Etaamb.openjustice.be
Decreet van 03 maart 2004
gepubliceerd op 02 april 2004

Decreet houdende erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de v.z.w. Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035458
pub.
02/04/2004
prom.
03/03/2004
ELI
eli/decreet/2004/03/03/2004035458/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MAART 2004. - Decreet houdende erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de v.z.w. Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de v.z.w. Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° jeugd : kinderen en jongeren van 3 tot 25 jaar;2° jeugdwerk : groepsgerichte sociaal-culturele initiatieven met jeugd in de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en georganiseerd door hetzij particuliere jeugdverenigingen, hetzij lokale openbare besturen;3° jeugdvereniging : een privaatrechtelijke of feitelijke organisatie die zoals blijkt uit haar doelstellingen en handelingen aan jeugdwerk doet;4° een jeugdherberg, een jeugdverblijfcentrum een aan de doelgroep aangepaste en veilige verblijfsaccommodatie met overnachtingsmogelijkheid, bestaande uit een of meer gebouwen die een eenheid vormen en die hoofdzakelijk ter beschikking gesteld wordt van de jeugd voor het ontplooien van vormende en ontspannende activiteiten, hetzij individueel, hetzij in verenigingsverband;5° administratie : de administratieve entiteiten de Vlaamse administratie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het jeugdwerkbeleid.

Art. 3.Dit decreet heeft als algemene doelstelling het stimuleren van een aangepaste en gevarieerde verblijfcapaciteit voor meerdaagse verblijven ten behoeve van de jeugd in het algemeen en het jeugdwerk in het bijzonder. Het bepaalt de voorwaarden waaraan verenigingen of personen die inspanningen leveren om deze doelstelling te realiseren, moeten voldoen om ondersteuning te verwerven voor hun algemene werking. HOOFDSTUK II. - Algemene voorwaarden

Art. 4.§ 1. Om erkend te worden en te blijven moeten de beheerders van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, de ondersteuningsstructuren en de vereniging zonder winstoogmerk Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme, verder ADJ te noemen : 1° in de werking de principes en de regels van de democratie aanvaarden en tevens het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind onderschrijven en naleven;2° hun secretariaat en uitbating hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op het secretariaat voorhanden zijn en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de administratie in het Nederlands;4° op zelfstandige wijze de financiën beheren en het eigen beleid bepalen, wat inzonderheid moet blijken uit het feit dat ze : a) hun werking zelf bepalen en uitvoeren;b) over een eigen post- of bankrekening beschikken;c) diensten verlenen in eigen naam;5° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de uitbaters, de eventuele vereniging met haar leden, medewerkers en deelnemers aan de door haar georganiseerde activiteiten, zoals bedoeld in artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;6° indien ze personeel in dienst hebben, de rechtspersoonlijkheid aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk en de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten naleven, gesloten tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en geregistreerd op de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;7° de eigen centra receptief uitbaten. § 2. Vanaf het ogenblik dat ze een belofte van subsidiëring ontvangen, moeten de beheerders van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, de ondersteuningsstructuren en ADJ : 1° meewerken aan onderzoeken die door of namens de Vlaamse overheid worden ingesteld;2° op alle tijdschriften en folders de woorden "erkend door de Vlaamse Gemeenschap" vermelden;3° een boekhouding voeren en die zo organiseren dat de aanwending van de subsidies op elk ogenblik financieel kan worden gecontroleerd;4° toestaan dat de administratie en het Rekenhof de werking en de boekhouding zo nodig ter plaatse onderzoeken. HOOFDSTUK III. - Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme

Art. 5.Om een zo groot mogelijk aanbod van capaciteit en diversiteit mogelijk te maken voor jeugdtoeristische activiteiten activiteiten en vormingsactiviteiten, erkent en subsidieert de Vlaamse regering ADJ, die tot doel heeft de volgende centra te beheren op basis van een overeenkomst, die de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling regelt : 1° de Hoge Rielen in Kasterlee (Lichtaart);2° het jeugdvormingscentrum Destelheide in Beersel (Dworp);3° de uitleendienst voor kampeermateriaal.

Art. 6.Om erkend en gesubsidieerd te worden, moet deze vereniging aan volgende specifieke voorwaarden voldoen : 1° in de beheersorganen op een evenwichtige wijze representatieve partners en specialisten opnemen uit het jeugdwerk, die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de werking van de vereniging.De Vlaamse regering zal een vertegenwoordiging in deze beheersorganen aanwijzen.

De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden hiervoor nader; 2° om de drie jaar de door de algemene vergadering goedgekeurde beleidsnota aan de administratie voorleggen en uitvoeren.De Vlaamse regering bepaalt de verdere procedure en indieningsdatum; 3° jaarlijks een door de algemene vergadering goedgekeurde begroting aan de administratie voorleggen;4° de jeugdverblijfcentra die door ADJ worden beheerd, dienen te voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden van jeugdverblijfcentra zoals bepaald in dit decreet. HOOFDSTUK IV. - Ondersteuningsstructuren

Art. 7.§ 1. Met het oog op de praktijkontwikkeling, de praktijkondersteuning en het informeren van en over de sector, erkent en subsidieert de Vlaamse regering een vereniging als ondersteuningsstructuur voor jeugverblijfcentra en een vereniging als ondersteuningsstructuur voor jeugdherbergen. § 2. Deze verenigingen hebben als doel een bijdrage te leveren tot het optimaal functioneren van de door dit decreet erkende centra; ze moeten waken over de jeugd- en jeugdwerkvriendelijkheid van deze centra door : 1° gratis ondersteuning te bieden aan alle gesubsidieerde centra en aan alle centra die een subsidieaanvraag willen indienen;2° vorming te organiseren voor eigenaars, uitbaters en personeel van alle centra;3° nieuwe producten te ontwikkelen die dienstig zijn voor de uitbating van de centra;4° op een efficiënte wijze te communiceren met alle uitbaters en eigenaars van de centra;5° een boekingscentrale te ontwikkelen waarvoor de centra die er gebruik van wensen te maken, en financiële bijdrage per jaar betalen. De Vlaamse regering bepaalt het maximumbedrag van die bijdrage; 6° hun diensten aan te bieden op basis van een overeenkomst met de individuele centra, waarvan een model wordt voorgelegd aan de Vlaamse regering;7° een onderlinge samenwerking uit te werken;8° een samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap en provinciale besturen te ontwikkelen. § 3. Deze verenigingen worden gesubsidieerd voor hun gehele werking en : 1° als ondersteuningsstructuur voor jeugdverblijfcentra, voor de uitbating van maximaal 15 eigen centra die voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden;2° als ondersteuningsstructuur voor jeugdherbergen, voor de uitbating van maximaal 25 jeugdherbergen die voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden en aangesloten zijn bij de International Youth Hostelling Federation. § 4. Deze ondersteuningsstructuren moeten de winsten die ze genereren uit de exploitatie van de eigen centra, besteden aan de algemene ondersteunende opdracht, behalve voor dat gedeelte waarvan in het financieel verslag aangetoond wordt dat het essentieel nodig is voor de werking van de onderscheiden centra.

Subsidies, verkregen op basis van dit decreet, mogen niet gebruikt worden als infrastructuurinvesteringen.

Art. 8.§ 1. Om erkend en gesubsidieerd te worden, moeten deze verenigingen bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° in de beheersorganen van de vereniging op een evenwichtige wijze representatieve partners en specialisten opnemen, met een gegarandeerde vertegenwoordiging uit de jeugdwerksector voor de jeugdherbergen en een meerderheidsparticipatie uit de jeugdwerksector voor de jeugdverblijfcentra;2° een driejaarlijkse beleidsnota indienen waarin aangetoond wordt hoe de opdrachten uit artikel 7, § 2, van dit decreet uitgevoerd zullen worden;3° jaarlijks een door de algemene vergadering goedgekeurde begroting aan de administratie voorleggen;4° als ondersteuningsstructuur voor jeugdherbergen minstens 10 jeugdherbergen zelf uitbaten.Deze jeugdherbergen voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden uit dit decreet en zijn aangesloten bij de International Youth Hostelling Federation; 5° als ondersteuningsstructuur van jeugdverblijfcentra de boekingen organiseren voor minstens 50 jeugdverblijfcentra die voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden uit dit decreet. § 2. Verenigingen die gesubsidieerd wensen te worden als ondersteuningsstructuur, dienen bij de administratie een aanvraag in samen met de beleidsnota vóór 1 maart van het jaar voorafgaand aan de driejarenperiode. De administratie adviseert de Vlaamse regering met het oog op de selectie van die verenigingen. Zij onderzoekt de aanvraag en de beleidsnota, en formuleert haar bevindingen in een nota die aan de aanvragers wordt toegestuurd voor 1 april. Die kunnen daarop reageren binnen de 14 dagen om hun dossier te vervolledigen. De administratie bezorgt een definitief advies aan de Vlaamse regering voor 1 mei. In het advies wordt eventueel gemotiveerd waarom de administratie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de aanvragers bijtreedt. De Vlaamse regering deelt de betrokken subsidieaanvragers haar beslissing mee uiterlijk zes weken na ontvangst van het advies van de administratie. HOOFDSTUK V. - Subsidiëringsprocedure voor ADJ en de ondersteuningsstructuren

Art. 9.§ 1. De Vlaamse regering legt binnen de kredieten die het Vlaams Parlement heeft goedgekeurd, de bedragen vast die kunnen worden besteed aan de subsidiëring van ADJ en van de ondersteuningsstructuren. § 2. De subsidies, bedoeld in § 1, worden toegekend in de vorm van een driejaarlijks financieringsbudget voor het geheel van de werking op basis van de beleidsnota. Het budget bevat de nodige middelen voor de subsidiëring van de basis-, personeels- en werkingskosten van deze verenigingen. § 3. Indien een vereniging aan alle voorwaarden voldoet, wordt per kwartaal een voorschot ten bedrage van 22,5 procent van het voor dat jaar toegekende subsidiebedrag uitbetaald. Het saldo wordt uitbetaald voor 1 augustus van het daaropvolgend jaar, na de voorlegging van het financieel verslag. § 4. Binnen de kredieten die het Vlaams Parlement heeft goedgekeurd, kan de Vlaamse regering bij aanvang van elk werkingsjaar de grootte van het toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds worden gesloten tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en geregistreerd werden op de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, of verminderen indien de naleving van de budgettaire beperking, vermeld in § 1, het noodzakelijk maakt. § 5. De reserve, aangelegd door ADJ of een van de ondersteuningsstructuren, mag jaarlijks aangroeien met tien procent van het subsidiebedrag, tenzij de eigen inkomsten minder bedragen dan tien procent van het subsidiebedrag. In dat geval mag de reserve maximaal aangroeien met een bedrag, gelijk aan de eigen inkomsten. Het patrimonium, het sociaal passief en de provisie voor nieuwbouw, verbouwing en onderhoud van de infrastructuur worden niet beschouwd als reserve. De provisies kunnen evenwel pas worden vrijgemaakt na toestemming van de Vlaamse regering.

De Vlaamse regering kan in uitzonderlijke omstandigheden een afwijking toestaan op de bovenstaande bepalingen.

Art. 10.De Vlaamse regering neemt de beslissing over de grootte van het toe te kennen financieringsbudget, bedoeld in artikel 9, na advies van de administratie, uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de driejarige periode.

Indien de Vlaamse regering niet tijdig een beslissing neemt als bedoeld in het eerste lid, dan wordt de verenigingen ten minste hetzelfde subsidiebedrag toegekend als in het jaar voor de aanvang van de driejarige periode.

Art. 11.De Vlaamse regering sluit met de verenigingen een overeenkomst voor drie jaar, die betrekking heeft op de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de verenigingen en het toezicht op de aanwending van de ter beschikking gestelde middelen. Die overeenkomst wordt na goedkeuring door de Vlaamse regering onmiddellijk meegedeeld aan het Vlaams Parlement.

De eerste overeenkomst, bedoeld in dit artikel, wordt afgesloten in de loop van 2004 en heeft betrekking op de periode 2005-2007.

Art. 12.De administratie onderzoekt na elk jaar of de verenigingen voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden en aan de bepalingen in de overeenkomst, afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap. Dat onderzoek geschiedt mede op basis van een voortgangsrapport en een jaarlijks financieel verslag, die door de verenigingen ingediend worden bij de administratie, uiterlijk vier maanden na het einde van elk jaar, overeenkomstig de door de administratie geformuleerde voorwaarden, en die gecontroleerd worden door de administratie. Samen met het financieel verslag bezorgen de verenigingen de administratie een verslag van een bedrijfsrevisor, die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant.

Indien de administratie vaststelt dat aan de subsidiëringsvoorwaarden of aan de bepalingen in de overeenkomst, afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap, niet geheel voldaan wordt, deelt ze haar bevindingen schriftelijk mee aan de vereniging in een verslag met aanbevelingen.

Hierbij nodigt ze de vereniging uit om haar eventuele bezwaren kenbaar te maken. De vereniging kan dan een rapport indienen bij de administratie waarin aangetoond wordt dat de uitvoering van haar beleid conform het goedgekeurde beleidsplan is of dat de vereniging kan tegemoetkomen aan de door de administratie vastgestelde tekortkomingen. De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan de vereniging mee.

Indien de vereniging niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan ze bezwaar indienen bij de Vlaamse regering. Die kan steeds en eventueel ook op basis van het ingediende rapport en de evaluatie van de administratie, de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden van deze procedure. HOOFDSTUK VI. - Jeugdherbergen en jeugdverblijfcentra

Art. 13.Afhankelijk van de voorwaarden waaraan de jeugdherbergen en jeugdverblijfcentra op infrastructureel vlak voldoen, worden ze ingedeeld in type A, B of C. De Vlaamse regering bepaalt deze nadere voorwaarden.

Art. 14.§ 1. Om gesubsidieerd te worden als jeugdverblijfcentrum moet het centrum : 1° voor jeugdverenigingen een specifieke, lagere prijscategorie vastleggen;2° voor jeugdverenigingen in een voorrangsboekingsperiode voorzien van ten minste zes maanden, voor elke vakantieperiode;3° de rechtspersoonlijkheid aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk;4° erkend zijn in het kader van het decreet "Toerisme voor Allen". § 2. Centra van het type A en B moeten bovendien : 1° ten minste toegankelijk zijn gedurende de maanden juli en augustus en per jaar ten minste 1.000 overnachtingen voor jeugd realiseren; 2° beschikken over een overnachtingscapaciteit voor ten minste veertig personen. § 3. Centra van het type C moeten bovendien : 1° ten minste 200 dagen per jaar permanent toegankelijk zijn, waarvan 80 vakantiedagen;2° ten minste 2000 overnachtingen voor jeugd realiseren per jaar, waarvan 1000 buiten de maanden juli en augustus;3° van het globale aantal overnachtingen per jaar, 70 % voor de jeugd realiseren;4° over een minimale capaciteit voor 40 overnachters beschikken;5° als het om een jeugdverblijfcentrum gaat, per jaar ten minste 10 verschillende jeugdverenigingen ontvangen, die elk ten minste twee nachten verblijven;6° als het om een jeugdherberg gaat, tijdens de vakanties en de weekends ten minste 3 % van de beddencapaciteit reserveren voor rondtrekkende jongeren die geen boeking vooraf deden. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden en de te volgen procedure voor subsidiëring.

Art. 15.§ 1. De jaarlijks door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten bepalen het maximale bedrag aan subsidies dat jaarlijks kan worden toegekend aan de in dit decreet gesubsidieerde jeugdverblijfcentra. § 2. Aan de jeugdverblijfcentra die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 14 van dit decreet, wordt jaarlijks eenzelfde basissubsidie van minimaal 1.000 euro toegekend. § 3. De jeugdverblijfcentra van het type C die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 14 van dit decreet, ontvangen bovendien : 1° een werkingssubsidie die bepaald wordt door het aantal overnachtingen van het jeugdwerk in elk centrum.De administratie berekent deze werkingssubside aan de hand van een jaarlijks werkingsverslag. De maximale jaarlijkse werkingstoelage bedraagt 11.500 euro per centrum; 2° een personeelssubsidie indien op basis van een jaarlijkse begroting en verantwoordingsnota kan aangetoond worden wat de noodzakelijkheid en wat de maatschappelijke meerwaarde is van de inzet van het personeel.Deze begroting en de verantwoordingsnota worden ingediend vóór 1 mei van het jaar dat voorafgaat aan de begrote werkingsperiode.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan deze verantwoordingsnota moet voldoen en bepaalt de wijze van toekenning van personeel. § 4. Elk centrum waaraan een personeelstoelage toegekend wordt, ontvangt per kwartaal 22,5 % van die toelage. Het saldo wordt uitbetaald vóór 1 juli van het volgende jaar na voorlegging van het werkingsverslag en het financieel verslag.

Het financieel verslag wordt uiterlijk op 1 maart aan de administratie bezorgd volgens de door haar geformuleerde voorwaarden. § 5. De basis- en werkingssubsidie worden uitbetaald op de begroting van het volgende jaar. § 6. De subsidie wordt toegekend, ongeacht de winstmarge van de gesubsidieerde centra. § 7. De administratie onderzoekt elk werkjaar of de centra blijven voldoen aan de gestelde erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden. Dat onderzoek wordt uitgevoerd op basis van de vaststellingen van de administratie en van een werkingsverslag waarvan de vorm door de Vlaamse regering wordt bepaald. Het verslag wordt uiterlijk op 1 februari ingediend bij de administratie en wordt door haar gecontroleerd. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen

Art. 16.In afwijking van artikel 8, § 2, wordt de indieningsdatum en de verdere procedure van de aanvraag en beleidsnota 2005-2007 voor de verenigingen die gesubsidieerd wensen te worden als ondersteuningsstructuur, bepaald door de Vlaamse regering.

Art. 17.In afwijking van artikel 10 bepaalt de Vlaamse regering in 2004 de termijn voorafgaand aan de driejaarlijkse periode voor het nemen van een beslissing over de grootte van het toe te kennen financieringsbudget voor de periode 2005-2007, zoals bedoeld in artikel 9.

Art. 18.In afwijking van artikel 15, § 3, 2°, bepaalt de Vlaamse regering de indieningsdatum van de begroting en de verantwoordingsnota 2005. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 19.De in dit decreet vermelde bedragen worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.

Art. 20.De jaarlijks toe te kennen kredieten voor de subsidiëring van ADJ, de ondersteuningsstructuren en de jeugdverblijfcentra worden op afzonderlijke basisallocaties ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 21.§ 1. Het decreet van 27 november 1984 houdende erkenning en subsidiëring van jeugdverblijfcentra, wordt opgeheven op 1 januari 2004. § 2. Het decreet van 1 juni 1994 houdende de erkenning en de subsidiëring van de vereniging zonder winstgevend doel Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme en betreffende de overdracht van het beheer en de exploitatie van jeugdinfrastructuren aan die vereniging, wordt opgeheven op 1 januari 2004.

Art. 22.§ 1. De jeugdherbergen en jeugdverblijfcentra, erkend op basis van het decreet van 27 november 1984 houdende erkenning en subsidiëring van jeugdverblijfcentra, ontvangen in 2004 een basis en werkingstoelage voor hun werking in 2003 op basis van de bepalingen in het decreet van 27 november 1984. Vanaf 2004 worden ze verder gesubsidieerd indien ze voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden van dit decreet. Indien ze niet erkend worden binnen de overgangsperiode, vastgesteld in het decreet "Toerisme voor Allen", verliezen ze hun subsidiëring. § 2. In afwijking van artikel 15, § 3, 2°, ontvangen de op basis van het decreet van 27 november 1984 erkende jeugdverblijfcentra in 2004 een weddentoelage voor het personeel dat in de centra tewerkgesteld en gesubsidieerd wordt, en dat tot 31 december 2003 ingeschreven was op de loonlijst van een landelijk georganiseerde jeugdvereniging. § 3. Alle personeelsleden die vroeger onder het DAC-stelsel ressorteerden en van wie de weddentoelage geregulariseerd werd krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001, blijven gesubsidieerd bij de inwerkingtreding van dit decreet op basis van de voor hen toegekende subsidie in 2003, voor zover ze tewerkgesteld worden in een van de erkende jeugdverblijfcentra. De nog niet erkende centra die vergelijkbare personeelsleden tewerkstellen krijgen tijd tot eind 2004 om in orde te zijn met de voorwaarden tot erkenning, geformuleerd in dit decreet en in het uitvoeringsbesluit.

Indien ze eind 2004 niet aan deze voorwaarden voldoen, verliezen ze het recht op die weddentoelage.

Art. 23.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 3 maart 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Ontwerp van decreet : 1883, nr. 1. - Amendementen : 1883, nr. 2. - Verslag over hoorzitting : 1883, nr. 3. - Amendementen : 1883, nr. 4. - Verslag : 1883, nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1883, nr. 6.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : middagvergadering van 18 februari 2004.

^