Etaamb.openjustice.be
Decreet van 29 maart 2002
gepubliceerd op 14 juni 2002

Decreet op het Vlaamse jeugdbeleid

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035675
pub.
14/06/2002
prom.
29/03/2002
ELI
eli/decreet/2002/03/29/2002035675/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 MAART 2002. - Decreet op het Vlaamse jeugdbeleid (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet op het Vlaamse jeugdbeleid HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° jeugd : kinderen en jongeren van 3 tot 30 jaar;2° jeugdwerk : sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door de jeugd, in de sfeer van de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jeugd die daaraan deelneemt op vrijwillige basis;3° landelijk georganiseerde jeugdvereniging : een privaatrechtelijke organisatie die blijkens haar doelstellingen en handelingen aan jeugdwerk doet met deelnemers uit vier provincies van het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.In dit decreet wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie; 4° lokale jeugdvereniging : een privaatrechtelijke of feitelijke organisatie die blijkens haar doelstellingen en handelingen aan jeugdwerk doet waarbij het merendeel van de deelnemers uit een of een beperkt aantal aangrenzende gemeenten komt;5° administratie : de administratieve entiteit binnen de Vlaamse administratie die verantwoordelijk is voor het jeugdwerkbeleid;6° jeugdwerker : elke persoon die verantwoordelijkheid op zich neemt in jeugdwerk en aantoonbare ervaring heeft, of inspanningen levert op het vlak van scholing of vorming met betrekking tot jeugdwerk;7° gezondheidsindex : het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen;8° adviescommissie : een door de Vlaamse regering opgerichte commissie met het oog op de advisering inzake individuele subsidieaanvragen.

Art. 3.§ 1. Om te worden gesubsidieerd in het kader van dit decreet moeten de verenigingen zonder winstgevend doel : 1° in de werking en de statuten, de principes en de regels van de democratie aanvaarden en tevens het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind onderschrijven en uitdragen;2° hun zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° ervoor zorgen dat in het Nederlands alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op de zetel voorhanden zijn en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de administratie;4° de bevoegdheden die wettelijk toekomen aan de algemene vergadering of aan de raad van beheer, niet overdragen aan een ander orgaan van de vereniging of aan een derde;5° op zelfstandige wijze de financiën beheren en het eigen beleid bepalen, wat vooral moet blijken uit het feit dat de vereniging : a) over een eigen secretariaat beschikt dat duidelijk kan worden onderscheiden van elke andere vereniging;het secretariaat van de vereniging is ondergebracht op de zetel van de vereniging; b) werkgever en opdrachtgever is van haar personeel;c) de programmering van de vereniging bepaalt en uitvoert;d) over een eigen post- of bankrekening beschikt;e) activiteiten organiseert of diensten verleent in naam van de vereniging zelf;6° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de vereniging, haar bestuurders, haar leden en de deelnemers aan de door haar georganiseerde activiteiten en haar medewerkers, bedoeld in artikel 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;7° de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en geregistreerd op het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling, naleven. § 2. Vanaf het ogenblik dat ze erkend wordt of een belofte van subsidiëring ontvangt, moet elke vereniging tevens : 1° meewerken aan onderzoeken die door of namens de Vlaamse regering werden ingesteld en die gericht zijn op de evaluatie van de algemene werking of de activiteiten van het jeugdwerk;2° op alle tijdschriften en folders bij de naam van de organisatie vermelden : "erkend door de Vlaamse Gemeenschap";3° een boekhouding voeren en die zo organiseren dat de aanwending van de subsidies op elk ogenblik financieel kan worden gecontroleerd;4° toestaan dat de administratie en het Rekenhof de werking en de boekhouding, zo nodig ter plaatse, onderzoeken. § 3. De bepalingen in dit artikel zijn niet van toepassing op de in het kader van dit decreet gesubsidieerde individuele personen of feitelijke verenigingen. HOOFDSTUK II. - Het Vlaamse jeugdbeleidsplan

Art. 4.§ 1. Uiterlijk anderhalf jaar na het begin van elke legislatuur legt de Vlaamse regering een Vlaams jeugdbeleidsplan voor aan het Vlaams Parlement. Dat jeugdbeleidsplan legt het geïntegreerd jeugdbeleid van de Vlaamse regering vast en besteedt bijzondere aandacht aan het jeugdwerkbeleid. Het geeft binnen een globale visie op de jeugd en het jeugdbeleid, de doelstellingen van de Vlaamse regering aan in alle bevoegdheidsdomeinen en bepaalt de resultaatsindicatoren. § 2. Met het oog op het totstandkomen van het Vlaamse jeugdbeleidsplan coördineert de administratie de participatie van de jeugd en van alle relevante actoren in de voorbereiding van het plan. § 3. Het jeugdbeleidsplan komt tot stand in samenwerking met het steunpunt jeugdbeleid, de jeugdraad en de jeugd. HOOFDSTUK III. - Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap

Art. 5.§ 1. Met het oog op de inspraak van alle relevante actoren in het Vlaamse jeugdbeleid erkent en subsidieert de Vlaamse Gemeenschap een vereniging die opgericht is overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, hierna de jeugdraad te noemen, mits die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet. § 2. De jeugdraad heeft als doel op eigen initiatief, op verzoek van de Vlaamse regering of van het Vlaams Parlement advies uit te brengen over alle aangelegenheden die de jeugd betreffen. De Vlaamse regering vraagt het advies van de jeugdraad over ontwerpen van decreet en ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering.

Daartoe moet de jeugdraad de maatschappelijke ontwikkelingen volgen en interpreteren en bijdragen aan het vormen van een beleidsvisie. De jeugdraad kan zowel de jeugd als het jeugdwerk vertegenwoordigen op nationale en internationale fora. § 3. De algemene vergadering bestaat ten minste uit 16 en ten hoogste uit 24 leden, waarvan minstens één derde jonger is dan 25 jaar bij aanvang van zijn mandaat en ten hoogste twee derde bestaat uit personen van hetzelfde geslacht. § 4. De mandaten van de leden van de algemene vergadering worden elke drie jaar vernieuwd. Daartoe organiseert de jeugdraad een publieke oproep tot kandidaatstelling. Minstens de helft en ten hoogste 60 procent van de leden wordt gekozen uit de kandidaten, voorgedragen door de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen. Bovendien kan de jeugdraad leden coöpteren.

De algemene vergadering van de jeugdraad bepaalt de wijze van vernieuwing van de mandaten. Zij legt deze procedure ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voor. § 5. De jeugdraad stelt zijn werkprogramma vast na overleg met de Vlaamse regering. § 6. De jeugdraad pleegt overleg met de provinciale en gemeentelijke jeugdraden, alsook met de jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Ook met de jeugdraden van de andere gemeenschappen in België kan overleg gepleegd worden. § 7. Minstens tweejaarlijks organiseert de jeugdraad een congres, dat ruim bekendgemaakt wordt bij de jeugd en waarop de werkzaamheden van de voorbije jaren worden toegelicht en de krachtlijnen voor de komende werkingsperiode worden besproken. § 8. De jeugdraad dient jaarlijks een begroting, een financieel verslag en een werkingsverslag in, samen met een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden.

Art. 6.§ 1. De leden van de Vlaamse regering winnen het advies van de jeugdraad in over alle materies inzake jeugdbeleid, die door de Vlaamse regering worden behandeld.

De jeugdraad brengt zijn met redenen omkleed advies uit binnen een maand na het indienen van de aanvraag. De termijn kan in gemeenzaam overleg worden verlengd. Verstrijkt die termijn zonder dat het advies is uitgebracht, dan moet de adviesvrager niet langer wachten. § 2. De jeugdraad keurt de adviezen met een tweederde meerderheid van de aanwezigen goed. Op de vergadering waarin over adviezen wordt gestemd, moet ten minste de helft van de leden aanwezig zijn. Als dat quorum niet wordt bereikt, beslist de algemene vergadering, ongeacht het aantal aanwezigen, over de uitgestelde punten, tijdens de eerstvolgende vergadering. § 3. Bij de adviezen kunnen minderheidsnota's worden toegevoegd. § 4. De adviezen zijn niet bindend. De Vlaamse regering formuleert binnen 60 dagen na ontvangst van het advies een met redenen omkleed antwoord op het advies. § 5. De Vlaamse regering verstrekt de jeugdraad, op zijn verzoek, alle informatie die hij nodig heeft om zijn taak te kunnen volbrengen.

Art. 7.Met het oog op zijn adviestaak kan de jeugdraad onder meer : 1° studiewerk verrichten;2° informatie verzamelen, initiatieven nemen en samenwerkingsverbanden opzetten met internationale partners;3° ruime informatie verstrekken over zijn eigen werking;4° in nauw overleg en door zich af te stemmen op de administratie en op het steunpunt jeugdbeleid de nodige inspraak- en participatieprocessen op gang brengen.

Art. 8.§ 1. Binnen de perken van de op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap uitgetrokken kredieten, kent de Vlaamse regering de jeugdraad, om zijn onder artikel 5 bepaalde taken tot een goed einde te brengen, een jaarlijkse subsidie toe voor de basis-, werkings- en personeelskosten. Die subsidie bedraagt ten minste één procent en ten hoogste 2,5 procent van het totaal van de kredieten, ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor de in dit decreet bepaalde subsidiëring. § 2. Als de vereniging aan alle voorwaarden voldoet, wordt per kwartaal een voorschot ten bedrage van 22,5 procent van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag uitbetaald. Het saldo wordt uitbetaald vóór 1 juli van het volgende jaar. § 3. Als de administratie vaststelt dat aan de subsidiëringsvoorwaarden niet geheel werd voldaan, dan deelt zij haar bevindingen schriftelijk mee aan de jeugdraad in een verslag met aanbevelingen. Hierbij nodigt ze de jeugdraad uit om zijn eventuele bezwaren kenbaar te maken. De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan de jeugdraad mee.

Indien de jeugdraad niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan hij bezwaar indienen bij de Vlaamse regering. § 4. Bij negatieve vaststellingen moet de jeugdraad na ontvangst van het verslag van de administratie een rapport indienen bij de administratie waarin wordt aangetoond dat de uitvoering van zijn beleid tegemoetkomt aan de door de administratie vastgestelde tekortkomingen. § 5. Indien de administratie het in § 4 bedoelde rapport negatief evalueert, kan de Vlaamse regering de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen. HOOFDSTUK IV. - Het steunpunt jeugdbeleid

Art. 9.§ 1. Met het oog op de praktijkontwikkeling, de praktijkondersteuning en het informeren van en over de sector erkent en subsidieert de Vlaamse regering een vereniging zonder winstgevend doel als steunpunt jeugdbeleid. § 2. Het steunpunt jeugdbeleid heeft als doel een bijdrage te leveren aan het optimaal functioneren van het jeugdwerk op alle niveaus en in al zijn aspecten. Daartoe zal het de kennis en meningsvorming over jeugdbeleid en jeugdwerk bevorderen, zowel op nationaal als op internationaal niveau en de culturele diversiteit bevorderen; onder andere door middel van informatie en documentatie, promotie en spreiding, studie en onderzoek. Het steunpunt vervult de volgende functies : 1° verzamel- en multiplicatorfunctie;2° methodiekontwikkeling, vorming en ondersteuning op het vlak van participatie;3° communicatiefunctie;4° dienstverleningsfunctie;5° onderzoeksfunctie;6° platformfunctie.

Art. 10.Het steunpunt jeugdbeleid moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° in de beheersorganen van de organisatie op een evenwichtige wijze representatieve partners en specialisten opnemen, die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de werking van het steunpunt jeugdbeleid;3° een beleidsnota indienen en uitvoeren.

Art. 11.§ 1. De Vlaamse regering legt, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, het bedrag vast dat kan worden besteed voor de subsidiëring van het steunpunt jeugdbeleid. § 2. De subsidies, bedoeld in § 1, worden toegekend in de vorm van een driejaarlijks financieringsbudget voor het geheel van de werking. Dat budget bevat de nodige middelen voor de subsidiëring van basis-, personeels- en werkingskosten van de organisatie. § 3. Als de vereniging aan alle voorwaarden, voldoet, wordt per kwartaal een voorschot ten bedrage van 22,5 procent van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag uitbetaald. Het saldo wordt uitbetaald vóór 1 juli van het volgende jaar. § 4. Binnen de perken van het door het Vlaams Parlement goedgekeurde krediet kan de Vlaamse regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling of verminderen als de naleving van de budgettaire beperking, vermeld in § 1, dat noodzakelijk maakt.

Art. 12.§ 1. De Vlaamse regering neemt de beslissing over de grootte van het toe te kennen financieringsbudget, bedoeld in artikel 11, uiterlijk zes maanden voor het begin van de driejarige periode. § 2. Als de Vlaamse regering niet tijdig een beslissing neemt, zoals bedoeld in § 1, dan wordt aan het steunpunt jeugdbeleid ten minste hetzelfde subsidiebedrag toegekend als in het jaar voor het begin van de driejarige periode.

Art. 13.De Vlaamse regering sluit met het steunpunt jeugdbeleid een overeenkomst voor drie jaar, die betrekking heeft op de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en het steunpunt jeugdbeleid en op het toezicht op de aanwending van de ter beschikking gestelde middelen.

Die overeenkomst wordt na goedkeuring door de Vlaamse regering onmiddellijk meegedeeld aan het Vlaams Parlement. De eerste overeenkomst, bedoeld in dit artikel, wordt gesloten in de loop van 2002 en heeft betrekking op de periode 2003 - 2005.

Art. 14.§ 1. De administratie onderzoekt na elk jaar of het steunpunt jeugdbeleid voldoet aan de subsidiëringsvoorwaarden en aan de bepalingen in de overeenkomst gesloten met de Vlaamse Gemeenschap. Dat onderzoek gebeurt ook op basis van de vaststellingen van de administratie en van een voortgangsrapport en een financieel verslag, die door het steunpunt jeugdbeleid worden ingediend bij de administratie en die uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar gecontroleerd worden door de administratie, overeenkomstig de door de administratie geformuleerde voorwaarden. Samen met het financieel verslag bezorgt de vereniging de administratie een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant. § 2. Als de administratie vaststelt dat aan de subsidiëringsvoorwaarden of aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse Gemeenschap, niet geheel werd voldaan, dan deelt zij haar bevindingen schriftelijk mee aan het steunpunt jeugdbeleid in een verslag met aanbevelingen. Hierbij nodigt ze het steunpunt jeugdbeleid uit om haar eventuele bezwaren kenbaar te maken.

De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan het steunpunt jeugdbeleid mee. Indien het steunpunt jeugdbeleid niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan het bezwaar indienen bij de Vlaamse regering. § 3. Bij negatieve vaststellingen moet het steunpunt jeugdbeleid na ontvangst van het verslag van de administratie een rapport indienen bij de administratie waarin wordt aangetoond dat de uitvoering van haar beleid conform het goedgekeurde beleidsplan is en dat het tegemoetkomt aan de door de administratie vastgestelde tekortkomingen. § 4. Indien de administratie het in § 3 bedoelde rapport negatief evalueert, kan de Vlaamse regering de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen. HOOFDSTUK V. - Participatie en communicatie

Art. 15.Om de betrokkenheid bij en de participatie van de jeugd in het beleid en de positieve beeldvorming over de jeugd te stimuleren, subsidieert de Vlaamse regering verenigingen en projecten die tot doel hebben de participatie van de jeugd ter voorbereiding of uitvoering van het Vlaamse jeugdbeleidsplan te bevorderen, alsook de informatie aan of communicatie over de jeugd te verbeteren.

Art. 16.§ 1. Alle verenigingen of projecten hebben door hun omvang, opzet en inhoud tot doel op Vlaams niveau relevantie te verwerven. § 2. Verenigingen gesubsidieerd door de Vlaamse overheid op basis van andere hoofdstukken van dit decreet, komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit hoofdstuk.

Art. 17.§ 1. De verenigingen dienen een beleidsnota voor drie jaar in bij de administratie, uiterlijk op 15 maart van het laatste jaar dat voorafgaat aan de driejarige periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Ze leveren tegelijk het bewijs van een jaar werking. § 2. De adviescommissie stelt een preadvies op dat door de administratie aan de aanvragers wordt toegestuurd vóór 15 april. Die kunnen daarop reageren binnen de 14 dagen om hun dossier te vervolledigen. Na onderzoek formuleert de adviescommissie een definitief advies. In dit advies wordt eventueel gemotiveerd waarom de adviescommissie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de aanvrager bijtreedt. De administratie bezorgt het definitieve advies van de adviescommissie samen met haar eigen advies aan de Vlaamse regering vóór 30 mei. § 3. De initiatiefnemers van een project dienen een subsidieaanvraag in bij de administratie uiterlijk op 15 maart of 1 september. § 4. De adviescommissie stelt een preadvies op dat door de administratie aan de aanvragers wordt toegestuurd vóór 15 april of 1 oktober. Die kunnen daarop reageren binnen de 14 dagen om hun dossier te vervolledigen. Na onderzoek formuleert de adviescommissie een definitief advies. In dit advies wordt eventueel gemotiveerd waarom de adviescommissie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de aanvrager bijtreedt. De administratie bezorgt het definitieve advies van de adviescommissie samen met haar eigen advies aan de Vlaamse regering vóór 30 mei of 15 november. § 5. De Vlaamse regering deelt de betrokken verenigingen haar beslissing mee uiterlijk een maand na ontvangst van het advies van de adviescommissie. Bij een voor de vereniging gunstige beslissing wordt tevens het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag meegedeeld. § 6. Binnen de perken van het door het Vlaams Parlement goedgekeurde krediet kan de Vlaamse regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling of verminderen als de naleving van de budgettaire beperking dat noodzakelijk maakt.

Art. 18.Voor 1 januari van het eerste jaar van de driejarige periode wordt door de Vlaamse regering een driejaarlijkse overeenkomst gesloten met de vereniging. In die overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en bijbehorende resultaatindicatoren bepaald, alsook het subsidiebedrag. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan die overeenkomst moet voldoen.

Art. 19.§ 1. De administratie en indien zij dit wenst ook de adviescommissie onderzoeken na elk werkjaar of de verenigingen, die gesubsidieerd worden, voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden en aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse overheid.

Dat onderzoek gebeurt op basis van een voortgangsrapport, dat ingediend wordt uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar en dat gecontroleerd wordt door de administratie, alsook op basis van de vaststellingen van de administratie tijdens de uitvoering van de driejaarlijkse overeenkomst die door de Vlaamse regering werd gesloten met de vereniging. Samen met het financieel verslag bezorgt de vereniging de administratie een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant. § 2. Gedurende de looptijd van elke overeenkomst zal de administratie ten minste eenmaal een bezoek ter plaatse brengen om de werking van de vereniging te evalueren. § 3. Als de administratie vaststelt dat aan de subsidiëringsvoorwaarden of aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse Gemeenschap, niet geheel werd voldaan, dan deelt zij haar bevindingen schriftelijk mee aan de vereniging in een verslag met aanbevelingen. Hierbij nodigt ze de vereniging uit om haar eventuele bezwaren kenbaar te maken. De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan de vereniging mee. Indien de vereniging niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan zij bezwaar indienen bij de Vlaamse regering. § 4. Bij negatieve vaststellingen moet de vereniging na ontvangst van het verslag van de administratie een rapport indienen bij de administratie waarin wordt aangetoond dat de uitvoering van haar beleid conform het goedgekeurde beleidsplan is en dat de vereniging tegemoetkomt aan de door de administratie vastgestelde tekortkomingen. § 5. Indien de administratie het in § 4 bedoelde rapport negatief evalueert, kan de Vlaamse regering de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen.

Art. 20.De verenigingen en de initiatiefnemers van de projecten moeten samenwerken met de administratie, de jeugdraad of het steunpunt jeugdbeleid. De voorwaarden van die samenwerking zijn telkens naar gelang van het concrete initiatief te bepalen.

Art. 21.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden inzake de indiening van de aanvraag en de te volgen procedure.

Art. 22.De subsidie voor de verenigingen bedraagt minimaal 50.000 euro en maximaal 375.000 euro per jaar. HOOFDSTUK VI. - Internationaal

Art. 23.§ 1. De Vlaamse regering subsidieert per periode van twee jaar de vereniging zonder winstgevend doel Jint - coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking, hierna Jint te noemen, om : 1° de internationale uitwisseling en samenwerking van, voor en door de jeugd te bevorderen;2° op basis van internationale uitwisseling en samenwerking, de reflectie over jeugd, jeugdwerk en jeugdwerk- en jeugdbeleid door alle betrokken actoren te bevorderen. Jint werkt in nauw overleg met en stemt zich af op het steunpunt jeugdbeleid en de administratie.

Art. 24.Jint moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° in de beheersorganen van de organisatie op een evenwichtige wijze representatieve partners en specialisten opnemen, die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de werking van Jint;2° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;3° tweejaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde beleidsnota aan de administratie voorleggen;4° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde begroting aan de administratie voorleggen.

Art. 25.§ 1. De Vlaamse regering legt, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, het bedrag vast dat kan worden besteed aan de subsidiëring van Jint. § 2. De subsidies, bedoeld in § 1, worden toegekend in de vorm van een tweejaarlijks financieringsbudget voor het geheel van de werking. Dat budget bevat de nodige middelen voor de subsidiëring van basis-, personeels- en werkingskosten van de organisatie. § 3. Als de vereniging aan alle voorwaarden voldoet, wordt per kwartaal een voorschot ten bedrage van 22,5 procent van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag uitbetaald. Het saldo wordt uitbetaald voor 1 juli van het volgende jaar. § 4. Binnen de perken van het door het Vlaams Parlement goedgekeurde krediet kan de Vlaamse regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling of verminderen als de naleving van de budgettaire beperking, vermeld in § 1, dat noodzakelijk maakt.

Art. 26.§ 1. De Vlaamse regering neemt de beslissing over de grootte van het toe te kennen financieringsbudget, bedoeld in artikel 25, uiterlijk zes maanden voor het begin van de tweejarige periode. § 2. Als de Vlaamse regering niet tijdig een beslissing neemt, zoals bedoeld in § 1, dan wordt Jint ten minste hetzelfde subsidiebedrag toegekend als in het jaar voor het begin van de tweejarige periode.

Art. 27.De Vlaamse regering sluit met Jint een overeenkomst voor twee jaar, die betrekking heeft op de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en Jint en op het toezicht op de aanwending van de ter beschikking gestelde middelen. Die overeenkomst wordt na goedkeuring door de Vlaamse regering onmiddellijk meegedeeld aan het Vlaams Parlement.

De eerste overeenkomst bedoeld in dit artikel, wordt gesloten in de loop van 2002 en heeft betrekking op de periode 2003-2004.

Art. 28.§ 1. De administratie onderzoekt na elk jaar of Jint voldoet aan de subsidiëringsvoorwaarden en aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse Gemeenschap. Dat onderzoek gebeurt ook op basis.van een voortgangsrapport en een financieel verslag, die door Jint worden ingediend bij de administratie, uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar, overeenkomstig de door de administratie geformuleerde voorwaarden, en die gecontroleerd worden door de administratie. Samen met het financieel verslag bezorgt de vereniging de administratie een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant. § 2. Gedurende de looptijd van elke overeenkomst zal de administratie ten minste eenmaal een bezoek ter plaatse brengen om de werking van de vereniging te evalueren. § 3. Als de administratie vaststelt dat aan de subsidiëringsvoorwaarden of aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse Gemeenschap, niet geheel werd voldaan, dan deelt zij haar bevindingen schriftelijk mee aan de vereniging in een verslag met aanbevelingen. Hierbij nodigt ze de vereniging uit om haar eventuele bezwaren kenbaar te maken. De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan de vereniging mee. Indien de vereniging niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan zij bezwaar indienen bij de Vlaamse regering. § 4. Bij negatieve vaststellingen moet de vereniging na ontvangst van het verslag van de administratie een rapport indienen bij de administratie waarin wordt aangetoond dat de uitvoering van haar beleid conform het goedgekeurde beleidsplan is en dat de vereniging tegemoetkomt aan de door de administratie vastgestelde tekortkomingen. § 5. Indien de administratie het in § 4 bedoelde rapport negatief evalueert, kan de Vlaamse regering de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen.

Art. 29.§ 1. Om het internationale bewustzijn te vergroten, de deelname van de jeugd aan het internationale gebeuren te stimuleren en de kansen tot interculturele ontmoeting te vergroten, subsidieert de Vlaamse regering de volgende internationale initiatieven : 1° humanitaire projecten om de solidariteit met de jeugd in door rampspoed getroffen gebieden te bevorderen;2° initiatieven om de kansen tot individuele deelname van de jeugd aan internationale initiatieven te vergroten;3° internationale projecten, geïnitieerd door de jeugd;4° projecten die beantwoorden aan de prioriteiten zoals bepaald in het jeugdbeleidsplan. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan die initiatieven moeten beantwoorden, alsook de procedure voor indiening en behandeling van die aanvragen. § 3. Het besluit van toekenning van subsidies moet het voorwerp zijn van een met redenen omkleed advies van de adviescommissie. HOOFDSTUK VII. - Jeugdcultuur

Art. 30.De Vlaamse regering subsidieert initiatieven die een artistiek product of een artistiek project met of van de jeugd willen realiseren. Initiatieven genomen door verenigingen die gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid, komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit artikel.

Art. 31.De adviescommissie en de administratie brengen driemaal per jaar advies uit over de aanvragen voor project- of productsubsidies die in de vorige maanden werden ingediend in verband met de inhoud van het dossier, en over de omvang van het toe te kennen subsidiebedrag.

De uiterste data voor indiening zijn 15 januari, 15 mei en 1 augustus.

Art. 32.§ 1. Een preadvies van de adviescommissie wordt toegestuurd aan de aanvragers vóór 30 maart, 30 juli of 15 oktober. Die kunnen daarop reageren binnen de 14 dagen om hun dossier te vervolledigen. Na onderzoek formuleert de adviescommissie een definitief advies. In dit advies wordt eventueel gemotiveerd waarom de adviescommissie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de aanvrager bijtreedt. De administratie bezorgt het definitieve advies van de adviescommissie samen met haar eigen advies aan de Vlaamse regering vóór 15 mei, 15 september of 1 december. Indien de aangevraagde subsidie minder dan 12.300 euro bedraagt, formuleert de adviescommissie onmiddellijk een definitief advies vóór 30 maart, 30 juli of 15 oktober en bezorgt dit vóór 15 mei, 15 september of 1 december aan de Vlaamse regering. § 2. De Vlaamse regering deelt de betrokken subsidieaanvragers haar beslissing mee, uiterlijk zes weken na ontvangst van het advies van de adviescommissie. § 3. Uiterlijk twee maanden na afloop van de subsidiëringsperiode moet er een financieel en een werkingsverslag worden bezorgd aan de administratie, overeenkomstig de door de administratie geformuleerde voorwaarden.

Art. 33.§ 1. Met het oog op de ondersteuning en begeleiding van de initiatieven die een artistiek product of een artistiek project met of van de jeugd willen realiseren subsidieert de Vlaamse overheid één vereniging. § 2. Die vereniging realiseert de volgende opdrachten : 1° het ondersteunen en begeleiden van de aanvragers van project- en productsubsidies gedurende de voorbereidingsfase en bij het publieksmoment;2° de informatieverstrekking over jeugdculturen aan culturele, educatieve en jeugdverenigingen;3° het organiseren van een jaarlijkse toonactie voor alle mogelijk geïnteresseerde verenigingen uit de culturele, educatieve of jeugdwerksector. Ze is bereid tot actieve samenwerking met de erkende steunpunten binnen de culturele sector en het steunpunt jeugdbeleid en ze stelt de opgedane expertise ter beschikking aan de Vlaamse Gemeenschap. § 3. Verenigingen die gesubsidieerd wensen te worden voor de ondersteunings- en begeleidingsfunctie dienen een aanvraag daartoe in bij de administratie. Ze voegen daarbij een beleidsnota voor de volgende drie jaar. De uiterste indieningsdatum van de aanvraag en de beleidsnota is 1 augustus. De eerste driejarenperiode loopt van 1 januari 2003 tot 31 december 2005. § 4. De adviescommissie en de administratie adviseren de Vlaamse regering met het oog op de selectie van die vereniging en het toe te kennen subsidiebedrag. Binnen de perken van het door het Vlaams Parlement goedgekeurde krediet kan de Vlaamse regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling, of verminderen als de naleving van de budgettaire beperking dat noodzakelijk maakt. § 5. Een preadvies van de adviescommissie wordt toegestuurd aan de aanvragers voor 15 oktober. Die kunnen daarop reageren binnen 14 dagen om hun dossier te vervolledigen. Na onderzoek formuleert de adviescommissie een definitief advies. De administratie bezorgt dat definitieve advies aan de Vlaamse regering voor 1 december. In het advies wordt eventueel gemotiveerd waarom de adviescommissie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de aanvragers bijtreedt. § 6. De Vlaamse regering deelt de betrokken subsidieaanvragers haar beslissing mee uiterlijk zes weken na ontvangst van het advies van de adviescommissie. § 7. Voor 1 maart van het eerste jaar van de driejarige periode wordt door de Vlaamse regering een driejaarlijkse overeenkomst gesloten met de vereniging. In die overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en bijbehorende resultaatindicatoren bepaald, alsook het subsidiebedrag. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan die overeenkomst moet voldoen. § 8. De administratie en indien zij dit wenst ook de adviescommissie onderzoeken na elk werkjaar of de vereniging, die gesubsidieerd wordt, voldoet aan de subsidiëringsvoorwaarden en aan de in de overeenkomst gestelde voorwaarden. Dat onderzoek gebeurt op basis van de vaststellingen van de administratie en van een voortgangsrapport, dat ingediend wordt uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar en dat gecontroleerd wordt door de administratie, alsook op basis van de vaststellingen van de administratie tijdens de uitvoering van de driejaarlijkse overeenkomst die door de Vlaamse regering werd gesloten met de vereniging. Samen met het financieel verslag bezorgt de vereniging de administratie een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant. § 9. Gedurende de looptijd van elke overeenkomst zal de administratie ten minste eenmaal een bezoek ter plaatse brengen om de werking van de vereniging te evalueren. § 10. Als de administratie vaststelt dat aan de subsidiëringsvoorwaarden of aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse Gemeenschap, niet geheel werd voldaan, dan deelt zij haar bevindingen schriftelijk mee aan de vereniging in een verslag met aanbevelingen. Hierbij nodigt ze de vereniging uit om haar eventuele bezwaren kenbaar te maken. De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan de vereniging mee. Indien de vereniging niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan zij bezwaar indienen bij de Vlaamse regering. § 11. Bij negatieve vaststellingen moet de vereniging na ontvangst van het verslag van de administratie een rapport indienen bij de administratie waarin wordt aangetoond dat de uitvoering van haar beleid conform het goedgekeurde beleidsplan is en dat de vereniging tegemoetkomt aan de door de administratie vastgestelde tekortkomingen. § 12. Indien de administratie het in § 11 bedoelde rapport negatief evalueert, kan de Vlaamse regering de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen.

Art. 34.§ 1. Als de vereniging die gesubsidieerd wordt voor de ondersteuning en begeleiding van de aanvragers van de project- en productsubsidies aan alle voorwaarden voldoet, wordt per kwartaal een voorschot ten bedrage van 22,5 procent van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag uitbetaald. Het saldo wordt uitbetaald vóór 1 juli van het volgende jaar. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de toekenning van de subsidies. HOOFDSTUK VIII. - Experimenteel jeugdwerk

Art. 35.§ 1. De Vlaamse regering verleent subsidies aan jeugdverenigingen voor experimentele initiatieven. Initiatieven genomen door verenigingen die gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit hoofdstuk. § 2. De initiatieven moeten inspelen op nieuwe ontwikkelingen en behoeften die zowel binnen het jeugdwerk als meer algemeen bij de jeugd leven. Ze moeten methodisch of inhoudelijk vernieuwend werken. § 3. Experimenteel jeugdwerk dat inspeelt op de doelstellingen geformuleerd in het jeugdbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschap, krijgt voorrang. Daarnaast kan de Vlaamse regering jaarlijks aanvullende prioriteiten vastleggen, al dan niet op voorstel van de jeugdraad. § 4. Alle initiatieven hebben door hun omvang, opzet en inhoud tot doel op Vlaams niveau relevantie te verwerven. § 5. Geen enkel initiatief zal langer dan 36 opeenvolgende maanden gesubsidieerd worden als experimenteel jeugdwerk. Om langer dan een jaar op basis daarvan te worden gesubsidieerd moet er een duidelijke positieve lijn vastgesteld worden in de ontwikkeling van het initiatief.

Art. 36.De aanvraag voor subsidiëring moet jaarlijks, op een bij de administratie te verkrijgen aanvraagformulier, worden ingediend uiterlijk op 15 maart of 1 september.

Art. 37.§ 1. De adviescommissie stelt een preadvies op dat door de administratie aan de aanvragers wordt toegestuurd vóór 30 april of 15 oktober. Die kunnen daarop reageren binnen de 14 dagen om hun dossier te vervolledigen. Na onderzoek formuleert de adviescommissie een definitief advies. In dit advies wordt eventueel gemotiveerd waarom de adviescommissie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de aanvrager bijtreedt. De administratie bezorgt het definitieve advies van de adviescommissie samen met haar eigen advies aan de Vlaamse regering vóór 15 juni of 1 december. Indien de aangevraagde subsidie minder dan 12.300 euro bedraagt, formuleert de adviescommissie onmiddellijk een definitief advies vóór 30 april of 15 oktober. § 2. De Vlaamse regering deelt de betrokken verenigingen haar beslissing mee uiterlijk zes weken na ontvangst van het advies van de adviescommissie.

Art. 38.Uiterlijk twee maanden na afloop van de subsidiëringsperiode moet er een financieel en een werkingsverslag worden bezorgd aan de administratie, overeenkomstig de door de administratie geformuleerde voorwaarden.

Art. 39.De subsidie bedraagt maximaal 43.400 euro per jaar.

Art. 40.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de toekenning van de subsidies. HOOFDSTUK IX. - Landelijk georganiseerde jeugdverenigingen

Art. 41.Om als landelijk georganiseerde jeugdvereniging te worden erkend, moet de vereniging aan de volgende algemene voorwaarden voldoen : 1° een werking ontplooien met of ten gunste van de jeugd uit minstens vier Vlaamse provincies;2° opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;3° volgens haar statuten het jeugdwerk als doel hebben.

Art. 42.Om als landelijk georganiseerde jeugdvereniging te worden erkend, moet de vereniging tevens minstens zes keer een module realiseren.

Die modules zijn : 1° begeleiding van lokale jeugdverenigingen;2° activiteitenaanbod voor de jeugd;3° begeleiding of vorming van jeugdwerkers;4° productontwikkeling. De modules begeleiding van lokale jeugdverenigingen en productontwikkeling kunnen elk maximaal driemaal voor de erkenning in aanmerking worden genomen en moeten steeds gecombineerd worden met de module activiteitenaanbod voor de jeugd of de module begeleiding of vorming van jeugdwerkers. De modules begeleiding van lokale jeugdverenigingen en productontwikkeling zijn onderling niet combineerbaar.

Art. 43.§ 1. Een vereniging die de module begeleiding van lokale jeugdverenigingen realiseert : 1° begeleidt in ten minste vier provincies telkens ten minste twee actieve lokale jeugdverenigingen met een totaal van minstens 10;2° laat de lokale jeugdverenigingen vrij toetreden op voorwaarde dat ze jaarlijks een eigen bijdrage aan de landelijk georganiseerde jeugdvereniging betalen;3° ontwikkelt en werkt op basis van een vormings- en begeleidingsplan, dat deel uitmaakt van de beleidsnota, bedoeld in artikel 54 van dit decreet, voor de toegetreden lokale jeugdverenigingen.De vereniging kan aantonen dat de lokale jeugdverenigingen die voor erkenning worden ingebracht in de loop van de uitvoering van de beleidsnota effectief bereikt werden.

Om als lokale jeugdvereniging te worden beschouwd moet de vereniging opgenomen zijn in het gemeentelijk of provinciaal jeugdwerkbeleidsplan. Als ze niet is opgenomen in het jeugdwerkbeleidsplan, dan moet de landelijk georganiseerde jeugdorganisatie het bewijs van de lokale werking leveren. § 2. Wanneer die module meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal actieve lokale jeugdverenigingen in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd.

Art. 44.§ 1. Een vereniging die de module activiteitenaanbod voor de jeugd realiseert, presteert op jaarbasis minstens 1 250 deelnemersuren vormende, ontspannende of informatieve activiteiten voor de jeugd waaraan deelgenomen wordt op vrijwillige basis. De activiteiten duren ten minste twee en ten hoogste tien uur per dag. De vereniging realiseert minstens tien activiteiten, met minstens vier deelnemers per activiteit. Een meerdaags verblijf geldt als één activiteit. De activiteiten hebben pedagogische doelstellingen en verlopen via een interactief proces, onder deskundige begeleiding. Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als één activiteit. De deelnemers komen uit ten minste vier provincies.

Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit deze provincie samen ten minste 175 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan 60 deelnemersuren. § 2. Wanneer die module meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. Het minimumaantal activiteiten verhoogt niet.

Art. 45.§ 1. Een vereniging die de module begeleiding of vorming van jeugdwerkers realiseert, presteert op jaarbasis minstens 75 vormingsuren, gespreid over minstens 10 begeleidings- of vormingsinitiatieven op jaarbasis. Een meerdaags verblijf geldt als één initiatief. De activiteiten duren ten minste twee en ten hoogste tien uur per dag, met minstens vier deelnemers per activiteit. De begeleidingen en vormingen hebben een duidelijk vormend karakter voor de betrokken, eventueel toekomstige, jeugdwerkers. Ze zijn interactief opgebouwd en verlopen onder pedagogische begeleiding.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag, op dezelfde plaats geldt als één activiteit.

De deelnemers komen uit ten minste vier provincies. Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 75 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan 25 deelnemersuren. § 2. Wanneer die module meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal vormingsuren in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd.

Het minimumaantal initiatieven en activiteiten verhoogt niet.

Art. 46.§ 1. Een vereniging die de module productontwikkeling realiseert, stelt op jaarbasis minstens twee eigen producten ter beschikking, en maakt gedurende de uitvoering van de beleidsnota minstens een nieuw product.

Een product is een tastbare realisatie, die meer is dan louter een informatiedrager. Het is tot stand gekomen in samenwerking met de jeugd of het jeugdwerk, en heeft als doel via een interactief en pedagogisch begeleid proces, rond een specifiek thema, met de deelnemers aan onmiddellijke informatieoverdracht te doen of reflectie tot stand te brengen.

Het product wordt zelf of door bemiddeling van niet-commerciële jeugdverenigingen aan het brede publiek aangeboden. Op jaarbasis realiseert de vereniging minstens 160 productafnames, met een spreiding van minstens 20 in vier provincies. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan wat voor de spreiding 7 productafnames. Bij productafnames wordt een actief engagement verwacht van de afnemer van het product. § 2. Wanneer die module meerdere malen wordt gerealiseerd, dan wordt het aantal eigen producten dat ter beschikking wordt gesteld, en het aantal nieuwe producten dat de vereniging gedurende de uitvoering van de beleidsnota maakt, alsook het aantal productafnames in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd.

Art. 47.Naast de voorwaarden gesteld in artikelen 3, 41 en 42 moet elke landelijk georganiseerde jeugdvereniging vanaf het ogenblik dat ze erkend wordt, tevens voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde rekeningen en de balans van het voorbije jaar aan de administratie voorleggen, samen met een verslag van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of van een extern accountant;2° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde begroting aan de administratie voorleggen;3° driejaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde beleidsnota aan de administratie voorleggen;4° jaarlijks een door de algemene vergadering goedgekeurd voortgangsrapport bij de administratie indienen.

Art. 48.De Vlaamse regering bepaalt de nadere erkenningsvoorwaarden en de vorm van de documenten, bedoeld in artikel 47, de vermeldingen die ze moeten bevatten, en de wijze en het tijdstip waarop ze voorgelegd of ingediend worden.

Art. 49.§ 1. De aanvragen tot erkenning van de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen worden schriftelijk ingediend uiterlijk op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan de erkenning.

De Vlaamse regering bepaalt de regels voor het indienen van de aanvraag tot erkenning. § 2. De administratie onderzoekt de tijdigheid, de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag tot erkenning. Een aanvraag die onvolledig is, kan volledig gemaakt worden, binnen een termijn, te bepalen door de Vlaamse regering.

Een aanvraag is onontvankelijk als ze niet tijdig werd ingediend, niet tijdig werd vervolledigd of als na onderzoek door de administratie blijkt uit de aanvraag tot erkenning dat de vereniging niet voldoet aan de algemene erkenningsvoorwaarden.

De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen de administratie de vereniging de onontvankelijkheid van de aanvraag meldt.

Art. 50.§ 1. Als een aanvraag tot erkenning ontvankelijk wordt verklaard, wordt de vereniging begeleid en gecontroleerd door de administratie. De begeleiding door de administratie gebeurt door het verschaffen van informatie en documentatie aan de vereniging. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de landelijk georganiseerde jeugdvereniging die een ontvankelijk verklaarde aanvraag tot erkenning indiende, op de hoogte gebracht wordt van het voornemen van de Vlaamse regering om die landelijk georganiseerde jeugdvereniging al dan niet te erkennen. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen een landelijk georganiseerde jeugdvereniging een gemotiveerd bezwaar kan indienen tegen het formeel betekende voornemen van de Vlaamse regering om de door de vereniging aangevraagde erkenning te weigeren. Als dat bezwaarschrift laattijdig of ongemotiveerd wordt ingediend, dan is het bezwaar onontvankelijk. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen de vereniging op de hoogte wordt gebracht van de onontvankelijkheid van haar bezwaarschrift. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop de landelijk georganiseerde jeugdvereniging die een ontvankelijk bezwaar indiende tegen het voornemen van de Vlaamse regering om de door haar aangevraagde erkenning te weigeren, op de hoogte gebracht wordt van de beslissing van de Vlaamse regering met betrekking tot het ingediende bezwaar en de aangevraagde erkenning.

Die termijn wordt gerekend vanaf het ogenblik waarop de vereniging haar ontvankelijk bezwaar indiende.

Art. 51.De erkenning van een landelijk georganiseerde jeugdvereniging wordt voor onbepaalde duur toegekend door de Vlaamse regering.

Art. 52.§ 1. Als de administratie vaststelt dat een erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging niet meer voldoet aan een of meer erkenningsvoorwaarden of als een erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging niet langer meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, dan brengt ze die vereniging op de hoogte van de vastgestelde overtredingen. § 2. De betrokken erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging krijgt de mogelijkheid om haar standpunt over die overtredingen mee te delen. Pas nadat die mogelijkheid effectief geboden werd, zal de administratie een advies opstellen over de mogelijke bestraffing ervan.

Dat advies wordt op uitdrukkelijke en afdoende wijze gemotiveerd. § 3. De Vlaamse regering uit na kennisname van dit advies en in voorkomend geval, van het meegedeelde standpunt van de erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging, het voornemen om de erkenning van de vereniging te schorsen en haar een termijn toe te staan waarbinnen ze de vastgestelde overtredingen moet regulariseren, of de erkenning in te trekken. De Vlaamse regering houdt hierbij rekening met de aard van de vastgestelde overtreding en de mogelijkheid tot regularisatie van die overtreding. Het voornemen van de Vlaamse regering wordt aan de vereniging meegedeeld.

Als de Vlaamse regering het voornemen formuleert om de erkenning te schorsen, dan wordt de toegestane regularisatietermijn vermeld in de brief waarmee het voornemen van de Vlaamse regering om de erkenning te schorsen meegedeeld wordt aan de vereniging. Die regularisatietermijn wordt bepaald op basis van de vastgestelde overtreding en moet de vereniging redelijkerwijze toelaten om die overtreding te regulariseren. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen de erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging bezwaar kan indienen tegen het formeel aan haar betekende voornemen van de Vlaamse regering. Dat bezwaar moet schriftelijk en gemotiveerd zijn en moet ingediend worden bij de administratie. § 5. Als het ingediende bezwaarschrift niet gemotiveerd is of te laat werd ingediend, dan is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege omgezet in, naar gelang van het geval, een beslissing van de Vlaamse regering tot schorsing van de erkenning of een beslissing van de Vlaamse regering tot intrekking van de erkenning. De Vlaamse regering bepaalt op welke wijze de tijdigheid van de ingediende bezwaren onderzocht en bepaald wordt.

Als het ingediende bezwaar onontvankelijk is en het voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege werd omgezet in, naargelang van het geval, een beslissing van de Vlaamse regering tot schorsing van de erkenning of een beslissing van de Vlaamse regering tot intrekking van de erkenning, dan brengt de administratie de indiener van het bezwaar daarvan op de hoogte, met vermelding van de reden waarom zijn bezwaar onontvankelijk werd verklaard. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen dat moet gebeuren.

Als de betrokken landelijk georganiseerde jeugdvereniging geen bezwaar indient tegen het voornemen van de Vlaamse regering, dan wordt, naar gelang van het geval, dit voornemen van de Vlaamse regering van rechtswege omgezet in een beslissing van de Vlaamse regering tot schorsing van de erkenning of een beslissing van de Vlaamse regering tot intrekking van de erkenning. De administratie brengt de vereniging daarvan op de hoogte. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen dat moet gebeuren. § 6. De Vlaamse regering bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop de erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging, die een ontvankelijk bezwaar indiende tegen het voornemen van de Vlaamse regering om haar erkenning te schorsen of in te trekken, op de hoogte gebracht wordt van de beslissing van de Vlaamse regering met betrekking tot het ingediende bezwaar. Die termijn wordt gerekend vanaf het ogenblik waarop de vereniging haar ontvankelijk bezwaar indiende. § 7. Als de Vlaamse regering beslist om de erkenning van een landelijk georganiseerde jeugdvereniging te schorsen, dan wordt de vereniging daarvan op de hoogte gebracht. De erkenning van die vereniging wordt geschorst vanaf de datum waarop die brief naar haar werd verstuurd. In die brief wordt tevens de termijn meegedeeld waarbinnen ze de vastgestelde overtredingen moet regulariseren.

Als de administratie vaststelt dat de vereniging na afloop van de in de brief gestelde termijn niet opnieuw voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden of nog niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, dan mag de Vlaamse regering onmiddellijk een beslissing nemen tot intrekking van de erkenning.

In afwijking van de bepalingen in § 8, tweede lid, van dit artikel heeft die beslissing tot intrekking van de erkenning uitwerking met terugwerkende kracht vanaf de datum waarop de erkenning van de vereniging werd geschorst.

Als de administratie vaststelt dat de vereniging tijdig de vastgestelde inbreuken regulariseerde, dan wordt de schorsing opgeheven. De vereniging wordt op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering met betrekking tot de datum van opheffing van de schorsing. § 8. Als de Vlaamse regering beslist om de erkenning van een landelijk georganiseerde jeugdvereniging in te trekken, dan wordt de vereniging daarvan per gemotiveerde brief op de hoogte gebracht. De beslissing van de Vlaamse regering tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf 1 januari volgend op het jaar waarin de vereniging op de hoogte gebracht werd van die beslissing. § 9. In afwijking van de bepalingen in § 1 tot en met § 8 van dit artikel mag de Vlaamse regering een erkenning onmiddellijk intrekken als dit in het belang is van de Vlaamse Gemeenschap en door zwaarwegende feiten wordt verantwoord.

In een dergelijk geval wordt de betrokken erkende vereniging per brief op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering om haar erkenning onmiddellijk in te trekken. In die brief wordt gemotiveerd waarom de erkenning onmiddellijk werd ingetrokken. De intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf de datum waarop de brief naar de vereniging werd verstuurd.

Art. 53.§ 1. De jaarlijks door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten bepalen het maximale bedrag aan subsidies dat jaarlijks kan worden toegekend aan de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen. § 2. Aan de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen worden subsidies verleend voor het geheel van hun werking. Die subsidie bestaat uit een basissubsidie en een variabel deel.

De basissubsidie bedraagt 50.000 euro per jaar.

De hoogte van het jaarlijks toe te kennen variabele deel van het subsidiebedrag wordt om de drie jaar vastgesteld door de Vlaamse regering na advies van de adviescommissie en van de administratie op basis van de beleidsnota die de vereniging voor de volgende drie jaar moet opstellen en op basis van de beschikbare informatie over de werking van de vereniging in de voorbije drie jaar of in voorkomend geval sinds de inwerkingtreding van dit decreet of de erkenning van de vereniging. Het variabele deel van de subsidies bedraagt evenwel minimaal 80 procent van het variabele deel dat werd toegekend op basis van de vorige beleidsnota, tenzij de administratie of de adviescommissie bij de beoordeling van de voortgangsrapporten ernstige gebreken heeft vastgesteld bi|M* de uitvoering van deze beleidsnota.

De Vlaamse regering bepaalt de te volgen procedure en de wijze waarop bezwaar kan worden aangetekend door de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen. § 3. De subsidies worden toegekend voor de basis-, personeels- en werkingskosten van de verenigingen. § 4. Als de vereniging aan alle voorwaarden voldoet, wordt per kwartaal een voorschot ten bedrage van 22,5 procent van het voor dat jaar toe te kennen subsidiebedrag uitbetaald. Het saldo wordt uitbetaald voor 1 juli van het volgende jaar. § 5. Binnen de perken van het door het Vlaams Parlement goedgekeurde krediet kan de Vlaamse regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn op het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling, of verminderen als de naleving van de budgettaire beperking, vermeld in § 1, dat noodzakelijk maakt. § 6. Verenigingen die erkend worden in het eerste of tweede jaar van een planningsperiode, komen slechts in aanmerking voor de toekenning van het variabele deel vanaf het eerste jaar van een nieuwe planningsperiode. In het jaar of de jaren die volgen op hun erkenning en die voorafgaan aan het eerste jaar waarin ze in aanmerking komen voor de toekenning van het variabele deel, wordt het subsidiebedrag bepaald op 50.000 euro per jaar.

Art. 54.§ 1. De vereniging dient de beleidsnota in bij de administratie uiterlijk op 1 november van het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan de driejarige periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd. § 2. Een vereniging die een beleidsnota indiende, wordt voor 1 april op de hoogte gebracht van het preadvies dat wordt uitgebracht door de adviescommissie. Ze krijgt tot 30 april de mogelijkheid om haar standpunt terzake schriftelijk mee te delen. Pas nadat die mogelijkheid geboden werd, stelt de adviescommissie haar definitief en gemotiveerd advies op. In het advies, dat uiterlijk op 15 juni wordt bekendgemaakt wordt eventueel gemotiveerd waarom de adviescommissie niet of slechts gedeeltelijk het standpunt van de vereniging bijtreedt. § 3. De adviescommissie stelt haar advies op rekening houdende met de volgende criteria : 1° de samenhang en inhoudelijke consistentie van de ingediende beleidsnota zoals bepaald in artikel 58, § 1;2° de vaststelling van het democratisch proces dat de basis vormde voor het totstandkomen van de beleidsnota;3° de mate waarin de organisatie haar kerntaken wenst te realiseren;4° de mate waarin maximale participatie van alle jongeren, in het bijzonder kansengroepen, wordt nagestreefd door de vereniging;5° de mate waarin de vereniging een beleid ten aanzien van vrijwilligers voert en hiervoor een diversiteit aan acties en methodieken ontwikkelt;6° de mate waarin kwaliteitszorg wordt nagestreefd;7° de interne en externe communicatie van de vereniging en haar activiteiten;8° de aandacht voor de culturele diversiteit;9° de inspanning die een organisatie doet met betrekking tot samenwerkingsverbanden. § 4. De Vlaamse regering beslist uiterlijk 15 september van het jaar voor het begin van de driejarige periode over de hoogte van de subsidies. § 5. Als de Vlaamse regering niet tijdig een beslissing neemt, zoals bedoeld in § 3 van dit artikel, dan wordt aan de erkende verenigingen ten minste hetzelfde subsidiebedrag toegekend als in het jaar voor het begin van de driejarige periode.

Art. 55.Voor 1 april van het eerste jaar van de driejarige periode wordt door de Vlaamse regering een driejaarlijkse overeenkomst gesloten met de erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging. In die overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en bijbehorende resultaats- en inspanningsindicatoren bepaald, alsook het subsidiebedrag. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan die overeenkomst moet voldoen.

Art. 56.§ 1. De administratie en indien zij dit wenst ook de adviescommissie onderzoeken na elk werkjaar of de verenigingen, die gesubsidieerd worden, voldoen aan de in de overeenkomst gestelde voorwaarden. Dat onderzoek gebeurt op basis van de vaststellingen van de administratie en van een voortgangsrapport, dat wordt ingediend uiterlijk drie maanden na het einde van elk jaar en die wordt gecontroleerd door de administratie, alsook op basis van de vaststellingen van de administratie tijdens de uitvoering van de driejaarlijkse overeenkomst die door de Vlaamse regering werd gesloten met de vereniging. § 2. Als de administratie vaststelt dat aan de subsidiëringsvoorwaarden of aan de bepalingen in de overeenkomst, gesloten met de Vlaamse Gemeenschap, niet geheel werd voldaan, dan deelt zij haar bevindingen schriftelijk mee aan de vereniging in een verslag met aanbevelingen. Hierbij nodigt ze de vereniging uit om haar eventuele bezwaren kenbaar te maken. De administratie bepaalt na indiening van dit bezwaarschrift haar standpunt en deelt dit aan de vereniging mee. Indien de vereniging niet akkoord gaat met het standpunt van de administratie, kan zij bezwaar indienen bij de Vlaamse regering. § 3. Bij negatieve vaststellingen moet de vereniging na ontvangst van het verslag van de administratie een rapport indienen bij de administratie waarin wordt aangetoond dat de uitvoering van haar beleid conform het goedgekeurde beleidsplan is en dat de vereniging tegemoetkomt aan de door de administratie vastgestelde tekortkomingen. § 4. Indien de administratie het in § 3 bedoelde rapport negatief evalueert, kan de Vlaamse regering de subsidies van de lopende beleidsperiode stopzetten of verminderen.

Art. 57.§ 1. Aan de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen kunnen naast de subsidies, vermeld in artikel 50, subsidies worden toegekend voor de realisatie van een project. § 2. Projecten richten zich op de prioriteiten zoals bepaald in het Vlaams jeugdbeleidsplan en ondersteunen de samenwerking met belendende sectoren. § 3. De aanvragen tot subsidiëring worden schriftelijk ingediend uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project van start gaat. § 4. De administratie onderzoekt de tijdigheid en de volledigheid van de aanvraag tot subsidiëring. Als de aanvraag tot subsidiëring niet tijdig of onvolledig werd ingediend, dan is die onontvankelijk. De administratie brengt de betrokken organisatie op de hoogte van de onontvankelijkheid wegens laattijdigheid of onvolledigheid. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen dat moet gebeuren. § 5. De adviescommissie en de administratie brengen een gemotiveerd advies uit over de ontvankelijke subsidieaanvragen. § 6. De Vlaamse regering beslist over de toekenning en de hoogte van het subsidiebedrag uiterlijk op 1 februari van het jaar waarin het project van start gaat. De vereniging wordt voor 1 maart op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering. § 7. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden voor het indienen van die subsidieaanvragen, alsook voor de toekenning, de uitbetaling ervan en het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden. § 8. Van het jaarlijks door het Vlaams Parlement goedgekeurde krediet voor de subsidiëring van de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen wordt drie procent voorbehouden voor de subsidiëring van die projecten. § 9. Een project kan slechts voor een periode tot het begin van de uitvoering van de volgende beleidsnota met projectsubsidies worden gesubsidieerd. HOOFDSTUK X. - Overige bepalingen

Art. 58.§ 1. In de beleidsnota, bedoeld in artikel 10, 3°; 17, § 1; 24, 3°; 33, § 3 en 54, § 1 formuleert de vereniging in kwestie haar missie, haar strategische en operationele doelstellingen. Bij elke operationele doelstelling vermeldt ze de uitgangssituatie, de beoogde resultaten en resultaats- of inspanningsindicatoren, alsook de kostprijs voor de realisatie van de doelstelling en het bedrag waarvoor ze subsidies vraagt bij de Vlaamse overheid.

Tevens geeft de vereniging aan hoe ze de betrokkenheid van haar leden of van de deelnemers aan de door haar georganiseerde activiteiten zal verzekeren en geeft ze duidelijkheid over het door de vereniging te voeren personeels-, vrijwilligers-, kwaliteits-, organisatorisch en financieel beleid.

Ten slotte geeft de vereniging een beeld van de doelgroep, de omvang en de spreiding van haar volledige werking. § 2. De beleidsnota komt tot stand na een democratisch proces in de vereniging en een bevraging van de doelgroep. In de beleidsnota worden de inspanningen gedocumenteerd die in dit verband werden verricht, alsook de resultaten van dit proces. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de beleidsnota moet voldoen.

Art. 59.§ 1. De Vlaamse regering beslist over de samenstelling en de werking van de in dit decreet genoemde adviescommissie, nadat de jeugdraad werd uitgenodigd een advies uit te brengen in verband met het profiel van de leden van die commissie. § 2. De adviescommissie kan alle initiatieven nemen die ze nodig acht.

Ze kan onder meer de organisatie die de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend horen, deskundigen horen, aanvullende documenten en gegevens opvragen en een bezoek ter plaatse brengen of aan de administratie vragen een onderzoek ter plaatse uit te voeren. § 3. De leden van de adviescommissie, bedoeld in artikel 2, 8°, ontvangen 60 euro per dagdeel. Een dagdeel duurt ten minste 2 uur en ten hoogste 4 uur. § 4. Het lidmaatschap van een adviescommissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de jeugdraad, personeelslid van de jeugdraad, personeelslid van een organisatie zoals gesubsidieerd volgens dit decreet, lid van de raad van beheer van een organisatie zoals gesubsidieerd volgens dit decreet. Uitzondering wordt hierbij gemaakt voor leden van de raad van beheer van het steunpunt jeugdbeleid en van Jint voor zover zij geen personeelslid of lid van een raad van beheer zijn van een andere organisatie zoals gesubsidieerd volgens dit decreet. § 5. De adviescommissie wordt bijgestaan door de administratie. § 6. Men kan slechts tweemaal drie jaar lid zijn van de adviescommissie.

Art. 60.Aan de jeugdraad, aan het steunpunt jeugdbeleid en aan Jint kan door de Vlaamse Gemeenschap infrastructuur ter beschikking worden gesteld. Die terbeschikkingstelling is onderworpen aan een overeenkomst die de voorwaarden van de terbeschikkingstelling regelt.

De overeenkomst wordt na goedkeuring door de Vlaamse regering onmiddellijk ingediend bij het Vlaams Parlement. De terbeschikkingstelling is tot wederopzegging toe, zonder dat daaruit enige eis tot schadeloosstelling kan worden gesteld.

Art. 61.De jaarlijks toe te kennen kredieten voor de subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk, de jeugdraad, het steunpunt jeugdbeleid, Jint, het experimenteel jeugdwerk, de participatie- en communicatieprojecten, de internationale initiatieven en de artistieke projecten met of van de jeugd, worden op afzonderlijke basisallocaties ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 62.De reserve, aangelegd door een op basis van dit decreet gesubsidieerde vereniging, mag jaarlijks aangroeien met tien procent van het subsidiebedrag, tenzij de eigen inkomsten minder bedragen dan tien procent van het subsidiebedrag. In dat geval mag de reserve maximaal aangroeien met een bedrag, gelijk aan de eigen inkomsten. Het patrimonium, het sociaal passief en de provisie voor schommelingen in wisselkoersen worden niet beschouwd als reserve. Die provisies kunnen evenwel pas worden vrijgemaakt na toestemming van de Vlaamse regering.

De Vlaamse regering kan in uitzonderlijke omstandigheden een afwijking verlenen op die bepalingen.

Art. 63.De in dit decreet vermelde bedragen worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepalingen

Art. 64.§ 1. Het decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2000, wordt opgeheven op door de Vlaamse regering te bepalen data en uiterlijk op 1 januari 2003. § 2. De wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijs zend personeel ten behoeve van jeugdorganisaties wordt opgeheven op 1 september 2003. § 3. Het decreet van 24 maart 1982 houdende oprichting van een Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt opgeheven op door de Vlaamse regering te bepalen data en uiterlijk op 1 januari 2003. HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen

Art. 65.Met uitzondering van de op basis van artikel 13 van het decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk, erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen worden alle andere op basis van voornoemd decreet erkende verenigingen bij de inwerkingtreding van dit decreet erkend als landelijk georganiseerde jeugdverenigingen op basis van dit decreet.

Art. 66.§ 1. Alle verenigingen die in 2001 op basis van het decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk gesubsidieerd zijn, ontvangen in 2002 en 2003 een subsidie, gelijk aan minimaal 102 procent van die van 2001, op voorwaarde dat hun werking op hetzelfde peil behouden blijft.

Als dat niet het geval is, dan wordt de subsidie in evenredige mate verminderd. § 2. Alle verenigingen die in 2001 en 2002 voor het eerst op basis van het decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk erkend zijn, ontvangen in 2002 en 2003 een subsidie van ten minste 50.000 en ten hoogste 100.000 euro. § 3. In afwijking van artikel 54 moet de beleidsnota 2004-2006 uiterlijk worden ingediend op 31 december 2002. De Vlaamse regering bepaalt de verdere procedure.

Art. 67.In afwijking van artikel 49 beslist de Vlaamse regering over de datum van indiening van een aanvraag voor erkenning in 2002, alsook over de verdere procedure van behandeling.

Art. 68.Dit decreet treedt in werking op nadere door de regering te bepalen data en uiterlijk op 1 januari 2003.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 29 maart 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Stukken. - Ontwerp van decreet, 973 - Nr. 1. - Advies van het Kinderrechtencommissariaat, 973 - Nr. 2. - Amendementen, 973 - Nrs. 3 en 4. - In eerste lezing aangenomen artikelen, 973 - Nr. 5. - Amendementen, 973 Nr. 6. - Verslag over hoorzitting, 973 - Nr. 7. - Verslag, 973 - Nr. 8. - Amendementen, 973 - Nr. 9. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 973 - Nr. 10.

Handelingen . - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 20 maart 2002.

^