gepubliceerd op 19 augustus 2004
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van « Toerisme voor Allen »
28 MEI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van « Toerisme voor Allen »
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van « Toerisme voor Allen », en in het bijzonder op artikel 7, artikel 8, § 1, en artikel 13;
Gelet op het decreet van 3 maart 2004 houdende erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de v.z.w. Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme en in het bijzonder op artikel 13;
Gelet op het advies van de Inspectie Financiën, gegeven op 17 februari 2004;
Gelet op het begrotingsakkoord, gegeven op 25 maart 2004;
Gelet op de adviesvraag van 2 april 2004 aan de Vlaamse Jeugdraad, waarbij het advies niet werd uitgebracht binnen de voorgeschreven termijn van één maand. Overeenkomstig artikel 6, § 1, tweede lid van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid, mag bijgevolg aan deze adviesverplichting worden voorbijgegaan;
Gelet op advies 36.966/3 van de Raad van State, gegeven op 4 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 18 juli 2003 betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van « Toerisme Voor Allen »;2° Toerisme Vlaanderen : Toerisme Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 19 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Toerisme Vlaanderen »;3° het hoofd van het agentschap : het hoofd van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Toerisme Vlaanderen »;4° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Toerisme. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure
Art. 2.Om overeenkomstig het decreet als « sociaal-toeristisch verblijf » erkend te worden, moet de exploitant of eigenaar de erkenning met een aangetekend schrijven bij Toerisme Vlaanderen aanvragen.
De aanvraag is vergezeld van : 1° een ingevuld inlichtingenblad, dat door Toerisme Vlaanderen ter beschikking wordt gesteld;2° een bewijs van goed gedrag en zeden, uitgereikt op naam van de persoon die het dagelijks beheer van het verblijf ter plaatse zal voeren;3° het in hoofdstuk 6 van dit besluit bedoelde brandveiligheidsattest. Aanvragers die voor het verblijf waarop de aanvraag betrekking heeft over een overeenkomstig het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven toegekende exploitatievergunning beschikken, hoeven niet over het in 3° vermelde attest te beschikken.
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een terrein voor openluchtrecreatieve verblijven, hoeft de aanvrager niet over het in 3° vermelde attest te beschikken.De aanvraag moet wel vergezeld te zijn van een overeenkomstig het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van openluchtrecreatieve verblijven toegekende exploitatievergunning, behalve indien de aanvrager overeenkomstig dat zelfde decreet vrijgesteld is van de vergunningsplicht.
Art. 3.De exploitant van het verblijf moet met Toerisme Vlaanderen een overeenkomst afsluiten die voorziet in een jaarlijkse vastlegging van het overnachtingsaanbod dat wordt voorbehouden voor personen met een laag inkomen. Deze personen moeten personen zijn die via Toerisme Vlaanderen zelf of via een organisatie voor kansarmen reserveren.
Toerisme Vlaanderen maakt aan de exploitant van het verblijf een lijst over van de organisaties die hiervoor in aanmerking komen.
In de overeenkomst wordt de maximumprijs van het aanbod bepaald.
Het overnachtingsaanbod wordt berekend op basis van de kamercapaciteit of, in het geval van openluchtrecreatieve verblijven, het aantal verblijfplaatsen, die ter beschikking worden gesteld.
Dit artikel is niet van toepassing op verblijven die overeenkomstig artikel 24 van dit besluit wel erkend zijn als jeugdverblijf type A, maar niet als jeugdverblijf type B of type C.
Art. 4.Toerisme Vlaanderen kan vooraf een termijn bepalen waarna de erkenning automatisch vervalt.
Art. 5.Het hoofd van het agentschap beslist over de uitreiking of weigering van de erkenning.
Binnen de drie maanden na de aanvraag, wordt de aanvrager bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van de beslissing van het hoofd van het agentschap.
Art. 6.Het hoofd van het agentschap kan de erkenning weigeren, intrekken of schorsen wanneer het verblijf, de exploitant of de eigenaar niet voldoet aan de bepalingen van het decreet of diens uitvoeringsbesluiten.
Art. 7.Binnen dertig dagen na de kennisgeving van de weigering, intrekking of schorsing, of bij ontstentenis van enig bericht binnen drie maanden na de aanvraag, kan de aanvrager beroep instellen bij de minister.
De minister doet uitspraak na het gemotiveerde advies van het hoofd van het agentschap te hebben ingewonnen.
Indien het hoofd van het agentschap niet binnen een maand na de adviesaanvraag het advies geeft, mag de minister aan deze adviesverplichting voorbijgaan.
De minister doet uitspraak binnen drie maanden na ontvangst van het beroep.
Art. 8.Het hoofd van het agentschap kan een principiële erkenning op plan verlenen of weigeren voor nog te bouwen verblijven of voor de uitbreiding of aanpassing van bestaande verblijven.
De principiële erkenning wordt verleend wanneer uit het plan blijkt dat het nog te bouwen verblijf, of de uitbreiding of aanpassing van het bestaande verblijf zal voldoen aan de in dit besluit bepaalde erkenningsvoorwaarden die verband houden met de basisinfrastructuur van het verblijf.
In geval van weigering van principiële erkenning of bij ontstentenis van enig bericht binnen drie maanden na de aanvraag, kan de aanvrager beroep aantekenen bij de minister. De beroepsprocedure en de termijnen zoals bepaald in artikel 7 zijn overeenkomstig van toepassing. HOOFDSTUK III. - Label Jeugdtoerisme
Art. 9.Het hoofd van het agentschap kan aan een erkend sociaal-toeristisch verblijf het label 'jeugdtoerisme' toekennen wanneer : - per kalenderjaar minimum 70 % van de overnachtingen in het verblijf voor rekening is van personen jonger dan 26 jaar of; - het verblijf als jeugdherberg aangesloten is bij de International Youth Hostel Federation of bij de Federation of International Youth Travel Organisations.
Het label vervalt automatisch drie jaar na de toekenning. De exploitant of eigenaar kan een aanvraag tot hernieuwing indienen bij Toerisme Vlaanderen.
De bepalingen van artikel 5, 6 en 7 zijn overeenkomstig van toepassing op de toekenning, weigering of schorsing van het label jeugdtoerisme en de indeling van het jeugdverblijf in een type A, B of C. HOOFDSTUK IV. - Financiële Steun
Art. 10.Het hoofd van het agentschap kan aan een overeenkomstig dit besluit erkend sociaal-toeristisch verblijf financiële steun toekennen.
De aanvraag tot financiële steun wordt met een aangetekend schrijven bij Toerisme Vlaanderen ingediend en moet vergezeld zijn van : 1° een ingevuld inlichtingenblad, dat door Toerisme Vlaanderen ter beschikking wordt gesteld;2° een omschrijving van de exploitatie- en eigenaarsstructuur van het verblijf;3° indien de eigenaar of exploitant een rechtspersoon is : een exemplaar van de statuten en, voor zover beschikbaar, van de laatste twee balansen;4° een financieringsplan waaruit de bestemming van de aangevraagde financiële steun blijkt;5° indien er een of meerdere cofinancierders zijn : een lijst van alle cofinancierders en een afschrift van de overeenkomst tussen deze cofinancierders en de aanvrager;6° indien de aanvrager overheidssubsidies van een andere instelling dan Toerisme Vlaanderen ontvangt : de vermelding van deze andere subsidiërende overheidsinstelling of overheidsinstellingen en de subsidiebedragen die door deze instellingen worden toegekend;7° indien de aanvraag tot financiële steun betrekking heeft op infrastructuursubsidies : een verklaring van het college van burgemeester en schepenen waaruit blijkt dat het verblijf voldoet aan de stedebouwkundige voorschriften;8° indien de aanvraag tot financiële steun betrekking heeft op animatie : een specificering de doelgroep waarop de animatie betrekking heeft.
Art. 11.De aanvrager maakt één maal per kalenderjaar, voor één februari een werkingsverslag en voor één maart een financieel verslag over aan Toerisme Vlaanderen. Het werkingsverslag geeft een overzicht van het aantal overnachtingen en de activiteiten die tijdens het voorbije kalenderjaar in het verblijf plaats vonden. Het financieel verslag bevat de verantwoording van de besteding van de middelen.
Art. 12.De aanvrager maakt één maal per jaar, voor één november, een begroting voor het komende kalenderjaar over aan Toerisme Vlaanderen.
Art. 13.De begunstigde moet kunnen aantonen dat de aankopen, werken en uitbesteding van diensten aan private personen plaats hadden tegen de voordeligste voorwaarden en na beroep te hebben gedaan op de vrije mededinging.
Art. 14.De aanvrager sluit met Toerisme Vlaanderen een overeenkomst af waarin hij er zich toe verbindt de basistoegankelijkheid van het gebouw voor gehandicapten te waarborgen. De overeenkomst bevat, rekening houdend met de toestand van de infrastructuur en de financiële haalbaarheid van mogelijke aanpassingswerken, concreet meetbare doelstellingen en legt een termijn op waarbinnen deze doelstellingen moeten worden gerealiseerd.
Art. 15.Wanneer de aanvrager of begunstigde niet langer voldoet aan de bepalingen van dit besluit, kan het hoofd van het agentschap de financiële steun schorsen of stopzetten en desgevallend de reeds aan de aanvrager toegekende en uitbetaalde financiële steun geheel of gedeeltelijk terugvorderen. HOOFDSTUK V. - Oproep
Art. 16.Toerisme Vlaanderen kan een oproep tot indiening van aanvragen tot erkenning of aanvragen voor financiële steun doen, en de ontvankelijkheid van de aanvraag afhankelijk stellen van de indiening van de aanvraag binnen een bepaalde termijn na de oproep.
Toerisme Vlaanderen bepaalt in de oproep welke soort proefprojecten of themagerichte projecten in aanmerking komt voor financiële steun. HOOFDSTUK VI. - Brandveiligheidsnormen
Art. 17.Om als sociaal-toeristisch verblijf erkend te worden, moet de eigenaar of exploitant over een brandveiligheidsattest beschikken.
Art. 18.Het attest wordt met een aangetekend schrijven aangevraagd bij de burgemeester van de gemeente waar het verblijf gelegen is.
De burgemeester beslist, na advies van de commandant van de territoriaal bevoegde brandweerdienst van de gemeente waar het verblijf gelegen is, over de aanvraag tot het bekomen van het attest binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag.
De burgemeester brengt de toekenning of de weigering van het attest aan de aanvrager ter kennis door hem het in bijlage twee van dit besluit vastgelegde model van toekenning of weigering van attest bij aangetekend schrijven over te maken.
Art. 19.Onverminderd de algemene bevoegdheid van de burgemeester om passende maatregelen te nemen om brand te voorkomen, wordt de inachtname van de brandveiligheid vastgesteld aan de hand van de brandveiligheidsnormen opgenomen in bijlage één van dit besluit.
Art. 20.De burgemeester kan, na advies van de commandant van de territoriaal bevoegde brandweerdienst van de gemeente waar het verblijf gelegen is, het attest intrekken wanneer het verblijf, onverminderd de door minister toegestane afwijkingen, niet langer aan de in bijlage één van dit besluit bepaalde brandveiligheidsnormen voldoet en dit onverminderd de bevoegdheid van de burgemeester om het attest in te trekken in het kader van zijn algemene bevoegdheid om passende maatregelen te nemen om brand te voorkomen.
Art. 21.Binnen dertig dagen na de kennisgeving van de weigering of intrekking, of bij ontstentenis van enig bericht binnen drie maanden na de aanvraag, kan de aanvrager beroep instellen bij de minister.
De minister doet uitspraak na het gemotiveerd advies van de technische commissie brandveiligheid te hebben ingewonnen.
De minister bepaalt de termijn waarbinnen de technische commissie brandveiligheid haar advies moet verlenen.
De minister doet uitspraak binnen 3 maanden na ontvangst van het beroep.
Art. 22.De minister kan op vraag van de erkenningsaanvrager, na gemotiveerd advies van de technische commissie brandveiligheid, afwijkingen toestaan op de in bijlage één van dit besluit bepaalde brandveiligheidsnormen. Er kunnen geen afwijkingen toegestaan worden voor nog te bouwen verblijven of voor uitbreidingswerken waarvoor een bouwvergunning vereist is.
Art. 23.Het brandveiligheidsattest vervalt 5 jaar na de toekenning van het attest.
De exploitant of eigenaar moet ten minste drie maanden voor het verval een aanvraag voor een nieuw attest indienen. Bij de toekenning van dit nieuw attest blijven de in het kader van dit besluit toegestane afwijkingen op de brandveiligheidsnormen geldig. HOOFDSTUK VII. - Hygiëne-, comfort- en classificatienormen
Art. 24.Om als sociaal-toeristisch verblijf erkend te worden, moet het verblijf voldoen aan de in bijlage drie van dit besluit bepaalde hygiëne- en comfortnormen.
Om als jeugdverblijf type A, B of C erkend te worden, moet het sociaal-toeristisch verblijf bovendien onder het label jeugdtoerisme vallen en voldoen aan de in bijlage drie van dit besluit per type bepaalde classificatienormen.
De inachtneming van deze normen wordt vastgesteld door Toerisme Vlaanderen.
Art. 25.De minister kan op vraag van de erkenningsaanvrager, na gemotiveerd advies van de administrateur-generaal, afwijkingen toestaan op de in bijlage drie van dit besluit bepaalde hygiëne, comfort- en classificatienormen. Er kunnen geen afwijkingen toegestaan worden voor nog te bouwen verblijven of voor uitbreidingswerken waarvoor een bouwvergunning vereist is.
Art. 26.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op logiesverstrekkende bedrijven waarvoor overeenkomstig het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven een exploitatievergunning werd toegekend. HOOFDSTUK VIII. - Technische Commissie Brandveiligheid
Art. 27.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt een technische commissie brandveiligheid opgericht, die samengesteld is als volgt : - de administrateur-generaal van de administratie Overheidsopdrachten, Gebouwen en Gesubsidieerde Infrastructuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of zijn afgevaardigde, voorzitter; - een vertegenwoordiger van Toerisme Vlaanderen; - twee deskundigen uit de brandweerdiensten.
De minister kan, voor wat betreft de agendapunten die verband houden met jeugdverblijven, de samenstelling van de technische commissie uitbreiden met één vertegenwoordiger van de administratie Jeugd en Sport van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en met één deskundige uit de brandweerdiensten. § 2. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. § 3. De voorzitter van de technische commissie is ertoe gemachtigd buitenstaanders als deskundigen uit te nodigen op de vergaderingen van de commissie. HOOFDSTUK IX. - Toezicht
Art. 28.Toerisme Vlaanderen kan ter plaatse of op stukken controle uitoefenen op de toepassing van de bepalingen van dit besluit, met inbegrip van het onderzoek van de aanvragen en de aanwending van de financiële steun.
De aanvragers en begunstigden bezorgen op vraag van Toerisme Vlaanderen een afschrift van alle documenten die nodig zijn voor dit toezicht. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 29.De minister bevoegd voor het toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit Brussel, 28 mei 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT
Bijlage 1 Brandveiligheidsnormen en veiligheid in het algemeen 0. Indeling van de inrichtingen. De inrichtingen worden ingedeeld in 3 categorieën : - Categorie 1 : de lage gebouwen : d.w.z. gebouwen waarvan de hoogte niet meer dan 25 m bedraagt en die 1, 2 of 3 bovengrondse bouwlagen hebben. - Categorie 2 : de middelhoge gebouwen : d.w.z. gebouwen waarvan de hoogte niet meer dan 25 m bedraagt en die meer dan 3 bovengrondse bouwlagen hebben. - Categorie 3 : de hoge gebouwen : d.w.z. gebouwen waarvan de hoogte meer dan 25 m bedraagt. 1. Inplanting en toegangswegen. 1.1. Inplanting.
Het gebouw dient van nevenliggende constructies gescheiden te worden door wanden met een Rf van tenminste 1/2 h of gebouwd te zijn in metselwerk of beton. 1.2. Toegangswegen.
Het gebouw is permanent toegankelijk voor brandweervoertuigen. In de nabijheid van de inrichting is de opstelling en de bediening van het materiaal voor brandbestrijding en redding gemakkelijk uitvoerbaar. 2. Bouwelementen. 2.1. Constructieve elementen.
De constructieve elementen van inrichtingen van categorie 2 en 3 die de stabiliteit van het gebouw verzekeren, zoals : kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, vloeren en essentiële draagconstructies hebben een Rf van tenminste 1/2 h of zijn gebouwd in metselwerk of beton.
Inrichtingen van categorie 1 moeten eveneens aan dit voorschrift voldoen of moeten worden uitgerust met autonome branddetectoren. 2.2. Valse plafonds.
De valse plafonds en binnenwanden van de slaapgelegenheden en vluchtwegen van inrichtingen van categorie 2 en 3 hebben een Rf van tenminste 1/2h. Inrichtingen van categorie 1 moeten eveneens aan dit voorschrift voldoen of moeten worden uitgerust met autonome branddetectoren. 2.3. Binnenwanden.
De binnenwanden van de slaapgelegenheden en vluchtwegen van inrichtingen van categorie 2 en 3 hebben een Rf van tenminste 1/2h.
Inrichtingen van categorie 1 moeten eveneens aan dit voorschrift voldoen of moeten worden uitgerust met autonome branddetectoren. 3. Evacuatie. 3.1. De vluchtwegen worden oordeelkundig verdeeld over het gebouw en moeten een snelle en gemakkelijke ontruiming van personen toelaten.
Elke bouwlaag heeft ten minste twee vluchtwegen die onafhankelijk van elkaar uitkomen op een straat of vrije ruimte die voldoende groot is om zich van het gebouw te kunnen verwijderen en het snel en veilig te kunnen ontruimen.
De twee vluchtwegen moeten vanaf elk punt in het gebouw vlug en vlot bereikbaar zijn. 3.2. De eerste vluchtmogelijkheid bestaat uit een binnentrap.
Voor inrichtingen van categorie 1 bestaat de tweede vluchtmogelijkheid uit : - een tweede binnentrap of; - een buitentrap of; - een buitenladder of; - een glijbaan of; - een opendraaiend venster, indien de kamervloer zich lager bevindt dan 3 meter boven de begane grond Voor de inrichtingen van de categorie 2 en 3 bestaat de tweede vluchtmogelijkheid uit : - een tweede binnentrap of; - een glijbaan of; - een buitentrap. 3.3. De trappen en ladders van de vluchtwegen zijn gemakkelijk toegankelijk en monden uit in een plaats waar de gebruikers zich gemakkelijk in veiligheid kunnen stellen. Trappen hebben ten minste één stevige leuning en buitenladders zijn stevig bevestigd. 3.4. Elke binnentrap van een vluchtweg in een inrichting van categorie 2 en 3 wordt ommuurd. Voor de inrichtingen van categorie 2 mogen de muren en de toegangsdeuren van de kamers per bouwlaag de ommuring vormen. 3.5. De plaats van elke uitgang en nooduitgang, evenals de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen die naar de uitgangen leiden, zijn aangeduid door de overeenkomstig de geldende wetten en reglementen omschreven reddingstekens; 3.6. De deuren die deel uit maken van de vluchtweg gaan voor zover mogelijk open in de vluchtrichting.
Nog te bouwen verblijven worden in ieder geval zo gebouwd dat de deuren die deel uit maken van de vluchtweg open gaan in de vluchtrichting. 3.7. Minstens één van de twee vluchtmogelijkheden heeft trappen van 1/2h. Rf 3.8. De trappen van de vluchtwegen van en naar de slaapruimtes zijn minstens 0,8 meter breed. De buitentrappen en buitenladders van de vluchtwegen van en naar de slaapruimtes zijn minstens 0,6 meter breed. 4. Bekleding en wandversiering. 4.1. Bekleding en wandversiering moet van die aard zijn dat zij niet tot brandvoortplanting en rookontwikkeling bijdragen. 4.2. Bij nieuwbouw of innovatie moeten de bekleding en de wandversiering aan volgende vereisten voldoen : - voor de vloerbekleding : klasse M 3(c) of klasse 3 (f) - voor de wandbekleding : klasse M 2(c) of klasse 2 (f) - voor de plafondbekleding : klasse M 1(c) of klasse 1 (f) 5. Verwarmings- en kooktoestellen, opslagplaatsen voor brandstof. 5.1. Algemeen. 5.1.1. Verwarmings- en kooktoestellen moeten beantwoorden aan de algemeen geldende voorschriften en normen. Ze zijn geplaatst volgens de regels van een goed vakmanschap en verkeren in goede staat van werking en onderhoud. 5.1.2. Een volledige en regelmatige afvoer van de verbrandingsgassen moet verzekerd zijn. 5.1.3. Verwarmingstoestellen, kooktoestellen en maaltijdverwarmers zijn ver genoeg verwijderd of geïsoleerd van alle ontvlambare materialen. 5.2. Verwarmingstoestellen. 5.2.1. De verwarmingstoestellen moeten zodanig opgevat en opgesteld zijn dat ze voldoende veiligheidswaarborgen bieden, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden. 5.2.2. De verwarmingstoestellen moeten gebruiksklaar worden gehouden, verbonden zijn met een goed trekkende schoorsteen, en zo zijn gemaakt dat een volledige en regelmatige afvoer van de verbrandingsgassen verzekerd is. 5.2.3. De schoorstenen en rookgangen van de verwarmingstoestellen moeten gebouwd zijn uit onbrandbare materialen en behoorlijk onderhouden worden. 5.2.4. De warmtegeneratoren, de schoorstenen en de rookgangen moeten op een voldoende afstand van brandbare stoffen en materialen opgesteld zijn of er zodanig van afgezonderd zijn dat brandgevaar voorkomen wordt. 5.2.5. Verplaatsbare verwarmingstoestellen zijn verboden. 5.3. Stookplaatsen en brandstofopslagplaatsen. 5.3.1. Stookplaatsen zijn goed verlucht en hebben een goede rookgasafvoer met een schoorsteen die goed geïsoleerd is. Als er gebruik wordt gemaakt van vloeibare of gasvormige brandstoffen moet elke verbinding tussen de stookplaats en het gebouw en tussen de stookplaats en de brandstofopslagplaats afgesloten zijn met wanden met een Rf van tenminste 1/2 h. en een deur met een Rf van tenminste 1/2 h.
De in dit voorschrift vermelde deuren sluiten automatisch of worden steeds vergrendeld. Het is verboden ze open te houden. 5.3.2. De buitenleidingen van de brandstoftoevoerleidingen zijn steeds in metaal. Wanneer het gebouw een algemene gastoevoerleiding heeft, dan moet daarop ten minste één handbediende afsluitkraan aangebracht zijn; dit wordt voorzien bij het begin van de leiding in het gebouw en op ene behoorlijk aangeduide en goed bereikbare plaats. 5.3.3. Elke opslagplaats van vloeibare brandstoffen of vloeibare petroleumgassen is ingericht buiten de lokalen die toegankelijk zijn voor de gasten. Er wordt niet gekookt in het zelfde lokaal waarin de vloeibare brandstoffen of vloeibare petroleumgassen zich bevinden. 5.3.4. In de kelder en in elke andere ruimte waarvan de bodem of vloer aan alle zijden lager is dan de omringende bodem van het gebouw mag geen verplaatsbare opslagplaats voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen aanwezig zijn. 5.3.5. Gasflessen die niet in gebruik zijn of verondersteld leeg te zijn moeten buiten staan en zijn eveneens afgeschermd tegen zonnestraling, omvallen en spelende kinderen. 5.3.6. Gasflessen zijn steeds afgeschermd tegen zonnestraling, omvallen en spelende kinderen. 5.3.7. De schoorstenen en de rookgasafvoer moeten gebouwd zijn met onbrandbare materialen en behoorlijk onderhouden zijn. 6. De slaapruimtes. 6.1. Elke slaapruimte bevat minimum één autonome rookdetector. 6.2. Elke slaapruimte heeft een minimaal volume van 4m3 per persoon en heeft een vluchtweg met een minimale breedte van 0,8 m. 6.3. Stapelbedden zijn bovenaan voorzien van een randbeveiliging.
Stapelbedden mogen maximaal twee aan twee met de lange zijden tegen elkaar geplaatst zijn. Wanneer meer dan twee stapelbedden met de lange zijden tegen elkaar geplaatst zijn beschikt elk stapelbed over een ladder aan de korte zijde van het bed. 6.4. Ladders vastgemaakt aan of geplaatst tegen stapelbedden moeten steeds zo geplaatst zijn dat evacuatie van de personen zowel uit de onderste als de bovenliggende bedden hierdoor niet gehinderd wordt. 6.5. In de slaapruimtes is steeds voldoende ruimte voorzien voor het plaatsen van bagage, zodanig dat de vluchtwegen en de weg naar de vluchtwegen niet door bagage gehinderd worden. 7. Veiligheidsverlichting In de gemeenschappelijke lokalen en de vluchtwegen is er een degelijke veiligheidsverlichting die, bij het uitvallen van de normale verlichting, binnen de 30 seconden in werking treedt en ten minste één uur in werking blijft. 8. Brandbestrijdingsmiddelen Per capaciteit van 50 personen is er ten minste één gekeurde ABC-brandblusser van 6 kg., met een minimum van twee gekeurde ABC-brandblussers van 6 kg. per gebouw. Deze brandblussers zijn doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar, goed onderhouden en oordeelkundig verdeeld over het gebouw. 9. Onderhoud en Controle. 9.1. De uitbater of eigenaar voldoet aan, en vervult al de verplichtingen voortvloeiend uit de geldende wetten en voorschriften inzake onderhoud, controle en keuring van de uitrusting in het gebouw in het algemeen, en de elektrische installaties, de kook- en verwarmingstoestellen en brandstofopslagplaatsen in het bijzonder. 9.2. De afvoerkanalen voor rook- en verbrandingsgassen wordt steeds in goede staat gehouden. 9.3. Filters en kokers van dampkappen worden goed onderhouden. 9.4. Brandbestrijdingstoestellen worden goed onderhouden en brandblusapparaten worden vervangen voor het verstrijken van de vervaldatum. 10. Telefoon Indien in het gebouw een van de drie grootste gsm-operatoren in Vlaanderen geen of bijna geen bereik heeft, is er een vaste telefoon die steeds gebruiksklaar en bereikbaar is.Indien deze telefoon een betaaltelefoon is, moeten de noodnummers gratis gevormd kunnen worden.
Bijlage 2 MODEL VAN TOEKENNING OF WEIGERING VAN BRANDVEILIGHEIDSATTEST Ondergetekende . . . . .
Burgemeester te . . . . . verklaart hierbij dat het verblijf . . . . . gelegen te . . . . . . . . . . brandveilig is en beantwoordt aan de brandveiligheidsnormen zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van « Toerisme voor Allen », en kent het attest toe. niet brandveilig is om de volgende reden(en) : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bijgevolg wordt het attest geweigerd.
Gedaan te . . . . . op . . . . .
De burgemeester,
Bijlage 3 Hygiëne-,comfort- en classificatienormen : De verblijven moeten voldoen aan de volgende hygiëne- en comfortnormen : 1° In de gebouwen voorziet men afvalrecipiënten die afsluitbaar zijn en kunnen gereinigd worden.Buiten de gebouwen wordt een plaats voorbehouden voor volle afvalrecipiënten en het dagelijks huisvuil. 2° Indien er matrassen zijn voorzien dan hebben ze afneembare beschermhoezen die gewassen kunnen worden.3° In de kookruimte is er stromend water.Bij het gebruik van ander water dan dat van het openbare waterleidingsnet wordt het drinkwater ieder jaar op initiatief van de uitbater ontleed en goed bevonden door een door het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie erkend ontleedcentrum of door de provinciale gezondheidsinspectie. Het attest van de ontleding is ter inzage van de gebruiker. 4° Er is ten minste één toilet per 15 personen.De toiletten zijn overdekt, duidelijk van elkaar afgescheiden, verluchtbaar, hygiënisch, verlicht en beschikken voortdurend over stromend water. 5° Het gebouw is goed verluchtbaar en steeds proper en goed onderhouden.6° In ieder vertrek en in de gangen is er voldoende verlichting, aangesloten op het elektriciteitsnet.7° Er zijn voldoende tafels en voldoende stoelen of banken in verhouding tot het aantal mogelijke gebruikers.8° Elke ruimte met slaapgelegenheid bevat minstens één raam.Indien het raam niet geopend kan worden is er een luchtverversingssysteem dat in rechtstreekse verbinding staat met de buitenlucht. 9° Er is tenminste één aparte wasruimte.In de wasruimte is er minstens één aftapplaats met stromend water per 15 personen.
Bovendien moeten de jeugdverblijven type A, zoals bedoeld in artikel 13 van het decreet van 3 maart 2004 houdende erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de v.z.w. Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme, en zoals bedoeld in artikel 24 van dit besluit aan de volgende classificatienormen voldoen : 1° Het centrum beschikt over een huishoudelijk reglement dat aan de gebruikers overhandigd wordt.2° De verantwoordelijke van het centrum is gekend en steeds bereikbaar door de gebruikers.3° Indien een vereniging meerdere centra uitbaat, wordt er een exploitatierekening gemaakt per centrum. Jeugdverblijven van het type B moeten bovendien aan de classificatienormen van jeugdverblijven type A voldoen en aan de volgende classificatienormen : 1° De slaapruimten zijn voorzien van bedden, matrassen en beschermhoezen voor alle gebruikers.2° Er is een aparte ingerichte keuken, een gootsteen en een koele eetwarenberging of koelkast.3° Er zijn ten minste twee gescheiden douches. Jeugdverblijven van het type C moeten bovendien aan classificatienormen van type A en B voldoen en aan de volgende classificatienormen : 1° Slaapruimten zijn ingericht met bedden of beddenbakken, matrassen en beschermhoezen, hoofdkussens en dekens voor alle gebruikers.Per matras wordt minstens één beschermhoes, één hoofdkussen en één deken voorzien. 2° De keuken is volledig ingericht, met voldoende kookmateriaal en eetgerei.3° Voor zelfkokers is er in verhouding tot de capaciteit één of meerdere branders, kookpitten of fornuizen en een koele eetwarenberging of koelkast.4° Wanneer er een volpensionkeuken is, dan is deze niet toegankelijk voor de gebruikers.5° Er zijn ten minste 2 gescheiden douches en er is ten minste één douche per 20 personen.6° In centra met een capaciteit tot 40 bedden zijn er, buiten de eetzaal en de slaapruimtes, nog ten minste 2 lokalen voor ten minste 15 personen.Per volledig bijkomende schijf van 40 bedden is er één lokaal extra voor ten minste 15 personen.