Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 09 februari 2006
gepubliceerd op 14 maart 2006

Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2006027043
pub.
14/03/2006
prom.
09/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/09/2006027043/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad;

Gelet op Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004 tot wijziging van Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;

Gelet op Richtlijn 2002/53/EEG van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;

Gelet op Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd;

Gelet op het overleg tussen de gewestelijke Regeringen en de federale overheid d.d. 16 februari 2006;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1,vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bepalingen van richtlijn 2002/55/EG, gewijzigd bij bovenvermelde richtlijn 2004/117/EG, onverwijld moeten worden omgezet;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding. Onder « in de handel brengen » wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen : a) beschikbaar stellen van zaaizaad van officiële onderzoeks- en controle-instanties;b) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor voorbereiding of verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. Onder « in de handel brengen » wordt ook niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van zaaizaad verstrekt de Dienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener; daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden volgens de beslissingen van de Europese Unie vastgesteld door de Minister. 2° groenten : de planten van de volgende soorten bestemd voor de landbouw- of tuinbouwproductie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;4° basiszaad : zaad : a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge regels voor de stelselmatige instandhouding ten aanzien van het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad;c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;en d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;5° gecertificeerd zaad : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie;b) dat voor voortbrenging van groenten bestemd is;c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad bepaalde voorwaarden;d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;e) dat onderworpen is aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op zijn rasechtheid en raszuiverheid.6° standaardzaad : zaad : a) dat voldoende rasecht en raszuiver is;b) dat vooral voor voortbrenging van groenten bestemd is;c) dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage II;en d) dat onderworpen is aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op zijn rasechtheid en raszuiverheid.7° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden door : a) autoriteiten van een staat;of b) publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een Staat;c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een Staat mits de onder b) en c) genoemde personen, geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen;8° kleine EG-verpakkingen : pakjes met een maximum nettogewicht aan zaad van : a) 5 kg voor peulvruchten;b) 500 g voor uien, kervel, asperge, snijbiet, rode biet, mei- en herfstrapen, watermeloen, reuzenpompoen, pompoen, wortelen, radijs, schorseneer, spinazie en veldsla;c) 100 g voor alle andere groentesoorten;9° derde landen : land dat geen lid is van de Europese Unie;10° gemeenschappelijke rassenlijst : de lijst van alle rassen waarvan het groentensoort, op grond van artikelen 16 en 17 van de Richtlijn nr.2002/55/EG van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras is onderworpen; 11° nationale rassencatalogi : de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;12° Minister : de Minister die bevoegd is voor Landbouw;13° Dienst : de Directie Productkwaliteit van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest. § 2. Overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie kan de Minister de in § 1 sub 2° bedoelde soortenlijst wijzigen. § 3. Overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie kan de Minister specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor keuring volgens de voorwaarden van dit besluit.

Art. 2.§ 1. Dit besluit heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen binnen de Europese Unie van zaaigranen die voor landbouw- of tuinbouwproductie, met uitzondering van sierdoeleinden, bestemd zijn. Het geldt niet voor zaaigranen bestemd voor uitvoer naar derde landen indien het als dusdanig wordt geïdentificeerd en voor zover de bestemming kan worden aangetoond. § 2. Dit besluit wordt genomen onverminderd de federale bevoegdheden inzake fytosanitaire aangelegenheden en, inzonderheid, de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. HOOFDSTUK II. - De certificering en het in de handel brengen

Art. 3.§ 1. Het zaad van cichorei voor de industrie mag slechts in de handel worden gebracht : 1° indien het officieel als « prebasiszaad », « basiszaad » of « gecertificeerd zaad » is goedgekeurd;2° indien het voldoet aan de voorwaarden bedoeld in bijlage II van dit besluit en;3° indien het gaat om rassen die voorkomen op de nationale rassencatalogi of op de gemeenschappelijke rassenlijst. § 2. Het groentenzaad ander dan cichorei voor de industrie mag slechts in de handel worden gebracht : 1° indien het officieel als « prebasiszaad », « basiszaad » of « gecertificeerd zaad » is goedgekeurd, of indien het tot de categorie « standaardzaad » behoort;2° indien het voldoet aan de voorwaarden bedoeld in bijlage II van dit besluit en;3° indien het gaat om rassen die voorkomen op de nationale rassencatalogi of op de gemeenschappelijke rassenlijst. § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1, punt 1, en § 2, punt 1, is de handel van niet-bewerkt zaad met het oog op zijn voorbereiding toegelaten, voor zover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 4.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in bijlage II gestelde voorwaarden mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1, punt 2° en § 2, punt 2°, officieel gecertificeerd en in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimum bepaalde kiemkracht waarborgt. Wat de handel betreft, wordt die kiemkracht door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1, punt 2°, en § 2, punt 2°, « basiszaad » en « gecertificeerd zaad », waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, officieel gecertificeerd en in de handel gebracht worden. De goedkeuring geschiedt uitsluitend indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld.

De leverancier moet de kiemkracht waarborgen die vastgesteld is bij de voorlopige analyse. Voor het in de handel brengen wordt die kiemkracht op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier alsook het referentienummer van de partij vermeld. § 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 15 betreffende de voortplanting buiten de Europese Gemeenschap.

Art. 5.§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1, 1° en § 2, 1°, worden de op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigde producenten ertoe gemachtigd om kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen. § 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1 en § 2, kan de Dienst de producenten die op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigd zijn, toestemming verlenen om voor een bepaalde tijd zaad in de handel te brengen van een ras waarvoor in ten minste één lidstaat reeds een aanvraag tot opneming op de nationale rassencatalogi is ingediend en waarvoor specifieke technische gegevens zijn verstrekt.

De bepalingen van Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd, zijn daartoe van toepassing.

Art. 6.De Minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten bijkomende of strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in bijlagen I en II.

Art. 7.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.

Art. 8.§ 1. Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en standaardzaad mogen slechts in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 9 en 10 is voorzien van een sluitingssysteem en een merkteken. § 2. De Minister kan afwijkingen van § 1 voorzien voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden van dat zaad ten behoeve van de laatste gebruiker, voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding. § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de Minister de Waalse producenten toestemming geven om mengsels van standaardzaad van verschillende rassen van dezelfde soort in kleine verpakkingen in de handel te brengen. In dit geval worden de soorten en de regels betreffende de maximumafmetingen van de kleine verpakkingen alsook de etiketteringsvoorschriften volgens de beslissingen van de Europese Unie vastgesteld.

Art. 9.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad en van gecertificeerd zaad, met uitzondering van kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad, zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 10, § 1, bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet tenminste het officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht.

De in het tweede lid bedoelde maatregelen zijn niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. § 2. Wanneer het officieel gesloten verpakkingen betreft, mag een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval wordt op het in artikelen 10, § 1, voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht. § 3. Verpakkingen van standaardzaad en kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad, worden gesloten zodanig dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 10, § 2, bedoelde etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Met uitzondering van kleine verpakkingen, worden zij bovendien door de voor het aanbrengen van de etiketten verantwoordelijke persoon van een loodje of een gelijkwaardige sluiting voorzien.

In het geval van kleine verpakkingen van de categorie « gecertificeerd zaad » mag een eventueel herhaalde, nieuwe sluiting slechts onder officieel toezicht geschieden. § 4. Overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie, kan de minister afwijkingen van §§ 1 en 2 vaststellen voor kleine verpakkingen van basiszaad, gesloten op het grondgebied van het Waalse Gewest.

Art. 10.§ 1. Verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad behalve kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad : 1° zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, deel A en waarvan de gegevens gesteld zijn in één van de officiële talen van de Europese Unie.Bij doorzichtige verpakkingen, mag het etiket zich binnenin bevinden, op voorwaarde dat het door de verpakking heen kan worden gelezen. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad.

Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.

Indien, in het geval als bedoeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld.

Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.

Volgens de beslissingen van de Europese Unie mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket; 2° bevatten binnenin een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de in bijlage IV, deel A, sub a), punten 4 tot 7 voor het etiket voorgeschreven gegevens.Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het in punt 1° bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig punt 1°, het etiket zich aan de binnenkant van de doorzichtige verpakking bevindt dan wel een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt. § 2. Verpakkingen van standaardzaad en kleine verpakkingen met zaad van de categorie gecertificeerd zaad worden overeenkomstig bijlage IV, deel B, voorzien van een etiket van de leverancier of van een gedrukte of gestempelde tekst, gesteld in een van de officiële talen van de Europese Unie. De kleur van het etiket is blauw voor gecertificeerd zaad en donkergeel voor standaardzaad.

Behalve in geval van kleine verpakkingen standaardzaad moeten de op grond van dit lid voorgeschreven of toegestane gegevens duidelijk worden gescheiden van de andere gegevens die op het etiket of de verpakking worden verstrekt, met inbegrip van die bedoeld in artikel 11. § 3. Voor de rassen die op 1 juli 1970 algemeen bekend waren, mag bovendien melding worden gemaakt van een bepaalde instandhouding. Het is verboden melding te maken van bijzondere eigenschappen die verband houden met de instandhouding. Deze vermelding moet volgen op de naam van het ras, waarvan zij duidelijk gescheiden wordt, bij voorkeur door middel van een streepje. Deze vermelding mag niet opvallender zijn dan de naam van het ras. § 4. Overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie, kan de Minister afwijkingen van §§ 1 en 2 vaststellen voor kleine verpakkingen van basiszaad, gesloten op het grondgebied van het Waalse Gewest.

Art. 11.§ 1. In andere dan de in dit besluit bedoelde gevallen zijn de verpakkingen van basiszaad, van gecertificeerd zaad van alle soorten of van standaardzaad voorzien van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of in de vorm van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier).

Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt volgens de beslissingen van de Europese Unie vastgesteld. § 2. Voor basiszaad en gecertificeerd zaad moet het etiket of de in § 1 bedoelde opgedrukte vermelding zo zijn opgesteld dat geen verwarring kan optreden met het in artikel 10, § 1, bedoelde officiële etiket.

Art. 12.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de in bijlage IV, punt A, bedoelde gegevens, alsmede het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie « gecertificeerd zaad » voorafgaat, zijn vermeld.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 3, § 2, het zaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld.

Art. 13.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk etiket dat op de partij zaad is aangebracht, of op elk al dan niet officieel document dat krachtens het bepaalde in dit besluit deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Art. 14.§ 1. In geval van een chemische behandeling van het basiszaad, het gecertificeerd zaad of het standaardzaad moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt. Bij kleine EG-verpakkingen kan deze vermelding rechtstreeks op of aan de binnenkant van de verpakking worden aangebracht. § 2. Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat chemisch werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds chemisch behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.

Art. 15.§ 1. Het groentezaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in één of meer lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 16 gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een dergelijk derde land, en dat in een andere lidstaat geoogst is, kan op verzoek en onverminderd de bepalingen van dit besluit officieel in elke lidstaat worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I, voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, kan de Dienst ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, wanneer voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Groentezaad dat in de Europese Unie geoogst is en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1 moet : 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, deel A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, § 1;2° vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, deel C. § 3. Het groentezaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in één of meer lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 16, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een dergelijk derde land, en dat in derde land geoogst is, kan op verzoek als gecertificeerd zaad officieel worden goedgekeurd in elke lidstaat, waarin het basiszaad ofwel voortgebracht is ofwel officieel gecertificeerd is, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 16, § 1, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling, en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Art. 16.§ 1. Groentezaad, ander dan prebasiszaad, dat in een land dat geen lid is van de Europese Unie is geoogst, mag enkel in de handel gebracht worden indien de Raad van de Europese Unie vooraf heeft vastgesteld dat het zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan basiszaad, aan gecertificeerd zaad en aan standaardzaad dat binnen de Europese Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit.

Bovendien, moeten, in voorkomend geval, de door de Europese Unie vastgestelde bijzondere voorwaarden zijn vervuld. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing : 1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld.2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de wetgevende, reglementaire of administratieve bepalingen in werking moet stellen om aan de bepalingen van Richtlijn 2002/55/EG te voldoen.

Art. 17.§ 1. Ten einde elke tijdelijke moeilijkheid op te heffen die zich voordoet bij de algemene voorziening met basiszaad, gecertificeerd zaad of standaardzaad in de Europese Unie die niet op een andere manier kan worden overwonnen, kan de Dienst, overeenkomstig de beslissingen van de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode, in de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen noch in de nationale rassencatalogus voorkomen, op het hele grondgebied van de Europese Unie tot de handel toelaten. § 2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket of het etiket van de leverancier het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld, in het geval van zaad van rassen die niet op de in § 1 bedoelde lijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur.

Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

Art. 18.De Minister kan de bijlagen bij dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 19.De Dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van inlands zaad. Deze controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten, overeenkomstig het bepaalde in artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 17.6° de controle op de monsternemingen en op de onderzoeken die onder officiële controles zoals bedoeld in artikel 20 verricht zijn. De Dienst is eveneens belast met de controle op het zaaizaad bedoeld in artikel 3, § 3.

De keuring schept voor de Dienst geen enkele specifieke verantwoordelijkheid waarop een eis tot schadevergoeding zou kunnen gegrond worden.

Art. 20.§ 1. Het in artikel 1, § 1, punt 4, d) en punt 5, d), bedoelde onderzoek onder officieel toezicht moet aan volgende eisen voldoen : 1° de keurmeesters : a) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) zijn officieel erkend door de dienst.Dat houdt in dat ze ofwel beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen; d) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is minstens gelijk aan 5 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1°, c, bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet. § 2. Bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht volgens de vigerende internationale methoden of bij gebrek volgens de door de Minister vastgestelde methoden. De monsterneming met het oog op controles overeenkomstig artikel 22 wordt evenwel officieel uitgevoerd.

De bemonstering gebeurt uit homogene partijen. Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Deze bepalingen zijn ook van toepassing wanneer monsters van standaardzaad voor controle achteraf worden genomen.

Wanneer de bemonstering van zaad onder officieel toezicht wordt verricht, worden de volgende voorwaarden vervuld : 1° de bemonstering van het zaad wordt verricht door monsternemers die daartoe door de Dienst erkend zijn, onder de voorwaarden bedoeld in de punten 2°, 3° en 4°;2° de monsternemers moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken, verworven in het kader van vormingscursussen die georganiseerd zijn onder voorwaarden toepasselijk op officiële zaadmonsternemers en die met officiële onderzoeken afgesloten zijn;3. de monsternemers van zaad zijn : a) zelfstandige natuurlijke personen;b) personen tewerkgesteld door natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de activiteiten de productie van zaad, de teelt van zaad, de behandeling van zaad of het in handel brengen van zaad niet tot voorwerp hebben, of c) personen tewerkgesteld door natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de activiteiten de productie van zaad, de teelt van zaad, de behandeling van zaad of het in handel brengen van zaad tot voorwerp hebben. In het geval bedoeld in punt c) mag een monsternemer slechts monsters nemen op partijen zaad die namens zijn werkgever voortgebracht worden, behalve andersluidende bepalingen overeengekomen tussen zijn werkgever, de aanvrager van een certificering en de Dienst; 4° het werk van monsternemers is onderworpen aan een door de Dienst uitgevoerde geschikte controle.In geval van automatische monsterneming moeten gepaste procedures worden nageleefd en het voorwerp uitmaken van een officiële controle; 5° met het oog op de in punt 4° bedoelde controle maakt een deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleproef door officiële monsternemers van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Genoemd deel bedraagt minstens 5 %. Die controleproeven zijn niet van toepassing op de automatische monsterneming.

De Dienst vergelijkt de officiële afgenomen zaadmonsters met die van dezelfde partij die onder officieel toezicht werden afgenomen; 6° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet. 7° overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie kan de Minister andere maatregelen nemen voor de bemonsteringen van zaad onder officieel toezicht. § 3. De in artikel 1, § 1, punten 4, d) en 5, d, bedoelde officiële zaadonderzoeken of onderzoeken onder officieel toezicht vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld.

Niettegenstaande het groentezaad wordt de in § 1 bedoelde analyse van mechanische zuiverheid en van de kiemkracht alleen uitgevoerd als een twijfel ter zake bestaat.

De onderzoeken van zaad onder officieel toezicht voldoen aan volgende voorwaarden : 1° ze moeten worden uitgevoerd onder de voorwaarden bedoeld in 2° tot 4° door onderzoekslaboratoria die door de Dienst daartoe erkend zijn;2° het laboratorium belast met zaadonderzoek moet beschikken over een hoofdanalist die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische verrichtingen en die de vereiste bekwaamheden heeft voor het technisch beheer van een dergelijk laboratorium. De zaadanalisten moeten de vereiste technische bekwaamheid hebben, verkregen in het kader van opleidingscursussen die georganiseerd zijn onder de voorwaarden toepasselijk op officiële zaadanalisten en die afgesloten zijn met officiële examens.

Het laboratorium is gevestigd in lokalen en is voorzien van uitrustingen die door de Dienst officieel beschouwd zijn als voldoende voor het zaadonderzoek, in het toepassingsgebied van de goedkeuring; 3° het met het onderzoek van zaad belaste laboratorium is : a) een zelfstandig laboratorium, of b) een laboratorium dat toebehoort aan een zaadbedrijf. In het in punt b) bedoelde geval mag het laboratorium enkel zaadonderzoeken uitvoeren op partijen die geproduceerd worden in naam van het zaadbedrijf waaraan het toebehoort, behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen genoemd bedrijf, de aanvrager van de certificering en de overheid belast met de certificering van zaad; 4° de door het laboratorium uitgevoerde onderzoeken zijn onderworpen aan een gepaste controle van de Dienst;5° met het oog op de in punt 4° bedoelde controle maakt een bepaald deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleonderzoek in de vorm van een officieel onderzoek van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken.

Genoemd deel bedraagt minstens 5 %; 6° de Dienst stelt de straffen vast voor een onderzoekslaboratorium dat schuldig wordt bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in punt 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet.

Art. 21.De Minister stelt een keurings- en certificeringsreglementering van groentezaad en cichorei voor de industrie vast : 1° de procedures en bepalingen met betrekking tot de controle, bedoeld in artikel 19;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad en de geoogste producten te onderwerpen aan de controles bedoeld in artikel 19.

Art. 22.Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van groentegewassen en cichorei voor de industrie beantwoordt aan de Europese regelgeving.

Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld.

De bemonstering geschiedt uit homogene partijen en het maximumgewicht van een partij wordt vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder homogene partijen verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 23.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Unie neemt de Minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1° het soort : 2° het ras;3° de categorie;4° het land van productie en de officiële controledienst, 5° het land van vervoer;6° de vervoerder;7° de hoeveelheid zaaizaad.

Art. 24.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens voorschriften van de Europese Unie, kan de Minister specifieke voorwaarden vaststellen : 1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1, punt 2°, bedoelde specifieke voorwaarden omvatten de volgende punten : 1° het zaad van deze soorten is van een bekende herkomst die erkend is door de Dienst voor het in de handel brengen in bepaalde gebieden;2° passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 25.De minimumgewichten vermeld in bijlage III, 2, van dit besluit zijn niet van toepassing op de monsternemingen die uitsluitend worden verricht met het oog op de steekproefsgewijze controle van de kiemkracht van het in de handel gebracht zaaizaad.

Art. 26.Voor de overeenstemming van het groentezaad en het zaad van cichorei voor de industrie met de voorschriften van dit besluit zijn verantwoordelijk, behoudens de mogelijkheid van rechtvaardiging : 1° als het gaat om een etiket bedoeld in bijlage IV, A : a) degene voor wiens rekening de keuringsdienst de eerste officiële sluiting heeft verricht, of de invoerder als dit etiket de naam van een vreemde keuringsdienst draagt, indien echter de verpakkingen in het binnenland een nieuwe officiële sluiting ondergaan hebben;b) degene voor wiens rekening de laatste officiële sluiting werd verricht, is verantwoordelijk wat de kiemkracht betreft;2° als het gaat om een etiket bedoeld in bijlage IV, B, degene wiens naam is aangegeven op het etiket of de invoerder, indien het etiket de naam van een vreemde leverancier draagt;3° de eigenaar of de houder, in de andere gevallen. De verantwoordelijkheid van in punten 1° en 2° genoemde personen vervalt evenwel wanneer de verpakkingen werden geopend, anders dan om een nieuwe officiële sluiting te ondergaan, of wanneer na onderzoek is bewezen dat door de schuld van de koper-houder de waar niet meer in normale staat van goede bewaring is of haar oorspronkelijke kiemkracht heeft verloren.

Art. 27.De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art. 28.De facturen, contracten, catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de vermeldingen dragen welke zijn voorgeschreven, naargelang het geval, in bijlage IV, A, a), 5, 6 en 7 of in bijlage IV, B, a), 4, 5 en 6.

Art. 29.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, gedurende drie jaar, vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren ten einde ze zonder verplaatsing aan de ambtenaren belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op hun verzoek voor te leggen.

Art. 30.§ 1. Indien bij de controle achteraf te velde herhaaldelijk wordt vastgesteld dat zaad van een ras niet voldoende beantwoordt aan de voorwaarden met betrekking tot de rasechtheid of de raszuiverheid, kan de Dienst degene die voor het in de handel brengen van het zaad verantwoordelijk is, geheel of gedeeltelijk en eventueel voor een bepaalde periode verbieden dit zaad in de handel te brengen. § 2. De krachtens § 1 getroffen maatregelen worden pas ingetrokken wanneer met voldoende zekerheid is gebleken dat het voor de handel bestemde zaad in de toekomst zal beantwoorden aan de voorwaarden met betrekking tot de rasechtheid en de raszuiverheid.

Art. 31.De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft in overeenstemming met hetgeen is bepaald in de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 10 van genoemde wet, zijn ook van toepassing.

Voor de toepassing van dit besluit, is de aangewezen bevoegde ambtenaar de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest en, bij verhindering, zijn plaatsvervanger. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 32.Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt opgeheven.

Art. 33.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van groentezaad en cichorei voor de industrie, blijft van toepassing totdat het uitdrukkelijk wordt vervangen.

Art. 34.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 35.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE I VOORWAARDEN VOOR GOEDKEURING TEN AANZIEN VAN HET GEWAS 1. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.2. Voor basiszaad dient ten minste één officiële veldkeuring plaats te vinden.Voor gecertificeerd zaad vindt ten minste één veldkeuring plaats, welke voor ten minste 20 % van de percelen per soort officieel steekproefsgewijs wordt gecontroleerd. 3. De staat waarin het vermeerderingsveld zich bevindt en de stand van het gewas moeten een voldoende controle van de rasechtheid, de raszuiverheid en de gezondheidstoestand mogelijk maken.4. De minimumafstand tot in de buurt liggende gewassen die kunnen leiden tot ongewenste vreemdbestuiving, bedraagt voor : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5.De aanwezigheid van ziekten en schadelijke organismen die de waarde voor het gebruik als zaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE II VOORWAARDEN WAARAAN HET ZAAD MOET VOLDOEN 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.2. De aanwezigheid van ziekten en schadelijke organismen die de waarde voor het gebruik als zaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.3. Het zaad moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen : a) Normen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Aanvullende voorwaarden 1.Zaad van vlinderbloemigen mag niet door de volgende levende insecten zijn aangetast : Acanthoscelides obtectus Sag.

Bruchus affinis Froel.

Bruchus atomarius L Bruchus pisorum L. Bruchus rufimanus Boh. 2. Het zaad mag niet door levende mijten zijn aangetast. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, LUTGEN

BIJLAGE III GEWICHT VAN DE PARTIJEN EN MONSTERS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de F-1 hybriderassen van voornoemde soorten kan het minimumgewicht van het monster verminderd worden tot één vierde van het aangegeven gewicht. Het monster moet echter ten minste een gewicht van 5 g hebben en ten minste 400 zaden bevatten.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE IV ETIKET A Officieel etiket (basiszaad en gecertificeerd zaad, met uitzondering van kleine verpakkingen) I. Te vermelden gegevens 1. « EG-regels en normen » 2.Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken 3. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven « gesloten in... » (maand en jaar), of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering, op de volgende wijze aangegeven : « monster genomen in... (maand en jaar) ». 4. Partijnummer 5.Soort, tenminste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide. 6. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift 7.Categorie 8. Producerend land 9.Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden 10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en de approximatieve verhouding tussen het gewicht van de kluwens of zuiver zaad en het totale gewicht 11.Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn : voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn : de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord « kruisingspartner » wordt toegevoegd; voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord « kruisingspartner » wordt toegevoegd; - voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord « hybride ». 12. Waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden « nacontrole verricht in » (maand en jaar) worden vermeld. II. Minimale afmetingen : 110 mm x 67 mm.

B. Etiket van de leverancier of tekst op de verpakking (standaardzaad en kleine verpakkingen van de categorie « gecertificeerd zaad ») I. Te vermelden gegevens : 1. « EG-systeem »;2. Naam en adres of kenmerk van de voor het aanbrengen van de etiketten verantwoordelijke persoon;3. Verkoopseizoen van de sluiting of van het laatste onderzoek van de kiemkracht Het einde van dit verkoopseizoen kan worden aangegeven.4. Soort, tenminste vermeld in Latijns schrift.5. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.6. Categorie;bij kleine verpakkingen kan gecertificeerd zaaizaad worden aangeduid met de letters « C » of « Z » en standaardzaad met de letters « St ». 7. Referentienummer, opgegeven door de voor het aanbrengen van de etiketten verantwoordelijke - voor standaardzaad.8. Referentienummer om de gecertificeerde partij te kunnen identificeren voor gecertificeerd zaad.9. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden, behalve voor kleine verpakkingen tot 500 gram.10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en de approximatieve verhouding tussen het gewicht van de kluwens of zuiver zaad en het totale gewicht. II. Minimumafmetingen van het etiket (behalve voor kleine verpakkingen) 110 mm x 67 mm.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE V ETIKET EN DOCUMENT VOOR NIET-DEFINITIEF GOEDGEKEURD ZAAD DAT IS GEOOGST IN EEN ANDERE LIDSTAAT A. Op het etiket te vermelden gegevens - Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken. - Soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide. - Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift. - Categorie. - Referentienummer van het veld of van de partij. - Opgegeven netto- of brutogewicht. - De vermelding « Niet-definitief goedgekeurd zaad ».

B. Kleur van het etiket Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens - Instantie die het document afgeeft. - Soort, tenminste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide. - Ras, tenminste vermeld in Latijns schrift. - Categorie. - Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land/de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd. - Referentienummer van het veld of van de partij. - Oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij. - Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen - Aantal generaties na het basiszaad in het geval van gecertificeerd zaad. - Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is, aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan. - In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^