Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 09 februari 2006
gepubliceerd op 14 maart 2006

Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2006027042
pub.
14/03/2006
prom.
09/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/09/2006027042/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 2004 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;

Gelet op Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;

Gelet op Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd;

Gelet op het overleg tussen de gewestelijke regeringen en de federale overheid, d.d. 16 januari 2006;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bepalingen van Richtlijn 2004/117/EG onverwijld moeten worden omgezet en uiterlijk 1 oktober 2005;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I - Definitie en toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1er. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding. Onder « in de handel brengen » wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen : a) beschikbaar stellen van zaaizaad van officiële onderzoeks- en controle-instanties;b) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor het bereiden of de verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. Onder « in de handel brengen » wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voor zover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de Dienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden volgens de beslissingen van de Europese Unie vastgesteld door de Minister; 2° oliehoudende planten en vezelgewassen : planten van de navolgende geslachten en soorten : a) Aardnoot, Arachis hypogaea L; b) Sareptamosterd, Brassica juncea (L.) Czernj.en Cosson; c) Koolzaad, Brassica napus L.(partim); d) Bruine mosterd, Brassica nigra (L.) Koch; e) Raapzaad, Brassica rapa L.var. silvestris (Lam.) Briggs; f) Hennep, Cannabis sativa L.; g) Saffloer, Carthamus tinctorius L.; h) Karwij, Carum carvi L.; i) Soja, Glycine max (L.) Merr.; j) Katoen, Gossypium spp.; k) Zonnebloem, Helianthus annuus L.; l) Vezelvlas, oliehoudend vlas, Linum usitatissimum L.; m) Blauwmaanzaad, Papaver somniferum L.; n) Gele mosterd, Sinapis alba L.; 3° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;4° basiszaad (andere rassen dan hybriden) : zaad, a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie « gecertificeerd zaad », hetzij van de categorieën « gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering » of « gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering » of « gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering »;c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II van dit besluit, voor basiszaad opgesomde voorwaarden;en d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet. Voor zaad van vlas kan de productie van basiszaad gebeuren in één of twee vermeerderingscycli. In dit geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor de tweede generatie vanaf prebasiszaad; 5° basiszaad (hybriden) : 1.basiszaad van ingeteelde stammen : zaad, a) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;en b) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punt a) vastgestelde voorwaarden voldoet;2. basiszaad van enkele hybriden : zaad, a) dat bestemd is voor de voortbrenging van drieweg-hybriden of dubbele hybriden;b) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;en b) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet;6° gecertificeerd zaad (raapzaad, sarepta - mosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen, met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, § 2, voldoet aan de in bijlagen I en II, voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden; en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;7° gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (aardnoten, eenhuizig hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie « gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering », dan wel, in voorkomend geval, van de categorie « gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering », of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat voldoet aan de in bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden;en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;8° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad, dan wel in voorkomend geval, voor het telen van de categorie « gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering »;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden;en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;9° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep) : zaad, a) dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonderheid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;b) dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden;en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;10° gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering (vezelvlas, oliehoudend vlas) : zaad : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste of tweede vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;b) dat is bestemd voor het telen van planten van oliehoudende planten en vezelgewassen, met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden;en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;11° handelszaad : zaad : a) dat soortecht is;b) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, § 2, voldoet aan de in de bijlagen II voor handelszaad opgesomde voorwaarden;en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;12° mengras : een aan de certificeringsdienst gemeld mengsel van gecertificeerd zaad van een bepaalde bestuiverafhankelijke hybride die officieel is toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2002/53/EG, met gecertificeerd zaad van één of meer bepaalde, eveneens toegelaten, bestuivers, dat mechanisch is samengesteld in een verhouding, gezamenlijk bepaald door de personen die voor de instandhouding van deze componenten verantwoordelijk zijn;13° bestuiverafhankelijke hybride : de mannelijke steriele component in het « mengras » (vrouwelijke component);14° bestuiver(s) : de stuifmeel leverende component in « het mengras » (mannelijke component);15° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een staat;b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een staat;c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een staat, mits de personen, genoemd onder b) en c), geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregelen;16° derde land : land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap;17° gemeenschappelijke rassenlijst : de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen vastgesteld bij Richtlijn 2002/53/EEG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;18° nationale rassencatalogi : de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen vastgesteld bij het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;19° Minister : de Minister die bevoegd is voor Landbouw;20° Dienst : de Directie Productkwaliteit van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest die voor de keuring bevoegd is. § 2. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister wijzigingen aanbrengen aan de in § 1, 2°, vermelde rassenlijst. § 3. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de Minister specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor keuring volgens de voorwaarden van dit besluit. § 4. Wijzigingen in § 1, onder 4° en 5°, met het oog op de opneming in de werkingssfeer van dit besluit van hybriden van oliehoudende planten en vezelgewassen, die niet tot de zonnebloemhybriden behoren, worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.

Art. 2.Dit besluit heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen binnen de Europese Unie van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat voor landbouwproductie, met uitzondering van sierdoeleinden, bestemd is. Het geldt niet voor oliehoudende planten en vezelgewassen waarvan is aangetoond dat het bestemd is voor uitvoer naar derde landen indien het als dusdanig wordt geïdentificeerd en voorzover de bestemming kan worden aangetoond.

Dit besluit wordt genomen onverminderd de federale bevoegdheden inzake fytosanitaire aangelegenheden en, inzonderheid, de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. HOOFDSTUK II. - De certificering en het in de handel brengen

Art. 3.§ 1. Zaaizaad van de volgende planten mag alleen in de handel gebracht worden als het officieel goedgekeurd is als « prebasiszaad », « basiszaad » of « gecertificeerd zaad » : 1° Koolzaad, Brassica napus L.(partim); 2° Raapzaad, Brassica rapa L.var. silvestris (Lam.) Briggs; 3° Hennep, Cannabis sativa L.; 4° Saffloer, Carthamus tinctorius L.; 5° Karwij, Carum carvi L.; 6° Katoen, Gossypium spp.; 7° Zonnebloem, Helianthus annuus L.; 8° Vezelvlas, oliehoudend vlas, Linum usitatissimum L.; § 2. Zaaizaad van andere soorten oliehoudende planten en vezelgewassen dan die welke opgesomd worden in § 1, mag alleen in de handel worden gebracht als het gaat om officieel goedgekeurd « prebasiszaad », « basiszaad » of « gecertificeerd zaad », of om handelszaad. § 3. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen mag niet in de handel worden gebracht als het gaat om een soort die opgenomen is in de gemeenschappelijke rassenlijst of de nationale rassencatalogi. § 4. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen mag in de handel worden gebracht in de vorm van een mengras. De zaadcoating van de bestuiverafhankelijke hybride wordt anders gekleurd dan die van de bestuiver.

Art. 4.In afwijking van de bepalingen van artikel 3 is de handel van niet-bewerkt zaad met het oog op het bereiden en de verpakking daarvan toegelaten, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 5.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de voorwaarden voor de kiemkracht gesteld in bijlage II mogen, in afwijking van artikel 3, officieel gecertificeerd worden en in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een bepaalde kiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt, voor het in de handel brengen, door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van artikel 3, elk « basiszaad », « gecertificeerd zaad » of « handelszaad », waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, officieel gecertificeerd of toegelaten worden en in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. De certificering of toelating geschiedt uitsluitend indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld. De leverancier moet de kiemkracht waarborgen die vastgesteld is bij de voorlopige analyse. Voor het in de handel brengen wordt die kiemkracht op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het referentienummer van de partij vermeld. § 3. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 15 betreffende de vermeerdering buiten de Europese Unie.

Art. 6.§ 1. In afwijking van artikel 3 worden de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe gemachtigd om kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen. § 2. In afwijking van artikel 3 kan de Dienst de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe machtigen om passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogi is ingediend.

De bepalingen van Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd, zijn daartoe van toepassing. § 3. In geval van genetisch gemodificeerd materiaal is de handel van de in §§ 1 en 2 bedoelde zaden enkel toegestaan als het voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving over de introductie en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerd materiaal.

Art. 7.De Minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad, alsook voor de toelating van handelszaad, strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in bijlagen I en II.

Art. 8.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.

Art. 9.§ 1. Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen alleen in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 10, 11 en 12 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. § 2. De Minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen met betrekking tot verpakking, sluitingssysteem en aanduiding voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker.

Art. 10.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikelen 11 en 12 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet tenminste het officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officiële zegel worden aangebracht.

Deze maatregelen zijn echter niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. § 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval wordt op het in de artikelen 11 en 12 voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de laatste sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht. § 3. De Minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen voor kleine verpakkingen gesloten op het Waalse grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.

Art. 11.Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad : 1° Zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Europese Unie. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. De kleur van het etiket is blauw met een diagonaal lopende groene streep voor gecertificeerd zaad van een mengras. Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officiële zegel gebruikt. Als, in een geval als bedoeld in artikel 5, § 1, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.

De voorgeschreven aanduidingen mogen onder officieel toezicht op de verpakking worden aangebracht volgens de voorwaarden vastgelegd bij Beschikking 97/125/CE van de Commissie van 24 januari 1997 houdende machtiging om de voorgeschreven gegevens onuitwisbaar aan te brengen op de verpakkingen van zaaizaad van olie- en vezelgewassen en tot wijziging van Beschikking 87/309/EEG houdende machtiging om de voorgeschreven gegevens onuitwisbaar aan te brengen op de verpakkingen van zaaizaad van bepaalde soorten van voedergewassen; 2° bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, sub a), punt 4, 5 en 6 voor het etiket en sub c), punt 2, 5 en 6, voor handelszaad zijn voorgeschreven.Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het in punt 1° bedoelde etiket.

Het certificaat is niet vereist als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of als overeenkomstig het bepaalde in punt 1° een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art. 12.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, deel A, en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Europese Unie. Dat etiket vermeldt bovendien het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie « gecertificeerd zaad » of « gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering » voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, § 1, het prebasiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld.

Art. 13.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd, onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG.

Art. 14.In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, of het gecertificeerd zaad, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt. Bovendien dient de naam van elke werkzame stof van het of de gebruikte product(en) vermeld te worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.

Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat scheikundig werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds scheikundig behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.

Art. 15.§ 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen : 1° dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in één of meer lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 16 gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een dergelijk derde land en 2° geoogst in een andere lidstaat, wordt, op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen officieel goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan het officieel goedgekeurd worden als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in de Europese Unie is geoogst en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in § 1, moet : 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, deel A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 1, en, 2° vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, deel C. § 3. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen geoogst in een derde land, wordt, op verzoek, officieel goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer : 1° het rechtstreeks afkomstig is van : a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in één of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 16 gelijkstelling heeft verkregen, of b) kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land bedoeld in punt a) ;2° indien het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in een beschikking betreffende de gelijkstelling genomen door de Europese Unie overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;3° bij een officieel onderzoek is gebleken dat de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

Art. 16.§ 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, ander dan prebasiszaad, dat in een derde land is geoogst, mag enkel in de handel gebracht worden indien de Raad van de Europese Unie vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Europese Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen. § 2 De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing : 1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld;2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van voormelde Richtlijn 2002/57/EG moet voldoen.

Art. 17.§ 1. Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of in de Europese Unie gecertificeerd zaad en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Dienst, mits hiertoe gemachtigd te zijn door de Europese Commissie volgens de procedure vastgelegd bij Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, het zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de « gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen », noch in de nationale rassencatalogus voorkomen, tot de handel toelaten. Deze machtiging heeft betrekking op een vastgestelde periode en betreft de nodige hoeveelheden zaad voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden. § 2. Als het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld. Bij zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket het voor handelszaad voorgeschreven etiket.

Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

Art. 18.De Minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen, wegens de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis, overeenkomstig de voorschriften van de instellingen van de Europese Unie. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 19.De dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad.

Deze controle omvat o.a. : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig de bepalingen van artikelen 9, 10, 11, 12;6° de controle op de veldkeuringen, monsternemingen en onderzoeken in laboratoria onder officieel toezicht die vermeld zijn in artikel 20, §§ 1, 2 en 3. De keuring schept voor de Dienst geen enkele specifieke verantwoordelijkheid waarop een eis tot schadevergoeding zou kunnen gegrond worden.

Art. 20.§ 1. Wanneer de onderzoeken onder officieel toezicht bedoeld in artikel 1, § 1, 4°, d, in artikel 1, § 1, 5°, 1, b, in artikel 1, § 1, 5°, 2, c, in artikel 1, § 1, 6°, d, in artikel 1, § 1, 7°, d, in artikel 1, § 1, 8°, d, in artikel 1, § 1, 9°, d, in artikel 1, § 1, 10°, d en § 1, 11°, c, worden verricht, moeten de volgende voorwaarden voor veldkeuringen worden nageleefd : 1° de keurmeesters : a) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) zijn officieel erkend door de Dienst.Deze erkenning moet een door de keurmeesters ondertekende verklaring omvatten dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen; d) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is minstens gelijk aan 5 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Ze kunnen intrekking inhouden van de in 1°, c bepaalde erkenning.

Bij dergelijke overtredingen wordt de certificering van het betrokken onderzochte gewas nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet. § 2. Bij de uitoefening van de controle der rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring en het onderzoek van handelszaad zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 4°, d, in artikel 1, § 1, 5°, 1, b, in artikel 1, § 1, 5°, 2, c, in artikel 1, § 1, 6°, d, in artikel 1, § 1, 7°, d, in artikel 1, § 1, 8°, d, in artikel 1, § 1, 9°, d, in artikel 1, § 1, 10°, d, en § 1, 11°, c, gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht volgens geschikte methoden. De monsterneming met het oog op controles overeenkomstig artikel 22 wordt officieel uitgevoerd. De bemonstering geschiedt uit homogene partijen volgens de gebruikelijke internationale methodes of bij gebrek, volgens de door de Minister vastgestelde methodes; het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

De bemonstering onder officieel toezicht moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de zaadbemonstering wordt uitgevoerd door monsternemers die door de Dienst erkend zijn onder de in 2° en 3° bedoelde voorwaarden;2° de monsternemers hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële monsternemers van zaad en afgesloten met officiële examens;3° monsternemers van zaad zijn : a) zelfstandige natuurlijke personen of b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten geen aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad of b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad.In dit geval mag een monsternemer enkel monsters nemen op zaadpartijen geproduceerd op naam van zijn werkgever, behoudens andersluidende beschikkingen overeengekomen tussen zijn werkgever, de aanvrager van een certificering en de Dienst; 4° het werk van monsternemers is onderworpen aan een door de Dienst uitgevoerde geschikte controle.In geval van automatische monsterneming moeten gepaste procedures worden nageleefd en het voorwerp uitmaken van een officiële controle; 5° met het oog op de in 4° bedoelde controle maakt een deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleproef door officiële monsternemers van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Genoemd deel bedraagt minstens 5 %. Die controleproeven zijn niet van toepassing op de automatische monsterneming. De Dienst vergelijkt de officiële afgenomen zaadmonsters met die van dezelfde partij die onder officieel toezicht werden afgenomen; 6° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het afgenomen zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet. § 3. De in artikel 1, § 1, 4°, d, in artikel 1, § 1, 5°, 1, b, in artikel 1, § 1, 5°, 2, c, in artikel 1, § 1, 6°, d, in artikel 1, § 1, 7°, d, in artikel 1, § 1, 8°, d, in artikel 1, § 1, 9°, d, in artikel 1, § 1, 10°, d en § 1, 11°, c, bedoelde officiële onderzoeken of onderzoeken onder officieel toezicht vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld. De onderzoeken van zaad onder officieel toezicht voldoen aan volgende voorwaarden : 1° ze worden uitgevoerd onder de voorwaarden bedoeld in 2°, 3° en 4° door proeflaboratoria die door de Dienst daartoe erkend zijn;2° het laboratorium belast met zaadonderzoek beschikt over een hoofdanalist die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische verrichtingen en die de vereiste bekwaamheden heeft voor het technisch beheer van een dergelijk laboratorium.De zaadanalisten hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële zaadanalisten en afgesloten met officiële examens. Het laboratorium is gevestigd in lokalen en is voorzien van uitrustingen die door de Dienst officieel beschouwd zijn als voldoende voor het zaadonderzoek, in het toepassingsgebied van de goedkeuring; 3° het laboratorium belast met de onderzoeken is een zelfstandig laboratorium of een laboratorium dat toebehoort aan een zaadbedrijf. Indien het laboratorium toebehoort aan een zaadbedrijf, mag het enkel zaadproeven uitvoeren op partijen die geproduceerd worden in naam van het zaadbedrijf waaraan het toebehoort, behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen genoemd bedrijf, de aanvrager van de certificering en de Dienst; 4° de door het laboratorium uitgevoerde onderzoeken zijn onderworpen aan een controle van de Dienst;5° met het oog op de in 4° bedoelde controle maakt een bepaald deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleonderzoek in de vorm van een officieel onderzoek van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Genoemd deel bedraagt minstens 5 %. 6° de Dienst stelt de straffen vast voor een onderzoekslaboratorium dat schuldig wordt bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen ter zake voldoet.

Art. 21.§ 1. De Minister stelt een keuringsreglement vast : 1° de procedures en bepalingen met betrekking tot de controle, bedoeld in artikel 19;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn, om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad en om de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 19. § 2. De Dienst bepaalt de praktische modaliteiten voor de in artikel 19 bedoelde controles overeenkomstig de door de Minister vastgestelde procedures.

Art. 22.§ 1. Door officiële steekproeven, wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen beantwoordt aan de in dit besluit vervatte voorwaarden. § 2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Unie wordt de Dienst bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg in kennis gesteld van de volgende gegevens : 1° soort;2° ras : c) categorie, 4° land van productie en officiële controledienst;5° land van verzending;6° importeur;7° hoeveelheid zaaizaad.

Art. 23.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister specifieke voorwaarden vaststellen : 1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waarvan ook soorten zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en die bedreigd worden door genetische erosie;3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° in het onder § 1, 2°, bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de Minister;2° in het onder § 1, 2°, bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 24.De facturen, contracten, catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de aanduidingen dragen welke, naargelang het geval, zijn voorgeschreven in bijlage IV, A, a), 5, 6, 7 en 10 of c), 2, 6, 7 en 9.

Art. 25.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren teneinde ze zonder verplaatsing aan de ambtenaren belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit op hun verzoek voor te leggen.

Art. 26.De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft in overeenstemming met hetgeen is bepaald in de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 10 van genoemde wet, zijn ook van toepassing. Voor de toepassing van dit besluit is de aangewezen bevoegde ambtenaar de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest en, bij verhindering, zijn plaatsvervanger.

Art. 27.De termijn waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 28.Het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 2004 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt opgeheven.

Art. 29.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, blijft van toepassing totdat het uitdrukkelijk wordt vervangen.

Art. 30.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE I VOORWAARDEN WAARAAN HET GEWAS MOET VOLDOEN 1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die onverenigbaar is met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het gewas in kwestie.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.

In het geval van hybriden van koolzaad, moet het gewas geteeld worden op percelen waar sedert vijf geen planten van Cruciferae meer zijn geteeld. 2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze afstanden hoeven niet in acht te worden genomen als er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is. 3. 3.Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn; een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.

Bij de productie van zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

In het bijzonder moeten gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp. en hybriden van Helianthus annuus en Brassica napus aan de volgende normen of eisen voldoen : A. Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi en Gossypium spp., andere dan hybriden : het aantal planten van deze soorten dat duidelijk niet tot het betrokken ras behoort, mag niet meer bedragen dan : 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad; 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.

B. Hybriden van Helianthus annuus : a) het percentage aan planten dat duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoort, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen : 0,2 % ii) enkele hybriden : - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer : 2 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,2 % - vrouwelijke kruisingspartner : 0,5 % bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 5 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,5 % - vrouwelijke kruisingspartner : 1,0 %;b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet bovendien aan de volgende normen of eisen worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan; bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan 0,5 %; cc) voor de productie van basiszaad mag het totale percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %; dd) wanneer niet aan de in bijlage II, onder I, punt 2, vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde voldaan worden : voor de productie van gecertificeerd zaad moet een mannelijk-steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die een of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride, stuifmeel produceren dat in alle opzichten normaal lijkt.

C. Hybriden van Brassica napus, geproduceerd met gebruikmaking van mannelijke steriliteit : a) het percentage aan planten dat duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoort, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen 0,1 % ii) enkelvoudige hybriden - mannelijke kruisingspartner 0,1 % - vrouwelijke kruisingspartner 0,2 % bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : - mannelijke kruisingspartner 0,3 % - vrouwelijke kruisingspartner 1,0 % b) Voor de productie van basiszaad moet de mannelijke steriliteit ten minste 99 % bedragen en voor de productie van gecertificeerd zaad ten minste 98 %.De mate van mannelijke steriliteit moet worden bepaald door bloemen te onderzoeken op de afwezigheid van vruchtbare helmknoppen D. Hybriden van Gossypium hirsutum en van Gossypium barbadense : a) In gewassen voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense, moet de minimale raszuiverheid van zowel de vrouwelijke als de mannelijke ouderlijn 99,8 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht.De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,9 %. b) In gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense, moet de minimale raszuiverheid van zowel de zaaddragende ouderlijn als de stuifmeelouderlijn 99,5 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht.De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,7 %. 4. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn. Voor Glycine max geldt deze voorwaarde in het bijzonder voor de organismen Pseudomonas syringae pv glycinea, Diaporthe phaseolorum var. caulivora en var. sojae, Phialophora gregata en Phytophthora megasperma f.sp.glycinea. 5. Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad en voor gecertificeerd zaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen of onder officieel toezicht uitgevoerde veldkeuringen.Bij deze veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen : A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.

B. Voor andere gewassen dan hybriden van Helianthus annuus, Brassica napus, Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet ten minste een veldkeuring worden verricht.

Voor hybriden van Helianthus annuus moeten ten minste twee veldkeuringen worden verricht.

Voor hybriden van Brassica napus moeten ten minste drie veldkeuringen worden verricht : de eerste moet voor de bloei plaatsvinden, de tweede tijdens de vroege bloei en de derde aan het einde van de bloei.

Voor hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moeten ten minste drie veldkeuringen worden verricht : de eerste moet tijdens de vroege bloei plaatsvinden, de tweede voor het einde van de bloei en de derde aan het einde van de bloei nadat, indien nodig, de stuifmeelouderplanten zijn verwijderd.

C. De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelstukken, waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten volgens daarvoor passende methoden worden vastgesteld.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE II VOORWAARDEN WAARAAN HET ZAAIZAAD MOET VOLDOEN I. BASISZAAD EN GECERTIFICEERD ZAAD 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende normen of eisen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de minimumeisen inzake zuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven officiële veldkeuringen of onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen.

Voor hybriden van Brassica napus die geteeld zijn met gebruikmaking van mannelijke steriliteit, moet het zaad aan de in punt a) tot d) vastgestelde normen en voorwaarden voldoen. a) het zaaizaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van de mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit;b) de minimale raszuiverheid van het zaaizaad moet als volgt zijn : basiszaad, vrouwelijke kruisingspartner 99,0 %; basiszaad, mannelijke kruisingspartner 99,9 %; gecertificeerd zaad 90,0 %. c) zaaizaad wordt alleen gecertificeerd als gecertificeerd zaaizaad indien het basiszaad waaruit het voortkomt officieel of onder officiële controle in nacontrole deeltjes wordt getest en dat de uitslagen van deze tests zijn bekend.Deze tests worden uitgevoerd op officiële of onder officiële controle geselecteerde monsters van basiszaad en worden verricht tijdens het groeiseizoen van het zaaizaad waarvoor certificering als gecertificeerd zaaizaad is aangevraagd Deze nacontrole van het basiszaad moet nagaan of het basiszaad voldoet aan de eisen ten aanzien van de identiteit, wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van mannelijke steriliteit, en aan de normen bepaald ten aanzien van de minimale raszuiverheid als bedoeld onder b). In het geval van basiszaad van hybriden kan de raszuiverheid worden beoordeeld met geschikte biochemische methoden. d) het naleven van de normen ten aanzien van de raszuiverheid als bedoeld onder b) wordt nagegaan in deeltjes van nacontrole tijdens officiële of onder officiële controles uitgevoerde tests met gebruikmaking van een adequaat gedeelte van de officieel genomen zaadmonsters.Geschikte biochemische methoden mogen worden gebruikt. 2. Als niet aan de in bijlage 1, onder punt 3.B, dd), vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan : als voor de productie van gecertificeerd zaad van zonnebloemhybriden gebruik is gemaakt van een vrouwelijke mannelijk-steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijk-steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met het door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerde zaad. De verhouding tussen het zaad van de mannelijk-steriele kruisingspartner en dat van de mannelijk-vruchtbare kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2 : 1 3. Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten aan de volgende normen of eisen voldoen, inclusief Orobanche-soorten : A.Tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (a) (b) (c) (d) (e) : zie paragraaf B hierna B.Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt I.3.A van deze bijlage opgenomen tabel : a) Het in kolom 5 vastgestelde maximumgehalte aan zaden heeft ook betrekking op de zaden van de in de kolommen 6 tot en met 11 genoemde soorten.b) het aantal zaden van andere plantensoorten wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 vastgestelde eisen is voldaan.c) het aantal zaden van Cuscuta-soorten wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde eisen is voldaan;d) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta -soorten in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta -soorten.e) het zaad moet volledig vrij zijn van Orobanche -soorten;een zaadkorrel van Orobanche -soorten in een monster van 100 gram geldt evenwel niet als onzuiverheid als een tweede monster van 200 gram volledig vrij is van Orobanche -soorten. 4. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.Het zaad moet - in het bijzonder - voldoen aan de volgende normen of andere eisen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (a) (b) : zie paragraaf B hierna B.Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt 1.4.A van deze bijlage opgenomen tabel : a) Voor vlas mag het percentage aan zaden die door Ascochyta linicola (Syn.Phoma linicola) zijn aangetast in totaal niet meer bedragen dan 1. b) het aantal sclerotiën of delen van sclerotiën van Sclerotinia sclerotiorum wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 van de tabel vastgestelde eisen is voldaan. C. Bijzondere normen of andere voorwaarden die van toepassing zijn op Glycine max : a) Van de vijf deelmonsters waarin een monster van minimaal 5 000 zaden per partij is onderverdeeld, mogen er hoogstens vier besmet zijn met Pseudomonas syringaepv.gglycinea Wanneer in alle vijf deelmonsters verdachte kolonies worden geïdentificeerd, mogen, ter bevestiging, op de verdachte kolonies die van elk deelmonster op een daartoe geschikt medium zijn geïsoleerd, passende biochemische tests worden verricht. het aantal met Diaporthe phaseolorum besmette zaden mag niet hoger zijn dan 15 %.

Het percentage aan stof zoals gedefinieerd met gangbare internationale testmethoden, mag ten hoogste 0,3 gewichtspercent bedragen.

II. HANDELSZAAD Voor handelszaad gelden de sub I van deze bijlage genoemde eisen met uitzondering van punt 1.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE III GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE IV ETIKETTEN A. Te vermelden gegevens : a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad : 1.« EG-regels en normen ». 2. Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken. 3. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : « gesloten in... (maand en jaar) » of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering, op de volgende wijze aangegeven : « monster genomen in (maand en jaar) »; 4. partijnummer.5. Soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;6. Ras tenminste vermeld in Latijns schrift.7. Categorie.8. Producerend land.9. Opgegeven netto- of brutogewicht.10. Als het gewicht vermeld wordt en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht.11. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn : - voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 70/457/EG : de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord « kruisingspartner » wordt toegevoegd; - voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord « kruisingspartner » wordt toegevoegd; - voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord « hybride ». 12. Waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden « nacontrole verricht... (maand en jaar) », en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. b) Voor gecertificeerd zaad van een mengras : De onder a) vereiste informatie, behalve dat in plaats van de naam van het ras de naam van het mengras moet worden vermeld (het woord « mengras » en de naam daarvan), alsmede, per ras, het gewichtspercentage van de verschillende kruisingspartners;indien het gewichtspercentage schriftelijk aan de koper is meegedeeld, op diens verzoek, en officieel is vastgelegd, hoeft slechts de naam van het mengras te worden vermeld. c) Voor handelszaad : 1.« EG-regels en normen ». 2. « Handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd) ».3. Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken. 4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven « gesloten in.... » (maand en jaar). 5. Partijnummer.6. Soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.7. Teeltgebied.8. Opgegeven netto- of brutogewicht.9. Als het gewicht vermeld wordt en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht. 10. Waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden « nacontrole verricht... (maand en jaar) », en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.

B. Minimumafmetingen : 110 mm x 67 mm.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE V ETIKET EN DOCUMENT VOOR NIET DEFINITIEF GOEDGEKEURD ZAAD DAT IS GEOOGST IN EEN ANDERE LIDSTAAT. A. Op het etiket te vermelden gegevens - Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken. - Soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift. - Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen, wordt het woord « kruisingspartner » toegevoegd. - Categorie. - Bij hybride rassen, de vermelding « hybride ». - Referentienummer van het veld of van de partij; - Opgegeven netto- of brutogewicht. - De vermelding « Niet definitief goedgekeurd zaad ».

B. Kleur van het etiket : - Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens : - Instantie die het document afgeeft. - Soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift. - Ras tenminste vermeld in Latijns schrift. - Categorie. - Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd; - Referentienummer van het veld of van de partij. - Oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij. - Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen. - Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad. - Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan. - In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^