gepubliceerd op 30 januari 1998
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien
11 DECEMBER 1997. Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien;
Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 7 februari 1997;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de "Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), gegeven op 22 januari 1997;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 november 1996;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 2 december 1996;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht de Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit regelt gedeeltelijk, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet.
De desbetreffende bepalingen zijn van toepassing op het grondgebied van het Franse taalgebied.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien;2° "Minister" : de Minister van Tewerkstelling en Vorming;3° "FOREm" : de "Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi";4° "administrateur-generaal" : de administrateur-generaal van de FOREm;5° "opleidingsoperateurs" : de FOREm, de opleidingscentra die door de FOREm erkend zijn of met hem een overeenkomst gesloten hebben, het onderwijs voor sociale promotie, de opleidingscentra van het "Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen), het Instituut voor Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, de opleidingscentra per sector;6° "stagiair" : de in artikel 2 van het decreet bedoelde werkzoekende.
Art. 3.Voor de toepassing van artikel 2 van het decreet wordt als werkzoekende beschouwd : 1° de volledig uitkeringsgerechtigde werkloze die in aanmerking komt voor werkloosheids- of wachtuitkeringen;2° de niet-werkende werkzoekende die op de dag van zijn aanwerving het bestaansminimum geniet;3° de deeltijdse werknemer met behoud van de rechten bedoeld in artikel 29, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende reglementering van de werkloosheid, behalve als het om een werknemer gaat van wie de bezoldiging het referentieloon bereikt;4° de deeltijdse werknemer die in aanmerking komt voor de inkomensgarantie-uitkering overeenkomstig artikel 131bis van bovenbedoeld koninklijk besluit van 25 november 1991;5° de werknemer die tewerkgesteld is overeenkomstig artikel 79 van bovenbedoeld koninklijk besluit van 25 november 1991;6° de niet-werkende werkzoekende die als dusdanig ingeschreven staat bij een gewestdienst voor arbeidsbemiddeling en die noch werkloosheids- of wachtuitkeringen, noch het bestaansminimum ontvangt.
Art. 4.De in artikel 4 van het decreet bedoelde aanvraag, waarvan het formulier door de FOREm wordt bepaald, moet aan de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde gericht worden en o.a. het volgende bevatten : 1° de personalia van de werkgever;2° de kenmerken van de vacature;3° de aanwervingsvoorwaarden die na de overeenkomst opleiding-inschakeling geboden worden, met name het soort contract, het loon en de uurrooster;4° een omschrijving van het voorgestelde opleidingsproces.
Art. 5.Wanneer de door een werkgever ingediende aanvraag tegelijkertijd betrekking heeft op minstens tien vacatures, moet de FOREm het advies vragen van het territoriaal bevoegde Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming.
Dat advies moet de FOREm binnen 30 dagen na de aanvraag toekomen. Na afloop van deze termijn wordt het geacht gunstig te zijn.
Art. 6.Op verzoek van één van haar leden kan de krachtens artikel 10 van het decreet ingestelde intersectoriële opvolgingscommissie de FOREm alle gegevens vragen die nodig zijn voor het onderzoek van de bijzondere gevallen i.v.m. aanvragen of lopende overeenkomsten opleiding-inschakeling.
Na dit onderzoek richt de intersectoriële opvolgingscommissie haar eventuele opmerkingen en aanbevelingen aan de FOREm.
Art. 7.De in artikel 5 van het decreet bedoelde overeenkomst opleiding-inschakeling wordt gesloten tussen de werkgever, de FOREm en de stagiair vóór elke dienstverrichting van laatstgenoemde bij de werkgever. Ze bevat met name : 1° een omschrijving van de vacature;2° het opleidingsprogramma;3° de naam van het/de in artikel 8, 2°, van het decreet bedoelde personeelslid/-leden;4° de duur van de overeenkomst opleiding-inschakeling (tussen 4 en 26 weken);5° de wekelijkse werkrooster;6° het bedrag van de in artikel 7, tweede lid, 1°, van het decreet bedoelde aanmoedigingspremie;7° de verbintenis van de werkgever de verplichtingen na te komen die zijn opgelegd bij het koninklijk besluit nr.230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces; 8° de verbintenis op erewoord van de werkgever dat hij de in artikel 6 van het decreet bedoelde verplichtingen nakomt, met name wat het medisch onderzoek voor de indienstneming betreft. De duur van de in het eerste lid, 4°, bedoelde overeenkomst opleiding-inschakeling wordt verlengd met de periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, arbeidsongeval of ongeval op de weg van en naar het werk, de periodes van jaarlijks vakantieverlof alsook van schorsing wegens werkloosheid ten gevolge van slecht weder of economische oorzaken en overmacht.
De overeenkomst wordt echter pas verlengd als de in het tweede lid bedoelde periodes samen minstens 14 dagen bedragen.
Naast de in het tweede lid bedoelde verlengingsgevallen kan de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde afwijken van de 26 weken-drempel.
Art. 8.De overeenkomst opleiding-inschakeling voorziet in een proefperiode die gelijk is aan het derde van de aanvankelijk voorziene duur van de overeenkomst.
Ze neemt tussen twee en acht weken in beslag.
Tijdens de proefperiode kan elke partij een einde maken aan de overeenkomst opleiding-inschakeling, mits een opzegtermijn van 7 dagen die te betekenen is op de wijze bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 9.Tijdens de uitvoering van de overeenkomst opleiding-inschakeling worden op initiatief van de FOREm drie evaluaties gemaakt i.v.m. het verloop van de opleiding, met name na afloop van de proefperiode, na twee derde van de opleiding en aan het einde ervan.
Naast de in het eerste lid bedoelde evaluaties kan de FOREm ieder ogenblik, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de werkgever of de stagiair, toezicht houden op het verloop van de opleiding.
Art. 10.De maximale aanmoedigingspremie stemt overeen met het bedrag van het verschil tussen de belastbare bezoldiging betreffende het aan te leren beroep en de in artikel 7, eerste lid, van het decreet bedoelde uitkeringen, in voorkomend geval verhoogd met de in artikel 7, tweede lid, 4°, van het decreet bedoelde compensatievergoeding.
Deze aanmoedigingspremie bedraagt 60, 80 of 100 % van het in het eerste lid bedoelde bedrag tijdens respectievelijk het eerste, tweede of laatste derde van de overeenkomst opleiding-inschakeling.
Art. 11.De in artikel 7, tweede lid, 2°, van het decreet bedoelde vergoeding voor vervoerkosten stemt overeen met de kosten voor een dagelijkse heen-en-weer verplaatsing, wanneer de verblijfplaats van de stagiair en de plaats waar de opleiding plaatsvindt op minstens 5 kilometer afstand van elkaar liggen. Ongeacht het gebruikte vervoermiddel, worden de gemaakte kosten terugbetaald tegen de prijs van het goedkoopste openbaar vervoer.
Art. 12.De compensatievergoeding bedraagt maximum 10 000 BEF per maand en per stagiair. Dit bedrag wordt in voorkomend geval verminderd met het bedrag van de in artikel 7, eerste lid, van het decreet bedoelde uitkeringen.
Art. 13.Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, 5°, van het decreet stemt het personeelsbestand overeen met het aantal bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven werknemers zoals blijkt uit de statistische kaders en de naamlijsten van het trimester voorafgaand aan de begindatum van de overeenkomst opleiding-inschakeling, hierna referentietrimester genoemd.
De leerlingen en de stagiairs bedoeld in het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces zijn niet in het referentiebestand opgenomen.
Tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst die gelijk is aan die van de overeenkomst opleiding-inschakeling, moet het personeelsbestand dat van het referentietrimester overschrijden met een aantal eenheden dat minstens gelijk is aan het aantal stagiairs die hun overeenkomst opleiding-inschakeling beëindigd hebben.
Het kan nochtans overeenstemmen met dat van het referentietrimester in geval van vervanging door één of meer stagiairs : 1° van één of meer werknemers toegelaten tot het conventionele brugpensioen in uitvoering van artikel 132 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen;2° van één of meer werknemers die hun loopbaan verkleinen of onderbreken overeenkomstig afdeling 5 van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;3° van één of meer werknemers van wie de overeenkomsten geëindigd zijn krachtens artikel 32, 4° en 5°, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of ten gevolge het door de werknemer(s) ingediende ontslag alsook van het verlof om gewichtige reden;4° van één of meer werknemers toegelaten tot het pensioen krachtens de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen van arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden. Naast de in het vierde lid bedoelde gevallen kan de Minister, na eensluidend advies van de intersectoriële opvolgingscommissie, afwijken van de in artikel 8, eerste lid, 5°, van het decreet bedoelde verplichting.
De werkgever moet de statistische kaders en naamlijsten betreffende het referentietrimester en de volgende trimesters binnen drie maanden na afloop van het betrokken trimester aan de FOREm meedelen.
Art. 14.Voor de toepassing van artikel 8, derde lid, van het decreet wordt een overeenkomst gesloten tussen de werkgever bij wie de stagiair zijn stage heeft gelopen en de in artikel 8, derde lid, van het decreet bedoelde werkgever, waarbij laatstgenoemde zich verbindt de in artikel 8, eerste lid, 4° en 5°, van het decreet bedoelde verplichtingen na te komen.
Het model van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst wordt op voordracht van de intersectoriële opvolgingscommissie door de Minister goedgekeurd.
De in het eerste lid bedoelde overeenkomst wordt vóór haar uitvoering op de door de Minister bepaalde wijze door de intersectoriële opvolgingscommissie erkend.
Art. 15.De overeenkomst opleiding-inschakeling kan vóór het verstrijken van de termijn eindigen, met name : 1° in geval van stopzetting van de activiteiten van de werkgever; 2° bij een met redenen omklede beslissing van de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, o.a. : a) indien de stagiair ongeschikt is;b) indien de werkgever de in artikel 8 van het decreet bedoelde verplichtingen niet nakomt. In geval van fusie, splitsing of opneming/opslokking moeten de overeenkomst opleiding-inschakeling en het aan het einde ervan gesloten arbeidscontract onder dezelfde voorwaarden gehandhaafd worden door de aldus nieuw opgerichte eenheid.
Art. 16.§ 1. De in artikel 10 van het decreet bedoelde intersectoriële opvolgingscommissie heeft de volgende opdrachten : 1° de omschrijving van het beleid tot bevordering van de maatregel;2° de goedkeuring van het door de FOREm voorgestelde standaardmodel van overeenkomst opleiding-inschakeling; 3° het uitbrengen van adviezen m.b.t. de overdracht van de verplichtingen bedoeld in artikel 8, derde lid, van het decreet; 4° het voorleggen aan de Minister van het model van de in artikel 14 bedoelde overeenkomst;5° de erkenning van de krachtens artikel 14 gesloten overeenkomsten; 6° het uitbrengen van eensluidende adviezen m.b.t. de in artikel 8, vierde lid, van het decreet bedoelde aanvragen om afwijking; 7° het onderzoek van de in artikel 6 bedoelde bijzondere gevallen;8° de coördinatie met de erkenningscommissie die ingesteld is in het kader van de ontwikkeling van een "filière" voor afwisselende kwalificerende opleidingen in het Waalse Gewest;9° de opvolging en de evaluatie van de uitvoering van het decreet; 10° de opstelling van een jaarlijks verslag om de Minister op de hoogte te brengen van eventuele moeilijkheden i.v.m. de uitvoering van het decreet en van de wenselijke aanpassingen. § 2. De intersectoriële opvolgingscommissie bestaat uit : 1° een voorzitter die de Minister vertegenwoordigt;2° twee gewone en twee plaatsvervangende leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen;3° twee gewone en twee plaatsvervangende leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen;4° een gewoon en een plaatsvervangend lid die de Minister vertegenwoordigen;5° een gewoon en een plaatsvervangend lid die de FOREm vertegenwoordigen. De FOREm neemt het secretariaat van de commissie waar. § 3. Het mandaat van de leden loopt vier jaar en is verlengbaar.
Het eindigt : 1° in geval van ontslag;2° wanneer de organisatie die een lid heeft voorgedragen, om zijn vervanging vraagt;3° wanneer een lid niet meer behoort tot de organisatie die hij vertegenwoordigt. Het lid dat zijn mandaat voortijdig neerlegt, wordt vervangen voor de overblijvende periode.
De Minister wijst zijn vertegenwoordigers aan en benoemt ze. Hij benoemt de andere leden van de intersectoriële opvolgingscommissie op de voordracht van de organisaties die ze vertegenwoordigen. § 4. De intersectoriële opvolgingscommissie richt per sector een werkgroep op om bij de uitvoering van het decreet rekening te houden met de specificiteiten van de activiteitensectoren.
Art. 17.De in artikel 11 van het decreet bedoelde Subregionale Comités voor Arbeidsbemiddeling en Vorming hebben de volgende opdrachten : 1° binnen de in artikel 5 voorgeschreven termijn advies uitbrengen aan de FOREm; 2° de begeleiding en opvolging van de maatregel op plaatselijk niveau door eventuele opmerkingen en aanbevelingen aan de FOREm mee te delen i.v.m. de door hem verstrekte halfjaarlijkse verslagen over de toepassing van het decreet op subregionaal niveau; 3° de mededeling aan de intersectoriële opvolgingscommissie van gegevens die haar in staat stellen de in artikel 16, § 1, 9°, bedoelde opdrachten te vervullen.
Art. 18.Het decreet en dit besluit treden in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
Art. 19.De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 11 december 1997.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-C. VAN CAUWENBERGHE