingtreding van dit besluit het aantal 200 verhoogd tot 240.

Art. 1374/6.Personen die in het bezit zijn van een op 31 december 2020 geldige beslissing of certificaat van tussenkomst in begeleiding voor volwassenen, in vroegtijdige hulpverlening, in integratiehulp, in innovatief begeleid wonen, in transitie 16-25, in transitie 15-24, in burgerschapsontwikkelende activiteiten, worden tot het einde van de geldigheidsduur van deze beslissing gelijkgesteld met gebruikers die in het bezit zijn van een beslissing in begeleiding, bedoeld in artikel 615, § 1, 1°.

Art. 1374/7.De relevantie van het erkennings- en subsidiëringsstelsel wordt gezamenlijk door het Agentschap en de betrokken diensten met punten geëvalueerd binnen drie jaar volgend op een vol kalenderjaar waarin de in Deel II, Boek 5, Titel 7, Hoofdstuk 2, onderafdelingen 5 en 8 van dit Wetboek bedoelde bepalingen toegepast worden. ».

Art. 12.In artikel 1381 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "De artikelen 642 tot en met 644" vervangen door de woorden "De artikelen 570 tot 575".

Art. 13.In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 56 ingevoegd, die als bijlagen 1 bij dit besluit gaat.

Art. 14.In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 57, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2013, vervangen door een bijlage 2 dat bij dit besluit wordt gevoegd.

Art. 15.In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 58 vervangen door bijlage 3 die bij dit besluit gaat.

Art. 16.In hetzelfde Wetboek wordt bijlage 59 vervangen door bijlage 4 die bij dit besluit gaat.

Art. 17.In hetzelfde Wetboek worden de bijlagen 62, 63, 64, 66, 67, 68, 69, 72 en 73 opgeheven.

Art. 18.Artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2010 betreffende de subsidiëring van de maatregelen van de driedelige overeenkomst voor de Waalse privé non- profitsector, vervangen bij het besluit van 15 mei 2014 en gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 23 juni 2016 en 14 december 2017 wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 3.§ 1. Het Agentschap kent aan de diensten, met uitzondering van de begeleidingsdiensten bedoeld in Hoofdstuk 2, Titel VII, Boek V, Deel 2, van het reglementair deel van het Waals wetboek van sociale actie en gezondheid, ingevolge de tripartiete kaderovereenkomst voor de Waalse privé non-profitsector, een aanvullende subsidie toe om de financiering te verzekeren van compenserende banen die gekoppeld zijn aan de toekenning van drie extra vakantiedagen per jaar aan hun personeel. § 2. Die bijkomende toelage die door het Agentschap aan de diensten verleend wordt bedraagt jaarlijks globaal 2.388.813,72 euro. ».

Art. 19.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 10.§ 1. Het Agentschap kent aan de diensten, met uitzondering van de begeleidingsdiensten bedoeld in Hoofdstuk 2, Titel VII, Boek V, Deel 2, van het reglementair deel van het Waals wetboek van sociale actie en gezondheid, ingevolge de tripartiete kaderovereenkomst voor de Waalse privé non-profitsector, een aanvullende subsidie toe om de financiering te verzekeren van loonverhogingen die voortvloeien uit de waardering van de niet-comfortabele uren die door hun personeel worden gepresteerd. § 2. Die bijkomende toelage die door het Agentschap aan de diensten verleend wordt bedraagt voor het geheel van de diensten jaarlijks globaal 12.712.110,94 euro. ».

Art. 20.De artikelen 15/1 tot 15/4 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt : "

Art. 15/1.§ 1. Het Agentschap kent aan de diensten, met uitzondering van de begeleidingsdiensten bedoeld in Hoofdstuk 2, Titel VII, Boek V, Deel 2, van het reglementair deel van het Waals wetboek van sociale actie en gezondheid, ingevolge de tripartiete kaderovereenkomst voor de privé non-profitsector 2010-2011, een aanvullende subsidie toe om de financiering van een aanvulling op het vaste deel van de eindejaarspremie te verzekeren. § 2. Die bijkomende toelage die door het Agentschap aan de diensten verleend wordt bedraagt voor het geheel van de diensten jaarlijks globaal 857.946,80 euro. "

Art. 15/2.Aan elke dienst wordt een bedrag toegekend dat overeenstemt met de deling van het in artikel 15/1, § 2, vermelde bedrag door 6 810,72, vermenigvuldigd met het aantal voltijdsequivalenten op 31 december 2009. "

Art. 15/3.§ 1. Het Agentschap kent aan de diensten, met uitzondering van de begeleidingsdiensten bedoeld in Hoofdstuk 2, Titel VII, Boek V, Deel 2, van het reglementair deel van het Waals wetboek van sociale actie en gezondheid, ingevolge de tripartiete kaderovereenkomst voor de privé non-profitsector 2010-2011, een aanvullende subsidie toe om de financiering van opleidingen te verzekeren. § 2. Die bijkomende toelage die door het Agentschap aan de diensten verleend wordt bedraagt voor het geheel van de diensten jaarlijks globaal 217.943,14 euro.

Art. 15/4.Elke dienst krijgt een bedrag dat resulteert uit de opdeling van het bedrag bedoeld in artikel 15/3 door 6.810, 72, vermenigvuldigd door het op 31 december 2009 vastgelegde aantal voltijds equivalenten ervan. ".

Art. 21.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2021.

Art. 22.De Minister die bevoegd is voor het Gehandicaptenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 16 september 2021.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^