gepubliceerd op 30 juli 2014
Besluit van de Waalse Regering ter uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen
15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering ter uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen, de artikelen 3, lid 4, 4, § 2, 6, 7, § 1, lid 1, § 2, leden 2 en 4 en § 3, lid 3, 10, lid 2, 11, § 1, 12, § 2, 13, 14, 15, § 2, lid 2, 16, § 1, leden 2 en 3 en § 2, leden 2 en 3, 17, § 1, leden 2 en § 2, 18, § 1, lid 2 en § 2, 20, § 1, 21, § 1, 28, § 1, lid 3 en § 2, lid 3, 30, § 5, leden 2 en 3, 31, § 2 en § 3, lid 2, 32, lid 2, 33, lid 4, 34, § 1, lid 2, § 2, lid 2, § 3, lid 2, 3 en 5, en § 4, lid 3, 35, lid 3, 36, lid 2, 37, 39, lid 2, 40, § 2, 41, § 1, 42, § 1, 43, §§ 1 en 2, 45, 46, § 2, lid 2, 47, § 1 en § 2, leden 2 en 3, 49, 50, 51, leden 1 en 2, 52, lid 2, 53, 54, 56, lid 1, 4, 6 en 7, 57, 58, leden 1 en 4, 60, lid 2, 61, lid 1, 67, lid 2 en 73;
Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Erfgoed en Energie;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 april 2008 tot vaststelling van de berekeningsmethode en de eisen, de goedkeuringen en de sancties op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 2009 betreffende de handelingen en de werken bedoeld in artikel 84, § 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, de samenstelling van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en de procedure die van toepassing is voor de energieprestatie van gebouwen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 3 december 2009 betreffende de certificering van de bestaande woongebouwen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 februari 2011 betreffende de alternatieve berekeningsmethode van de vernieuwende concepten of technologieën;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 25 augustus 2011 betreffende de certificering van nieuwe woongebouwen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 20 oktober 2011 betreffende de certificering van bestaande niet-residentiële gebouwen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 november 2011 betreffende de certificering van de openbare gebouwen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 15 december 2012 betreffende de energie-audit van een woning;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 januari 2014;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 15 mei 2014;
Gelet op het advies nr. 12/2014 van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne", gegeven op 11 maart 2014;
Gelet op het advies nr. A.1174 van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 24 februari 2014;
Gelet op het advies van de adviescel voor duurzame ontwikkeling, gegeven op 16 april 2014;
Gelet op het advies nr. 56.228/4 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2014, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Duurzame Ontwikkeling;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepaling en begripsomschrijvingen
Artikel 1.Bij dit besluit worden gedeeltelijk omgezet : 1° Richtlijn 2010/31/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen;2° Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG.
Art. 2.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister bevoegd voor Energie;2° BUtgb : Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw;3° ATG-E : de energiekenmerken verstrekt door BUtgb;4° administratie : de Waalse Overheidsdienst, Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Departement Energie en Duurzaam Bouwen;5° U-waarde : warmtedoorgangscoëfficiënt, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;6° R-waarde : thermische weerstand van een bouwelement, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;7° Ew-niveau : het primaire energieverbruiksniveau van een EPB-eenheid, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;8° ESpec : het specifieke jaarlijkse primaire energieverbruik van een EPB-eenheid, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;9° K-niveau : het globale thermische isolatieniveau van een gebouw of deel van een gebouw, bepaald overeenkomstig de berekeningsmethode bedoeld in artikel 3;10° decreet : het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen;11° erkende actor : actor, erkend overeenkomstig de vereisten van dit besluit;12° Wetboek : Wetboek van Ruimtelijke Ordening. TITEL II. - Berekeningsmethode van de energieprestatie van de gebouwen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 3.De energieprestatie van de gebouwen wordt berekend met de software bedoeld in de artikelen 20, § 4, en 38 van het decreet, op grond van de methode bepaald in de bijlagen A1, A2, B1, B2 en D. De software bedoeld in lid 1, evenals de gegevensbanken bedoeld in de artikelen 14 en 32 van het decreet, worden door de administratie ter beschikking gesteld. HOOFDSTUK II. - Alternatieve berekeningsmethodes Afdeling 1. - Concept of technologie die niet deel uitmaken van de
berekeningsmethode
Art. 4.Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 7, § 2, van het decreet wordt het gebruik van een alternatieve berekeningsmethode toegelaten als het concept of de technologie over een ATG-E of ieder ander energiekenmerk beschikt die de Minister evenwaardig acht.
Art. 5.§ 1. De aanvraag om een alternatieve berekeningsmethode te mogen gebruiken wordt volgens de nadere regels, bepaald door de Minister, bij de administratie ingediend.
Het aanvraagdossier bevat op zijn minst : 1° de naam, de voornaam, de woonplaats en het beroep van de aanvrager of, indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de benaming of handelsnaam, de maatschappelijke zetel, de persoonsgegevens en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;2° een afschrift van de ATG-E of de karakterisering bedoeld in artikel 4;3° een omstandige omschrijving van de technische kenmerken van het concept of de technologie. § 2. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag richt de administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin nader bepaald wordt of het dossier al dan niet volledig is.
Indien het dossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt met ingang van de datum van ontvangst van die stukken. § 3. De Minister beslist over de aanvraag. Als hij de toelating geeft, bepaalt hij de geldigheidsduur ervan nader en stelt de nadere regels vast voor de opname van de gegevens in de software.
De beslissing wordt binnen de zestig dagen van het bericht van ontvangst waaruit blijkt dat het dossier volledig is, aan de aanvrager medegedeeld.
De beslissing wordt bekendgemaakt op de website van de administratie.
Art. 6.Wanneer de berekeningsmethode het concept of de technologie opneemt, beëindigt de Minister de toelating.
De alternatieve methode kan evenwel verder worden gebruikt tot na afloop van de EPB-procedure wanneer het bericht van ontvangst van de toelatingsaanvraag dateert van voor de opname van het concept of de technologie in de berekeningsmethode.
Art. 7.De toelating kan door de Minister ingetrokken worden wanneer één van de voorwaarden bedoeld in artikel 4 ontbreekt. Afdeling 2. - Gebouw dat één of meerdere bouwconcepten of
technologieën gebruikt die niet in de berekeningsmethode worden opgenomen
Art. 8.§ 1er. De aanvraag om een alternatieve berekeningsmethode te mogen gebruiken wordt volgens de nadere regels, bepaald door de Minister, bij de administratie ingediend.
Het aanvraagdossier bevat op zijn minst : 1° de naam, de voornaam, de woonplaats en het beroep van de aanvrager of, indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de benaming of handelsnaam, de maatschappelijke zetel, de persoonsgegevens en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;2° de nauwkeurige identificatie van betrokken gebouw;3° een uitvoerige omschrijving van de technische en energetische kenmerken van het (de) concept(en) of technologie(ën), bedoeld in artikel 7, § 2, toegepast op het gebouw;4° de berekening van de energieprestatie van betrokken gebouw volgens de alternatieve berekeningsmethode waarom de aanvrager verzoekt, vergezeld van een uitvoerige bewijsnota, die op zijn minst omvat : a) de algemene hypothesen toegepast op het gebouw;b) de identificatie van het (de) gebruikte beoordelingsinstrument(en);c) de conclusies na vergelijking van de resultaten, al dan niet met toepassing van het (de) concept(en) of de technologie(ën), alsook de totale primaire energiebesparing verkregen voor betrokken gebouw;5° in voorkomend geval, een overzicht van gelijkaardige gevallen, met name met behulp van technische informatie, bibliografie. § 2. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag richt de administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin nader bepaald wordt of het dossier al dan niet volledig is.
Indien het dossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt met ingang van de datum van ontvangst van die stukken. § 3. De Minister beslist over de aanvraag. Als hij de toelating geeft, stelt hij de nadere regels vast voor de opname van de gegevens in de software.
De beslissing wordt binnen de honderd twintig dagen van het bericht van ontvangst waaruit blijkt dat het dossier volledig is, aan de aanvrager medegedeeld.
TITEL III. - Eisen op het vlak van de energieprestatie van de gebouwen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Art. 9.Voor de toepassing van artikel 10, lid 1, 3°, van het decreet zijn kleine energieverbruikseenheden in normale bedrijfsvoorwaarden, de industriële eenheden, landbouwwerkplaatsen of niet voor bewoning bestemde landbouweenheden die niet voor menselijke behoeften verwarmd zijn of van een klimaatregeling zijn voorzien of waarvan het totaalvermogen van in lokalen geplaatste verwarmings- of klimaattoestellen voor het warmtecomfort van personen, gedeeld door het verwarmde of klimaatgeregelde volume kleiner is dan 15W/m3; het totaalvermogen wordt afzonderlijk berekend voor verwarming en klimaatregeling. HOOFDSTUK II. - Minimale eisen op het vlak van de energieprestatie Afdeling 1. - Bouw en heropbouw
Art. 10.§ 1. De wooneenheden voor individuele woningen nemen bij de bouw of heropbouw ervan volgende eisen in acht : 1° de bouwelementen nement de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° het Ew-niveau overschrijdt 80 niet;3° het ESpec overschrijdt niet 130 kWh/m2 per jaar;4° de verluchting neemt de eisen, bepaald in bijlage C2, in acht, uitgezonderd de ventilatie voor eventuele kantoor- of dienstenruimtes, waar de eisen bepaald in bijlage C3 in acht genomen worden; 5° de indicator voor het oververhittingsrisico bedoeld in bijlage A1 wordt tot 6 500 K.h. beperkt.
Het K-niveau van het gebouw of gedeelte van het gebouw overschrijdt niet 35. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt het deel van een wooneenheid voor individuele woningen dat bestemd is voor kantoor- of dienstenruimte, bij de bouw of heropbouw ervan, als een kantoor- of diensteneenheid beschouwd wanneer volgende voorwaarden tegelijk vervuld zijn : 1° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten is hoger dan 40 percent van het globaal beschermde volume;2° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten vormt een beschermd volume hoger dan 800 m3.
Art. 11.De kantoor- en diensteenheden, evenals de eenheden bestemd voor onderwijs, nemen bij de bouw of heropbouw ervan, volgende eisen in acht : 1° de bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° het EW-niveau overschrijdt 80 niet;3° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht. Het K-niveau van het gebouw of gedeelte van het gebouw overschrijdt niet 35.
Art. 12.§ 1. De industrie-eenheden nemen bij de bouw of heropbouw ervan volgende eisen in acht : 1° de bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° de verluchting van de kantoor- of dienstenruimtes neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht. Het K-niveau van het gebouw of gedeelte van het gebouw overschrijdt niet 55. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt het deel van een industrie-eenheid die bestemd is voor kantoor- of dienstenruimte, bij de bouw of heropbouw ervan, als een kantoor- of diensteneenheid beschouwd wanneer volgende voorwaarden tegelijk vervuld zijn : 1° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten is hoger dan 40 percent van het globaal beschermde volume;2° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten vormt een beschermd volume hoger dan 800 m3.
Art. 13.§ 1. De eenheden met een andere bestemming, evenals de wooneenheden voor collectieve woningen, nemen bij de bouw of heropbouw ervan volgende eisen in acht : 1° de bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht. Het K-niveau van het gebouw of gedeelte van het gebouw overschrijdt niet 35. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt het deel, bestemd voor kantoren of diensten, van een eenheid met een andere bestemming of van een wooneenheid voor collectieve woningen, bij de bouw of heropbouw ervan, als een kantoor- of diensteneenheid beschouwd wanneer volgende voorwaarden tegelijk vervuld zijn : 1° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten is hoger dan 40 percent van het globaal beschermde volume;2° het deel voorbehouden voor kantoren of diensten vormt een beschermd volume hoger dan 800 m3.
Art. 14.De eisen bedoeld in respectievelijk de artikelen 10 tot 13, evenals de procedures bedoeld in de artikelen 23 en 24 van het decreet, zijn van toepassing op de handelingen en werken voor gedeeltelijke heropbouw en uitbreiding van een gebouw of een eenheid die ertoe strekken : 1° een beschermd volume op te richten van meer dan 800 m3;2° het bestaande beschermde volume minstens te verdubbelen;3° de installaties vallend onder de berekeningsmethode en minstens 75 percent van de bouwschil te vervangen. Afdeling 2. - Ingrijpende renovatie
Art. 15.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen de wooneenheden bestemd voor individuele woningen die een ingrijpende renovatie ondergaan voor het gerenoveerde gedeelte volgende eisen in acht : 1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° de verluchting neemt de eisen, bepaald in bijlage C2, in acht, uitgezonderd de ventilatie voor eventuele kantoor- of dienstenruimtes, waar de eisen bepaald in bijlage C3 in acht genomen worden. § 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing.
Art. 16.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen de kantoor- en diensteneenheden, de eenheden bestemd voor onderwijs, de eenheden met een andere bestemming, evenals de wooneenheden voor collectieve woningen die een ingrijpende renovatie ondergaan, voor het gerenoveerde deel, volgende eisen in acht : 1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht. § 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing. Afdeling 3. - Kleine renovatie
Art. 17.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen de wooneenheden bestemd voor individuele woningen die een kleine renovatie ondergaan voor het gerenoveerde gedeelte volgende eisen in acht : 1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C2 in acht. § 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing.
Art. 18.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 19 nemen de kantoor- en diensteneenheden, de eenheden bestemd voor onderwijs, de eenheden met een andere bestemming, evenals de wooneenheden voor collectieve woningen die een kleine renovatie ondergaan, voor het gerenoveerde deel, volgende eisen in acht : 1° de gewijzigde of toegevoegde bouwelementen nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;2° de verluchting neemt de eisen bepaald in bijlage C3 in acht. § 2. In het kader van paragraaf 1, 2°, zijn voor de bestaande lokalen waar ramen of buitendeuren geplaatst of vervangen worden enkel de verluchtingseisen voor luchttoevoer van toepassing. Afdeling 4. - Wijziging van bestemming
Art. 19.§ 1. De EPB-eenheden die een nieuwe bestemming krijgen, worden aan volgende eisen onderworpen wanneer in tegenstelling tot de vroegere toestand energie verbruikt wordt voor menselijke behoeften met het oog op het bereiken van een specifieke binnentemperatuur : 1° het globale thermische isolatieniveau van de EPB-eenheid is gelijk aan of kleiner dan 65;2° de bouwelementen die verbouwd worden nemen de U en R waarden, bepaald in bijlage C1, in acht;3° de verluchting neemt de eisen bepaald in de bijlagen C2 of C3 in acht, afhankelijk van de nieuwe bestemming die de EPB-eenheid verkregen heeft. § 2. De industrie-eenheden die een bestemming als individuele woning, kantoor-, diensten- of onderwijsruimte krijgen, worden aan de eisen van paragraaf 1 onderworpen. HOOFDSTUK III. - Procedurele documenten betreffende de EPB-eisen
Art. 20.De toegang tot de gegevensbank bedoeld in artikel 14 van het decreet wordt beperkt : 1° voor de EPB-verantwoordelijken en de auteurs van haalbaarheidsstudies, tot de dossiers die zij beheren;2° voor de gemeenten, tot de dossiers met betrekking tot projecten op hun grondgebied;3° voor de gemachtigd ambtenaren in de zin van de artikelen 389 en 390 van het Wetboek, tot de dossiers met betrekking tot projecten vallend onder hun bevoegdheid. De toegang tot de gegevensbank wordt bij de administratie verkregen.
Art. 21.De procedurele documenten in verband met de EPB-eisen worden opgesteld aan de hand van de formulieren en software ter beschikking gesteld door de administratie.
De Minister kan de vorm en de inhoud van de documenten bepalen.
Art. 22.§ 1. De technische, ecologische en economische haalbaarheidsstudie bedoeld in artikel 15 van het decreet bevat minstens de mogelijkheid om volgende technologieën in te zetten : 1° fotovoltaïsche zonnesystemen;2° thermische zonnesystemen;3° warmtepompen;4° op biomassa werkende warmtegeneratoren;5° warmtenetten. § 2. Naast de elementen bedoeld in artikel 15, § 2, van het decreet bevat de haalbaarheidsstudie minstens volgende elementen : 1° een beschrijving van het onderzochte gebouw, met inbegrip van de totale nuttige oppervlakte, en de energiebehoeften ervan;2° een samenvattende tabel van de werkhypotheses in verband met de overwogen technologieën;3° de analyse van de overwogen technologieën, met name hun omschrijving, hun technische integratie in het gebouw, hun relevante en, voor de technologie(ën) waarvan de integratie mogelijk is en aangenomen wordt, hun energiebalans, hun economische balans en hun milieubalans;4° de keuze van de aangenomen technologie(ën) en de verantwoording ervan;5° het EPB-dossiernummer;6° de identiteit en de adresgegevens van de aanmelder, de architect en de EPB-verantwoordelijke;7° de verwijzingen naar de erkenning van de auteur van het haalbaarheidsonderzoek;8° de datum;9° de ondertekening van de aanmelder en van de auteur van het haalbaarheidsonderzoek. § 3. De Minister kan de inhoud van het haalbaarheidsonderzoek nader bepalen, aanvullen en differentiëren naar gelang van de omvang en de bestemming van het gebouw.
Art. 23.Naast de elementen bedoeld in artikel 16, § 1, van het decreet bevat de aanvankelijke EPB-aanmelding : 1° het EPB-dossiernummer;2° de identiteit en de adresgegevens van de EPB-aanmelder, de architect en de EPB-verantwoordelijke;3° de verwijzingen naar de erkenning van de EPB-verantwoordelijke;4° de aard van de werken en de bestemming(en) van het goed;5° de gegevens ter verantwoording van de aard van de werken en de toepasbare procedures;6° de eisen die van toepassing zijn op elke eenheid of elk gedeelte van het gebouw in functie van de bestemming ervan en van de werken;7° de datum;8° de handtekening van de aanmelder en van de EPB-verantwoordelijke;9° het adres en de kadastergegevens van het betrokken terrein of gebouw.
Art. 24.Naast de elementen bedoeld in artikel 16, § 2, van het decreet bevat de vereenvoudigde EPB-aanmelding : 1° de identiteit en de adresgegevens van de EPB-aanmelder en de architect;2° de aard van de werken en de bestemming(en) van het goed, met inbegrip van, in voorkomend geval, de eventueel overwogen wijziging ervan;3° de gegevens ter verantwoording van de aard van de werken en de toepasbare procedures;4° de eisen die van toepassing zijn op elke eenheid of elk gedeelte van het gebouw in functie van de bestemming ervan en van de werken;5° een tabel met de U-waarden van de bouwelementen die de renovatiewerken ondergaan;6° een tabel met het verluchtingsdebiet van de betrokken lokalen;7° als het een bestemmingswijziging betreft in de zin van artikel 19, een berekeningsnota van het K-niveau;8° de datum;9° de handtekening van de aanmelder en van de architect.
Art. 25.Naast de elementen bedoeld in artikel 17 van het decreet bevat de voorlopige EPB-aanmelding : 1° het EPB-dossiernummer;2° de identiteit en de adresgegevens van de EPB-aanmelder, de architect en de EPB-verantwoordelijke;3° de vermelding van een eventuele wijziging in de identificatie van de partijen betrokken bij het project;4° in voorkomend geval, een afschrift van de beslissing bedoeld in de artikelen 5 of 8;5° de datum;6° de handtekening van de aanmelder en van de EPB-verantwoordelijke.
Art. 26.Naast de elementen bedoeld in artikel 18 van het decreet bevat de uiteindelijke EPB-aanmelding : 1° het EPB-dossiernummer;2° de identiteit en de adresgegevens van de EPB-aanmelder, de architect en de EPB-verantwoordelijke;3° de vermelding van een eventuele wijziging in de identificatie van de partijen betrokken bij het project;4° in voorkomend geval, een afschrift van de beslissing bedoeld in de artikelen 5 of 8;5° de datum;6° de handtekening van de aanmelder en van de EPB-verantwoordelijke;7° het adres en de kadastergegevens van het betrokken terrein of gebouw.
Art. 27.§ 1. De overdracht van vergunningen bedoeld in artikel 19, § 2, van het decreet wordt aan de administratie medegedeeld. § 2. Deze mededeling bevat minstens volgende inlichtingen : 1° de naam van de overdrager en diens handtekening;2° de naam van de verkrijger en diens handtekening;3° de uitdrukkelijke wil van de overdrager en de verkrijger dat de overdracht van de hoedanigheid van aanmelder aan de verkrijger verricht wordt;4° het referentienummer van het EPB-dossier;5° het erkenningsnummer van de EPB-verantwoordelijke;6° de datum van de overdracht van de vergunning. § 3. De EPB-verantwoordelijke gebruikt, om deze mededeling te verrichten, het formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de administratie.
Art. 28.De documenten in verband met de EPB-procedures en -eisen worden door de EPB-verantwoordelijke, de auteur van de haalbaarheidsstudie of de EPB-aanmelder aan de administratie gericht. HOOFDSTUK IV. - EPB-procedures
Art. 29.De verantwoordingsnota bedoeld in de artikelen 23, § 2, 25, § 2 en 27, lid 2, van het decreet bevat minstens volgende inlichtingen : 1° het adres van het gebouw;2° de naam van de EPB-aanmelder;3° de toepasbare uitzondering en de concrete verantwoording ervan. De vorm en de inhoud van de verantwoordingsnota kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Art. 30.§ 1. De overdracht van de hoedanigheid van aanmelder bedoeld in artikel 28, § 2, van het decreet wordt aan de administratie medegedeeld. § 2. Deze mededeling bevat minstens volgende inlichtingen : 1° de naam van de verkoper en diens handtekening;2° de naam van de koper en diens handtekening;3° de uitdrukkelijke wil van de partijen dat de overdracht van de hoedanigheid van aanmelder aan de koper verricht wordt;4° het referentienummer van het EPB-dossier;5° de datum van de overeenkomst tot overdracht;6° de voorlopige EPB-aanmelding bedoeld in artikel 17 van het decreet. § 3. Koper en verkoper gebruiken, om deze mededeling te verrichten, het formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de administratie.
TITEL IV. - Energieprestatiecertificaten voor gebouwen HOOFDSTUK I. - Certificeringsregeling Afdeling 1. - EPB-Certificaatcategorieën
Art. 31.Er bestaan drie EPB-certificaatcategorieën : 1° EPB-certificaten voor een wooneenheid;2° EPB-certificaten voor een eenheid niet bestemd voor bewoning;3° EPB-certificaten van de openbare gebouwen met het oog op de aanplakking.
Art. 32.EPB-certificaten voor wooneenheden worden opgemaakt ofwel door een erkende EPB-verantwoordelijke, ofwel door een erkende EPB-certificeerder voor wooneenheden.
EPB-certificaten voor eenheden niet bestemd voor bewoning worden opgemaakt ofwel door een erkende EPB-verantwoordelijke, ofwel door een erkende EPB-certificeerder voor eenheden niet bestemd voor bewoning.
EPB-certificaten voor openbare gebouwen worden opgemaakt door een interne of externe erkende EPB-certificeerder voor openbare gebouwen.
Art. 33.Met het oog op certificering ervan kan de Minister in subcategorieën voorzien voor EPB-woonheden of -eenheden, niet voor bewoning bestemd, of voor openbare gebouwen, in functie van hun bijzondere kenmerken of hun energieverbruik.
Art. 34.Het EPB-certificaat wordt opgemaakt op grond van de methode bedoeld in artikel 3 en vloeit voort uit de toepassing van de software bedoeld in de artikelen 20, § 4, of 38 van het decreet.
Art. 35.De Minister stelt een type-EPB-certificaat voor elke (sub)categorie vast. Afdeling 2. - Inhoud van de EPB-certificaten
Art. 36.Naast de elementen bedoeld in artikel 30, § 2, van het decreet bevat het EPB-certificaat volgende inlichtingen : 1° het adres van het gebouw of de EPB-eenheid;2° in voorkomend geval, de datum van toekenning van de bouw-, stedenbouwkundige of globale vergunning die de bouw van het gebouw machtigt en haar referentienummer;3° een buitenfoto van het betrokken gebouw ter identificatie van de betrokken EPB-eenheid;4° de versie van de gebruikte berekeningsoftware en, in voorkomend geval, van het protocol voor de verzameling van de gegevens;5° de enige code van het certificaat;6° de prijs van het certificaat, behoudens voor het certificaat voor openbare gebouwen met het oog op aanplakking indien het uitgevoerd is door een interne certificeerder en voor het certificaat opgemaakt na afloop van een EPB-procedure;7° de datum van afgifte van het certificaat;8° de identificatie en het erkenningsnummer van de EPB-certificeerder of -verantwoordelijke en zijn handtekening.
Art. 37.Het EPB-certificaat voor wooneenheden bevat daarnaast : 1° de energieklasse van de eenheid;2° het totale theoretische primaire energieverbruik van de eenheid;3° het specifieke primaire energieverbruik van de eenheid;4° in voorkomend geval, de verwijzing naar het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31, § 1, van het decreet.
Art. 38.Het EPB-certificaat voor eenheden, niet bestemd voor bewoning, bevat daarnaast : 1° de energieklasse van de eenheid;2° het totale theoretische primaire energieverbruik van de eenheid;3° het specifieke primaire energieverbruik van de eenheid.
Art. 39.Het EPB-certificaat voor openbare gebouwen met het oog op aanplakking bevar daarnaast één of meerdere verbruiksindicatoren bepaald door de Minister.
Art. 40.De Minister kan de inhoud van het EPB-certificaat nader bepalen met het oog op de opname van de inlichtingen bedoeld in artikel 30, § 3, van het decreet, evenals van de specifieke indicatoren voor de (sub)categorieën of de inlichtingen met betrekking tot de inachtneming van de eisen. Afdeling 3. - Gedeeltelijk verslag
Art. 41.Het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31, § 1, van het decreet wordt door een EPB-certificeerder voor erkende wooneenheden of door een erkende EPB-verantwoordelijke opgesteld.
Het gedeeltelijk verslag is het resultaat van de toepassing van de software bedoeld in de artikelen 20, § 4, of 38 van het decreet.
Art. 42.§ 1. Naast de elementen bedoeld in artikel 31, § 1, van het decreet bevat het gedeeltelijk verslag volgende inlichtingen : 1° het adres van de gebouwen of eenheden waarop het gedeeltelijk verslag betrekking heeft;2° in voorkomend geval, de datum van toekenning van de bouw-, stedenbouwkundige of globale vergunning die de bouw van het gebouw machtigt en haar referentienummer;3° de versie van de gebruikte berekeningsoftware en, in voorkomend geval, van het protocol voor de verzameling van de gegevens;4° de enige code van het gedeeltelijk verslag;5° de prijs van het gedeeltelijk verslag, behoudens voor het certificaat opgemaakt na afloop van een EPB-procedure "bouw";6° de datum van afgifte van het gedeeltelijk verslag;7° de identificatie en het erkenningsnummer van de EPB-certificeerder of -verantwoordelijke en zijn handtekening. § 2. De Minister kan de inhoud van het gedeeltelijk verslag aanvullen met het oog op de opname van specifieke indicatoren.
De Minister stelt het model van gedeeltelijk verslag vast. Afdeling 4. - Geldigheid en hernieuwing
Art. 43.Behalve de certificaten voor openbare gebouwen vervallen de EPB-certificaten wanneer de EPB-eenheid of het gebouw een later EPB-certificaat of gedeeltelijk verslag heeft gekregen of handelingen en werken bedoeld in de artikelen 23 tot 27 van het decreet heeft ondergaan.
Art. 44.Wanneer een EPB-certificaat opgemaakt werd op grond van artikel 3 van het decreet, wordt het hernieuwd door een certificaat opgemaakt door een erkende EPB-certificeerder die de software bedoeld in artikel 38 van het decreet gebruikt. Afdeling 5. - Gebruik van de gegevens
Art. 45.De technische gegevens die gebruikt zijn voor de opmaak van een EPB-certificaat of een gedeeltelijk verslag mogen hergebruikt worden om een nieuw EPB-certificaat of een nieuw gedeeltelijk verslag op te maken.
Art. 46.De gegevensbank bedoeld in artikel 32 van het decreet bevat de gedeeltelijke verslagen en de EPB-certificaten die er door de erkende actoren geregistreerd zijn.
De toegang tot de gegevens van de certificaten en de gedeeltelijke verslagen is voor de EPB-certificeerders en -verantwoordelijken beperkt tot enkel de certificaten en gedeeltelijke verslagen die zij hebben opgemaakt of waarvoor ze over de enige code beschikken, met het oog op het hergebruik van de gegevens bedoeld in artikel 45.
De notarissen hebben toegang ot de certificaten waarvoor ze over de enige code beschikken.
De Minister bepaalt de nadere toegangsregels en de technische informatie van het certificaat of het gedeeltelijk verslag waartoe de notarissen of iedere andere persoon die over de enige code of het adres van het gebouw beschikt, toegang kan hebben. HOOFDSTUK II. -Verplichtingen om over een EPB-certificaat te beschikken Afdeling 1. - Voorlopig EPB-certificaat
Art. 47.§ 1. Voor de toepassing van artikel 34, § 3, van het decreet zijn de elementen die volstaan voor de opmaak van een voorlopig EPB-certificaat : 1° het beschermde volume van de eenheid en zijn bouwschil;2° een verluchtingssysteem;3° een verwarmingssysteem;4° voor de wooneenheden, minstens een aftappunt voor sanitair warm water;5° voor de eenheden, niet bestemd voor bewoning, een verlichtingssysteem;6° de aanwezigheid van het koelingssysteem, indien een dergelijk systeem was voorzien in de aanvankelijke EPB-aanmelding. § 2. De EPB-verantwoordelijke deelt onverwijld het voorlopig EPB-certificaat aan de EPB-aanmelder mee.
De opmaak van het EPB-certificaat overeenkomstig artikel 33 van het decreet doet het voorlopig EPB-certificaat vervallen.
Wanneer een voorlopig EPB-certificaat aan een huurder werd meegedeeld overeenkomstig artikel 34, 3, lid 5, van het decreet, wordt het in artikel 33 van het decreet bedoelde EPB-certificaat door de EPB-aanmelder onmiddellijk aan de huurder overhandigd als het opgemaakt is. Afdeling 2. - Openbaarmaking met het oog op verkoop of verhuur
Art. 48.Naast de enige code van het certificaat worden de energieprestatie-indicatoren die vermeld moeten worden in de openbaarmakingen bedoeld in artikel 34, § 4, van het decreet, uit het EPB-certificaat gehaald.
De indicatoren zijn : 1° de energieklasse;2° het totale theoretische primaire energieverbruik, uitgedrukt in kWh per jaar;3° het specifieke primaire energieverbruik, uitgedrukt in kWh/m² per jaar.
Art. 49.De administratie kan een instrument invoeren om de opname van informatie zoals bedoeld in artikel 48 in de openbaarmakingen te vergemakkelijken. Afdeling 3. - Aanplakking van de certificaten
Art. 50.De publieke overheden in de zin van artikel 35, lid 1, van het decreet zijn : 1° de Europese en internationale instellingen, de federale, gewestelijke, Gemeenschaps-, provinciale en gemeentelijke overheden;2° elk organisme dat aan volgende voorwaarden voldoet : a) opgericht of erkend zijn door de overheden bedoeld in 1° ;b) een openbare dienst als opdracht hebben;c) niet deel uitmaken van de wetgevende of rechterlijke macht;d) in zijn werking gecontroleerd of bepaald worden door de overheden bedoeld onder 1°.
Art. 51.In de zin van artikel 35 van het decreet wordt een gebouw als druk bezocht door het publiek beschouwd wanneer de toegang ervan voor het publiek vrij is, zonder andere voorwaarde dan een eventuele inschrijving of betaling van toegangsgeld.
Art. 52.Het EPB-attest voor een openbaar gebouw met het oog op aanplakking heeft een geldigheidsduur van 5 jaar.
De verbruiksindicatoren worden jaarlijks bijgewerkt volgens de door de Minister bepaalde praktische modaliteiten. Afdeling 4. - Bijzondere bepaling en uitzonderingen op de verplichting
om over een EPB-certificaat te beschikken
Art. 53.§ 1. Bij onvrijwillige verkoop worden de onkosten voor de opmaak van het EPB-certificaat voorgeschoten door de partij die de verkoop veroorzaakt. § 2. Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, 2°, van het decreet zijn kleine energieverbruikseenheden in normale bedrijfsvoorwaarden, de industriële eenheden, landbouwwerkplaatsen of niet voor bewoning bestemde landbouweenheden die niet voor menselijke behoeften verwarmd zijn of van een klimaatregeling zijn voorzien of waarvan het totaalvermogen van in lokalen geplaatste verwarmings- of klimaattoestellen voor het warmtecomfort van personen, gedeeld door het verwarmde of klimaatgeregelde volume kleiner is dan 15W/m®; het totaalvermogen wordt afzonderlijk berekend voor verwarming en klimaatregeling. HOOFDSTUK III. - Statuten en opdrachten van de EPB-certificeerders
Art. 54.Het protocol bedoeld in artikel 38 van het decreet bevat het verplicht methodologisch kader met het oog op de certificering van de betrokken eenheid of het betrokken gebouw.
Het protocol omvat meer bepaald de regels voor de ingezamelde gegevens en hun verwerking in de software bedoeld in artikel 38 van het decreet.
De Minister kan gedifferentieerde protocollen vaststellen voor de inzameling met het oog op de certificering van (sub)categorieën van EPB-eenheden zoals bedoeld in de artikelen 31 en 33.
Art. 55.§ 1. Om hun onafhankelijkheid te vrijwaren, zijn de EPB-certificeerders niet gemachtigd om EPB-certificaten op te maken voor EPB-gebouwen of -eenheden : 1° waarvoor zij over een zakelijk of persoonlijk recht beschikken;2° waarvoor zij, op welke titel ook, in het kader van een vastgoedverrichting optreden;3° waarvan de eigenaar of houder van zakelijke rechten een bloed- of aanverwant is in de tweede graad, of hun werkgever. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het certificaat voor openbare gebouwen met het oog op aanplakking opgemaakt worden door een interne erkende EPB-certificeerder.
TITEL V. - Erkenningen HOOFDSTUK I. - Erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Voorwaarden met betrekking tot de vormingen
Onderafdeling 1. - Vorming van de EPB-verantwoordelijken
Art. 56.De vorming tot EPB-verantwoordelijke bedoeld in artikel 40, § 1, lid 1, 2°, van het decreet wordt voorbehouden aan de natuurlijke personen die houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 40, § 1, lid 1, 1°.
De vorming bevat volgende elementen : 1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake energieprestaties van gebouwen;2° een theoretisch en een praktisch onderdeel met betrekking tot de fysica van bouwschillen;3° een theoretisch en praktisch onderdeel met betrekking tot de individuele technische installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;4° een onderdeel met betrekking tot de theoretische en praktische aspecten betreffende de gemeenschappelijke installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;5° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software bedoeld in de artikelen 16, 17, 18 en 20 van het decreet;6° een onderdeel met betrekking tot de werking van de databank bedoeld in de artikelen 14 en 32 van het decreet. De inhoud en de nadere regels voor deelname aan de vorming kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Onderafdeling 2. - Vorming van de EPB-certificeerder
Art. 57.§ 1er. De vorming tot EPB-certificeerder bedoeld in artikel 42, § 1, lid 1, 2°, van het decreet wordt voorbehouden aan de natuurlijke personen die houder zijn van een diploma of een ervaring aantonen zoals bedoeld in artikel 42, § 1, lid 1, 1°.
De inhoud van de vorming wordt aangepast aan de aangevraagde erkenning. § 2. De vorming tot EPC-certificeerder voor wooneenheden bevat minstens : 1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake de certificering van gebouwen;2° een theoretisch en een praktisch onderdeel met betrekking tot de fysica van bouwschillen;3° een theoretisch en praktisch onderdeel met betrekking tot de individuele technische installaties, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;4° een onderdeel met betrekking tot de theoretische en praktische aspecten betreffende de gemeenschappelijke installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;5° een onderdeel betreffende het protocol voor de in artikel 38 van het decreet bedoelde verzameling van de gegevens die met het oog op de opmaak van het certificaat gebruikt moeten worden;6° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software, bedoeld in artikel 38 van het decreet, waarin minstens een praktisch voorbeeld vervat is van alle stappen voor de opmaak van een certificaat, evenals van het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31 van het decreet, met inbegrip van de aanbevelingen gegenereerd door de software;7° een onderdeel over de werking van de databank bedoeld in artikel 32 van het decreet. § 3. De vorming tot EPC-certificeerder voor eenheden, niet bestemd voor bewoning, bevat minstens : 1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake de certificering van gebouwen;2° een theoretisch en een praktisch onderdeel met betrekking tot de fysica van bouwschillen;3° een theoretisch en praktisch onderdeel met betrekking tot de individuele technische installaties, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;4° een onderdeel met betrekking tot de theoretische en praktische aspecten betreffende de gemeenschappelijke installaties voor, met name, verwarming en productie van sanitair warm water, met inbegrip van het gebruik van thermische zonnepanelen, koeling, verluchting, evenals met betrekking tot de installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen;5° een onderdeel betreffende het protocol voor de in artikel 38 van het decreet bedoelde verzameling van de gegevens die met het oog op de opmaak van het certificaat gebruikt moeten worden;6° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software, bedoeld in artikel 38 van het decreet, waarin minstens een praktisch voorbeeld vervat is van alle stappen voor de opmaak van een certificaat, evenals van het gedeeltelijk verslag bedoeld in artikel 31 van het decreet, met inbegrip van de aanbevelingen gegenereerd door de software;7° een onderdeel over de werking van de databank bedoeld in artikel 32 van het decreet. § 4. De vorming tot EPC-certificeerder voor openbare gebouwen bevat minstens : 1° een onderdeel met betrekking tot het vigerend reglementair kader inzake de certificering van gebouwen;2° een onderdeel betreffende het protocol voor de in artikel 38 van het decreet bedoelde verzameling van de gegevens die met het oog op de opmaak van het certificaat gebruikt moeten worden;3° een onderdeel met betrekking tot het gebruik van de software, bedoeld in artikel 38 van het decreet, waarin minstens een praktisch voorbeeld vervat is van alle stappen voor de opmaak van een certificaat, met inbegrip van de aanbevelingen gegenereerd door de software;4° een onderdeel over de werking van de databank bedoeld in artikel 32 van het decreet. § 5. De inhoud en de nadere regels voor deelname aan de vormingen bedoeld in de paragrafen 2, 3 en 4 kunnen nader bepaald worden door de Minister. Afdeling 2. - Voorwaarden met betrekking tot de examens
Art. 58.§ 1. De vormingen bedoeld in de artikelen 56 en 57, § 4, worden afgerond met een schriftelijk examen.
Een cijfer van gemiddeld minstens 12,00/20 of hoger moet gehaald worden om voor het examen te slagen. § 2. De vormingen van certificeerders voor wooneenheden en eenheden, niet bestemd voor bewoning, bedoeld in artikel 57, §§ 2 en 3, worden afgerond met een examen waarvan een mondelinge en een schriftelijke proef deel uitmaken.
Een cijfer van gemiddeld minstens 12,00/20 of hoger moet gehaald worden om voor het examen bedoeld in lid 1 te slagen. § 3. Het examen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 strekt tot het beoordelen van het theoretisch en praktisch inzicht in de inhoud van de vorming door de kandidaat.
De inhoud en de nadere regels voor inrichting van en deelname aan het examen kunnen nader bepaald worden door de Minister. Afdeling 3. - Andere voorwaarden
Art. 59.In de zin van artikel 41 van het decreet toont degene die aan één van onderstaande voorwaarden voldoet aan dat hij beschikt over een diploma, kwalificaties of ervaring inzake de studie van alternatieve systemen voor de productie en het gebruik van energie : 1° houder zijn van een diploma architect, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur of bio-ingenieur of;2° een afdoende kwalificatie of ervaring laten gelden in minstens drie van de technologieën bedoeld in artikel 15, § 1, van het decreet of in artikel 22, § 1.
Art. 60.Wanneer de verantwoordelijken voor energie, gecertificeerd in het kader van de door het Waalse Gewest ingerichte vormingscycli, een erkenning aanvragen om certificaten voor openbare gebouwen op te maken, wordt ervan uitgegaan dat ze een nuttige ervaring van minstens twee jaar aantonen wat betreft de energie-aspecten van gebouwen in de zin van artikel 42, § 1, 1°, op voorwaarde dat ze in een overheidsdienst werken. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure Afdeling 1. - Erkenningsprocedure waarvoor het volgen van een vorming
en het welslagen van een examen vereist zijn Onderafdeling 1. - Samenstelling van het aanvraagdossier
Art. 61.§ 1. De aanvraag tot erkenning als EPB-verantwoordelijke of - certificeerder wordt aan de administratie gericht.
De administratie stelt het aanvraagformulier ter beschikking. § 2. De aanvraag bevat de volgende gegevens : 1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager;2° indien het een natuurlijke persoon betreft, het attest bedoeld in artikel 72, § 1, lid 1;3° indien het een rechtspersoon betreft, het ondernemingsnummer;4° indien het een rechtspersoon betreft, een afschrift van de overeenkomst die de aanvrager aan de houder van het vereiste diploma bindt als de aanvrager er niet houder van is en een afschrift van de erkenning. § 3. De vorm en de inhoud van de formulieren kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Art. 62.Naast de elementen bedoeld in artikel 61 omvat de aanvraag voor de erkenning als EPB-verantwoordelijke een afschrift van het vereiste diploma, evenals de naam, het adres en het beroep van de houder ervan.
Naast de elementen bedoeld in artikel 61 bevat de aanvraag tot erkenning als EPB-certificeerder het afschrift van het diploma van de aanvrager of het bewijs van de ervaring in de energie-aspecten van gebouwen.
Art. 63.Om zijn ervaring aan te tonen in de energie-aspecten van gebouwen, voegt de energieverantwoordelijke, gecertificeerd in het kader van de door het Waalse Gewest ingerichte vormingscycli, bij zijn aanvraag tot erkenning als interne EPB-certificeerder voor openbare gebouwen volgende gegevens : 1° het afschrift van het attest betreffende de kwaliteit van energieverantwoordelijke of het bewijs van de ervaring inzake de energieopvolging van de gebouwen;2° de identificatie van de instelling(en) waarin de kandidaat actief is. Onderafdeling 2. - Behandeling van de aanvragen en beslissing
Art. 64.Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 42, § 2, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 40 en 42 van het decreet en in dit besluit.
De beslissing tot toekenning van de erkenning vermeldt het erkenningsnummer.
Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 te gebruiken databank.
Art. 65.§ 1. Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een rechtspersoon, bedoeld in artikel 42, § 2, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 40, § 1, lid 2, en 42, § 1, lid 2, van het decreet. § 2. De beslissing tot erkenning vermeldt : 1° het erkenningsnummer;2° het erkenningsnummer van de EPB-verantwoordelijken of -certificeerders als natuurlijke personen die deel uitmaken van het personeel van de rechtspersoon. § 3. De kennisgeving van de beslissing bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 te gebruiken databank. Afdeling 2. - Andere erkenningen
Onderafdeling 1. - Samenstelling van het aanvraagdossier
Art. 66.§ 1. De aanvraag tot erkenning als auteur van haalbaarheidsstudies wordt aan de administratie gericht.
De administratie stelt het aanvraagformulier ter beschikking. § 2. De aanvraag wordt ingediend d.m.v. het aanvraagformulier dat door de administratie ter beschikking gesteld wordt.
In de aanvraag worden volgende gegevens vermeld : 1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager;2° indien het een rechtspersoon betreft, het ondernemingsnummer;3° een afschrift van de overeenkomst die de aanvrager aan de houder van het vereiste diploma bindt als de aanvrager er niet houder van is en een afschrift van de erkenning;4° de diploma's, kwalificaties of ervaring in het domein van alternatieve systemen voor productie en gebruik van energie zoals bedoeld in artikel 41 van het decreet. § 3. De vorm en de inhoud van het formulier kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Onderafdeling 2. - Behandeling van de aanvragen en beslissing
Art. 67.Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 42, § 2, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 41 van het decreet en in artikel 59.
De beslissing tot toekenning van de erkenning vermeldt het erkenningsnummer.
Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig artikel 14 te gebruiken databank.
Art. 68.§ 1. Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een rechtspersoon, bedoeld in artikel 42, § 2, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 41 van het decreet. § 2. De beslissing tot erkenning vermeldt : 1° het erkenningsnummer;2° het erkenningsnummer van de auteur(s) van haalbaarheidsstudies als natuurlijke personen die deel uitmaken van het personeel van de rechtspersoon. § 3. Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig artikel 14 van het decreet te gebruiken databank. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 69.De lijst van de auteurs van technische, milieugerelateerde en economische haalbaarheidsstudies, van de erkende EPB-verantwoordelijken en -certificeerders is te raadplegen op de website van de administratie. HOOFDSTUK III. - Erkende vormingscentra Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 70.De erkende centra gebruiken de vormingsdragers die de administratie hun ter beschikking stelt.
Art. 71.Het erkende opleidingscentrum deelt de administratie de voor de cursussen en examens voorziene data minstens vijftien dagen voor het begin ervan mee.
De administratie kan via haar vertegenwoordigers de opleidingen en de examens bijwonen.
Art. 72.§ 1. De erkende opleidingscentra maken binnen vijftien dagen na het examen een attest voor het volgen van de vorming over aan de kandidaten, waarin de door hen bij het examen behaalde cijfers vermeld worden.
Binnen de dertig dagen na een vormings- of examensessie wordt een verslag daarover aan de administratie gericht.
Dit attest wordt door de verantwoordelijke van het erkende opleidingscentrum ondertekend. § 2. Het verslag bevat tenminste de volgende elementen : 1° de lijst van de kandidaten die de vormingen hebben bijgewoond en, in voorkomend geval, voor het examen zijn geslaagd;2° het percentage inzake deelname aan de cursussen van elke persoon die voor de vorming is ingeschreven;3° de lijst der juryleden die de examens hebben bijgewoond;4° de cijfers behaald door de kandidaten voor de verschillende onderdelen van het examen en het berekende gemiddelde van de verschillende proeven.
Art. 73.Om de kosten te dekken voortvloeiend uit de inrichting van de opleidingen en de examens, mag het erkende opleidingscentrum een inschrijvingsrecht van de kandidaten innen.
De Minister kan het maximumbedrag van het inschrijvingsrecht vastleggen. Afdeling 2. - Erkenning van de centra
Onderafdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 74.De leden van het onderwijzend personeel die sinds minstens twee jaar houder zijn van een erkenning in het vakgebied waarvoor het centrum de inrichting van vormingen aanvraagt zijn gekwalificeerd onderwijzend personeel in de zin van artikel 46, § 2, lid 1, 3°, van het decreet.
Om erkend te worden als vormingscentrum voor EPB-verantwoordelijken beschikt het centrum over onderwijzend personeel dat de voorwaarde vervult, bedoeld in lid 1, en dat daarnaast bij het examen bedoeld in artikel 58 een cijfer hoger dan of gelijk aan 16/20 behaald heeft.
Om erkend te worden als vormingscentrum voor EPB-certificeerders voor wooneenheden, beschikt het centrum over onderwijzend personeel dat de voorwaarde vervult, bedoeld in lid 1, en dat daarnaast sinds minstens twee jaar houder is van een erkenning als auditeur voor de uitvoering van energie-audits in de sector van de huisvesting, verkregen ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 15 november 2012 betreffende de energie-audit van een woning.
Het onderwijzend personeel mag minstens drie jaar voor zijn aanwijzing als vormer niet bestraft zijn geweest krachtens toepasbare decretale en reglementaire bepalingen inzake energieprestatie van gebouwen.
Onderafdeling 2. - Erkenningsprocedure
Art. 75.§ 1. De erkenningssaanvraag wordt aan de administratie gericht.
De administratie stelt een aanvraagformulier ter beschikking. § 2. De aanvraag bevat de volgende gegevens : 1° de identificatie van het centrum en de adresgegevens van de persoon/personen die het vertegenwoordigt/vertegenwoordigen, alsook zijn/hun handtekening;2° de identificatie van de leden van het onderwijzend personeel aangewezen door de centra, hun erkenningsnummer en hun handtekeningen. § 3. De vorm en de inhoud van het formulier kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Art. 76.§ 1. Het ontvangstbewijs voor de erkenningsaanvraag van een centrum, bedoeld in artikel 47, § 2, van het decreet, wordt door de administratie aan de aanvrager gericht.
De Minister erkent de centra die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 46 van het decreet en in artikel 74. § 2. Het ministerieel besluit vermeldt : 1° het erkenningsnummer van het centrum;2° het erkenningsnummer van de personeelsleden bedoeld in artikel 74.
Art. 77.Het ministerieel besluit tot toekenning van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De lijst van de erkende vormingscentra wordt bekendgemaakt op de website van de administratie. HOOFDSTUK IV. - Onafhankelijk controlesysteem en administratieve toezichtsmaatregelen
Art. 78.De permanente vormingen bedoeld in artikel 50 van het decreet worden door de erkende centra bedoeld in hoofdstuk 3 of door de administratie ingericht.
De duur, de toepassingsregels en de nadere regels voor inrichting van de vormingen kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Art. 79.Voor de toepassing van artikel 51 van het decreet zijn de door de Regering aangewezen personen de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1 en 2+ van de administratie, aangesteld voor de controle.
Art. 80.De beslissing om de correctie van een procedureel document voor de eisen of van een foutief EPB-certificaat aan een erkende actor op te leggen, wordt door de administratie genomen.
De administratie licht de erkende actor over de vastgestelde fout in, beveelt hem deze fout te corrigeren binnen een door haar bepaalde termijn.
De erkende actor licht de persoon die bij hem het document besteld heeft, in over de fout en verstrekt haar de gecorrigeerde versie.
Art. 81.De beslissing om de erkende actor het volgen van een gepaste vorming op te leggen wordt door de Minister genomen.
De gepaste vorming is de vorming die de erkende actor heeft moeten volgen om zijn erkenning te verkrijgen, geheel of gedeeltelijk.
Voor de auteurs van haalbaarheidsstudies is de gepaste vorming de vorming die als dusdanig is aangewezen door de Minister in diens beslissing. HOOFDSTUK V. - Sancties voor de erkende actoren
Art. 82.Het voornemen om de erkende actor te bestraffen wordt hem door de administratie medegedeeld.
Dat proces-verbaal wordt binnen twintig dagen na het verhoor medegedeeld aan de erkende actor medegedeeld.
De beslissing om de erkende actor al dan niet te bestraffen wordt door de Minister genomen.
Het besluit tot opschorting of intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 83.Wanneer de erkenning wordt ingetrokken, licht de erkende actor onverwijld alle personen in met wie er contracten lopende zijn met het oog op de opmaak van een EPB-document. HOOFDSTUK VI. - Sancties voor erkende vormingscentra
Art. 84.Het voornemen om het erkende vormingscentrum te bestraffen wordt door de administratie aan het centrum medegedeeld.
Dat proces-verbaal wordt binnen twintig dagen na het verhoor medegedeeld aan het erkende vormingscentrum medegedeeld.
De beslissing om het erkende vormingscentrum al dan niet te bestraffen wordt door de Minister genomen.
Het besluit tot opschorting of intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 85.Wanneer de erkenning ingetrokken wordt, licht het vormingscentrum alle personen die ingeschreven zijn om een vorming te volgen onverwijld in.
TITEL VI. - Administratieve inbreuken en geldboetes
Art. 86.Voor de toepassing van titel 6 van het decreet zijn de ambtenaren en personeelsleden, aangewezen door de Regering, de ambtenaren en personeelsleden van niveau 1 en 2+ van de administratie, ingezet voor de controle, evenals de burgemeester en de gemeentelijke technische ambtenaren en personeelsleden die op voorstel van het gemeentecollege speciaal door de Minister aangewezen worden.
Art. 87.§ 1. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 1°, van het decreet worden bestraft met een geldboete waarvan het bedrag 2 euro per kubieke meter gebouwd volume bedraagt, met een minimum van 250 euro en een maximum van 25.000 euro. § 2. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 2°, van het decreet, wat betreft de EPB-procedures, worden bestraft met een geldboete waarvan het bedrag 2 euro per kubieke meter gebouwd volume bedraagt, met een minimum van 2 euro en een maximum van 250 euro. § 3. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 2°, van het decreet, wat betreft de EPB-eisen, worden bestraft met een geldboete van volgend bedrag : 1° 60 euro per afwijking van 1 W/K in het gebied van de U- en R-waarden van de bouwelementen, berekend overeenkomstig bijlage E;2° 60 euro per afwijking van 1 W/K in het domein van het K-niveau, berekend overeenkomstig bijlage E;3° 0,24 euro per afwijking van 1 MJ in het domein van het Ew-niveau, berekend overeenkomstig bijlage E;4° 0,24 euro per afwijking van 1 MJ in het domein van het Espec-niveau, berekend overeenkomstig bijlage E; 5° 0,85 euro per afwijking van 1 000 K.h.m® in het domein van de oververhitting, berekend overeenkomstig bijlage E; 6° 4 euro per afwijking van 1m®/h in het domein van het verluchtingssysteem, berekend overeenkomstig bijlage E. Bij samengevoegde inbreuken is het bedrag van de geldboete, het hoogste bedrag onder de bedragen berekend in lid 1, 1° tot 5°, waarbij in voorkomend geval het bedrag van de geldboete bedoeld in lid 1, 6°, gevoegd wordt. § 4. De inbreuken vastgesteld in artikel 59, 3°, van het decreet worden bestraft met een geldboete van volgend bedrag : 1° 500 euro voor elke inbreuk op de verplichting bedoeld in artikel 34, § 4, van het decreet; 2° 1.000 euro voor elke inbreuk op artikelen 34, §§ 1 en 3, lid 5, en 35 van het decreet.
Art. 88.Als er binnen de drie jaar te rekenen van de beslissing om de geldboete op te leggen een nieuwe inbreuk vastgesteld wordt, begaan door éénzelfde overtreder, worden de bedragen bedoeld in artikel 87 verdubbeld zonder dat het bedrag van 50.000 euro overschreden mag worden.
Art. 89.De overheid die het proces-verbaal opstelt overeenkomstig artikel 62 van het decreet licht de overtreder daar onmiddellijk over in.
TITEL VII. - Overgangs-, wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 90.§ 1. Voor elke EPB-procedure die ingediend moet worden tijdens de twaalf maanden volgend op de inwerkingtreding van dit besluit, kan de EPB-verantwoordelijke een EPB-verantwoordelijke zijn, erkend op grond van de artikelen 237/19, § 1, tweede streepje, en 550 van het Wetboek. § 2. De natuurlijke personen, erkend als EPB-verantwoordelijken op grond van de artikelen 237/19, § 1, tweede streepje, en 550 van het Wetboek, kunnen de erkenning als EPB-verantwoordelijke bekomen zonder de vorming bedoeld in artikel 56 te moeten volgen, tegen volgende voorwaarden : 1° op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, v het geheel van een EP-opdracht vervuld hebben, met name het opmaken van een EPB-verbintenis, van een aanvankelijke EPB-aanmelding en van een definitieve EPB-aanmelding in de zin van artikel 237/1, 10°, 11° en 12°, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw, erfgoed en energie;2° de onder 1° bedoelde EPB-opdracht vervuld hebben met inachtneming van de decretale en reglementaire bepalingen die toepasselijk zijn;3° geslaagd zijn voor een examen ter bevestiging van de kennis van de eisen, procedures en hulpmiddelen die toepasselijk zijn krachtens de decretale en reglementaire bepalingen van kracht inzake energieprestatie van gebouwen. De erkenning bedoeld in het eerste lid moet binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit aangevraagd worden.
De administratie gaat na of de voorwaarden bedoeld in lid 1, 1° en 2°, vervuld zijn en machtigt de kandidaat om het examen bedoeld in lid 1, 3°, af te leggen.
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 2.
De beslissing tot toekenning van de erkenning vermeldt het erkenningsnummer.
Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 van het decreet te gebruiken databank. § 3. Het examen bedoeld in § 2, lid 1, 3°, en in artikel 69, § 2, 3°, van het decreet is een schriftelijk examen dat enkel met vrucht afgelegd wordt indien een cijfer gelijk aan of hoger dan 12,00/20 behaald wordt.
Het examen maakt het mogelijk, het theoretisch en praktisch inzicht in de elementen bedoeld in artikel 56 te beoordelen.
Het examen wordt door de administratie of de erkende centra ingericht.
De inhoud en de nadere regels voor inrichting van en deelname aan het examen kunnen nader bepaald worden door de Minister. § 4. De rechtspersonen die als EPB-verantwoordelijken erkend worden op grond van de artikelen 237/19, § 1, tweede lid, en 550 van het Wetboek, beschikken over de erkenning als EPB-verantwoordelijke in de zin van dit besluit wanneer ze de administratie binnen de twaalf maanden van de inwerkingtreding van dit besluit de identiteit en het erkenningsnummer van de EPB-verantwoordelijke, die deel uitmaakt van zijn personeel, mededelen.
De Minister erkent de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden bepaald in lid 1.
De beslissing tot erkenning vermeldt : 1° het erkenningsnummer;2° het erkenningsnummer van de EPB-verantwoordelijken als natuurlijke personen die deel uitmaken van het personeel van de rechtspersoon. Zijn kennisgeving bepaalt de modaliteiten voor de toegang tot de overeenkomstig de artikelen 14 en 32 van het decreet te gebruiken databank.
Art. 91.Voor de toepassing van artikel 74, lid 1 en 2, wat betreft de erkenning van de vormingscentra voor EPB-verantwoordelijken, kan het onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de erkende EPB-verantwoordelijken die bij het examen bedoeld in artikel 90, § 3, een cijfer behaald hebben gelijk aan of hoger dan 16,00/20.
Art. 92.De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 551 van het Wetboek beschikken over een erkenning als auteur van technische, milieugerelateerde en economische haalbaarheidsstudies.
Art. 93.De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 583 van het Wetboek of op grond van artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 2009 betreffende de certificering van bestaande woongebouwen beschikken over een erkenning als EPB-certificeerder voor wooneenheden.
De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 618 van het Wetboek beschikken over een erkenning als EPB-certificeerder voor eenheden, niet bestemd voor bewoning.
De personen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit houder zijn van een erkenning verkregen op grond van artikel 647 van het Wetboek beschikken over een erkenning als EPB-certificeerder voor openbare gebouwen.
Art. 94.§ 1. Voor de toepassing van artikel 74, lid 1, wat betreft de erkenning van de vormingscentra voor EPB-verantwoordelijken voor wooneenheden, kan het onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de personen bedoeld in artikel 93, lid 1, wanneer ze sinds minstens twee jaar beschikken over een erkenning verkregen op grond van artikel 583 van het Wetboek of op grond van artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 2009 betreffende de certificering van bestaande woongebouwen. § 2. Voor de toepassing van artikel 74, lid 3, kan het gekwalificeerd onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de auditeurs opgenomen in de reserve bedoeld in artikel 33 van het besluit van de Waalse Regering van 15 november 2012 betreffende energie-audit van een woning.
Voor de toepassing van artikel 74, lid 1, wat betreft de erkenning van de vormingscentra voor EPB-certificeerders voor eenheden, niet bestemd voor bewoning, kan het gekwalificeerd onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de personen bedoeld in artikel 93, lid 2, wanneer ze sinds minstens twee jaar beschikken over een erkenning verkregen op grond van artikel 618 van het Wetboek. § 4. Voor de toepassing van artikel 74, lid 1, wat betreft de erkenning van de vormingscentra voor EPB-certificeerders voor openbare gebouwen, kan het gekwalificeerd onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden onder de personen bedoeld in artikel 93, lid 3, wanneer ze sinds minstens twee jaar beschikken over een erkenning verkregen op grond van artikel 647 van het Wetboek.
Art. 95.Voor de toepassing van artikel 35, lid 1, van het decreet wordt het EPB-certificaat voor openbare gebouwen uiterlijk aangeplakt : 1° wanneer de overheid bedoeld in artikel 50, 1°, het gebouw betrekt bij de inwerkingtreding van dit besluit, binnen de vierentwintig maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;2° wanneer de overheid bedoeld in artikel 50, 2°, het gebouw betrekt bij de inwerkingtreding van dit besluit, binnen de zesendertig maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit;3° binnen de vijftien maanden na het betrekken van het gebouw wanneer de publieke overheid het gebouw begint te betrekken na de datum van inwerkingtreding van dit besluit. In afwijking van lid 1, 1°, wordt het EPB-certificaat voor openbare gebouwen uiterlijk aangeplakt binnen de zesendertig maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wanneer het gebouw bestemd is voor onderwijs of kinderopvang. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art. 96.In artikel 33 van het besluit van de Waalse Regering van 15 november 2012 betreffende de energie-audit van een woning, vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2012, wordt lid 1 vervangen door hetgeen volgt : "Voor de toepassing van artikel 21, 2°, kan het onderwijzend personeel eveneens aangeworven worden uit de reserve gesteld door de Minister.".
Art. 97.In het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdracht van bevoegdheden aan de statutaire ambtenaren van de Waalse Overheidsdienst worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 101/1, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2011 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdracht van bevoegdheden aan de statutaire ambtenaren van de Waalse Overheidsdienst wordt vervangen door volgende bepaling : « Art.101/1. De inspecteur-generaal van het Departement Energie en Duurzame Gebouwen krijgt delegatie om te beslissen over de toekenning of de weigering van volgende erkenningen, ingevoerd overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen : 1° EPB-verantwoordelijke;2° EPB-certificeerder;3° auteur van haalbaarheidsstudies.»; 2° artikel101/2, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2011 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst, wordt vervangen door volgende bepaling : "Art.10/2. De directeur van de Directie Duurzame Gebouwen krijgt delegatie om te beslissen over de toekenning of de weigering van de machtiging om een alternatieve berekeningsmethode te gebruiken, ingevoerd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 ter uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen.". HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen
Art. 98.Opgeheven worden : 1° de artikelen 530 tot 668 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie;2° het besluit van 17 april 2008 van de Waalse Regering tot vaststelling van de berekeningsmethode en de eisen, de goedkeuringen en de sancties op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen;3° de artikelen 4, 6 en 7 van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 2009 betreffende de handelingen en de werken bedoeld in artikel 84, § 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, de samenstelling van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en de procedure die van toepassing is voor de energieprestatie van gebouwen;4° het besluit van 3 december 2009 betreffende de certificering van bestaande woongebouwen;5° het besluit van 17 februari 2011 betreffende de alternatieve berekeningsmethode van de vernieuwende concepten of technologieën;6° het besluit van 25 augustus 2011 betreffende de certificering van nieuwbouw;7° het besluit van 20 oktober 2011 betreffende de certificering van bestaande niet-residentiële gebouwen;8° het besluit van 24 november 2011 betreffende de certificering van openbare gebouwen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 99.Het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen treedt in werking op dezelfde datum als dit besluit.
In afwijking van lid 1 treedt artikel 34, § 4, van het EPB-decreet in werking op 1 januari 2015.
Art. 100.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2015.
In afwijking van lid 1 treden de artikelen 48 en 49 in werking op 1 januari 2015.
In afwijking van lid 1 kan hoofdstuk 10.3.3.3 van bijlage A1 toegepast worden wanneer de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning tussen 1 mei 2010 en 1 mei 2015 ligt.
Art. 101.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 15 mei 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET