Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 06 december 2012
gepubliceerd op 27 februari 2013

Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2013027066
pub.
27/02/2013
prom.
06/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/06/2013027066/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2012. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor zaaizaad van groenvoedergewassen;

Gelet op het overleg gepleegd op 10 november 2011 tussen de Gewestregeringen en de federale overheid, goedgekeurd op 25 januari 2012;

Gelet op het advies 50.994/4 van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2012, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definitie en toepassingsgebied

Artikel 1.Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, gewijzigd bij de Richtlijnen 2002/68/EG van de Raad van 19 juli 2002, 2003/45/EG van de Commissie van 28 mei 2003, 2003/61/EG van de Raad van 18 juni 2003, 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004 en 2009/74/EG van de Commissie van 26 juni 2009, wordt bij dit besluit omgezet.

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° afzet : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding. Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen : a) beschikbaar stellen van zaaizaad van officiële onderzoeks- en controle-instanties;b) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor het bereiden of de verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. Onder "in de handel brengen" wordt ook niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voor zover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van zaaizaad verstrekt de Dienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener; daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De modaliteiten voor de uitvoering van deze bepaling worden volgens de beslissingen van de Europese Unie vastgelegd door de Minister; 2° oliehoudende planten en vezelgewassen : planten van de volgende geslachten en soorten : a) Arachis hypogaea L, aardnoot; b) Brassica juncea (L.) Czern, bruine mosterd; c) Brassica napus L.(partim), koolzaad; d) Brassica nigra (L.) W.D.J. Koch, zwarte mosterd; e) Brassica rapa L.var. silvestris (Lam.) Briggs, raapzaad; f) Cannabis sativa L., hennep; g) Carthamus tinctorius L., saffloer; h) Carum carvi L., karwij; i) Glycine max (L.) Merr., soja; j) Gossypium spp., katoen; k) Helianthus annuus L., zonnebloem; l) Linum usitatissimum L., vezelvlas, oliehoudend vlas; m) Papaver somniferum L., blauwmaanzaad; n) Sinapis alba L., gele mosterd; 3° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;4° basiszaad (andere rassen dan hybriden) : zaad : a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie "gecertificeerd zaad", hetzij van de categorieën "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" of "gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering" of "gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering";c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 6, voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 van dit besluit, voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en;d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet. Voor zaad van vlas kan de productie van basiszaad gebeuren in één of twee vermeerderingscycli. In dit geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor de tweede generatie vanaf prebasiszaad; 5° basiszaad (hybriden) : 1.Basiszaad van ingeteelde stammen : zaad : a) dat, behoudens het bepaalde in artikel 6, voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden en b) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punt a) vastgestelde voorwaarden voldoet.2. Basiszaad van enkele hybriden : zaad : a) dat bestemd is voor de voortbrenging van drieweg-hybriden of dubbele hybriden, a) dat, behoudens het bepaalde in artikel 6, voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor basiszaad opgesomde voorwaarden en c) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage 2 bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;6° gecertificeerd zaad (raapzaad, sarepta - mosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor het telen van planten van oliehoudende planten en vezelgewassen, met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 6, § 2, voldoet aan de in bijlagen 1 en 2 voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden, en;d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;7° gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (aardnoten, eenhuizig hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie « gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering », dan wel, in voorkomend geval, van de categorie « gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering », of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;8° "Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering" (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad, dan wel in voorkomend geval, voor het telen van de categorie « gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering »;c) dat voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;9° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonderheid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;b) dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;c) dat voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;10° gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering (vezelvlas, oliehoudend vlas) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste of tweede vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor het telen van planten van oliehoudende planten en vezelgewassen, met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat voldoet aan de in de bijlagen 1 en 2 voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;11° handelszaad : zaad : a) dat soortecht is;b) dat, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 6, § 2, voldoet aan de in bijlage 2 voor handelszaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet;12° mengras : een aan de certificeringsdienst gemeld mengsel van gecertificeerd zaad van een bepaalde bestuiverafhankelijke hybride die officieel is toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen, met gecertificeerd zaad van één of meer bepaalde, eveneens toegelaten, bestuivers, dat mechanisch is samengesteld in een verhouding, gezamenlijk bepaald door de personen die voor de instandhouding van deze componenten verantwoordelijk zijn;13° bestuiverafhankelijke hybride : de mannelijke steriele component in het « mengras » (vrouwelijke component);14° bestuiver(s) : de stuifmeel leverende component in « het mengras » (mannelijke component);15° derde land : land dat geen lid is van de Europese Unie;16° gemeenschappelijke rassenlijst : de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen vastgesteld bij de Richtlijn 2002/53/EEG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;17° nationale catalogus : de nationale catalogus voor landbouwgewassen vastgesteld bij het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;18° ISTA (International Seed Testing Association) : internationaal orgaan dat de methodes inzake zaadbemonstering en -analyse bepaalt;19° Minister : de Minister die voor Landbouw bevoegd is;20° Dienst : de Directie Kwaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst, autoriteit die voor de certificering verantwoordelijk is. § 2. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister wijzigingen aanbrengen in de rassenlijst bedoeld in § 1, 2°. § 3. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de minister specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor keuring volgens de voorwaarden van dit besluit. § 4. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de Minister wijzigingen aanbrengen in § 1, 4° en 5°, met het oog op de opneming in het toepassingsgebied van dit besluit van hybriden van oliehoudende planten en vezelgewassen, die niet tot de zonnebloemhybriden behoren.

Art. 3.Dit besluit heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen binnen de Europese gemeenschap van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat voor landbouwproductie, met uitzondering van sierdoeleinden, bestemd is. Het geldt niet voor bietenzaad waarvan is aangetoond dat het bestemd is voor uitvoer naar derde landen indien het als dusdanig wordt geïdentificeerd en voor zover de bestemming kan worden aangetoond.

Dit besluit wordt genomen onverminderd de federale bevoegdheden inzake fytosanitaire aangelegenheden en, inzonderheid, de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. HOOFDSTUK II. - De certificering en het in de handel brengen

Art. 4.§ 1. Zaaizaad van de volgende planten mag alleen in de handel gebracht worden als het officieel goedgekeurd is als "prebasiszaad", "basiszaad" of "gecertificeerd zaad" : 1° Brassica L.(partim), koolzaad; 2° Brassica rapa L.var. silvestris (Lam.) Briggs, raapzaad; 3° Cannabis sativa L., hennep; 4° Carthamus tinctorius L., saffloer; 5° Carum carvi L., komijn; 6° Gossypium spp.katoen; 7° Helianthus annuus L., zonnebloem; 8° Linum usitatissimum L.partim), vezelvlas. § 2. Zaaizaad van andere soorten oliehoudende planten en vezelgewassen dan die welke opgesomd worden in § 1, mag alleen in de handel worden gebracht als het gaat om officieel goedgekeurd " prebasiszaad ", " basiszaad " of " gecertificeerd zaad ", of om handelszaad. § 3. Overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie kan de Minister voorschrijven dat zaad van andere soorten oliehoudende planten of vezelgewassen dan die welke worden opgesomd in § 1, met ingang van bepaalde data slechts in de handel mag worden gebracht, indien het officieel is goedgekeurd als « prebasiszaad », « basiszaad » of als « gecertificeerd zaad ». § 4. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen mag niet in de handel worden gebracht als het gaat om een soort die opgenomen is in de gemeenschappelijke rassenlijst of de nationale rassencatalogi. § 5. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen mag in de handel worden gebracht in de vorm van een mengras. De zaadcoating van de bestuiverafhankelijke hybride wordt anders gekleurd dan die van de bestuiver.

Art. 5.In afwijking van artikel 4, is het in de handel brengen van niet-bewerkt zaad met het oog op het bereiden en de verpakking daarvan toegelaten, voor zover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 6.§ 1. Prebasis- en basiszaad dat niet voldoet aan de in bijlage 2 gestelde kiemkrachtvoorwaarden mogen, in afwijking van artikel 4, officieel gecertificeerd worden en in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een bepaalde kiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt, voor het in de handel brengen, door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle zaadbevoorrading en in afwijking van artikel 4, mag zaad van de categorieën " basiszaad ", " gecertificeerd zaad " van alle aard of « handelszaad », waarvoor het officiële onderzoek in verband met de in bijlage 2 opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, officieel gecertificeerd of officieel toegelaten worden en in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. De certificering of de toelating geschiedt uitsluitend indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld. De leverancier moet de kiemkracht waarborgen die vastgesteld is bij de voorlopige analyse.

Voor het in de handel brengen wordt die kiemkracht op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier alsook het referentienummer van de partij vermeld. De leverancier verbindt zich ertoe de partij terug te nemen als de resultaten van het officiële onderzoek ongunstig zijn. § 3. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 16 betreffende de vermeerdering buiten de Europese Unie.

Art. 7.§ 1. In afwijking van artikel 4 kan de Dienst de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten toestemming geven om kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of selectiedoeleinden in de handel te brengen.

In afwijking van artikel 4 kan de Dienst de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten toestemming geven om hoeveelheden zaad die voor andere doeleinden (onderzoek of proefneming) geschikt zijn in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De voorwaarden voor die toestemming worden uitvoerig beschreven in bijlage 6. Ze voldoen aan de bepalingen van Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd. § 3. In geval van genetisch gemodificeerd materiaal is de handel van het in de §§ 1 en 2 bedoelde zaad enkel toegestaan als het voldoet aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten.

Art. 8.De Minister kan, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad, alsook voor de toelating van handelszaad, strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in bijlagen 1 en 2.

Art. 9.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.

Art. 10.§ 1. Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen alleen in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 11 en 12, § 1, is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. § 2. De Dienst kan, met betrekking tot verpakking, sluitingssysteem en aanduiding, voorzien in afwijkingen van § 1 voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker.

Art. 11.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn officieel of onder officieel toezicht gesloten zodat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 12, § 1, bedoelde officieel etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officiële zegel worden aangebracht. Deze maatregelen zijn echter niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. § 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval wordt op het in de artikel 12, § 1, voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht. § 3. Afwijkingen van de bepalingen van § 1 voor kleine verpakkingen gesloten op het Waalse grondgebied zijn opgenomen in bijlage 7 sub 7.4.

Art. 12.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad : 1° zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage 4 en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Europese Unie.De kleur van het etiket is wit met een diagonaal lopende paarse streep voor prebasiszaad, wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. De kleur van het etiket is blauw met een diagonaal lopende groene streep voor gecertificeerd zaad van een mengras. Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Als, in het geval bedoeld in artikel 6, § 1, het basis- of maïszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage 2 met betrekking tot de kiemkracht, wordt dat op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan. Volgens de beslissingen van de Europese Unie mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket; 2° bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage 4, deel A, a), 4, 5 en 6, voor het etiket en, sub c), 2, 5 en 6, voor handelszaad, zijn voorgeschreven.Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het onder 1° bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of als overeenkomstig het bepaalde in punt 1° een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt. § 2. Desgevallend mits naleving van de beschikkingen van de Europese Unie, kan de Minister afwijkingen van § 1 toestaan voor kleine verpakkingen van basiszaad gesloten op het grondgebied van het Waalse Gewest.

Art. 13.In andere gevallen dan die waarin dit besluit voorziet en overeenkomstig de beschikkingen van de Europese Unie kan de Minister voorschrijven dat de verpakkingen van basiszaad, van gecertificeerd zaad van alle categorieën of van handelszaad voorzien moeten zijn van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of in de vorm van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier). Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt volgens de beschikkingen van de Europese Unie vastgesteld.

Art. 14.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd, onverminderd de bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 21 februari 2005.

Art. 15.In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad of het gecertificeerd zaad, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.

Art. 16.§ 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen : 1° dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 17 gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een dergelijk derde land en 2° dat in een andere lidstaat is geoogst; kan op verzoek en onverminderd de bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 8 juli 2001 officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage 2 voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan het officieel goedgekeurd worden als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in de Europese Unie is geoogst en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in § 1, moet : 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage 5, punten A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, § 1, en, 2° vergezeld zijn van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage 5, punt C. De bepalingen van punt 1 inzake verpakking en etikettering behoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn. § 3. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen geoogst in een derde land, wordt, op verzoek, officieel goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer : 1° het rechtstreeks afkomstig is van : a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 17 gelijkstelling heeft verkregen, of b) van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land bedoeld in punt a);2° het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in een krachtens de bepalingen van voornoemde Richtlijn 2002/57/EG vastgestelde beschikking van de Raad van de Europese Unie betreffende de gelijkstelling;3° bij een officieel onderzoek is gebleken dat de in bijlage 2 voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

Art. 17.§ 1. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in een derde land is geoogst, mag enkel in de handel gebracht worden indien de Raad van de Europese Unie vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van voornoemde Richtlijn 2002/57/EG. § 2. De bepalingen van § 1 zijn ook toepasselijk op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 2002/57/EG moet voldoen.

Art. 18.§ 1. Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of in de Europese Unie gecertificeerd zaad en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Dienst, mits hiertoe gemachtigd te zijn door de Europese Commissie, het zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, noch in de nationale rassencatalogus voorkomen, tot de handel toelaten. Die goedkeuring betreft een bepaald tijdstip en heeft betrekking op de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad. § 2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven. Voor zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket hetgene dat voorzien is voor handelszaad.

Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

Art. 19.Overeenkomstig de beschikkingen van de Europese Unie kan de Minister, om wetenschappelijke of technische redenen, wegens administratieve vereenvoudiging of om het controlesyteem te verbeteren, het geheel of een deel van de bijlagen opheffen, aanvullen of vervangen. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 20.De Dienst is belast met de uitvoering, volgens de procedures en definities opgenomen in bijlage 7, van de keuring van de productie van inheems zaad. Deze controle omvat o.a. : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 10, 11, 12 en 13.6° de controle op de veldkeuringen, monsternemingen en onderzoeken in laboratoria onder officieel toezicht die vermeld zijn in artikel 21.

Art. 21.§ 1. Wanneer de onderzoeken onder officieel toezicht bedoeld in artikel 2, § 1, 4°, d, in artikel 2, § 1, 5°, 1, b, in artikel 2, § 1, 5°, 2, c, in artikel 2, § 1, 6°, d, in artikel 2, § 1, 7°, d, in artikel 2, § 1, 8°, d, in artikel 2, § 1, 9°, d, in artikel 2, § 1, 10°, d en § 1, 11°, c, worden verricht, moeten de volgende voorwaarden voor veldkeuringen worden nageleefd : 1° de keurmeesters : a) beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid, bevestigd op grond van officiële examens die georganiseerd worden door de Dienst of door andere officiële keuringsdiensten, en verworven in het kader van opleidingscursussen die georganisserd worden door de Dienst of door andere officiële keuringsdiensten. De opleiding van een officieel erkende nieuwe keurder wordt georganiseerd over de duur van een veldkeuringscampagne. - Ze bestaat uit twee gedeelten : een theoretisch gedeelte betreffende de inhoud van de wetgeving, het administratief beheer van de keuringen, de waarnemingsnormen en -technieken, en een praktisch gedeelte, met name een technische opleiding op het keuringsveld en de opvolging van veldkeuringen van productiepercelen door een officiële keurder.

De officieel erkende keurder moet elke door de Dienst georganiseerde informatiedag m.b.t. veldkeuringen volgen als ze georganiseerd worden.

Hij moet ook deelnemen aan de keuringsveldbezoeken. b) halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) zijn officieel erkend door de Dienst.Dat houdt in dat ze een verklaring hebben ondertekend waarbij zij ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen en regelmatig een bijscholingscursus te volgen tijdens door de Dienst georganiseerde informatiedagen. De erkenning wordt jaarlijks verleend voor het ras of de rassen waarvoor de technische bekwaamheid bewezen is. Ze geldt van 1 januari tot 31 december. Onverminderd de toepassing van de maatregelen vermeld in 5°, wordt de erkenning stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar; d) voeren de keuringen onder officieel toezicht uit overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;e) geven de Dienst binnen vijf dagen na de dag van de vaststelling kennis van de waarnemingen gedaan op het veld.De Dienst is verantwoordelijk voor de toekenning van de voorlopige indeling op basis van de waarnemingen van de officieel erkende keurder. 2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is minstens gelijk aan 5 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° als de Dienst administratieve nalatigheden (onvolledige, onnauwkeurige of buiten de voorgeschreven termijnen ingediende documenten) bij een officieel erkende keurder vaststelt, stuurt hij hem een waarschuwing.Als een keurder drie schriftelijke waarschuwingen toegestuurd krijgt tijdens twee opeenvolgende teeltseizoenen zonder voldoend geachte uitleg, wordt zijn erkenning door de Dienst ingetrokken; 6° als de Dienst een technische nalatigheid vaststelt, krijgt de officieel erkende keurder een schriftelijke waarschuwing waarbij hij gewezen wordt op de vastgestelde nalatigheid en op de opschorting van zijn erkenning. De opschorting van de erkenning wordt opgeheven als de keurder een bijscholingscursus gevolgd heeft en geslaagd is voor een officieel examen dat door de Dienst georganiseerd wordt. De opschorting duurt niet langer dan drie jaar; zoniet wordt de erkenning ingetrokken door de Dienst. In dit geval wordt de certificering van de onderzochte gewassen, wat de betrokken teeltcampagne betreft, nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet; 7° als de Dienst ertoe gebracht wordt de erkenning van een officieel erkende keurder in te trekken, waarschuwt hij hem bij aangetekend schrijven en geeft hij hem kennis van de elementen die de beslissing motiveren.Als de beslissing tot intrekking van de erkenning door de officieel erkende keurder aangevochten wordt, kan hij bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling van het « D.G.A.R.N.E. » een administratief beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.

Het administratief beroep moet de verweermiddelen van de officieel erkende keurder vermelden.

De Inspecteur-generaal neemt een beslissing die bij aangetekend schrijven aan de betrokkene wordt meegedeeld. § 2. Bij de uitoefening van de controle van de rassen, bij het onderzoek van het zaad met het oog op de certificering en bij het onderzoek van het handelszaad bedoeld in artikel 2 § 1, 4°, d, in artikel 2, § 1, 5°, 1, b, in artikel 2, § 1, 5°, 2, c, in artikel 2, § 1, 6°, d, in artikel 2, § 1, 7°, d, in artikel 2, § 1, 8°, d, in artikel 2, § 1, 9°, d, in artikel 2, § 1, 10°, d en § 1, 11°, c, geschiedt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht. De monsterneming met het oog op controles overeenkomstig artikel 22 wordt officieel uitgevoerd. De monsters worden op homogene partijen genomen volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld.

Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage 3 vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken heeft.

De bemonstering onder officieel toezicht moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de monsternemers : a) hebben de nodige technische kwalificatie verworven in het kader van een opleidingscursus.De Dienst organiseert opleidingen i.v.m. de wetgeving, het administratieve beheer van de monsters en de bemonsteringsnormen en -technieken. De erkenning vermeld onder c) wordt pas door de Dienst verleend nadat hij de goede kennis van de theoretische en praktische elementen die nodig zijn om monsters te nemen via geschikte proeven heeft kunnen vaststellen; b) halen geen persoonlijk voordeel uit de bemonstering;c) zijn hetzij zelfstandige natuurlijke personen, hetzij personen tewerkgesteld door natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de activiteiten niet gericht zijn op de productie, de teelt, de behandeling of het in handel brengen van zaad, hetzij personen tewerkgesteld door natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de activiteiten gericht zijn op de productie, de teelt, de behandeling of het in handel brengen van zaad.In dit geval mag een monsternemer enkel monsters nemen op zaadpartijen geproduceerd op naam van zijn werkgever, behoudens andersluidende beschikkingen overeengekomen tussen zijn werkgever, de aanvrager van een certificering en de Dienst; d) zijn officieel erkend door de Dienst.Die erkenning houdt in dat ze een verklaring hebben ondertekend waarbij zij ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen en regelmatig een bijscholingscursus te volgen tijdens door de Dienst georganiseerde informatiedagen. De erkenning wordt per soort verleend en geldt van 1 januari tot 31 december. De erkenning wordt jaar na jaar stilzwijgend verlengd zolang de gestelde voorwaarden vervuld zijn. De erkenning wordt ingetrokken wanneer de gestelde voorwaarden niet meer vervuld zijn; 2° het werk van monsternemers is onderworpen aan een door de Dienst uitgevoerde geschikte controle.In geval van automatische bemonstering voldoet het bemonsteringstoestel aan de voorschriften van de « ISTA » en is het door de Dienst erkend. Een officieel erkende monsternemer is verantwoordelijk voor zijn werking; 3° met het oog op de controle bedoeld in 2° maakt een deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleproef door officiële monsternemers van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Dat deel bedraagt minstens 5 %.

Die controleproeven zijn niet van toepassing op de automatische monsterneming. De Dienst vergelijkt de officiële afgenomen zaadmonsters met die van dezelfde partij die onder officieel toezicht werden afgenomen; 4° met het oog op de controle bedoeld in 2° verricht de Dienst audits van de bemonsteringsactiviteiten volgens de modaliteiten die hij bepaalt;5° als de Dienst nalatigheden vaststelt bij de officieel erkende monsternemer, wordt hem een schriftelijke waarschuwing toegestuurd. Als nalatigheden worden beschouwd : a) de non-conformiteiten opgespoord tijdens de audit bedoeld in 4° ;b) herhaalde administratieve nalatigheden (onvolledige, onnauwkeurige of buiten de voorgeschreven termijnen ingediende documenten);c) de resultaten buiten tolerantie na vergelijking van de controleproeven bedoeld in 3°. De officieel erkende monsternemer zet orde op zaken binnen een met de Dienst overeengekomen termijn. Als de rechtzetting niet binnen de overeengekomen termijn geschiedt, wordt de erkenning opgeschort. Bij gebrek aan rechtzetting binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de vervaldatum van de overeengekomen termijn, wordt de erkenning ingetrokken door de Dienst. In dit geval wordt de certificering van het afgenomen zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet. 6° als de Dienst ertoe gebracht wordt de erkenning van een officieel erkende keurder in te trekken, waarschuwt hij hem bij aangetekend schrijven en geeft hij hem kennis van de elementen die de beslissing motiveren.Als de beslissing tot intrekking van de erkenning door de officieel erkende keurder aangevochten wordt, kan hij bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling van het « D.G.A.R.N.E. » een administratief beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.

Het administratief beroep moet de verweermiddelen van de officieel erkende keurder vermelden.

De Inspecteur-generaal neemt een beslissing die bij aangetekend schrijven aan de betrokkene wordt meegedeeld. 7° overeenkomstig de beslissingen van de Europese Unie kan de Minister andere maatregelen nemen voor de bemonsteringen van zaad onder officieel toezicht. § 3. De officiële onderzoeken of onderzoeken onder officieel toezicht bedoeld in artikel 2, § 1, 4°, d, in artikel 2, § 1, 5°, 1, b, in artikel 2, § 1, 5°, 2, , in artikel 2, § 1, 6°, d, in artikel 2, § 1, 7°, d, in artikel 2, § 1, 8°, d, in artikel 2, § 1, 9°, d, in artikel 2, § 1, 10°, d en § 1, 11°, c, vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld.

Het zaadonderzoek onder officieel toezicht voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° het laboratorium : beschikt over een hoofdanalist die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische verrichtingen en die de vereiste bekwaamheden heeft voor het technisch beheer van een dergelijk laboratorium.De zaadanalisten van het laboratorium hebben de nodige technische kwalificatie verworven in het kader van opleidingscursussen die door de Dienst georganiseerd worden. Die opleidingen bestaan uit een theoretisch gedeelte betreffende de inhoud van de wetgeving, het administratief beheer van de onderzoeksaanvragen, de onderzoeksnormen en -technieken, alsook uit een praktisch gedeelte gericht op het onderzoek van partijen. De erkenning vermeld onder c) wordt pas door de Dienst verleend nadat hij de goede kennis van de theoretische en praktische elementen die nodig zijn om monsters te nemen via geschikte proeven heeft kunnen vaststellen. Het laboratorium mag een beroep doen op niet officieel gekwalificeerd personeel voor de uitvoering van het geheel of een deel van de onderzoeken waarvoor een erkenning vereist wordt. In dat geval moet het laboratorium het bewijs leveren : van een opleiding van dat personeel, van een interne bevoegdheidsvalidatie, een voortdurende opvolging van de kwaliteit van de vervulde taken en een begeleiding door gekwalificeerd personeel.

De onderzoeksactiviteiten van het voortdurend of tijdelijk tewerkgestelde personeel zijn het voorwerp van een totale traceerbaarheid.

Het laboratorium is gevestigd in lokalen en voorzien van uitrustingen die door de Dienst officieel beschouwd zijn als voldoende voor het zaadonderzoek, in het toepassingsgebied van de goedkeuring; b) is hetzij een zelfstandig laboratorium, hetzij een laboratorium dat aan een zaadbedrijf toebehoort.Indien het laboratorium toebehoort aan een zaadbedrijf, mag het enkel zaadproeven uitvoeren op partijen die geproduceerd worden in naam van het zaadbedrijf waaraan het toebehoort, behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen genoemd bedrijf, de aanvrager van de certificering en de Dienst; c) is officieel door de Dienst erkend volgens de modaliteiten die hij bepaalt.De erkenning bevat een door de onderzoeker ondertekende verklaring waarbij hij zich ertoe verbindt te voldoen aan de regels inzake officiële onderzoeken. De hoofdonderzoeker van het laboratorium verbindt zich ertoe de monsters en onderzoeksresultaten gedurende minstens drie jaar te boekhouden overeenkomstig de gebruikelijke internationale regels, zoals de regels bekendgemaakt door « ISTA », en de monsters gedurende minstens één jaar ter beschikking van de Dienst te stellen, te rekenen vanaf de einddatum van de onderzoeken.

De erkenning wordt per soort verleend en geldt van 1 januari tot 31 december. De erkenning wordt echter jaar na jaar stilzwijgend verlengd zolang de gestelde voorwaarden vervuld zijn. De erkenning wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 2° de door het laboratorium uitgevoerde zaadonderzoeken worden onderworpen aan een gepaste controle van de Dienst;3° met het oog op de in 2° bedoelde controle maakt een bepaald deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleonderzoek in de vorm van een officieel onderzoek van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Dat deel bedraagt minstens 5 %; 4° met het oog op de controle bedoeld in 2° verricht de Dienst audits van de activiteiten van het laboratorium volgens de modaliteiten die hij bepaalt;5° als de Dienst nalatigheden vaststelt in de activiteiten van het laboratorium, wordt een schriftelijke waarschuwing aan de hoofdonderzoeker gericht. Als nalatigheden worden beschouwd : a) de non-conformiteiten opgespoord tijdens de audit bedoeld in 4° ;b) herhaalde administratieve nalatigheden (onvolledige, onnauwkeurige of buiten de voorgeschreven termijnen ingediende documenten);c) de resultaten buiten tolerantie na vergelijking van de controleproeven bedoeld in 3°. De officieel erkende monsternemer zet orde op zaken binnen een met de Dienst overeengekomen termijn. Als de rechtzetting niet binnen de overeengekomen termijn geschiedt, wordt de erkenning opgeschort. Bij gebrek aan rechtzetting binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de vervaldatum van de overeengekomen termijn, wordt de erkenning ingetrokken door de Dienst. In dit geval wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet. 6° als de Dienst ertoe gebracht wordt de erkenning van een officieel erkend laboratorium in te trekken, waarschuwt hij het bij aangetekend schrijven en geeft het hem kennis van de elementen die de beslissing motiveren.Als de beslissing tot intrekking van de erkenning door de officieel erkende laboratorium aangevochten wordt, kan het bij de Inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling van het « D.G.A.R.N.E. » een administratief beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem ter kennis is gebracht.

Het administratief beroep moet de verweermiddelen van het officieel erkende laboratorium vermelden.

De Inspecteur-generaal neemt een beslissing die bij aangetekend schrijven aan de betrokkene wordt meegedeeld.

Art. 22.§ 1. Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen voldoet aan de in dit besluit gestelde voorwaarden. § 2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Unie wordt de Dienst bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg in kennis gesteld van de volgende gegevens : 1° de soort : 2° het ras;3° de categorie;4° het land van productie en de officiële controledienst, 5° land van verzending;6° de invoerder;7° de hoeveelheden betrokken zaad.

Art. 23.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister specifieke voorwaarden vaststellen : 1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 bedoelde voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° in § 1, 2°, is het zaad van deze soorten van een gekende herkomst die door de Minister goedgekeurd is, 2° in § 1, 2°, geschikte kwantitatieve beperkingen.

Art. 24.De facturen, contracten, catalogi, verkoopoffertes en andere gelijksoortige documenten moeten, naargelang het geval, voorzien zijn van de aanduidingen voorgeschreven in bijlage 4, A, a), 5, 6, 7 en 10, of d), 2, 6, 7 en 9.

Art. 25.De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 10 van genoemde wet, zijn ook van toepassing.

Voor de toepassing van dit besluit is de aangewezen bevoegde ambtenaar de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst en, bij diens verhindering, de ambtenaar die hem vervangt.

Art. 26.De termijn waarin de in artikel 6 van genoemde wet van 11 juli 1969 bedoelde overheidspersonen krachtens artikel 13 van die wet de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 27.Het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 april 2010 tot wijziging van de besluiten van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, zaad van groenvoedergewassen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, wordt opgeheven.

Art. 28.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor zaaizaad van groenvoedergewassen wordt opgeheven.

Art. 29.De Minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

BIJLAGE 1 VOORWAARDEN WAARAAN HET GEWAS MOET VOLDOEN 1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.

In het geval van hybriden van Brassica napus moet het gewas geteeld worden op percelen waar sedert vijf jaar geen planten van Brassicaceae (Cruciferae) meer zijn geteeld. 2. Het gewas voldoet aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden :

Gewas

Minimum afstand

Andere Brassica-soorten dan Brassica napus, andere Cannabis sativa dan éénhuizige hennep;Carthamus tinctorius; Carum carvi; Sinapis alba:


- voor de productie van basiszaad

400 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad

200 m

Brassica napus :


- voor de productie van basiszaad van andere rassen dan hybriden

200 m

- voor de productie van basiszaad van hybriden

500 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van andere rassen dan hybriden

100 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden

300 m

Cannabis sativa, eenhuizige Cannabis sativa :


- voor de productie van basiszaad

5000 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad

1000 m

Helianthus annuus :


- voor de productie van basiszaad van hybriden

1500 m

- voor de productie van basiszaad van andere rassen dan hybriden

750 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad

500 m

Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense :


- voor de productie van basiszaad van Gossypium hirsutum

100 m

- voor de productie van basiszaad van Gossypium barbadense

200 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van niet-hybride soorten en intraspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum, geproduceerd zonder cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)

30 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van intraspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum, geproduceerd met CMS

800 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van niet-hybride soorten en intraspecifieke hybriden van Gossypium barbadense, geproduceerd zonder CMS

150 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van intraspecifieke hybriden van Gossypium barbadense, geproduceerd met CMS

800 m

- voor de productie van basiszaad van stabiele interspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense

200 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van stabiele interspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadenseen hybriden geproduceerd zonder CMS

150 m

- voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Gossypium hirsutumen Gossypium barbadense geproduceerd met CMS

800 m


Deze afstanden hoeven niet in acht te worden genomen als er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is. 3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn;een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.

Bij de productie van zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

In het bijzonder moeten gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp., Linum usitatissimun L. en hybriden van Helianthus annuus en Brassica napus aan de volgende andere normen en voorwaarden voldoen: A. Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi en Gossypium spp. andere dan hybriden : Het aantal planten van deze soorten dat duidelijk niet tot het betrokken ras behoort, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad; - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.

B. Hybriden van Helianthus annuus: a) het percentage aan planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan: aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen : 0,2 % ii) enkele hybriden : - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer : 2 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,2 % - vrouwelijke kruisingspartner : 0,5 % bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 5 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,5 % - vrouwelijke kruisingspartner: 1,0 %;b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan; bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan 0,5 %; cc) voor de productie van basiszaad mag het totale percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %; dd) wanneer niet aan de in bijlage 2, deel I, punt 3, gestelde voorwaarde kan worden voldaan, moet volgende voorwaarde vervuld worden : voor de productie van gecertificeerd zaad moet een mannelijk-steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die een of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride, stuifmeel produceren dat in alle opzichten normaal lijkt.

C. Hybriden van Brassica napus, geproduceerd met gebruikmaking van mannelijke steriliteit : a) Het percentage aan planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan: aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen 0,1 % ii) enkelvoudige hybriden : - mannelijke kruisingspartner 0,1 % - vrouwelijke kruisingspartner 0,2 % bb) voor de productie van gecertificeerd zaad - mannelijke kruisingspartner 0,3 % - vrouwelijke kruisingspartner 1,0 % b) Voor de productie van basiszaad moet de mannelijke steriliteit ten minste 99 % bedragen en voor de productie van gecertificeerd zaad ten minste 98 %.De mate van mannelijke steriliteit moet worden bepaald door bloemen te onderzoeken op de afwezigheid van vruchtbare helmknoppen.

D. Hybriden van Gossypium hirsutum en van Gossypium barbadense : a) In gewassen voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet de minimale raszuiverheid van zowel de vrouwelijke als de mannelijke ouderlijn 99,8 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht.. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,9 %. b) In gewassen voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moet de minimale raszuiverheid van zowel de vrouwelijke als de mannelijke ouderlijn 99,5 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht.. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,7 %.

E. Linum usitatissimum L. Het aantal planten van deze soorten dat duidelijk niet tot het betrokken ras behoort, mag niet meer bedragen dan : 10 per ha voor de produktie van basiszaad, 30 per ha voor de productie van gecertificeerd zaad van de 1ste vermeerdering (R1), 50 per ha voor de productie van gecertificeerd zaad van de 2e vermeerdering (R2), 100 per ha voor de productie van gecertificeerd zaad van de 3e vermeerdering (R3). 5. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.Voor Glycine max geldt deze voorwaarde in het bijzonder voor de organismen Pseudomonas syringae pv. glycinea, Diaporthe phaseolorum var. caulivora en var. sojae, Phialophora gregata en Phytophthora megasperma f.sp. glycinea. 6. Of aan de bovengenoemde andere normen of voorwaarden is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen hetzij onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen.Bij deze veldkeuringen, moeten de volgende punten in acht genomen worden : A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.

B. Voor andere gewassen dan hybriden van Helianthus annuus, Brassica napus, Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet ten minste één keuring worden verricht. Die keuring wordt verricht in de bloeitijd.

Voor hybriden van Helianthus annuus moeten ten minste twee veldkeuringen worden verricht.

Voor hybriden van Brassica napus moeten ten minste drie veldkeuringen worden verricht : de eerste moet voor de bloei plaatsvinden, de tweede tijdens de vroege bloei en de derde aan het einde van de bloei.

Voor hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moeten ten minste drie keuringen worden verricht : de eerste moet tijdens de vroege bloei plaatsvinden, de tweede vóór het einde van de bloei en de derde aan het einde van de bloei nadat, indien nodig, de stuifmeelouderplanten zijn verwijderd.

C. Om na te gaan of de in deze gestelde voorwaarden vervuld zijn, verricht de keurder een aantal tellingen op willekeurig gekozen plekken van het perceel.

In het geval van gewassen van Linum usitatissimun L. verricht de keurder minimum 4 tellingen telkens over een oppervlakte van 10 m2.

Gemiddelde x 10 = X/are Voor andere gewassen dan Linum usitatissimun L. omvat iedere telling een oppervlakte van 100 m2. Het aantal uit te voeren tellingen bedraagt : - voor percelen tot 3 ha : 3 tellingen; - voor percelen boven 3 ha : 3 tellingen, verhoogd met telkens één telling per fractie van 1 ha of deel ervan.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2012 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

BIJLAGE 2 VOORWAARDEN WAARAAN HET ZAAIZAAD MOET VOLDOEN I. BASISZAAD EN GECERTIFICEERD ZAAD. 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden:

Rassen en categorieën

Minimale raszuiverheid (%)

1

2

Arachis hypogaea :


- basiszaad

99,7

gecertificeerd zaad

99,5

Brassica napus, andere dan hybriden, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen; Brassica rapa, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen:


- basiszaad

99,9

gecertificeerd zaad

99,7

Brassica napus, andere dan hybriden, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen, Brassica rapa, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen, Helianthus annuus andere dan hybriderassen, met inbegrip van de kruisingspartners ervan, Sinapis alba:


- basiszaad

99,7

gecertificeerd zaad

99,0

Glycine max :


- basiszaad

99,5

gecertificeerd zaad

99,0

Linum usitatissimum :


- basiszaad

99,7

Gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering

98,0

- gecertificeerd zaad, tweede en derde vermeerdering

97,5

Papaver somniferum :


- basiszaad

99,0

gecertificeerd zaad

98,0


Of aan de eisen inzake minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen. 2. Voor hybriden van Brassica napus die geteeld zijn met gebruikmaking van mannelijke steriliteit, moet het zaad aan de in punt a) tot d) vastgestelde normen en voorwaarden voldoen.a) Het zaaizaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van de mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.b) de minimale raszuiverheid van het zaaizaad moet als volgt zijn : - basiszaad, vrouwelijke kruisingspartner 99,0 %; - basiszaad, mannelijke kruisingspartner 99,9 %; - gecertificeerd zaad 90,0 %. c) Zaaizaad wordt alleen gecertificeerd als « gecertificeerd zaaizaad » indien naar behoren rekening is gehouden met de resultaten van een officiële nacontrole in het veld met gebruikmaking van officiële monsters van basiszaad, die is verricht tijdens het groeiseizoen van het zaaizaad waarvoor certificering als gecertificeerd zaaizaad is aangevraagd, Die controles achteraf dienen om na te gaan of het basiszaad voldoet aan de eisen ten aanzien van de identiteit, wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van mannelijke steriliteit, en aan de normen van basiszaad bepaald ten aanzien van de minimale raszuiverheid als bedoeld onder b).In het geval van basiszaad van hybriden kan de raszuiverheid worden beoordeeld met geschikte biochemische methoden. d) De naleving van de normen ten aanzien van de minimale raszuiverheid voor gecertificeerd zaad van hybriden als bedoeld onder b) moet worden bewaakt door middel van officiële nacontroles met gebruikmaking van een adequaat gedeelte van de officieel genomen zaadmonsters.Geschikte biochemische methoden mogen worden gebruikt. 3. Wanneer niet aan de in bijlage I, punt 4, B, b), dd), gestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan: wanneer voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Helianthus annuus gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijke steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerd zaad.De verhouding tussen het zaad van de mannelijke steriele kruisingspartner en dat van de mannelijke fertiele kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2:1. 4. Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten (inclusief Orobanche spp.) aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de tabel opgenomen in deel 1, punt 4, A, van deze bijlage : a) het in kolom 5 vastgestelde maximumgehalte aan zaden omvat ook de zaden van de in de kolommen 6 tot en met 11 genoemde soorten;b) het aantal zaden van andere plantensoorten wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 vastgestelde eisen is voldaan.c) het aantalzaden van Cuscuta-soorten wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde eisen is voldaan;(d) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp.in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp. (e) Het zaad moet volledig vrij zijn van Orobanche spp.; de aanwezigheid van één zaadkorrel van Orobanche spp. in een monster van 100 g geldt evenwel niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van 200 g volledig vrij is van Orobanche spp. 5. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.Het zaaizaad moet met name voldoen aan de volgende andere normen en voorwaarden: A. Tabel :

Soorten

Schadelijke organismen

Maximumpercentage (in aantal) door schadelijke organismen aangetaste zaden (in %) (totaal per kolom)

Sclerotinia sclerotum (maximumaantal sclerotiën in een monster van de in bijlage 3, kolom 4, aangegeven grootte)

Botrytis spp.

Alternaria linicola, Phoma exigua var. linicola, Colletotrichum linicola, Fusarium spp.

Plateydra gossypiella

1

2

3

4

5

Brassica napus

10 (b)

Brassica rapa

5 (b)

Cannabis sativa.

5


Gossypium spp.

1


Helianthus annuus

5

10 (b)

Linum usitatissimum

5

5 (a)


Sinapis alba

5 (b)


(a) (b) : zie § B hieronder B.Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de tabel opgenomen in deel 1, punt 5, A, van deze bijlage : (a) Voor Linum usitatissimum - vlas mag het maximumpercentage aan zaden die door Phoma exigua var.linicola zijn besmet, niet meer bedragen dan 1 %. b) Het aantal sclerotiën of delen van sclerotiën van Sclerotinia sclerotiorum wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 van de tabel vastgestelde eisen is voldaan. C. Bijzondere normen en andere voorwaarden die van toepassing zijn op Glycine max.: a) Van de vijf deelmonsters waarin een monster van minimaal 5 000 zaadkorrels per partij is onderverdeeld, mogen er hoogstens vier besmet zijn met Pseudomonas syringae pv.Gglycinea.

Wanneer in alle vijf deelmonsters verdachte kolonies worden geïdentificeerd, mogen, ter bevestiging, op de verdachte kolonies die van elk deelmonster op een daartoe geschikt medium zijn geïsoleerd, passende biochemische tests worden verricht. b) Het maximumaantal met Diaporthe phaseolorum var.phaseolorum besmette zaden mag niet meer bedragen dan 15 %. c) Het percentage aan stof zoals gedefinieerd met gangbare internationale testmethoden, mag ten hoogste 0,3 gewichtspercent bedragen. II. HANDELSZAAD. Voor handelszaad gelden de sub I van deze bijlage genoemde eisen, met uitzondering van punt 1.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2012 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

BIJLAGE 3 GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER

Soorten

Maximumgewicht van een partij (t)

Minimumgewicht van een partij dat van een monster wordt genomen (g)

Gewicht van het monster voor de bepaling van het in bijlage 2, sub I, punt 4) onder A, kolom 5 tot 11, en in bijlage 2, sub I punt 5) onder A, kolom 5 (g)

1

2

3

4

Arachis hypogaea

30

1000

1000

Brassica juncea

10

100

40

Brassica napus

10

200

100

Brassica nigra

10

100

40

Brassica rapa

10

200

70

Cannabis sativa.

10

600

600

Carthamus tinctorius

25

900

900

Carum carvi

10

200

80

Glycine max

30

1000

1000

Gossypium spp.

25

1000

1000

Helianthus annuus

25

1000

1000

Linum usitatissimum

10

300

150

Papaver somniferum

10

50

10

Sinapis alba

10

400

200


Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2012 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

BIJLAGE 4 ETIKETTEN A. Te vermelden gegevens : a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad : 1.« EG-regels en -normen ». 2. Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken.3. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: 5° « gesloten in ;of - maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering, op de volgende wijze aangegeven: "monster genomen in .. " (maand en jaar). 4. Partijnummer.5. Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift.6. Ras tenminste vermeld in Latijns schrift.7. Categorie.8. Producerend land.9. Opgegeven netto- of brutogewicht.10. Als het gewicht vermeld wordt en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht.11. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn : - voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen; de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord " kruisingspartner " wordt toegevoegd; - voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd; - voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride". 12. waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden « nacontrole verricht... » (maand en jaar) en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. b) Voor prebasiszaad : De gegevens vereist onder punt a) alsook het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" voorafgaat.c) Voor gecertificeerd zaad van een mengras : De onder a) vereiste informatie, behalve dat in plaats van de naam van het ras de naam van het mengras moet worden vermeld (het woord "mengras" en de naam daarvan), alsmede, per ras, het gewichtspercentage van de verschillende kruisingspartners;indien het gewichtspercentage schriftelijk aan de koper is meegedeeld, op diens verzoek, en officieel is vastgelegd, hoeft slechts de naam van het mengras te worden vermeld. d) Voor handelszaad : 1.« EG-regels en -normen ». 2. "Handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd)".3. Certificeringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken.4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: gesloten " (maand en jaar).5. Partijnummer.6. Soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.7. Producerend gebied.8. Opgegeven netto- of brutogewicht.9. Als het gewicht vermeld wordt en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht. 10. Waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden « nacontrole verricht... » (maand en jaar) en de dienst verantwoordelijk voor de nacontrole vermeld worden. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.

B. Minimale afmetingen : 110 mm x 67 mm.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2012 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

BIJLAGE 5 ETIKET EN DOCUMENT VOOR NIET DEFINITIEF GOEDGEKEURD ZAAD DAT IS GEOOGST IN EEN ANDERE LID-STAAT A. Op het etiket te vermelden gegevens : - Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken. - Soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift. - Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen, wordt het woord "kruisingspartner" toegevoegd. - Categorie. - Voor hybride rassen, de melding "hybride". - Referentienummer van het veld of van de partij. - Opgegeven netto- of brutogewicht. - De melding "Niet definitief gecertificeerd zaad".

B. Kleur van het etiket : - Het etiket is grijs van kleur.

C. Op het document te vermelden gegevens : - Instantie die het document afgeeft. - Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift. - Ras tenminste vermeld in Latijns schrift. - Categorie. - Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd. - Referentienummer van het veld of van de partij. - Oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij. - Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen. - Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad. - Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de gestelde voorwaarden is voldaan. - In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2012 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

BIJLAGE 6 VOORWAARDEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN VAN ZAAD DAT TOEBEHOORT AAN EEN RAS WAARVOOR EEN AANVRAAG TOT OPNEMING IN DE NATIONALE CATALOGUS IS INGEDIEND 1. Aanvraag Om de toestemming moet bij de Dienst worden verzocht door degene die een geldige aanvraag tot opname van de rassen in kwestie in de nationale catalogus heeft ingediend of door de gemachtigde vertegenwoordiger van die persoon.De volgende documenten moeten verstrekt worden : a) de geplande tests en proeven;b) de naam van de lidstaat of lidstaten waar die tests en proeven uitgevoerd moeten worden;c) een beschrijving van het ras;d) informatie over de instandhouding van het ras.2. Voorwaarden Er wordt alleen toestemming gegeven voor tests en proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen. Voor alle andere soorten dan Linum usitatissimum voldoet het zaad aan de voorwaarden vermeld in de bijlagen 1 en 2 voor het « gecertificeerd zaad ». Voor Linum usitatissimum voldoet het zaad aan de voorwaarden vermeld in de bijlagen 1 en 2 voor het « gecertificeerd zaad, tweede en derde generatie ». 3. Onderzoek De naleving van de voorwaarden bedoeld onder punt 2 wordt beoordeeld aan de hand van een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht. Voor de controle op de naleving van de voorwaarden wat de rasechtheid en raszuiverheid betreft, wordt uitgegaan van de door de aanvrager verstrekte rasbeschrijving of, waar van toepassing, de voorlopige rasbeschrijving op basis van de resultaten van het officiële onderzoek naar de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van het ras, overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen.

Het onderzoek wordt uitgevoerd volgens gangbare internationale methoden, voorzover die bestaan. Voor het onderzoek worden officieel of onder officieel toezicht volgens daartoe geëigende methoden monsters van homogene partijen genomen. Het maximumgewicht per partij en het minimumgewicht per monster worden per soort vermeld in bijlage 3. 4. Hoeveelheid De hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, bedraagt ten hoogste 0,1 % van het zaai- of pootgoed van dezelfde soort die jaarlijks wordt gebruikt in de lidstaten waarvoor het bestemd is Als de hoeveelheid niet volstaat om 10 ha te bezaaien in elke lidstaat waarvoor het zaai- of pootgoed bestemd is, kan de voor 10 ha nodige hoeveelheid door de Dienst worden toegestaan.5. Verpakking en verzegeling Zaai- of pootgoed wordt alleen in de handel gebracht in gesloten, verzegelde verpakkingen of containers.Deze verpakkingen en containers worden officieel of onder officieel toezicht zo verzegeld dat ze niet kunnen worden geopend zonder het zegel te beschadigen of op het onder punt 6 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen achter te laten. De verzegeling omvat ten minste ofwel het officiële etiket, ofwel een officieel zegel. 6. Etikettering Het verpakte zaai- of pootgoed draagt een officieel etiket (oranje kleur) in een officiële taal van de Gemeenschap.Dat etiket vermeldt minstens volgende gegevens : de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken, b) het partijnummer;c) de maand en het jaar van de verzegeling van de verpakking;d) de soort;e) de rasbenaming waaronder het zaai- of pootgoed in de handel wordt gebracht (referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming) en in voorkomend geval het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst;f) de tekst "nog niet in de officiële lijst opgenomen ras";g) de vermelding "alleen voor proeven";h) waar van toepassing de tekst "genetisch gemodificeerd ras";i) het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zuivere zaden of, waar van toepassing, kluwens;j) wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en de approximatieve verhouding tussen het gewicht van de kluwens of zuiver zaad en het totale gewicht.7. Chemische behandeling Elke chemische behandeling wordt vermeld op het officiële etiket zoals bedoeld onder punt 6, op een etiket van de leverancier en op de verpakking, of erin, of op de container.8. Geldigheidsduur en hernieuwing Onverminderd een verbod uitgevaardigd door een lidstaat overeenkomstig artikel 14 van voornoemde Beschikking 2004/842/EG van 1 december 2004, is een overeenkomstig deze bepalingen gegeven toestemming ten hoogste één jaar geldig, te rekenen vanaf de datum waarop ze wordt verleend. De toestemming kan maximaal tweemaal met telkens ten hoogste één jaar worden verlengd. Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd : a) een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming;b) alle aanvullende informatie over de beschrijving, de instandhouding en/of de kennis die is opgedaan bij de teelt van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming;c) gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname in de rassenlijst nog loopt, voorzover de Dienst nog geen toegang heeft tot deze gegevens. De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale rassenlijst wordt ingetrokken of geweigerd of het ras in de rassenlijst wordt opgenomen 9. Verplichte rapportering De Dienst kan verlangen dat de aanvrager van een toestemming hem verslag uitbrengt over : a) de resulaten van de tests of proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen;b) de hoeveelheid zaad die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2012 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

BIJLAGE 7 BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE CONTROLE 1. Algemene bepalingen 1.1. Operatoren 1.1.1. Verantwoordelijken voor de rassen Kweker : - voor een beschermd ras/ elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van de kweekrechten betreffende het ras; - voor een niet beschermd ras : elke natuurlijke of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten.

Instandhouder : elke natuurlijke of rechtspersoon verantwoordelijk voor de instandhouding van een ras. Voor beschermde rassen dient hij aangeduid te zijn door de kweker. Het bewijs van de de toegekende opdracht dient bij controle aan de Dienst overgelegd.

Mandataris : natuurlijke persoon of rechtspersoon aangeduid door de kweker of door de instandhouder om in zijn naam te handelen op Belgisch grondgebied. Het bewijs van de de toegekende opdracht dient bij controle aan de Dienst overgelegd. 1.1.2. Verantwoordelijken voor de productie en de handel Inschrijvingsnemer : natuurlijke persoon of rechtspersoon die teelten voor zaadproductie ter keuring aanbiedt.

Vermeerderaar : natuurlijke persoon of rechtspersoon door de inschrijvingsnemer aangeduid als verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorgen voor de productie van die gewassen.

Stockeerder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over installaties, kennis en personeel om tijdelijk op Belgisch grondgebied zaaizaden te stockeren voor rekening van een inschrijvingsnemer.

Repelaar-stockeerder van vlas : door de Dienst erkende stockeerder die over de nodige installaties beschikt om strovlas in ontvangst te nemen en te bewaren, strovlas af te repelen en om het aldus verkregen zaad in afzonderlijke partijen te bewaren.

Handelaar-bereider in zaaizaden : door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, ontsmetten, verpakken van zaaizaden in België.

Bereider van mengsels : door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om mengsels van zaaizaden van verschillende soorten en rassen te bereiden, te verpakken, op te slaan en te bewaren.

Verdeler van zaaizaad in kleine verpakkingen: door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om zaaizaden van soorten waarvoor er een wettelijke basis is, in kleine verpakkingen onder te brengen.

Invoerder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die zaaizaden vanuit een niet-lidstaat, voor het eerst, invoert in de Europese Unie.

Uitvoerder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die zaaizaden uitvoert naar een niet-lidstaat van de Europese Unie. 1.2. Registratie De onder 1.1.2. genoemde verantwoordelijken voor de zaadproductie en -handel worden door de Dienst geregistreerd onder een uniek nummer.

Voor de vermeerderaars en de stockeerders gebeurt dit op basis van de gegevens ter beschikking gesteld van de Dienst door de inschrijvingsnemer. Voor de anderen nadat hun activiteiten zijn vastgesteld.

Bij de registratie verbinden de betrokken personen, elkeen wat zijn eigen activiteit betreft, er zich schriftelijk toe : - de geldende reglementering en de door de Dienst gegeven instructies na te leven; - de Dienst op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van hun activiteiten; - de Dienst toe te laten hun bedrijven te bezoeken, als ook hun producties in alle fasen te keuren; - aan de Dienst alle noodzakelijke inlichtingen mede te delen; - de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mede te delen; - de zaaizaden voor certificering aan te bieden zodat zij aan de geldende normen beantwoorden; - een boekhouding bij te houden en ter inzage te leggen van de Dienst gedurende drie jaar; - gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de Dienst te bewaren; - te gelegener tijd aan de Dienst de nodige monsters voor het laboratoriumonderzoek en deze nodig voor de aanleg van controlevelden, te leveren of te doen nemen. 1.3. Erkenningen 1.3.1. Modaliteiten a) Repelaars-stockeerders, handelaars-bereiders van zaaizaden, bereiders van mengsels, onderbrengers in kleine verpakkingen en verantwoordelijken voor de productie van standaardzaad dienen door de Dienst erkend te worden. Om erkend te kunnen worden moeten de betrokken personen: 1) tijdens de procedure tot registratie of na hun registratie, een schriftelijke aanvraag indienen bij de Dienst;2) het voorwerp uitmaken van een controle ter plaatse door de Dienst waarbij een inventaris wordt opgemaakt van de lokalen en installaties die in het kader van de activiteit gebruikt worden en waarbij vastgesteld wordt dat die lokalen en installaties geschikt zijn voor de betrokken activiteit;3) bij de controle bedoeld onder 2) de persoon (of zijn gemachtigde) aanwijzen die verantwoordelijk is voor de activiteit.b) De erkenning is geldig van 1 juli van het referentiejaar tot 30 juni van het volgende jaar.Ze wordt stilzwijgend hernieuwd van jaar tot jaar zolang de toekenningsvoorwaarden vervuld zijn en de vermelde verbintenissen nagekomen worden. c) De Dienst moet onmiddellijk in kennis gebracht worden van elke identiteitswijziging van de verantwoordelijke persoon en van elke belangrijke wijziging aangebracht aan de installaties.d) In geval van onderbreking van de door de erkenning gedekte activiteiten, die aan de Dienst gemeld moet worden door de verantwoordelijke persoon bedoeld in a), 3), wordt de erkenning opgeschort.Bij de hervatting van de activteiten wordt een controlebezoek zoals bepaald in a) gedaan. e) De erkenning wordt door de Dienst ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 1.3.2. Erkenningsvoorwaarden voor de repelaars-stockeerders, handelaars-bereiders van zaaizaden en bereiders van mengsels De repelaars-stockeerders, handelaars-bereiders van zaaizaden en bereiders van mengsels worden erkend als ze : - beschikken over lokalen uitsluitend voorbehouden voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning aangevraagd wordt De oppervlakte moet in verhouding staan tot het te voorziene volume van het te produceren zaaizaad. De lokalen moeten rein, droog, goed verlucht en verlicht zijn; - beschikken over de noodzakelijke inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning aangevraagd wordt. De capaciteit moet in verhouding staan tot het voorziene volume van het te produceren zaaizaad. Op het gebruik van de installaties voor andere producten dan zaaizaad kan de Dienst, na onderzoek ter plaatse, een afwijking toestaan als er geen gevaar bestaat voor besmetting of ontaarding van de zaaizaden. Er dient minstens één weegtoestel aanwezig te zijn. De installatie dient te beschikken, indien nodig, over apparatuur voor het nemen van representatieve monsters en voor het aanbrengen van etiketten overeenkomstig de geldende reglementering; - de Dienst een degelijk lokaal ter beschikking stellen voor het verrichten van controlewerkzaamheden. De Dienst moet, indien dit noodzakelijk is, in de mogelijkheid gesteld worden om in dit lokaal eigen materiaal en documenten, in een afgesloten kast of ruimte, te bewaren; - beschikken over een traceerbaarheidssysteem aan de hand waarvan de herkomst van het zaad waaruit de ter keuring overgelegde partij bestaat opgespoord kan worden. 1.3.3. Erkenningsoorwaarden voor onderbrengers in kleine verpakkingen De onderbrengers in kleine verpakkingen kunnen erkend worden indien ze er zich toe verbinden : - de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen van het pootgoed dekten gedurende twee jaar ter beschikking te houden van de Dienst; - beschikken over een traceerbaarheidssysteem aan de hand waarvan de herkomst van het verpakte zaad altijd opgespoord kan worden; - de voorschriften van punt 7.4. hieronder nauwkeurig naleven. 2. Instandhouding van een ras Elke persoon belast met de instandhouding van een ras in het Waalse Gewest moet elk jaar aan de Dienst voor elk van de betrokken rassen het instandhoudingsprogramma schriftelijk voorleggen en daarbij de toegepaste methode en het gebruikte materiaal opgeven (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden).Op grond daarvan kan de Dienst keuringen ter plaatse uitvoeren.

Om zaaizaad, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen moet de kweker, de instandhouder of hun mandataris de teelt ervan ter keuring aanbieden.

Indien de instandhouding in het buitenland gebeurt, moet het materiaal dat behoort tot een generatie voorafgaand aan het prebasiszaad vergezeld zijn van een verklaring van de instandhouder die volgende elementen bevat : - de geleverde hoeveelheden zaaizaad; - het referentienummer van de partij; - de beschrijving van het etiket aan de verpakkingen (of een specimen van dit etiket); - de categorie en de klasse van het zaaizaad dat met dit materiaal mag worden geproduceerd.

Al deze inlichtingen moeten bij de Dienst berusten voor de inschrijving van de teelt. 3. Inschrijving ter keuring 3.1. Inschrijvingsvoorwaarden 3.1.1. Bevoegde personen (inschrijvingsnemers) De inschrijving van teelten voor de productie van prebasiszaad, evenals deze van rassen in proef, moet gebeuren door de kweker, de instandhouder of hun mandataris in België.

De inschrijving van teelten voor de productie van basiszaad moet gebeuren door de kweker, de instandhouder of hun mandataris in België of door een handelaar-bereider daartoe gemachtigd.

De inschrijving van teelten voor de productie van « gecertificeerd » zaad moet gebeuren door de kweker, instandhouder of hun mandataris in België, door een handelaar-bereider. De inschrijving van teelten voor de productie van « gecertificeerd » vlaszaad kunnen ook door een repelaar-stockeerder verricht worden.

Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de Dienst om aan de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen, op hun verzoek, en betreffende hun rassen, mededeling te doen van : - de identiteit van de inschrijvingsnemer; - de ter keuring aangeboden en bij de veldkeuring aanvaarde oppervlakten; - de hoeveelheden officieel goedgekeurde zaaizaden in elke categorie en klasse. 3.1.2. Oorsprong van het gebruikte zaaizaad (uitgangsmateriaal) De inschrijvingsnemer moet de identiteit van het gebruikte zaaizaad (uitgangsmateriaal) kunnen bewijzen door het voorleggen van documenten van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, of van de officiële etiketten die aan de zakken van het uitgangsmateriaal waren gehecht Het ontbreken van deze documenten of etiketten brengt de weigering van de teelt mee, tenzij andere bewijsstukken kunnen worden voorgelegd aan de hand waarvan de identiteit van het gebruikte zaaizaad met zekerheid kan worden bewezen. Deze documenten moeten aan de Dienst overgemaakt worden door de inschrijvingsnemer ter gelegenheid van de inschrijving ter keuring van de teelt. 3.1.3. Uitzaai van de monsters van het uitgangsmateriaal op het controleveld De inschrijvingsnemer is er verantwoordelijk voor dat van elke partij die voor vermeerdering is bestemd een gemiddeld en representatief monster aan de Dienst wordt bezorgd met het oog op zijn inzaai in het controleveld.

De monsters genomen op het controleveld alsook het aanvraagformulier voor de monsterneming, waarvan het model door de Dienst wordt opgemaakt, moeten voor de normale zaaidata in het bezit van de Dienst zijn, uiterlijk 15 maart van het jaar van zaaiing van de teelt bestemd voor de zaadproductie. De Dienst kan op voorafgaand en gemotiveerd schriftelijk verzoek afwijkingen van die regel toestaan.

Het gewicht van de monsters en de bemonsteringsvoorwaarden zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1

Gebruikte categorie

Zaad ter grootte van tarwekorrels of groter

Zaad kleiner dan tarwekorrels

Kwekerszaad (a)

2 500 g

500 g

Prebasiszaad (b)

1 000 g

250 g

Basiszaad (b)

500 g

250 g

Gecertificeerd zaad (b)

500 g

250 g


(a). De monsters worden geleverd door de inschrijvingsnemer (de kweker, de instandhouder of hun mandataris). (b). De monsters worden officieel of onder officieel toezicht genomen op verzoek van de inschrijvingsnemer (de kweker, de instandhouder of hun mandataris, de repelaar-stockeerder of de handelaar-bereider).

Elk monster wordt duidelijk geïdentificeerd : - naam van soort en ras; - referentienummer van de partij waaruit het komt; - categorie en klasse; - inschrijvingsnummer (erkenningsnummer); - gewicht; - bestemming : controle van het uitgangsmateriaal. 3.1.4. Rasbeschrijving Voor het uitvoeren van de controle dient de Dienst te beschikken over een officiële rasbeschrijving. Wanneer een ras, dat niet opgenomen is in de nationale catalogus, voor het eerst in België vermeerderd wordt, dient de inschrijvingsnemer tegelijkertijd met bovenvermeld monster, de officiële rasbeschrijving van dit ras aan de Dienst over te maken Elke gebeurlijke wijziging van deze beschrijving moet eveneens worden meegedeeld. 3.1.5. Ligging van de teelt De teelt moet in het Waalse Gewest gelegen zijn.

Hiervan kan afgeweken worden indien het perceel in een grensgebied ligt en het bewijs wordt geleverd door de inschrijvingsnemer dat de officiële instanties van het aangrenzende land er mee akkoord gaan dat de veldkeuring en de certificering door de Dienst worden uitgevoerd 3.2. Inschrijvingsprocedure Voor elk teeltjaar moet de inschrijvingsnemer de zaadproductieteelten inschrijven voor de grensdata opgenomen in tabel 2 : Tabel 2

Gewassen

Grensdata

Gezaaid voor 31/12

28/02

Gezaaid tussen 01/01 en 31/03

15/04

Gezaaid tussen 01/04 en 30/04

10/05

Gezaaid na 30/04

15 dagen na de zaaiing


De Dienst kan na de grensdatum nog inschrijvingen aannemen als de vertraging gerechtvaardigd is en voor zover de veldkeuringen nog in goede omstandigheden georganiseerd kunnen worden.

Om een vermeerderingsperceel in te schrijven verstrekt de inschrijvingsnemer de Dienst d.m.v. een formulier waarvan het model door de Dienst wordt opgemaakt alle nodige gegevens om hem toe te laten de keuring van de teelten te organiseren en uit te voeren : - identificatie van de kweker of zijn gemachtigde en aard van de machtiging; - identificatie van de inschrijvingsnemer; - identificatie van de vermeerderaar : naam, adres, telefoonnummer en producentnummer toegekend door het Departement Steun van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst; - de juiste ligging van het vermeerderingsperceel : hoofdgemeente, deelgemeente, straat of gehucht en perceelsnummer toegekend in de laatst ingediende oppervlakteaangifte bij het Departement Steun. Het inschrijvingsformulier gaat vergezeld van een orthofotoplan van het perceel; - de oppervlakte van het perceel en de vruchtopvolging; - identificatie van de gebruikte zaaizaden : de soort en het ras alsook de categorie en de klasse (benaming vermelden die voorkomt op de etiketten die de verpakking van het gebruikte zaaizaad dekten); - partijnummer; - instantie die de etiketten heeft afgeleverd; - aantal etiketten en, indien het de productie van basiszaad betreft, de etiketnummers; - gebruikte hoeveelheid zaaizaad; - categorie en klasse van het te produceren zaaizaad. Deze categorie of klasse is ten minste één rang lager dan die van het gebruikte zaaizaad; - de identiteit van de ouderlijnen indien het de productie van hybriden betreft.

Per perceel wordt één inschrijvingsbulletin opgemaakt. Als perceel wordt beschouwd een niet onderverdeeld stuk land bezaaid met een gewas bestemd om zaaizaad te produceren van een welbepaald ras, categorie en klasse, gescheiden van elk buurgewas overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement.

Indien vastgesteld wordt tijdens de veldkeuring dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel zullen alle betrokken percelen uit de keuring worden verwijderd.

De inschrijvingsbulletins gaan vergezeld van de documenten die de identiteit van het uitgangsmateriaal bevestigen.

De inschrijvingsbulletins gaan vergezeld van een samenvattende lijst, opgemaakt volgens de instructies van de Dienst. In voorkomend geval gaat het inschrijvingsbulletin vergezeld van : - de toestemming van de kweker, instandhouder of hun mandataris voor de producties van prebasis- en basiszaad; - elk ander document dat de Dienst noodzakelijk acht.

Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring niet meer wordt gewenst, moeten door de inschrijvingsnemer bij de Dienst schriftelijk worden gemeld met opgave van de bestemming van het zaad.

Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan een perceel om een technische reden in twee of meer percelen opgedeeld worden. In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving nietig verklaard en door twee of meer inschrijvingen vervangen. 4. Veldkeuring 4.1. Identificatie van de percelen Een perceel waarvan de inschrijving ontvankelijk verklaard werd, kan gekeurd worden op voorwaarde dat het door de inschrijvingsnemer duidelijk zichtbaar is aangeduid door middel van een identificatiebordje waarop minstens het productienummer van het door de Dienst toegekende perceel en het gezaaide ras vermeld worden. Op vraag van de inschrijvingsnemer kan de Dienst vrijstelling geven van deze verplichting indien hij een alternatief biedt waarbij de ligging van het betrokken perceel ondubbelzinnig wordt aangeduid. 4.2. Verwittiging van de vermeerderaar De keurmeester belast met de keuring zal ten minste 48 uren vooraf de vermeerderaar verwittigen van zijn bezoek.

Voor de keuring zal de keurmeester de aandacht van de vermeerderaar vestigen op volgende punten: - het perceel moet duidelijk afgescheiden zijn van andere teelten (uitzondering op die regel : aaneengesloten percelen die door dezelfde inschrijvingsnemer als afzonderlijke percelen werden ingeschreven en bestemd zijn voor de productie van zaaizaad van hetzelfde ras en dezelfde klasse); - de nodige opzuivering moet voor het veldkeuringsbezoek zijn uitgevoerd.

Wanneer verschillende bezoeken voorzien worden, kan tussen de bezoeken een (bijkomende) opzuivering uitgevoerd worden; - Indien meerdere bezoeken voorzien zijn, dienen de instructies, gegeven door de keurmeester tijdens een vorig bezoek, uitgevoerd te zijn voor het volgende bezoek; - indien het perceel nog niet voldoet aan één van de bovengenoemde punten, kan de vermeerderaar om hoogstens één week uitstel verzoeken.

De vermeerderaar zal de keurmeester inlichten over de pesticiden gebruikt bij de te keuren teelten.

Indien de keuring niet moet worden uitgevoerd wegens terugtrekking van het perceel of op een later tijdstip dient uitgevoerd te worden, dient de vermeerderaar dit te melden aan de keurmeester De eventuele terugtrekking moet door de inschrijvingsnemer onmiddellijk bevestigd worden. 4.3. Veldkeuring De veldkeuring bestaat uit één of meerdere bezoeken van de zaadteelt, door keurmeesters, met als doel zich te vergewissen van : - de scheiding van andere teelten; - de stand van de teelt; - de soort- en rasechtheid; - de soort- en raszuiverheid; - de gezondheidstoestand van de teelt; - de maatregelen die getroffen worden om ongewenste bestuiving te vermijden; - de juiste behandeling van het perceel voor de productie van zaaizaden van de beoogde categorie of klasse. Een teelt wordt aangenomen voor zover zij beantwoordt aan de bijzondere normen vastgesteld per soort.

Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de waarnemingen juist kunnen worden uitgevoerd. Elk ingeschreven perceel moet van elk naburig perceel gescheiden zijn door een vrije ruimte van ten minste 0,5 m, tenzij er geen mechanische menging mogelijk is op het ogenblik van de oogst.

Een wijziging van het uitzicht van het ras te wijten aan een chemische behandeling of een andere oorzaak zodat het ras niet meer geïdentificeerd kan worden, brengt de weigering mee.

Een slechte stand van de teelt en in het bijzonder de aanwezigheid van onkruiden waarvan de zaden moeilijk te verwijderen zijn tijdens de triage kan aanleiding geven tot weigering. De keurmeester kan melden dat er bij de bereiding van de zaaizaden beperkende maatregelen gelden. 4.4. Teeltrangschikking De rangschikking van de teelt na de veldkeuring gebeurt door de Dienst op basis van de vaststellingen gedaan op het vermeerderingsveld.

De rangschikking van de teelt na de veldkeuring kan herzien worden op basis van de vaststellingen gedaan op het controleveld zonder nochtans gunstiger te kunnen zijn.

Indien de rangschikking niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde klasse of indien de teelt geweigerd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de vermeerderaar bij middel van een kopie van het veldkeuringsverslag, binnen de twee werkdagen na de veldkeuring, door de Dienst op de hoogte gebracht. De reden van declassering of weigering wordt op het veldkeuringsverslag genoteerd.

De ongunstige resultaten op het gebied van kenmerken waarvan de mogelijkheid tot waarneming zeer vlug kan evolueren (vb. bloeikleur vlas) worden onmiddellijk per fax of telefonisch gemeld aan de inschrijvingsnemer.

In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer over voldoende technische redenen beschikt om een bijkomend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden aangevraagd. Een met reden omklede aanvraag moet schriftelijk bij de Dienst toekomen binnen de drie werkdagen volgend op de mededeling van het resultaat. De bijkomende veldkeuring moet nog in normale omstandigheden mogelijk zijn. Een bijkomend onderzoek zal steeds gebeuren door een officiële keurmeester en dit nadat de nodige aanpassingen zijn gebeurd.

In het geval dat de inschrijvingsnemer en/of de vermeerderaar de vaststellingen van de veldkeuring en/of de bijkomende veldkeuring betwist, kan een tegenkeuring aangevraagd worden. De schriftelijke aanvraag daartoe moet gericht worden aan de Dienst binnen de drie werkdagen na mededeling van het resultaat met de vermelding van de betwiste vaststellingen. In voorkomend geval is het verboden wijzigingen aan het perceel of aan het gewas aan te brengen (opzuivering, één of andere fysische tussenkomst, ). De tegenkeuring zal gebeuren door een officiële keurmeester aangeduid door de Dienst, vergezeld van de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, en bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer. Indien wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische tussenkomst heeft plaatsgehad, worden de vaststellingen van het vorige bezoek weerhouden en onherroepelijk.

Bij weigering moet de bestemming van de zaadopbrengst van de percelen door de inschrijvingsnemer worden opgegeven.

De rangschikking van een partij na de veldkeuring is voorlopig. 5. Toezicht op het bruto zaaizaad 5.1. Oogst - Vervoer - Inontvangstname - Stockering Alle nodige maatregelen moeten getroffen worden opdat steeds : - de zaadpartij duidelijk geïdentificeerd is; - geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet geoorloofde vermenging bestaat; - de verwisseling van partijen onmogelijk is.

De oogst, het vervoer van bruto-zaaizaden, de inontvangstname, het stockeren, het dorsen, het drogen en het voorreinigen gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer.

Voor vlas moet de oogst uiterlijk 31 augustus plaatsvinden en duidelijk geïdentificeerd worden op de plaats van inontvangstname (stockering) d.m.v. etiketten opgemaakt door de stockeerder. De percelen die niet in ontvangst genomen worden op die datum worden beschouwd als geweigerd.

Bovenbedoelde datum kan door de Dienst gewijzigd worden naar gelang van de weersomstandigheden van het jaar.

Elke aanvoer of afvoer van bruto-zaaizaden naar of uit de stockageplaats wordt door de inontvangstnemer die door de inschrijvingsnemer aangewezen wordt genoteerd op een steekkaart waarvan het model door de Dienst wordt vastgelegd. Deze steekkaartmoet bewaard worden daar waar de zaden zich bevinden en ter beschikking gesteld worden van de Dienst.

De Dienst kan een vlasrepelproef instellen (steekproefsgewijs) bij een repelaar-stockeerder. Die proef heeft tot doel het brutogewicht aan zaad vast te stellen dat uit een partij kan worden verkregen. In geval van abnormaal hoge gewichten die te wijten zijn aan ongeoorloofde bijmengingen, wordt de erkenning van de betrokken repelaar-stockeerder ingetrokken.

De bruto-zaaizaden afkomstig van teelten gelegen in een ander EG-land of een land met een gelijkstellingsysteem en waarvan de veldkeuring door de buitenlandse keuringsdienst is verricht, dienen vergezeld te zijn van het document voor het transport van niet definitief goedgekeurd zaad (internationaal geleidebiljet) afgeleverd door de instantie bevoegd voor de zaadcertificering van het betrokken land.

Wanneer bruto-zaaizaden vervoerd worden naar een ander EG-lidstaat moet de tussenkomst van de Dienst gevraagd worden. De officiële keurmeester zal een internationale vervoermachtiging afleveren, een monster nemen, het grijze etiket voor niet definitief goedgekeurd zaad aanbrengen en de waar verzegelen.

De inschrijvingsnemers zorgen ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen alsmede de gebeurlijke aanvullende brieven ter beschikking van de Dienst worden gehouden op de plaatsen van inontvangstname en stockage. Hetzelfde geldt voor de officiële geleidedocumenten en de officiële grijze etiketten voor niet definitief gecertificeerd zaad of de O.E.S.O.-etiketten waardoor het binnengebracht en ingevoerd bruto-zaaizaad is gedekt. 5.2. Menging van bruto-zaadpartijen De menging van bruto-zaaizaden van prebasis- en basiszaad, behalve basiszaad E3, is niet toegelaten.

Bruto-zaaizaden van andere categorieën en klassen mogen gemengd worden indien : - het zaden zijn van hetzelfde ras; - het zaden zijn van dezelfde klasse, hetzij basiszaad E3, hetzij gecertificeerd zaad. In andere gevallen wordt de laagste klasse van de gemengde componenten toegekend aan het mengsel; - er geen beperkende maatregelen werden genomen tijdens de veldkeuring.

De intentie tot menging moet aan de Dienst bekendgemaakt worden alvorens gestart wordt met het bereiden van de mengpartij. Gemengde partijen dienen homogeen gemaakt te worden.

Voor iedere mengpartij wordt door de handelaar-bereider of door de stockeerder die optreedt voor de rekening van de handelaar-bereider een verslag van samenstelling opgemaakt overeenkomstig de instructies van de Dienst. 5.3. Bereiding Enkel bruto-zaden in ontvangst genomen overeenkomstig de hierboven vermelde voorwaarden komen in aanmerking voor officiële goedkeuring.

Zij worden bereid onder een partijnummer, hetzij het productienummer voor de niet gemengde partijen, hetzij een referentienummer voor de gemengde partijen.

In geval van scheikundige behandeling moeten alle zaden duidelijk zichtbaar gekleurd zijn. 5.4. Terugtrekking De terugtrekking uit de keuring van niet gecertificeerde (bruto of getrieërde) zaaizaden moet voorafgaandelijk en schriftelijk aan de Dienst gemeld worden met vermelding van de bestemming 6. Officiële certificering 6.1. Rangschikking en etikettering De handelaar-bereider, zelf inschrijvingsnemer of optredend voor de rekening van de inschrijvingsnemer, mag slechts zaaizaden ter cetificering aanbieden die afkomstig zijn van teelten die met succes de voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor de soort, het ras, de categorie en klasse waarin deze zaaizaden moeten worden gecertificeerd.

De voorlopige rangschikking van een partij zaaizaad gebeurt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking van de teelt waarvan de partij afkomstig is en gebeurlijk de wens van de kweker, de instandhouder of hun mandataris.

Van de partijen zaaizaden aangeboden ter certifcering worden monsters genomen teneinde door ontleding na te gaan of ze aan de normen beantwoorden. De officiële certificering en de definitieve rangschikking van de partij gebeuren op basis van de uitslagen afgeleverd door het laboratorium.

De officiële etiketten worden door de Dienst afgeleverd. De Dienst levert slechts etiketten af als hij in het bezit is van gunstige ontledingsuitslagen. In afwijking hiervan kunnen de etiketten voorlopig afgeleverd en aangehecht worden aan de verpakking tijdens de bemonstering op voorwaarde dat de handelaar-bereider er zich toe verbindt de partij niet te laten vertrekken vooraleer een gunstige ontledingsuitslag ontvangen te hebben. 6.2. Officiële sluiting 6.2.1. Algemeenheden De verpakkingen worden verzegeld. Deze verzegeling is evenwel niet noodzakelijk in de hieronder opgesomde gevallen en onder de volgende voorwaarden : - bij gebruik van klepzakken : het kleefdocument mag op de zijkant van de zak aangebracht worden; - zakken met genaaide sluiting : indien het al dan niet zelfklevend scheurvrij document dat geen enkele voorafgaandelijke perforatie vertoont in de lengte wordt vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk etiket dat sporen vertoont van meer dan één sluitingsnaad beantwoordt niet aan de reglementering; - de sluiting van zakken van een niet geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers beginnende met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening), die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben. 6.2.2. Stockage van goedgekeurd zaaizaad in niet definitieve verpakkingen Partijen zaaizaad waarvan een gunstige uitslag bekend is en die niet definitief verpakt zijn, worden als definitief goedgekeurd beschouwd indien ze onder toezicht van de Dienst gestockeerd worden. Iedere behandeling van deze partijen en officiële sluiting ervan dient te gebeuren onder toezicht van een officiële keurmeester. 6.2.3. Los vervoer van goedgekeurd zaaizaad Het los vervoer van goedgekeurd zaad van de ene handelaar-bereider naar de andere is toegelaten onder de volgende voorwaarden : - de Dienst wordt voorafgaandelijk van het voorgenomen los vervoer verwittigd; - de vrachtwagen of de bakken worden volledig gesloten en verzegeld; - de etiketten worden op de vrachtwagen of de bakken aangebracht en er wordt een vervoermachtiging opgesteld. 6.3. Geweigerde partijen Voor een partij die omwille van een ongunstige uitslag niet goedgekeurd wordt, moeten de eventueel voorlopig afgeleverde etiketten teruggegeven worden aan de Dienst. De geweigerde partij moet binnen negentig dagen uit de magazijnen van de handelaar-bereider verwijderd worden en de bestemming ervan moet meegedeeld worden aan de Dienst. Op de termijn van 90 dagen kan de Dienst een afwijking toestaan op gerechtvaardigde aanvraag.

Bij betwisting van de uitslag van het monster kan de handelaar-bereider binnen de vijf werkdagen ofwel een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster door een officieel laboratorium aanvragen, ofwel een nieuwe officiële bemonstering door een officiële monsternemer laten uitvoeren en ontleding aanvragen. Indien een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster aangevraagd wordt kan het laboratorium een andere analysemethodiek toepassen. Indien een nieuwe officiële bemonstering aangevraagd wordt, gebeurt de ontleding op dezelfde wijze als de eerste. dit laatste geval wordt de uitslag van de tweede ontleding behouden voor zover deze binnen de door I.S.T.A. vastgestelde toegelaten statistische speling valt. Bij een nieuwe ontleding kan deze beperkt blijven tot het kenmerk dat aan de basis lag van de ongunstige uitslag voor zover er geen interactie mogelijk is met de andere kenmerken.

Indien de handelaar-bereider, na toelating door de Dienst, de partij herbewerkt hetzij door hertriage, hetzij door homogene menging met een partij van hetzelfde ras en dezelfde klasse, is goedkeuring pas mogelijk nadat een gunstige uitslag van de herbewerkte partij afgeleverd is. In het geval dat de menging gebeurt met een partij van hetzelfde ras maar van een andere klasse wordt de laagste klasse van de gemengde componenten toegekend. 7. Bewerkingen op officieel goedgekeurd zaaizaad 7.1. Splitsen en herverpakken Elke splitsing of/en herverpakking van officieel gecertificeerde zaadpartijen gebeurt op aanvraag bij een handelaar-bereider onder toezicht van een officiële keurmeester.

Gesplitste of herverpakte partijen worden van nieuwe etiketten voorzien waarop dezelfde aanduidingen voorkomen als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met : - de datum van de nieuwe sluiting; - de instantie bevoegd voor zaadcertificering die de voorgaande sluiting heeft verricht. 7.2. Mengen van partijen Officieel goedgekeurde partijen mogen door de daartoe erkende operatoren (al naargelang het geval, handelaars-bereiders of bereiders van mengsels) gemengd worden onder toezicht van de Dienst. Bij de aanvraag dient de aard en de omvang van de te mengen partijen vermeld te worden en een samenstellingverslag moet opgesteld worden. De gemengde partij moet homogeen zijn.

Partijen van dezelfde soort en ras mogen gemengd worden door handelaars-bereiders; de gemengde partij krijgt de laagste klasse van de ingemengde partijen toegekend. Indien geen nieuwe ontleding uitgevoerd wordt, wordt op het etiket supplementair vermeld : - de datum van sluiting van de partij die het eerst werd goedgekeurd; - de instantie bevoegd voor zaadcertificering die deze sluiting heeft verricht. 7.3. Hercertificeren Op grond van gunstige resultaten bekomen door officiële analyse van een officieel monster betreffende die kenmerken welke in de tijd evolueren is hercertificering van een zaadpartij mogelijk. De Dienst kan op eigen initiatief nagaan of de overige kenmerken conform gebleven zijn. Indien de partij niet meer aan de normen voldoet kan ze herbewerkt worden zoals voorzien in 6.3. Bij betwisting van de uitslag geldt hetzelfde als vermeld in 6.3. 7.4. Verdelen in kleine verpakkingen 7.4.1. Definitie Kleine verpakkingen zijn verpakkingen « gecertificeerd zaad » van Brassica rapa en Sinapis alba met een netto maximumgewicht van 500 g of maximum 100 000 zaadkorrels. 7.4.2. Modaliteiten Het overbrengen in kleine verpakkingen mag slechts uitgevoerd worden door verdelers van zaaizaad in kleine verpakkingen.

Slechts zaden van de klasse « gecertificeerd zaad », opgeborgen in verpakkingen voorzien van officiële etiketten, mogen in kleine verpakkingen ondergebracht worden.

Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van zaden verpakt in een andere kleine verpakking al dan niet gedekt door een officieel etiket met een volgnummer (keuringslabel), is niet toegelaten tenzij met het voorafgaand akkoord van de Dienst.

Deze bewerking dient te geschieden onder het toezicht van de Dienst. a) Bemonstering Het monster dat uit iedere te splitsen partij genomen moet worden, heeft een minimum gewicht van 100 g (naakt zaad, voor omhuld zaad wordt het gewicht in verhouding verhoogd).b) Boekhouding Een boekhouding dient bijgehouden te worden en moet aan de Dienst kunnen voorgelegd worden op aanvraag. De boekhouding dient de volgende gegevens te bevatten : De inkomende verpakkingen (te splitsen) : - datum; - soort en ras; - referentienummer van de partij; - monsternummer; - opgegeven nettogewicht en opgegeven aantal zuivere zaden; - nummers van de etiketten die de te splitsen verpakkingen dekken; deze etiketten moeten gedurende twee jaar, te rekenen van de datum van de spitsing, ter beschikking van de Dienst gesteld worden; - categorie van het zaad.

De uitgaande kleine verpakkingen (te verhandelen) - datum; - per gewichtcategorie, het aantal kleine verpakkingen; - totale hoeveelheid; - door de Dienst toegekende volgnummers van de keuringsetiketten. c) Sluiting en etikettering van de kleine verpakkingen De kleine verpakkingen dienen zodanig gesloten te worden, dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of de aanduiding of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Ze zijn voorzien van een etiket van de leverancier dat de volgende gegevens moet vermelden : - « België »; - « Kleine verpakkingen »; - naam en adres of erkenningsnummer van de leverancier; - datum van de laatste controle van het kiemvermogen; - soort, ten minste vermeld in Latijns schrift; - ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; - categorie : « Gecertificeerd zaad »; - aangegeven netto- of brutogewicht; - wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel en de approximatieve verhouding tussen het gewicht van de kluwens of zuiver zaad en het totaalgewicht.

Dit etiket is niet nodig wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht.

Kleine verpakkingen dienen bovendien voorzien te zijn van een officieel etiket met een volgnummer (keuringslabel) van de Dienst, aangebracht door de vernatwoordelijke leverancier.

De volgende vermeldingen dienen op het keuringslabel voor te komen : - een officieel volgnummer; - « België »; - « Naam de Officiële keuringsdienst »; - « Gecertificeerd zaad ».

De kleur van het zegel is blauw. 7.5. Chemische behandeling op verzoek van de eindgebruiker Partijen welke officieel goedgekeurd en gesloten zijn, mogen na chemische behandeling opnieuw gesloten worden met hetzelfde etiket op voorwaarde dat : - de in principe laatste afnemer (eindgebruiker) een schriftelijke opdracht tot chemische behandeling heeft gegeven; - een register van deze partijen bijgehouden wordt door de handelaar-bereider; - de handelaar-bereider een speciaal etiket van de leverancier toevoegt met vermelding van de aard van de chemische behandeling..

Partijen aldus behandeld kunnen niet meer in aanmerking komen voor een nieuwe certificeringactiviteit tenzij de chemische behandeling is gebeurd onder toezicht van de Dienst en een officieel monster werd genomen. 7.6. Ontloden van officieel goedgekeurde partijen Handelaars-bereiders stellen de Dienst in kennis van het feit dat officieel goedgekeurde partijen niet meer zullen verhandeld worden als zaaizaad. De bestemming van de partijen moet opgegeven worden en de gebruikte etiketten moeten ter beschikking van de Dienst gesteld worden. 8. Binnenbrengen en invoer/uitvoer 8.1. Zaaizaad binnengebracht vanuit een E.U.-lidstaat 8.1.1. Bruto-zaaizaad of vegetatief vermeerderingsmateriaal Het binnenbrengen van bruto-zaaizaad met het oog op zijn bewerking in België is toegelaten mits de nodige garanties geleverd worden door de certificeringsdienst van het betrokken land. Het zaad wordt dan verder behandeld zoals beschreven in 5.

Voor teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijke rassenlijst noch op de nationale catalogus voorkomen dient het bewijs geleverd dat ze, naargelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land. 8.1.2. Definitief goedgekeurd zaaizaad Controle bij het binnenbrengen is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de E.G. De verantwoordelijke voor het binnenbrengen van definitief goedgekeurd zaaizaad dient voor de 15e van de maand, volgend op het binnenbrengen van de producten, bij de Dienst hiervan een verklaring in te dienen.

Deze verklaring bevat : - naam en volledig adres van de verantwoordelijke voor het binnenbrengen van de producten; - soort; - ras, kloon of, voor mengsels van zaaizaad, de gebruiksdoeleinden; - categorie en/of klasse; - het partijnummer; - binnengebrachte hoeveelheden (gewicht of aantal) in de loop van de voorgaande maand; - officiële keuringsdienst; - producerend land; - land van verzending; - in voorkomend geval, de melding dat de producten nog herverpakt of chemisch behandeld zullen worden; - datum en handtekening van de verantwoordelijke voor het binnenbrengen van de producten. 8.3. Controle van zaaizaad ingevoerd uit derde landen De Administratie van de Douane mag slechts zaaizaad van gereglementeerde soorten toelaten indien deze voorzien zijn van een invoerdocument afgeleverd door de Dienst.

Indien de zaden afkomstig zijn van een derde land waarmee de E.U. een gelijkstellingsregeling heeft dient de gelijkstelling te worden bepaald.

Bij gebrek aan gelijkstelling wordt de invoer toegelaten indien de zaaizaden hetzij : - behoren tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving op de nationale catalogus en bestemd zijn om aan voornoemde officiële proeven deel te nemen; - bestemd zijn voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden; - bestemd zijn voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de Dienst; - bestemd zijn voor wederuitvoer naar derde landen.

In alle voornoemde gevallen dient het bewijs te worden geleverd en gevoegd te worden aan het invoerdocument.

Voor sommige soorten moeten de vermeerderingscontracten bedongen tussen een Belgisch bedrijf en een bedrijf in een derde land, op voorgeschreven data, voor registratie aan de Dienst voorgelegd worden.

De Dienst geeft nadere aanwijzingen. 9. O.E.S.O.-certificering 9.1. Toepassingsgebied De rassen van onderstaande soortgroepen, voortgebracht volgens één van de O.E.S.O.- certificeringsystemen, kunnen volgens de geldende regels van het desbetreffende systeem gecertificeerd worden. Op aanvraag wordt een O.E.S.O.-certificaat door de Dienst afgeleverd. 9.2. Documenten 9.2.1. Rassen die voorkomen op de O.E.S.O.-rassenlijst en, hetzij op de gemeenschappelijke rassenlijst, hetzij in de nationale rassencatalogus Voor uitvoer naar derde landen en op aanvraag kunnen de documenten, voorzien door het O.E.S.O.- certificeringssysteem, de gewone keuringsdocumenten die het in België voortgebracht zaaizaad dekken, vervangen. 9.2.2. Rassen die uitsluitend op de O.E.S.O.-rassenlijst voorkomen De zaadpartijen van deze rassen die voortkomen van teelten in België aangelegd en aanvaard tijdens de veldkeuring mogen voorzien worden van de documenten voorgeschreven door het O.E.S.O.- certificeringssysteem op voorwaarde dat de zaden beantwoorden aan de regels van dat systeem.

Deze partijen zijn uitsluitend bestemd voor uitvoer. 9.3. Nieuwe sluiting De eigenaar van een zaadpartij die onder dekking van O.E.S.O.-documenten werd ingevoerd, mag aan de Dienst vragen nieuwe O.E.S.O.-documenten aan te brengen, mits het voorafgaandelijk akkoord van de bevoegde overheid, waarvan de naam en het adres op het etiket voorkomen.

De Dienst geeft nadere instructies aangaande de uitvoering hiervan. 9.4. Monsters Uit elke gecertificeerde of opnieuw gecertificeerde partij wordt een officieel monster genomen bestemd voor het controleveld. 10. Keuring van zaaizaden bestemd voor uitvoer De productie van zaad bestemd voor derde landen wordt uitgevoerd overeenkomstig onderhavig reglement. Niettemin kan, op aanvraag van de uitvoerder, de keuring gebeuren volgens andere criteria ten einde tegemoet te komen aan de overeengekomen handelsverplichtingen of nog om in overeenstemming te zijn met de reglementering die in het invoerend land van kracht is.

In deze gevallen worden bijzondere documenten gebruikt. 11. Controleveld Controlevelden worden aangelegd met : (1) de monsters die de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen moeten leveren;(2) de monsters die tijdens de verschillende stadia van de keuring werden genomen; (3) de monsters die door de handelaar-bereider ter beschikking van de Dienst moeten gesteld worden.

Op grond van de vaststellingen op het controleveld kan het resultaat van de veldkeuring herzien worden zonder evenwel gunstiger te kunnen zijn.

Indien het percentage onzuiverheden vastgesteld op de monsters, genomen voor controle achteraf, de normen overtreft, moeten de partijen aan de handel worden onttrokken.

Voor vlas worden de monsters in minimum twee herhalingen gezaaid. Voor de monsters die afkomstig zijn van de moederpartijen zijn het aantal te onderzoeken planten en de toleranties vermeld in tabel 3.

Tabel 3

Te produceren categorie en klasse

Aantal planten per perceel

Andere bloeikleur (a) (b)

Andere kenmerken (c) (d)

Aantal planten

Tolerantie

Prebasiszaad

15 000

6

3 000

9

Basiszaad E2

12 000

5

2 000

6

Basiszaad E3

9 000

4

1 000

3

Gecertificeerd zaad :


1ste vermeerdering (R1)

6 000

20

200

4

2de vermeerdering (R2)

3 000

10

200

5

2de vermeerdering (R3) (e)

1 500

5

100

2,5


(a).Gemiddelde van de herhalingen. (b). De tolerantie kan aangepast worden in functie van het aantal planten per perceel. (c). Onder " andere kenmerken " wordt verstaan : - de stippeling van kelkbladeren; - de beharing van de valse tussenschotten van de zaaddoosjes; - de kenmerken die de Dienst bepaalt op grond van de specifieke raskenmerken. (d). Als het aantal afwijkende planten bij het onderzoek hoger is dan de tolerantie, maar minder dan het dubbele ervan, wordt een bijkomend onderzoek uitgevoerd van hetzelfde aantal planten. De overeenkomstige teelten worden geweigerd als de som van de afwijkende planten van de twee tellingen hoger is dan het dubbele van de tolerantie. (e). Steekproefgewijze controle.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2012 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 6 december 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

^