Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 maart 2017
gepubliceerd op 21 april 2017

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen

bron
vlaamse overheid
numac
2017011547
pub.
21/04/2017
prom.
17/03/2017
ELI
eli/besluit/2017/03/17/2017011547/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 19 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Toerisme Vlaanderen", artikel 5, § 2;

Gelet op het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, artikel 4, 1°, en artikel 10, eerste lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 december 2016;

Gelet op advies 60.778/1 van de Raad van State, gegeven op 2 februari 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, artikel 2;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet van 5 februari 2016 : het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies;2° kamergerelateerd logies : een toeristisch logies als vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016;3° terreingerelateerd logies : een toeristisch logies als vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016;4° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme;5° burgemeester : de burgemeester van de gemeente waar het toeristische logies ligt. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen

Art. 2.Het toeristische logies moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen conform de tabel, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 3.De mate van inachtneming van de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in artikel 2, wordt vastgelegd met een brandveiligheidsattest A, Abis, B of C. Als het toeristische logies voldoet aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in artikel 2, wordt een brandveiligheidsattest A afgeleverd.

De exploitatie van een toeristisch logies is alleen mogelijk op basis van een attest A, in voorkomend geval aangevuld met een attest Abis als vermeld in artikel 7, of een attest B als vermeld in artikel 8.

Een attest C wordt afgeleverd als het toeristische logies niet of niet meer voldoet aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in artikel 2. Bij de aflevering van een attest C vervalt een eventueel eerder afgeleverd attest A, Abis of B van rechtswege. Een attest C vervalt alleen bij de aflevering van een nieuw attest A of B voor hetzelfde toeristische logies.

Toerisme Vlaanderen bepaalt de modellen van de verschillende brandveiligheidsattesten. Ieder attest vermeldt de naam en de ligging van het toeristische logies, de bijlagen van specifieke brandveiligheidsnormen die zijn gecontroleerd en de datum van aflevering van het attest. Daarnaast bevatten attest A en B : 1° voor een kamergerelateerd logies : het aantal verhuureenheden en het maximale aantal slaapplaatsen die mogen voorkomen in het toeristische logies.Ook een divanbed, een stapelbed, een onroerend opklapbed, een bedkast of een vergelijkbare voorziening worden, als ze als dusdanig aan de toeristische markt worden aangeboden, als een slaapplaats beschouwd; 2° voor een terreingerelateerd logies : het maximale aantal plaatsen als vermeld in artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016, die mogen voorkomen op het terrein. Als de Technische Commissie Brandveiligheid voor het toeristische logies afwijkingen van de specifieke brandveiligheidsnormen heeft toegestaan als vermeld in artikel 15, vermeldt het brandveiligheidsattest A, Abis en B die afwijkingen en de beslissing van de commissie waarbij die afwijkingen zijn toegestaan.

Art. 4.§ 1. De inachtneming van de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, wordt ter plaatse gecontroleerd door een instelling of instantie die de minister aanwijst.

De minister sluit voor de controle van de inachtneming van de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, met een of meer instellingen of instanties een concessie, waarin minstens de taakstelling van de instellingen of de instanties, de controletermijn voor en de aflevertermijn van een attest, de tarieven voor een controle en de uitdrukkelijk ontbindende voorwaarden van de overeenkomst worden gespecificeerd. De looptijd van de concessie bedraagt ten hoogste vijf jaar en is hernieuwbaar. § 2. De inachtneming van de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 3 en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd, wordt ter plaatse gecontroleerd door de bevoegde brandweerdienst.

Art. 5.Het brandveiligheidsattest wordt afgeleverd door : 1° de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, als een toeristisch logies moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd;2° de burgemeester, als een toeristisch logies moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 3 en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd. De burgemeester kan, na advies van de bevoegde brandweerdienst, ook voor een toeristisch logies dat moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, en daar niet of niet meer aan voldoet, een brandveiligheidsattest C afleveren, waardoor in voorkomend geval een eerder afgeleverd attest A voor dat toeristische logies vervalt.

Art. 6.§ 1. Het brandveiligheidsattest A heeft een geldigheidsduur van acht jaar. De termijn gaat in vanaf de datum van de aflevering, vermeld op het attest.

Na het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, of bij aflevering van een nieuw attest A, B of C voor hetzelfde toeristische logies vervalt het attest A van rechtswege. Minstens zes maanden voor het brandveiligheidsattest A vervalt, wordt de exploitant van het erkende toeristische logies en, in voorkomend geval, de persoon die hij daarvoor aangesteld heeft, daarvan door Toerisme Vlaanderen op de hoogte gebracht. Als een nieuwe aanvraag minstens twee maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur conform artikel 9 wordt ingediend, wordt de geldigheidsduur van het bestaande brandveiligheidsattest verlengd tot aan het einde van de behandeling van de hernieuwingsaanvraag, inclusief een mogelijke beroeps- of afwijkingsprocedure. § 2. In afwijking van paragraaf 1 vervalt het bestaande brandveiligheidsattest A van rechtswege als de volgende werkzaamheden plaatsvinden : 1° de uitbreiding van het aantal verhuureenheden in een kamergerelateerd logies;2° de uitbreiding van het aantal plaatsen op een terreingerelateerd logies;3° het bouwkundig wijzigen van de indeling van de bestaande verhuureenheden in een kamergerelateerd logies;4° de uitbreiding van het aantal slaapplaatsen, in het geval van een kamergerelateerd logies dat moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 3 en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd;5° de wijziging van de vereiste evacuatiemogelijkheden, evacuatiewegen of van het traject van die wegen in een toeristisch logies;6° de installatie van, de vernieuwing van, wijzigingen aan of de uitbreiding van een elektriciteitsnet in of op het toeristische logies op voorwaarde dat dit volgens de vigerende regelgeving ter zake een keuring of herkeuring van de installatie vereist;7° de installatie van, de vernieuwing van, wijzigingen aan of de uitbreiding van een gasleidingnet in of op het toeristische logies;8° werkzaamheden of wijzigingen in of op het toeristische logies die de brandveiligheid van het toeristische logies nadelig beïnvloeden. Als binnen een periode van dertig kalenderdagen na de beëindiging van de werkzaamheden of de wijzigingen, vermeld in het eerste lid, een nieuwe aanvraag conform artikel 9 wordt ingediend, blijft het bestaande brandveiligheidsattest A gedurende de werkzaamheden of wijzigingen geldig tot aan het einde van de behandeling van de hernieuwingaanvraag, inclusief een mogelijke beroeps -en afwijkingsprocedure. Als de werkzaamheden onderbroken worden, moet de aanvraag, om voor de verlenging in aanmerking te komen, op dezelfde wijze ingediend worden binnen dertig kalenderdagen na de onderbreking. HOOFDSTUK 3. - Vereenvoudigd brandveiligheidsattest Abis

Art. 7.In het geval van artikel 6, § 2, kan de burgemeester of de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, een vereenvoudigd brandveiligheidsattest Abis afleveren waaruit blijkt dat de werkzaamheden of wijzigingen conform de desbetreffende brandveiligheidsnormen zijn uitgevoerd. In dat geval blijft het initiële brandveiligheidsattest A geldig voor de ongewijzigde toestand van het toeristische logies gedurende de overblijvende geldigheidsduur.

De geldigheidsduur van het brandveiligheidsattest Abis wordt beperkt tot de overblijvende geldigheidsduur van het initiële brandveiligheidsattest A. Na het verstrijken van die termijn of bij aflevering van een nieuw attest A, B of C voor hetzelfde toeristische logies vervalt het attest Abis van rechtswege. Op het moment van de controle van de uitgevoerde werkzaamheden kan de bevoegde brandweerdienst of de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, ook de conformiteit van het hele toeristische logies met de desbetreffende specifieke brandveiligheidsnormen nagaan. In dat geval wordt de mate van inachtneming van de brandveiligheidsnormen vastgelegd in een brandveiligheidsattest A, B of C. Naast de gegevens, vermeld in artikel 3, vijfde lid, bevat het model van het brandveiligheidsattest Abis een overzicht van de uitgevoerde werken of wijzigingen die aanleiding geven tot het attest Abis en de gegevens van het initiële brandveiligheidsattest A. Er kan geen brandveiligheidsattest Abis worden afgeleverd als het toeristische logies beschikt over een brandveiligheidsattest B als vermeld in artikel 8.

Artikel 6, § 2, is ook van toepassing op een brandveiligheidsattest Abis. HOOFDSTUK 4. - Tijdelijk brandveiligheidsattest B

Art. 8.§ 1. Als het toeristische logies dat moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 3 en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd, niet volledig aan de specifieke brandveiligheidsnormen voldoet, maar de veiligheid van de logerende toeristen, het personeel en de bezoekers niet ernstig in het gedrang komt, kan de burgemeester op voorwaarde van de opmaak van een stappenplan een tijdelijk brandveiligheidsattest B afleveren. Een brandveiligheidsattest B heeft altijd betrekking op het volledige toeristische logies.

Voor een toeristisch logies dat moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, kan de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, geen brandveiligheidsattest B afleveren.

De geldigheidsduur bij aanvang van een brandveiligheidsattest B bedraagt één jaar. Die termijn gaat in vanaf de datum van de aflevering, vermeld op het attest.

Het stappenplan, vermeld in het eerste lid, wordt opgesteld door de exploitant van het toeristische logies en vermeldt een duidelijke omschrijving van de mate waarin de vastgestelde tekorten verholpen zijn of zullen worden, de termijn waarin dat in het laatste geval zal gebeuren en de middelen die daarvoor zullen worden aangewend. In voorkomend geval vermeldt de exploitant in het stappenplan ook voor welke vastgestelde tekorten hij een afwijkingsaanvraag zal indienen bij de Technische Commissie Brandveiligheid van het toeristische logies.

De exploitant van het toeristische logies beschikt over een termijn van maximaal zeven maanden na de ontvangst van het verslag van de bevoegde brandweerdienst om een uitgewerkt stappenplan tot remediëring van de vastgestelde tekorten aan de burgemeester te bezorgen. § 2. Na de uitvoering van het stappenplan of uiterlijk vóór het aflopen van de geldigheidsduur van het brandveiligheidsattest B vraagt de exploitant van het toeristische logies minstens twee maanden voor het attest vervalt een nieuw brandveiligheidsattest aan bij de burgemeester.

Als uit de controle ter plaatse blijkt dat het toeristische logies ondertussen voldoet aan de specifieke brandveiligheidsnormen, levert de burgemeester een brandveiligheidsattest A af met een geldigheidsduur van acht jaar.

Als uit de controle ter plaatse blijkt dat het toeristische logies geheel of gedeeltelijk nog dezelfde afwijkingen van de specifieke brandveiligheidsnormen vertoont, maar er op basis van het initieel bezorgde of een nieuw stappenplan voldoende garanties zijn dat het toeristische logies op termijn zal voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, kan de burgemeester het eerder afgeleverde brandveiligheidsattest B verlengen door een nieuw brandveiligheidsattest B met een zelf te bepalen geldigheidstermijn af te leveren. De geldigheidsduur van een brandveiligheidsattest B kan verschillende keren verlengd worden op voorwaarde dat de totale termijn van acht jaar niet overschreden wordt.

Als het ingediende stappenplan onvoldoende garanties bevat om op termijn aan de specifieke brandveiligheidsnormen te voldoen, of als de exploitant van het toeristische logies binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, geen stappenplan heeft bezorgd aan de burgemeester, kan het bij aanvang afgeleverde attest B niet worden verlengd.

Als er niet of niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel, kan de burgemeester op elk ogenblik voor het toeristische logies een brandveiligheidsattest C afleveren. § 3. Het brandveiligheidsattest B vervalt van rechtswege na verloop van de geldigheidsduur of bij de uitreiking van een nieuw attest voor hetzelfde toeristische logies.

Artikel 6, § 2, is ook van toepassing op een brandveiligheidsattest B. HOOFDSTUK 5. - Procedure voor de aanvraag van een brandveiligheidsattest

Art. 9.De exploitant van het toeristische logies of, in voorkomend geval, de persoon die hij daarvoor aangesteld heeft, vraagt een brandveiligheidsattest aan met een aangetekende brief of elektronisch bij : 1° de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, als een toeristisch logies moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd;2° de burgemeester, als een toeristisch logies dat moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 3 en 4, die bij dit besluit zijn gevoegd. Toerisme Vlaanderen stelt het model ter beschikking waarmee de aanvraag kan worden ingediend.

Art. 10.§ 1. Binnen een periode van twee maanden na de datum van de ontvangst van de aanvraag, vermeld in artikel 9, brengt, in voorkomend geval, de burgemeester of de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, de indiener met een aangetekende brief of elektronisch op de hoogte van de beslissing over de aanvraag. De burgemeester reikt een attest A, Abis, B of C uit. De instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, reikt een attest A, Abis of C uit.

De burgemeester en de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, bezorgen een kopie van die beslissing aan Toerisme Vlaanderen.

De instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, bezorgt ook een kopie van haar beslissing aan de burgemeester. § 2. De kennisgeving door de Technische Commissie Brandveiligheid aan de burgemeester of de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, van een afwijkingsaanvraag als vermeld in artikel 15, schort de termijn, vermeld in paragraaf 1, op tot aan de ontvangst van de beslissing die de Technische Commissie Brandveiligheid heeft genomen conform artikel 18. HOOFDSTUK 6. - Beroepen

Art. 11.De exploitant van het toeristische logies of, in voorkomend geval, de persoon die hij daarvoor aangesteld heeft, kan een met redenen omkleed beroep indienen bij de Technische Commissie Brandveiligheid van het toeristische logies in de volgende gevallen : 1° tegen een brandveiligheidsattest B of C;2° bij ontstentenis van kennisgeving binnen de periode, vermeld in artikel 10, § 1.

Art. 12.Het beroep wordt op straffe van verval ingediend binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van de bestreden beslissing of, in het geval, vermeld in artikel 11, eerste lid, 2°, dertig kalenderdagen na de datum waarop de aanvrager op de hoogte gesteld moest worden van de beslissing.

Het beroep wordt ingediend met een aangetekende brief of elektronisch.

In voorkomend geval voegt de indiener een kopie van de volgende documenten bij het beroep : 1° het brandveiligheidsattest B of C;2° het verslag van de bevoegde brandweerdienst of van de aangewezen instelling of instantie;3° de aanvraag van het brandveiligheidsattest.

Art. 13.Binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van het beroep krijgt de indiener van de Technische Commissie Brandveiligheid een ontvangstmelding. Die ontvangstmelding vermeldt de ontvangstdatum van het beroep, de termijn, vermeld in artikel 14, eerste lid, en de vermelding dat bij gebrek aan beslissing binnen die termijn het beroep wordt geacht te zijn ingewilligd.

Binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, bezorgt de Technische Commissie Brandveiligheid een kopie van die ontvangstmelding aan : 1° de burgemeester;2° Toerisme Vlaanderen;3° de instellingen of de instanties, vermeld in artikel 4, § 1, als het toeristische logies moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 14.De Technische Commissie Brandveiligheid doet binnen zestig kalenderdagen na de datum van de ontvangstmelding, vermeld in artikel 13, uitspraak over het beroep, behalve als de Technische Commissie Brandveiligheid binnen dezelfde termijn haar beslissing meedeelt tot een uitzonderlijke verlenging van de termijn. Die verlenging mag niet meer bedragen dan dertig kalenderdagen en kan niet worden verlengd.

Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.

De beslissing over het beroep wordt door de Technische Commissie Brandveiligheid binnen veertien kalenderdagen na de datum van de beslissing met een aangetekende brief of elektronisch meegedeeld aan de exploitant van het toeristische logies en, in voorkomend geval, de persoon die hij daarvoor aangesteld heeft. Een kopie van de beslissing wordt bezorgd aan : 1° de burgemeester;2° Toerisme Vlaanderen;3° de instellingen of de instanties, vermeld in artikel 4, § 1, als het toeristische logies moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 7. - Afwijkingen van de specifieke brandveiligheidsnormen

Art. 15.Als een toeristisch logies niet kan voldoen aan een of meer specifieke brandveiligheidsnormen, kan de Technische Commissie Brandveiligheid afwijkingen toestaan. Alternatieve oplossingen en maatregelen moeten een veiligheidsniveau bieden dat gelijk is aan het niveau, vereist in de normen waarvoor een afwijking wordt gevraagd.

Art. 16.De exploitant van het toeristische logies of, in voorkomend geval, de persoon die hij daarvoor aangesteld heeft, dient de afwijkingsaanvraag in bij de Technische Commissie Brandveiligheid met een aangetekende brief of elektronisch.

De afwijkingsaanvraag is gemotiveerd en geeft nauwkeurig aan op welke specifieke brandveiligheidsnormen de afwijkingsaanvraag slaat.

Op straffe van onontvankelijkheid voegt de indiener een kopie van het verslag van de bevoegde brandweerdienst of van de instelling of de instantie, vermeld in artikel 4, § 1, bij de afwijkingsaanvraag.

Art. 17.Het beroep, vermeld in artikel 11, kan ook een afwijkingsaanvraag inhouden, op voorwaarde dat die uitdrukkelijk wordt vermeld. In dat geval worden het afwijkings- en beroepsdossier samengevoegd en samen behandeld door de Technische Commissie Brandveiligheid.

Art. 18.De afwijkingsaanvraag verloopt op dezelfde wijze en wordt afgehandeld volgens de procedure, vermeld in artikel 12 tot en met 14.

Art. 19.Een toegestane afwijking blijft geldig, ook als het brandveiligheidsattest vervalt of een nieuw attest A, Abis, B of C wordt afgeleverd, zolang de toestand waarvoor de afwijking is verkregen, ongewijzigd blijft en er geen andersluidende bepaling is of wordt opgenomen in de betreffende of volgende afwijkings- of beroepsbeslissing.

Een toegestane afwijking van de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd, blijft ook geldig als het toeristische logies moet voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 8. - Technische Commissie Brandveiligheid van het toeristische logies

Art. 20.§ 1. De Technische Commissie Brandveiligheid wordt als volgt samengesteld : 1° een voorzitter, die een personeelslid is van een Vlaamse overheidsdienst.Als de voorzitter verhinderd is, kan hij een plaatsvervanger aanwijzen die aan dezelfde voorwaarden voldoet; 2° vijf brandveiligheidsdeskundigen die actief deel uitmaken van een openbare brandweerdienst;3° drie deskundigen van de toeristische logiessector, twee van de kamergerelateerde logies en één van de terreingerelateerde logies. Voor iedere deskundige benoemt de minister een plaatsvervanger die aan dezelfde voorwaarden voldoet; 4° één persoon uit de academische wereld met een bijzondere kwalificatie voor brandveiligheid of uit een sectorfederatie voor de technologische industrie. De minister benoemt de leden van de Technische Commissie Brandveiligheid. De mandaten van de leden van de Technische Commissie Brandveiligheid hebben een duur van vier jaar vanaf hun benoemingsbesluit.

Bij hun infunctietreding verbinden de leden zich er schriftelijk toe om bij de uitoefening van hun mandaat altijd onafhankelijk en onpartijdig op te treden, overeenkomstig het onderstaande model : "Ik verklaar dat ik bij de uitoefening van mijn mandaat in de Technische Commissie Brandveiligheid onafhankelijk en onpartijdig zal optreden. (handtekening) (voornaam en achternaam)".

De minister kan : 1° op verzoek van het lid een einde maken aan zijn mandaat;2° op verzoek van de Technische Commissie Brandveiligheid ambtshalve een einde stellen aan een mandaat van een lid als de mandaathouder : a) drie keer na elkaar de vergadering van de Technische Commissie Brandveiligheid niet bijwoont;b) activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben. Als een mandaat van een lid openvalt voor het verstreken is, voorziet de minister in de vervanging van de mandaathouder binnen een periode van drie maanden. De vervanger wordt benoemd voor de overblijvende duur van het mandaat. Zolang de vervanging niet heeft plaatsgevonden, vergadert de Technische Commissie Brandveiligheid, in afwachting van de nieuwe benoeming, op geldige wijze. § 2. Het secretariaat van de Technische Commissie Brandveiligheid wordt waargenomen door Toerisme Vlaanderen. § 3. De Technische Commissie Brandveiligheid vergadert alleen op geldige wijze als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan : 1° naast de voorzitter of zijn plaatsvervanger zijn minstens vier andere benoemde leden aanwezig;2° minstens twee van de vijf benoemde brandveiligheidsdeskundigen die actief deel uitmaken van een openbare brandweerdienst, zijn aanwezig. Eenieder die partij is in een zaak die wordt voorgelegd aan de Technische Commissie Brandveiligheid, heeft recht van wraking in de gevallen, vermeld in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.

De beslissingen van de Technische Commissie Brandveiligheid worden bij meerderheid van stemmen genomen. Alleen de leden die aanwezig zijn op de zitting, hebben stemrecht. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

De leden van de Technische Commissie Brandveiligheid zijn ertoe gemachtigd in onderling overleg buitenstaanders als deskundigen uit te nodigen op de vergaderingen van de commissie. Die buitenstaanders hebben geen stemrecht.

Een vertegenwoordiger van Toerisme Vlaanderen woont als waarnemer de vergaderingen van de Technische Commissie Brandveiligheid bij. § 4. De brandveiligheidsdeskundigen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, kunnen aanspraak maken op de volgende vergoedingen : 1° een presentiegeld van 75 euro per bijgewoonde vergadering van de Technische Commissie Brandveiligheid;2° een reisvergoeding voor de gemaakte reiskosten om een vergadering van de Technische Commissie Brandveiligheid bij te wonen, overeenkomstig de kilometervergoeding voor dienstreizen die toegekend wordt aan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid. De vergoeding wordt berekend op basis van de afstand tussen de woonplaats en de plaats van de zitting; 3° een reisvergoeding voor de gemaakte reiskosten om een plaatsbezoek uit te voeren, overeenkomstig de kilometervergoeding voor dienstreizen die toegekend wordt aan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid;4° een vergoeding van 150 euro voor de plaatsbezoeken die zijn uitgevoerd, per afwijkings- en beroepsdossier. De deskundigen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, kunnen aanspraak maken op een reisvergoeding voor de gemaakte reiskosten om een plaatsbezoek uit te voeren, overeenkomstig de kilometervergoeding voor dienstreizen die toegekend wordt aan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

De deskundige, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°, kan aanspraak maken op de volgende vergoedingen : 1° een presentiegeld van 75 euro per bijgewoonde vergadering van de Technische Commissie Brandveiligheid;2° een reisvergoeding voor de gemaakte reiskosten om een vergadering van de Technische Commissie Brandveiligheid bij te wonen, overeenkomstig de kilometervergoeding voor dienstreizen die toegekend wordt aan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid. De vergoeding wordt berekend op basis van de afstand tussen de woonplaats en de plaats van de zitting. § 5. Binnen zes maanden na haar installatie legt de Technische Commissie Brandveiligheid een ontwerp van huishoudelijk reglement ter goedkeuring voor aan de minister. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 21.Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 december 2011, 5 oktober 2012 en 23 mei 2014, wordt opgeheven.

Art. 22.Toeristische logiezen die op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 5 februari 2016 aangemeld zijn op grond van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies, moeten binnen een jaar na de inwerkingtreding van het decreet van 5 februari 2016 beschikken over een geldig brandveiligheidsattest op grond van dit besluit, het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen of het besluit van de Vlaamse Regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen.

Art. 23.Geldige brandveiligheidsattesten, toegekend op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen, blijven geldig voor de periode waarvoor ze zijn afgeleverd, zowel voor het terreingerelateerde logies als voor de kamergerelateerde logiezen die op het terrein voorkomen, op voorwaarde dat er in of op het toeristische logies geen werkzaamheden plaatsvinden als vermeld in artikel 6, § 2, van dit besluit, en er geen brandveiligheidsattest C is afgeleverd voor het toeristische logies.

Geldige brandveiligheidsattesten, toegekend op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig voor de periode waarvoor ze zijn afgeleverd, op voorwaarde dat er in of op het toeristische logies geen werkzaamheden plaatsvinden als vermeld in artikel 6, § 2, van dit besluit, en er geen brandveiligheidsattest C is afgeleverd voor het toeristische logies.

Geldige brandveiligheidsattesten, toegekend vóór de inwerkingtreding van dit besluit op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van "Toerisme voor Allen", blijven geldig voor de periode waarvoor ze zijn afgeleverd, op voorwaarde dat er in of op het toeristische logies geen werkzaamheden plaatsvinden als vermeld in artikel 6, § 2, van dit besluit, en er geen brandveiligheidsattest C is afgeleverd voor het toeristische logies.

Art. 24.Geldige controleverslagen van de aangewezen instelling of instantie waaruit blijkt dat het toeristische logies voldoet aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen is gevoegd, worden voor de toepassing van dit besluit voor die logies die moeten voldoen aan de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, beschouwd als een brandveiligheidsattest A met een geldigheidsduur van zeven jaar te rekenen vanaf de datum van het plaatsbezoek op het controleverslag.

Art. 25.Afwijkingen, toegestaan door de minister krachtens de volgende besluiten, blijven geldig zolang de toestand waarvoor de afwijking is verkregen, ongewijzigd is en blijft, en zolang er geen andersluidende bepaling is opgenomen in de beslissing van de Technische Commissie Brandveiligheid voor het toeristische logies over het ingediende beroep of de afwijkingsaanvraag : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan de logiesverstrekkende bedrijven moeten voldoen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 maart 1995 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven moeten voldoen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen;3° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van "Toerisme voor Allen";4° het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 26.De concessie, gesloten met toepassing van artikel 4, § 2, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2009 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft geldig voor de resterende periode waarvoor ze is gesloten.

Art. 27.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2017.

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 maart 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS

Bijlage 1. Overzicht van de specifieke brandveiligheidsnormen die van toepassing zijn op een toeristisch logies

een kamergerelateerd logies met minder dan 6 verhuureenheden én met minder dan 13 slaapplaatsen

de specifieke brandveiligheidsnormen, opgenomen in bijlage 2

een kamergerelateerd logies met meer dan 5 verhuureenheden of met meer dan 12 slaapplaatsen

de specifieke brandveiligheidsnormen, opgenomen in bijlage 3

een terreingerelateerd logies

de specifieke brandveiligheidsnormen, opgenomen in bijlage 4


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen.

Brussel, 17 maart 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS

Bijlage 2. Specifieke brandveiligheidsnormen voor toeristische logiezen als vermeld in de tabel, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd HOOFDSTUK 1. Algemeen De specifieke brandveiligheidsnormen in deze bijlage hebben tot doel : 1° het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen;2° de veiligheid van de aanwezigen te waarborgen;3° het ingrijpen van de brandweer preventief te vergemakkelijken. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de gedeelten van het gebouw die niet functioneel gerelateerd zijn aan de exploitatie van het toeristische logies. HOOFDSTUK 2. Evacuatie 2.1 Iedere verhuureenheid heeft minstens twee evacuatiemogelijkheden in geval van brand.

De eerste evacuatiemogelijkheid is de normale uitgang.

Aanvaardbare oplossingen per verhuureenheid voor de tweede evacuatiemogelijkheid zijn : 1° een tweede binnentrap;2° een buitentrap;3° een al of niet uitklapbare buitenladder voor inrichtingen met maximaal drie bovengrondse bouwlagen;4° een raam dat open kan, als de verhuureenheid zich op het evacuatieniveau of de eerstbovenliggende verdieping bevindt.Het raam moet een vlotte evacuatie toelaten; 5° een raam dat open kan of een terras, die bereikbaar zijn voor de draagbare brandweerladders, als de raamdorpel of de terrasvloer zich lager bevindt dan zeven meter boven de begane grond.Het raam laat een vlotte evacuatie toe; 6° een raam dat open kan of een terras, die bereikbaar zijn voor de hoogtewerker van de brandweer.Het raam laat een vlotte evacuatie toe. 2.2 De evacuatiewegen zijn veilig aangelegd, duidelijk gesignaleerd en worden vrij en bruikbaar gehouden zonder versperringen. De evacuatiewegen zijn zo aangelegd en verdeeld dat ze altijd onafhankelijk van elkaar blijven. Een evacuatieweg blijft bruikbaar als een andere evacuatieweg onbruikbaar wordt. Buiten komen ze uit op een straat of op een vrije ruimte die voldoende groot is om zich van het gebouw te kunnen verwijderen en het snel en veilig te kunnen ontruimen. HOOFDSTUK 3. Inplanting 3.1 Ieder toeristisch logies wordt van nevenliggende gebouwen of andere toeristische logiezen afgescheiden door horizontale en verticale wanden die in metselwerk of beton zijn gebouwd of die een brandwerendheid hebben van minstens EI 60. Eventuele verbindingen of doorgangen in die wanden zijn voorzien van zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren met een brandwerendheid EI130.

Aan deze voorwaarden moet niet voldaan worden als het toeristische logies minstens vier meter verwijderd is van het nevenliggende gebouw of toeristische logies en er zich in die vrije ruimte geen brandbare elementen bevinden. 3.2 Het toeristische logies wordt van andere gedeelten van of in het gebouw die niet functioneel gerelateerd zijn aan de exploitatie van het toeristische logies, afgescheiden door : 1° horizontale en verticale wanden met een brandwerendheid EI 60 of die vervaardigd zijn uit metselwerk of beton;2° zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren met brandwerendheid EI130. Indien de toegangsdeur van het toeristische logies ook de toegangsdeur van de verhuureenheid is, moet deze niet zelfsluitend of bij brand zelfsluitend zijn. 3.3 In hetzelfde gebouw kunnen zich verschillende toeristische logiezen bevinden.

Als zich in hetzelfde gebouw verschillende toeristische logiezen met meer dan één verhuureenheid bevinden, zijn die toeristische logiezen (met meer dan één verhuureenheid) brandwerend ten opzichte van elkaar gescheiden en beschikken ze elk over eigen onafhankelijke evacuatiewegen. HOOFDSTUK 4. Technische installaties en veiligheidsuitrusting 4.1 Elektriciteit De conformiteit van de elektrische installatie met de geldende wetgeving wordt aangetoond met een geldig keuringsverslag, afgeleverd door een externe dienst voor technische controles. 4.2 Verwarmingstoestellen De goede en veilige werking van de verwarmingsinstallatie op vloeibare, vaste of gasvormige brandstof, en van de schoorstenen en rookkanalen die daarvoor mogelijk gebruikt worden, wordt aangetoond met een attest, afgeleverd door een bevoegd technicus. 4.3 Gastoevoerleidingen De veilige staat van de gasleidingen met de aansluitingen van de desbetreffende toestellen en de conformiteit met de geldende normen wordt aangetoond met een attest van een bevoegde technicus. 4.4 Branddetectie Op het traject tussen een ruimte met een slaapplaats en de toegangsdeur van het toeristische logies is iedere ruimte (de ruimte met de slaapplaats zelf inbegrepen) uitgerust met minstens één autonome branddetector. Als die ruimte bestaat uit verschillende bouwlagen, wordt er in minstens één detector per bouwlaag voorzien. De branddetectoren hebben een niet-vervangbare batterij met een levensduur van minstens vijf jaar en voldoen aan de norm EN 14604. De branddetectoren zijn geplaatst en worden onderhouden volgens de voorschriften van de fabrikant. 4.5 Brandbestrijdingsmiddelen Per toeristisch logies moet er per 150 m² minstens één schuim- of poederbrandblusser met een capaciteit van minstens 6 liter, respectievelijk 6 kg, voorhanden zijn. Deze brandblussers worden geplaatst in het toeristische logies of in de onmiddellijke nabijheid ervan. De brandblussers beantwoorden aan de geldende normen. HOOFDSTUK 5. Uitbatingsvoorschriften 5.1 Naast de maatregelen, vermeld in de specifieke brandveiligheidsnormen, neemt de exploitant de nodige maatregelen om de personen die in de inrichting aanwezig zijn, te beschermen tegen brand, paniek en ontploffingen. 5.2 De exploitant en de personen die belast zijn met het dagelijkse of feitelijke bestuur van het toeristische logies, zijn verplicht om in iedere verhuureenheid minstens de volgende gegevens ter beschikking te stellen : 1° instructies in geval van brand, minstens opgesteld in het Nederlands, het Frans, het Duits en het Engels.De instructies vermelden ook het verbod om de eventuele liften te gebruiken in geval van brand; 2° een vereenvoudigd samenvattend plan met aanduiding van de plaats waar de verhuureenheid zich bevindt ten opzichte van de evacuatiewegen en -mogelijkheden en de brandvoorzieningen;3° het internationale noodnummer 112;4° de contactgegevens van de persoon die voor de logerende toeristen gedurende het verblijf bereikbaar is in geval van nood. HOOFDSTUK 6. Onderhoud en controles 6.1 De exploitant zorgt ervoor dat de nodige keuringen, onderzoeken en controles uitgevoerd worden. De data van de controles, de vaststellingen die tijdens die controles zijn gedaan en de instructies voor het personeel worden geregistreerd en ter beschikking gehouden. 6.2 De technische uitrusting en de veiligheidsuitrusting van de inrichting worden in goede staat gehouden. De exploitant laat die uitrusting op zijn verantwoordelijkheid door bevoegde personen periodiek onderhouden en controleren overeenkomstig de onderstaande tabel :

VOORWERP

UITVOERDER

PERIODICITEIT

laagspanning

EO

vijfjaarlijks

gasleidingen en aansluiting gastoestellen, vaste lpg-tanks - dichtheidscontrole

BT

vierjaarlijks

verwarmingstoestellen op gasvormige brandstof - goede werking, inclusief conformiteit afvoer rookgassen en aanvoer verse lucht voor toestellen met open verbranding

BT

tweejaarlijks

verwarmingstoestellen op vloeibare of vaste brandstof (bv. stookolie) - goede werking, inclusief conformiteit afvoer rookgassen en aanvoer verse lucht voor toestellen met open verbranding

BT

jaarlijks

schoorsteen en rookkanalen (toestellen op vloeibare of vaste brandstof)

BT

jaarlijks

autonome branddetectoren

BP

driemaandelijks

automatische branddetectie (als die aanwezig is) - conformiteit

GKI

bij ingebruikname of bij wijzigingen van de installatie

automatische branddetectie (als die aanwezig is) - autonomie, goede werking, inclusief bij brand zelfsluitende brandwerende deuren en luiken, verluchtingsopeningen

GKI

jaarlijks

draagbare brandblustoestellen - goede werking

BT

jaarlijks

blusmiddelen, evacuatiewegen, trappen, ladders enzovoort - goede staat en bruikbaarheid

BP

tijdens de uitbating continu


Voor de toepassing van deze tabel wordt verstaan onder : 1° EO : erkend organisme;2° BT (bevoegde technicus) : een persoon of organisatie met de nodige kennis, het nodige materiaal, de nodige erkenning enzovoort om dergelijke controles uit te voeren (bijvoorbeeld gasdichtheid : gehabiliteerde installateur;verwarming : erkende technicus enzovoort); 3° BP (bevoegde persoon) : een persoon die al dan niet tot het eigen personeel behoort (zie artikel 28 van het ARAB) of de exploitant zelf, op voorwaarde dat hij voldoende kennis van de toestellen heeft;4° GKI : geaccrediteerde keuringsinstelling. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen.

Brussel, 17 maart 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS

Bijlage 3. Specifieke brandveiligheidsnormen voor toeristische logiezen als vermeld in de tabel, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd HOOFDSTUK 1. Algemeen 1.1 Doel De specifieke brandveiligheidsnormen in deze bijlage hebben tot doel : 1° het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen;2° de veiligheid van de aanwezigen te waarborgen;3° het ingrijpen van de brandweer preventief te vergemakkelijken. 1.2 Toepassingsgebied Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de gedeelten van het gebouw die niet functioneel gerelateerd zijn aan de exploitatie van het toeristische logies. 1.3 Terminologie De definities, vermeld in bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, zoals gewijzigd, zijn van toepassing.

De inrichtingen worden ingedeeld in drie categorieën : 1° categorie 1 : inrichtingen waarvan een of meer verhuureenheden op de eerste, tweede of derde bovengrondse bouwlaag, met inbegrip van het laagste evacuatieniveau, liggen;2° categorie 2 : inrichtingen waarvan een of meer verhuureenheden hoger dan de derde bovengrondse bouwlaag, maar op minder dan 25 meter hoogte liggen;3° categorie 3 : inrichtingen waarvan de verhuureenheden op 25 meter hoogte of hoger liggen. 1.4 Reactie van de materialen bij brand De indeling in klassen, vermeld in punt 3 van bijlage 5 of punt 3 van bijlage 5/1 bij het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, zoals gewijzigd, zijn van toepassing. 1.5 Automatische branddetectie Binnen een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit beschikken alle toeristische logiezen over een automatische branddetectie die beantwoordt aan de voorschriften van punt 7.6.4. HOOFDSTUK 2. Inplanting en toegangswegen 2.1 Inplanting Ieder toeristisch logies wordt van nevenliggende gebouwen of andere toeristische logiezen afgescheiden door horizontale en verticale wanden die in metselwerk of beton zijn gebouwd of die een brandwerendheid hebben van minstens EI 60.

Aan deze voorwaarde moet niet voldaan worden als het toeristische logies minstens vier meter verwijderd is van het nevenliggende gebouw of toeristische logies en er zich in die vrije ruimte geen brandbare elementen bevinden.

Als verschillende gebouwen van het gebouwencomplex met elkaar verbonden zijn door overdekte doorgangen, zijn de openingen voorzien van zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren met een brandwerendheid EI130.

Het toeristische logies wordt van andere gedeelten van of in het gebouw die niet functioneel gerelateerd zijn aan de exploitatie van het toeristische logies, afgescheiden door : 1° horizontale en verticale wanden met een brandwerendheid EI 60 of die vervaardigd zijn uit metselwerk of beton;2° zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren met brandwerendheid EI130. Indien de toegangsdeur van het toeristische logies ook de toegangsdeur van de verhuureenheid is, moet deze niet zelfsluitend of bij brand zelfsluitend zijn.

In hetzelfde gebouw kunnen zich verschillende toeristische logiezen bevinden.

Als zich in hetzelfde gebouw verschillende toeristische logiezen met meer dan één verhuureenheid bevinden, zijn die toeristische logiezen (met meer dan één verhuureenheid) brandwerend ten opzichte van elkaar gescheiden en beschikken ze elk over eigen onafhankelijke evacuatiewegen. 2.2 Toegangswegen De toegangswegen worden bepaald in overleg met de bevoegde brandweerdienst. HOOFDSTUK 3. Compartimentering en evacuatie 3.1 Iedere bouwlaag die geen normaal evacuatieniveau is, vormt een of meer compartimenten. De oppervlakte van een compartiment is kleiner dan 1250 m². De lengte van een compartiment is de afstand tussen de twee punten van het compartiment die het verst van elkaar verwijderd zijn. Deze afstand bedraagt niet meer dan 75 m. 3.1.1 De volgende afwijkingen zijn toegestaan op punt 3.1 : 1° een compartiment kan gevormd worden door twee opeenvolgende bouwlagen met binnenverbindingstrappen - duplex - als de gecumuleerde oppervlakte van die twee bouwlagen niet groter is dan 700 m²;2° de parkeerruimten; 3° de bepalingen in punt 3.1 gelden niet voor toeristische logiezen die bestaan uit één verhuureenheid met minder dan 33 slaapplaatsen in een gebouw van categorie 1. 3.2 De evacuatiewegen zijn oordeelkundig verdeeld over het gebouw en laten een snelle en gemakkelijke ontruiming van de personen toe.

Ieder compartiment heeft minstens twee evacuatiemogelijkheden.

Indien de bezetting 50 of meer dan 50 personen bedraagt, wordt het aantal uitgangen van de bouwlagen en lokalen bepaald zoals voor de compartimenten.

De eerste evacuatiemogelijkheid is de normale uitgang.

Aanvaardbare oplossingen voor de tweede evacuatiemogelijkheid zijn : 1° voor een inrichting van categorie 1 : a) een tweede binnentrap die verbonden is met de eerste evacuatieweg;b) een buitentrap die verbonden is met de eerste evacuatieweg;c) een al of niet uitklapbare buitenladder per verhuureenheid;d) een opengaand raam per verhuureenheid, als de verhuureenheid zich op het evacuatieniveau of de eerstbovenliggende verdieping bevindt. Het raam moet een vlotte evacuatie toelaten; 2° voor inrichtingen van de categorie 2 en 3 : a) een tweede binnentrap die verbonden is met de eerste evacuatieweg;b) een buitentrap die verbonden is met de eerste evacuatieweg. Geen enkel punt van een compartiment mag zich verder bevinden dan : 1° twintig meter van de evacuatieweg die de trappen of uitgangen verbindt;2° dertig meter van de toegang tot de dichtstbijzijnde trap of uitgang;3° zestig meter van de toegang tot een tweede trap of uitgang. De uitgangen leiden naar buiten of naar een ander compartiment.

De lengte van doodlopende evacuatiewegen mag niet meer dan 15 meter bedragen.

De in openlucht af te leggen weg speelt geen rol bij het berekenen van die afstanden.

Op de deuren op die wegen mag er geen vergrendeling zijn aangebracht die de evacuatie kan belemmeren.

Voor inrichtingen van categorie 1 en 2 met minder dan 33 slaapplaatsen mag ook van de autoladders van de brandweer gebruikgemaakt worden als tweede evacuatiemogelijkheid, op voorwaarde dat aan al de onderstaande eisen voldaan is : 1° de inrichting is uitgerust zijn met een automatische branddetectie;2° iedere verhuureenheid beschikt over een raamopening die of een terras dat bereikbaar is voor de autoladders van de brandweer.Door het raam is een vlotte evacuatie mogelijk; 3° de toegangsdeur en de verticale binnenwanden van de verhuureenheid hebben minstens een brandwerendheid EI130. 3.3 De evacuatiewegen zijn veilig aangelegd, duidelijk gesignaleerd en worden vrij en bruikbaar gehouden, zonder versperringen.

De evacuatiewegen zijn zo aangelegd en verdeeld dat ze altijd onafhankelijk blijven van elkaar. Een evacuatieweg blijft bruikbaar als een andere evacuatieweg onbruikbaar wordt. Buiten komen ze uit op een straat of op een vrije ruimte die voldoende groot is om zich van het gebouw te kunnen verwijderen en het snel en veilig te kunnen ontruimen. HOOFDSTUK 4. Voorschriften voor sommige bouwelementen Toeristische logiezen die niet over een automatische branddetectie als vermeld in punt 7.6.4 van deze bijlage, beschikken, moeten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in punt 4.2 tot en met 4.4. 4.1 Doorvoeringen door wanden Doorvoeringen dwars door horizontale en verticale wanden van leidingen voor fluïda of voor elektriciteit en de uitzetvoegen mogen de vereiste weerstand tegen brand van de bouwelementen niet nadelig beïnvloeden. 4.2 Structurele elementen De constructieve elementen die de stabiliteit van het gebouw verzekeren, zoals kolommen, dragende wanden, hoofdbalken en vloeren, en andere essentiële delen die de draagconstructie van het gebouw vormen, zijn gebouwd in metselwerk of beton, of hebben : 1° een brandwerendheid R30 voor inrichtingen van categorie 1;2° een brandwerendheid R60 voor inrichtingen van categorie 2 en 3. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de constructieve elementen van het dak. 4.3 Verticale wanden De verticale binnenwanden die de verhuureenheden begrenzen, hebben minstens een brandwerendheid EI 30 of zijn gebouwd in metselwerk of beton. Deze bepaling is niet van toepassing op de deuren. 4.4 Plafonds en valse plafonds In de evacuatiewegen van de inrichtingen van categorie 3 hebben de verlaagde plafonds een stabiliteit bij brand van 30 minuten. HOOFDSTUK 5. Voorschriften voor de constructie van compartimenten en evacuatievoorzieningen 5.1 Compartimenten De wanden tussen de compartimenten zijn gebouwd in metselwerk of beton, of hebben minstens : 1° een brandwerendheid EI 30 voor inrichtingen van categorie 1;2° een brandwerendheid EI 60 voor inrichtingen van categorie 2 en 3. Voor de verbinding tussen twee compartimenten zijn alleen zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren met een brandwerendheid EI130 toegestaan.

Als de wanden en deuren niet aan die eisen van brandwerendheid voldoen, is de inrichting uitgerust met een automatische branddetectie als vermeld in punt 7.6.4. 5.2 Binnen- en buitentrappen Iedere binnentrap in een inrichting van categorie 1 met meer dan 32 slaapplaatsen, of in een inrichting van categorie 2 en 3 wordt ommuurd. Voor de inrichtingen van categorie 1 met meer dan 32 slaapplaatsen en categorie 2 mogen de muren en de toegangsdeuren van de verhuureenheden per bouwlaag de ommuring vormen.

De binnenwanden van de trappenhuizen zijn gebouwd uit metselwerk of beton, of hebben : 1° een brandwerendheid EI 30 voor inrichtingen van categorie 1 met meer dan 32 slaapplaatsen, en voor inrichtingen van categorie 2;2° een brandwerendheid EI 60 voor inrichtingen van categorie 3. De trappenhuizen zijn toegankelijk : 1° voor inrichtingen van categorie 1 met meer dan 32 slaapplaatsen, en voor inrichtingen van categorie 2 : via massieve houten deuren, deuren met gewapend glas of deuren met brandwerendheid EI130;2° voor inrichtingen van categorie 3 : via deuren met brandwerendheid EI130. Boven aan ieder trappenhuis bevindt zich een horizontale, verticale of hellende verluchtingsopening die uitmondt in openlucht en die een doorsnede heeft van minstens : 1° 0,50 m² voor inrichtingen van categorie 1 met meer dan 32 slaapplaatsen, en voor inrichtingen van categorie 2;2° 1 m² voor inrichtingen van categorie 3. De brandweer opent de verluchtingsopening met behulp van een manueel te bedienen systeem, dat goed zichtbaar op het evacuatieniveau wordt geplaatst.

Eventueel nieuw te bouwen trappen zijn voorzien van een stevig vastgehechte leuning. De nuttige breedte ervan is minstens 0,80 meter.

Voor trappen met een nuttige breedte van minder dan 1,20 meter is één leuning voldoende. De maximale hellingshoek is 37°. De treden mogen van het verdreven type zijn op voorwaarde dat de aantreden op de looplijn 24 centimeter breed zijn.

Nieuw te bouwen buitentrappen zijn aan beide kanten voorzien van een stevig vastgehechte leuning. De nuttige breedte ervan is minstens 0,80 meter. Op de treden van de buitentrappen is antislip aangebracht en de maximale hellingshoek is 45°. Buitentrappen zijn duidelijk gesignaleerd en verlicht. 5.3 Buitenladders Buitenladders zijn stevig bevestigd, verlicht (zowel functionele verlichting als veiligheidsverlichting) en gesignaleerd. Bij gebruik van opklapbare ladders worden de aanwezigheid en de gebruikswijze ervan duidelijk gesignaleerd. 5.4 Breedte van traparmen, overlopen en sassen De breedte van de traparmen, de overlopen en de sassen bedraagt minstens 0,80 meter. In gebouwen waarvan de bouwvergunning dateert van voor 1 juni 1972, is een breedte vanaf 0,70 meter toegestaan.

Voor inrichtingen van categorie 1 met meer dan 32 slaapplaatsen, categorie 2 en 3 hebben de trappen een nuttige breedte die minstens gelijk is, in centimeter, aan het aantal personen dat de trappen moet gebruiken om de uitgang van het gebouw te bereiken, vermenigvuldigd met 1,25 als de personen omlaag moeten gaan naar de uitgang, en vermenigvuldigd met 2 als ze omhoog moeten gaan naar de uitgang.

Bij de berekening van de breedte van de trappen moet er rekening mee gehouden worden dat, bij het verlaten van het gebouw, alle personen van een verdieping tegelijk op de naburige verdieping komen en dat die al ontruimd moet zijn als ze er aankomen.

Onder de personen die geëvacueerd moeten worden, worden niet alleen de personeelsleden van de inrichting verstaan, maar ook de bezoekers, de gasten en de andere personen die de trappen, evacuatiewegen, uitgangen en wegen naar de uitgangen gebruiken.

Als niet bij benadering vastgesteld kan worden hoeveel personen het gebouw tegelijk moeten kunnen evacueren, stelt de exploitant dat aantal op zijn eigen verantwoordelijkheid vast. 5.5 Evacuatiewegen De evacuatiewegen, de uitgangen en de wegen die ernaartoe leiden, zijn minstens 0,80 meter breed. In gebouwen waarvan de bouwvergunning dateert van voor 1 juni 1972, is voor de deuren een breedte vanaf 0,70 meter toegestaan.

De evacuatiewegen, de uitgangen en de wegen die ernaartoe leiden, hebben een nuttige breedte die minstens gelijk is, in centimeter, aan het aantal personen die de evacuatiewegen, de uitgangen en de wegen die ernaartoe leiden, moeten gebruiken om de uitgang van het gebouw te bereiken.

De nuttige breedte van de vluchtterrassen bedraagt minstens 0,60 meter.

De binnenwanden van de evacuatiewegen hebben : 1° een brandwerendheid EI 30 voor inrichtingen van categorie 1.Als aan die eis niet is voldaan, wordt de inrichting uitgerust met een automatische branddetectie; 2° een brandwerendheid EI 60 voor inrichtingen van categorie 2 en 3. Binnen een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, zijn alle toegangsdeuren van de verhuureenheden zelfsluitend of bij brand zelfsluitend.

De deuren in evacuatiewegen die twee uitgangen verbinden, gaan in beide richtingen open.

De deuren in evacuatiewegen, met uitzondering van de toegangsdeuren van de verhuureenheden en de gebruikelijke hoofduitgang van het gebouw waarin het toeristisch logies ligt, gaan open in de evacuatierichting.

Schuifdeuren, draaideuren en draaipaaltjes die niet handmatig opengaan in geval van paniek, zijn alleen toegestaan als aanvulling op gewone deuren en doorgangen. Die schuifdeuren, draaideuren en draaipaaltjes mogen in geen geval de evacuatie hinderen. 5.6 Signalisatie Aan iedere bouwlaag wordt een volgnummer toegekend, met inachtneming van de volgende regels : 1° de nummers vormen een ononderbroken reeks;2° het normale evacuatieniveau draagt het nummer 0;3° de bouwlagen die onder het normale evacuatieniveau liggen, dragen een negatief nummer;4° de bouwlagen die boven het normale evacuatieniveau liggen, dragen een positief nummer. Het volgnummer van iedere bouwlaag wordt duidelijk leesbaar aangegeven op de overlopen en in de evacuatiewegen bij trappenhuizen en liften.

De uitgang, de nooduitgang en de richting naar die uitgangen worden aangeduid overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalisatie op het werk, zoals gewijzigd.

Langs de evacuatiewegen mogen geen spiegels worden aangebracht op plaatsen waar de gasten zich daardoor zouden kunnen vergissen in de richting naar de trappen en de uitgangen. HOOFDSTUK 6. Constructievoorschriften voor sommige lokalen en technische ruimten 6.1 Stookplaatsen waarvan het gemeenschappelijk vermogen van de stookinstallaties meer dan 30 kW bedraagt De muren, wanden, vloeren en zolderingen van de stookplaatsen hebben minstens een brandwerendheid EI 60 of zijn gebouwd uit metselwerk of beton.

Iedere verbinding tussen de stookplaats en het gebouw en tussen de stookplaats en de brandstofopslagplaats, moet afgesloten zijn door een deur met een brandwerendheid EI130. Die deuren sluiten automatisch. Ze zijn niet voorzien van een toestel dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden.

De stookplaatsen moeten behoorlijk verlucht worden.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op generatoren met een vermogen kleiner dan 70 kW die werken op gas en die een gesloten verbrandingsruimte bezitten met mechanische trek. 6.2 Parkeergarages Parkeergarages voor drie autovoertuigen of meer zijn van de rest van het gebouw afgescheiden door wanden met een brandwerendheid EI 60, of zijn vervaardigd uit metselwerk of beton. De deuren die erin aangebracht zijn, bezitten een brandwerendheid EI130 en zijn zelfsluitend of bij brand zelfsluitend. 6.3 Restaurants en keukens, met uitzondering van huishoudelijke keukens De keukens en de combinaties keuken-restaurant, uitgerust met kook-, braad-, bak- of frituurinstallaties, zijn begrensd door wanden die gebouwd zijn in metselwerk of beton, of een brandwerendheid hebben van : 1° EI 30 voor inrichtingen van categorie 1;2° EI 60 voor inrichtingen van categorie 2 en 3. Deuren die erin aangebracht zijn, bezitten een brandwerendheid EI130 en zijn zelfsluitend of bij brand zelfsluitend. HOOFDSTUK 7. Uitrusting van de gebouwen 7.1 Liften en goederenliften Het geheel van de liften en goederenliften die bestaan uit een of meer schachten, is begrensd door wanden die gebouwd zijn in metselwerk of beton, of die een brandwerendheid hebben van : 1° EI 30 voor inrichtingen van categorie 1;2° EI 60 voor inrichtingen van categorie 2 en 3. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de voorkant van de liftbordessen en de wanden die deel uitmaken van de gevel.

De liftbordesvoorkanten, de deuren inbegrepen, bezitten een brandwerendheid E 30. 7.2 Liften met prioritaire oproep.

Iedere inrichting van categorie 3 wordt bediend door een lift met prioritaire oproep. Die lift geeft uit op een evacuatieniveau dat gemakkelijk toegankelijk is voor de brandweer. Als verschillende liftengroepen eenzelfde compartiment bedienen, dan bezit iedere liftgroep een prioritaire lift.

Aan die vereiste is voldaan : 1° als een lift vanaf dit evacuatieniveau alle bovenliggende verdiepingen bedient;2° als verschillende liften vanaf dit evacuatieniveau een gedeelte van de bovenliggende verdiepingen bedienen, op voorwaarde dat het geheel van de liften met prioritaire oproep de toegang tot alle compartimenten van het gebouw mogelijk maakt. Op het liftbordes van het evacuatieniveau is een brandweerschakelaar aangebracht, waarmee de voorkeursgroep kan worden gegeven.

Met de brandweerschakelaar moet de liftkooi snel kunnen worden opgeroepen na aankomst op het evacuatieniveau, zonder buitenoproepen te beantwoorden. De brandweerschakelaar moet in een kastje zijn aangebracht dat voorzien is van een ruitje met het opschrift "brandweer".

Behalve de omstandigheden die hun specifieke gebruik noodzakelijk maken, worden de liften met prioritaire oproep normaal gebruikt. 7.3 Elektrische installatie voor drijfkracht, verlichting en signalisatie Alleen elektrische verlichting is toegestaan.

Het vermogen van de autonome stroombronnen is voldoende om alle veiligheidsinstallaties, zoals de veiligheidsverlichting, de verluchtingsopeningen en de installaties voor melding, waarschuwing, alarm en detectie, te voeden. Voor de inrichtingen van categorie 3 is het vermogen ook voldoende voor de machines van de liften met prioritaire oproep.

Zodra de normale voeding van het net uitvalt, verzekeren de autonome stroombron of stroombronnen automatisch en binnen dertig seconden de werking van de installaties gedurende een uur.

De evacuatiewegen, de vluchtterrassen, de overlopen, de liftkooien, de zalen of lokalen die toegankelijk zijn voor het publiek, de lokalen waarin de autonome stroombronnen of de pompen voor de blusinstallaties opgesteld zijn, de stookafdelingen en de voornaamste borden, zijn voorzien van een veiligheidsverlichting met een horizontale verlichtingssterkte van ten minste 1 lux ter hoogte van de grond of van traptreden, in de as van de vluchtweg; op plaatsen van de vluchtweg waar een gevaarlijke toestand bestaat, bedraagt de minimale horizontale verlichtingssterkte 5 lux. Deze gevaarlijke plaatsen kunnen bijvoorbeeld zijn : een richtingsverandering, een kruising, een overgang naar trappen, onvoorzien hoogteverschil in het loopvlak.

Deze veiligheidsverlichting mag gevoed worden door de normale stroombron, maar valt deze uit, dan moet de voeding geschieden door één of meer autono(o)m(e) stroombron(nen).

Autonome verlichtingstoestellen aangesloten op de kring die de betrokken normale verlichting voedt, mogen eveneens gebruikt worden voor zover zij alle waarborgen voor een goede werking bieden. 7.4 Verwarmingstoestellen De verwarmingstoestellen zijn zo gebouwd en opgesteld dat ze voldoende veiligheidswaarborgen bieden, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden.

De verwarmingstoestellen worden gebruiksklaar gehouden, ze zijn verbonden met een goed trekkende schoorsteen en ze zijn zo gemaakt dat een volledige en regelmatige afvoer van de verbrandingsgassen verzekerd is.

De schoorstenen en rookgangen van de verwarmingstoestellen zijn gebouwd uit onbrandbare materialen of ze voldoen aan norm NBN B 61-001 of NBN B 61-002.

De warmtegeneratoren, de schoorstenen en de rookgangen zijn op een voldoende afstand van brandbare stoffen en materialen opgesteld of ze zijn er voldoende ver van afgezonderd dat brandgevaar voorkomen wordt.

De warmtegeneratoren met automatisch aansteekmechanisme die vloeibare of een gasvormige brandstof gebruiken, moeten zo uitgerust zijn dat de brandstoftoevoer automatisch afgesneden wordt in de volgende gevallen : 1° als de brander al dan niet automatisch stilvalt;2° zodra de vlam toevallig uitdooft;3° zodra er zich oververhitting of overdruk in de wisselaar voordoet;4° in geval van onderbreking van elektrische stroom. De verwarmingsinstallaties met warme lucht voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de temperatuur van de lucht bedraagt op de verdelingspunten niet meer dan 80 ° C;2° de aanvoerkanalen van warme lucht zijn volledig uit onbrandbare materialen vervaardigd. In de verhuureenheden zijn elektrische verwarmingstoestellen toegestaan, met uitzondering van de toestellen die een zichtbare elektrische weerstand bevatten. Individuele verwarmingstoestellen van het verbrandingstype zijn verboden. 7.5 Gastoevoerleidingen Als het gebouw waarin de inrichting ligt, een algemene gastoevoerleiding bezit, is daarop minstens één handbediende afsluitkraan aangebracht. De afsluitkraan wordt geplaatst bij het begin van de leiding, op een behoorlijk aangeduide plaats. 7.6 Melding, waarschuwing, alarm en brandbestrijdingsmiddelen 7.6.1 Toestellen voor melding, waarschuwing, alarm en brandbestrijding Het toeristische logies beschikt over een noodzakelijke installatie voor melding, waarschuwing, alarm en brandbestrijding.

Het aantal en het type toestellen worden bepaald door het brandrisico.

De toestellen worden in voldoende aantal geplaatst en oordeelkundig gespreid, zodat ze ieder punt van de instelling kunnen bereiken. 7.6.2 Brandmelding Elk begin van brand moet gemeld kunnen worden. Als het om een telefoontoestel gaat, wordt vermeld welk oproepnummer moet worden gevormd om de hulpdiensten te waarschuwen. 7.6.3 Waarschuwing en alarm De waarschuwings- en alarmseinen of -berichten kunnen door alle betrokken personen opgevangen worden en mogen niet met elkaar, noch met andere seinen kunnen worden verward.

In de inrichtingen van categorie 3 veroorzaakt de inwerkingtreding van het alarm de achtereenvolgende terugkeer van de liftkooien van de niet-prioritaire liften naar het evacuatieniveau en de stopzetting van de liften op dat niveau. 7.6.4 Automatische branddetectie De uitbating is uitgerust met een passende automatische branddetectie-installatie van het type algemene bewaking. Die automatische branddetectie-installatie is ontworpen en uitgevoerd volgens de regels van goed vakmanschap.

Als het toeristische logies bestaat uit één verhuureenheid met maximaal 32 slaapplaatsen, mogen gekoppelde autonome rookdetectors de automatische branddetectie vervangen. Het toeristische logies beschikt dan over een autonoom gekoppelde rookdetector in iedere ruimte van het toeristische logies. 7.6.5 Brandbestrijdingsmiddelen De brandbestrijdingsmiddelen bestaan uit toestellen of installaties die al dan niet automatisch zijn. De brandblussers en de muurhaspels dienen voor eerste interventie, dat wil zeggen dat ze bestemd zijn voor gebruik door het personeel en de logerende toeristen.

Het aantal en de plaats ervan, wordt bepaald door de aard en de omvang van het gevaar. HOOFDSTUK 8. Bekleding en wandversiering De vaste bekledingsmaterialen op het traject van de verhuureenheid tot de toegangsdeur van het toeristische logies zijn van die aard dat ze geen snelle brandvoortplanting en rookontwikkeling kunnen veroorzaken.

De vaste bekledingsmaterialen moeten voldoen aan : 1° voor plafondbekleding : klasse C-s1,d0 (NBN EN 13501-1) of A1 (NBN S 21-203);2° voor wandbekleding : klasse C-s1,d2 (NBN EN 13501-1) of A2 (NBN S 21-203). HOOFDSTUK 9. Onderhoud en controles 9.1 Algemeen De technische uitvoering van de inrichting wordt in goede staat gehouden.

De exploitant laat op zijn verantwoordelijkheid die uitrusting door bevoegde personen periodiek controleren.

De exploitant zorgt ervoor dat de nodige keuringen, onderzoeken en controles uitgevoerd worden. De data van de controles, de vaststellingen die tijdens die controles zijn gedaan, en de instructies voor het personeel worden geregistreerd en ter beschikking gehouden. 9.2 Periodieke controles De technische uitrusting en de veiligheidsuitrusting van de inrichting worden in goede staat gehouden. De exploitant laat op zijn verantwoordelijkheid die uitrusting door bevoegde personen periodiek onderhouden en controleren overeenkomstig de onderstaande tabel :

VOORWERP

UITVOERDER

PERIODICITEIT

hoogspanning

EO

jaarlijks

laagspanning

EO

vijfjaarlijks

veiligheidsverlichting - autonomie en werking

BP

jaarlijks

veiligheidsverlichting - lichtsterkte

GKI

bij ingebruikname of bij wijzigingen van de installatie

gasleidingen en -toestellen, vaste lpg-tanks - dichtheidscontrole

BT

vierjaarlijks

automatische gasdetectie, inclusief de sturingen zoals brandstofafsluiter, uitschakelen spanning

GKI

jaarlijks

verwarmingstoestellen op gasvormige brandstof - goede werking, inclusief conformiteit afvoer rookgassen en aanvoer verse lucht voor toestellen met open verbranding

BT

tweejaarlijks

verwarmingstoestellen op vaste of vloeibare brandstof (bv. stookolie)- goede werking, inclusief conformiteit afvoer rookgassen en aanvoer verse lucht voor toestellen met open verbranding

BT

jaarlijks

schoorsteen en rookkanalen (toestellen op vloeibare of vaste brandstof)

BT

jaarlijks

meldings-, waarschuwings-en alarminstallatie - autonomie en goede werking

GKI

jaarlijks

automatische branddetectie - conformiteit

GKI

bij ingebruikname of bij wijzigingen van de installatie

automatische branddetectie - autonomie, goede werking, inclusief bij brand zelfsluitende brandwerende deuren en luiken, verluchtingsopeningen

GKI

jaarlijks

autonome branddetectoren (als dat van toepassing is)

BP

driemaandelijks

filters en kokers van dampkappen

BP

jaarlijks

draagbare brandblustoestellen - goede werking

BT

jaarlijks

muurhaspels en -hydranten -goede werking (als die aanwezig zijn)

BT

jaarlijks

brandwerende deuren en luiken, blusmiddelen, evacuatiewegen, trappen, ladders enzovoort - goede staat en bruikbaarheid

BP

tijdens de uitbating continu

personenlift

EDTC

drie- of zesmaandelijks (onderhoudscontract niet/wel via gecertificeerde firma)

goederen- en keukenlift

EDTC

driemaandelijks


Voor de toepassing van deze tabel wordt verstaan onder : 1° EO : erkend organisme;2° BP (bevoegde persoon) : een persoon die al dan niet tot het eigen personeel behoort (zie artikel 28 van het ARAB) of de exploitant zelf, op voorwaarde dat hij voldoende kennis van de toestellen heeft;3° GKI : geaccrediteerde keuringsinstelling;4° BT (bevoegde technicus) : een persoon of organisatie met de nodige kennis, het nodige materiaal, de nodige erkenning enzovoort om dergelijke controles uit te voeren (bijvoorbeeld gasdichtheid : gehabiliteerde installateur;verwarming : erkende technicus enzovoort); 5° EDTC : een externe dienst voor technische controle. HOOFDSTUK 1 0. Uitbatingsvoorschriften 10.1 Algemeen 10.1.1 Naast de maatregelen, vermeld in de specifieke brandveiligheidsnormen, neemt de exploitant de nodige maatregelen om de personen die in de inrichting aanwezig zijn, te beschermen tegen brand, paniek en ontploffingen.

De maatregelen die de exploitant in dat opzicht neemt, zullen in een huishoudelijk reglement vermeld worden. Periodiek en minstens jaarlijks vestigt de exploitant de aandacht van het personeel op die bepalingen in het huishoudelijk reglement. Naar aanleiding van de opmerkingen in de processen-verbaal van de periodieke controles moeten aangepaste verbeteringen zo snel mogelijk worden doorgevoerd. 10.1.2 De exploitant en de personen die belast zijn met het dagelijkse of feitelijke bestuur van het toeristische logies, zijn verplicht om in iedere verhuureenheid minstens de volgende gegevens ter beschikking te stellen : 1° instructies in geval van brand, minstens opgesteld in het Nederlands, het Frans, het Duits en het Engels.De instructies vermelden ook het verbod om de eventuele liften te gebruiken in geval van brand; 2° een vereenvoudigd samenvattend plan met aanduiding waar de verhuureenheid zich bevindt ten opzichte van de evacuatiewegen en -mogelijkheden en de brandvoorzieningen;3° het internationale noodnummer 112;4° de contactgegevens van de persoon die voor de logerende toeristen gedurende het verblijf bereikbaar is in geval van nood. Als het toeristische logies uit meer dan één verhuureenheid bestaat, brengen de exploitant en de personen die belast zijn met het dagelijkse of feitelijke bestuur van het toeristische logies, daarnaast de volgende informatie aan : 1° bij de hoofdingang van het toeristische logies : vereenvoudigde samenvattende plannen van de volledige inrichting, die per verdieping minstens de volgende gegevens bevatten : a) de bestemming van alle lokalen, inclusief de nummering van de verhuureenheden, alle evacuatiewegen en de evacuatiemogelijkheden van alle verhuureenheden;b) alle brandvoorzieningen zoals, als ze aanwezig zijn, een brandweerkluis, een branddetectiecentrale, de bediening van de ventilatieopening van het trappenhuis, het bedieningsbord van het ventilatiesysteem en de brandbestrijdingsmiddelen;c) alle lokalen met bijzonder risico, zoals, als ze aanwezig zijn, een stookplaats, een hoogspanningsinstallatie en de opslagplaatsen;d) de locatie van alle afsluiters die het mogelijk maken het gebouw van alle energie- en watertoevoer af te sluiten;2° op een duidelijk zichtbare plaats nabij de toegang tot elke verdieping : een vereenvoudigd samenvattend plan van de verdieping met vermelding van de situering van de locaties, vermeld in punt 1°. 10.2 Veiligheidsvoorzieningen De exploitant zorgt voor de goede werking van alle veiligheidsvoorzieningen, zoals de goede werking van zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren, de veiligheidsverlichting, de branddetectie, de bruikbaarheid van de evacuatiewegen, de trappen, de ladders en de brandbestrijdingsmiddelen 10.3 Kooktoestellen en maaltijdverwarmers Kooktoestellen en maaltijdverwarmers staan ver genoeg verwijderd of geïsoleerd van alle ontvlambare materialen.

Er mogen geen verplaatsbare toestellen, gevoed met brandstoffen, in de inrichting geplaatst of gebruikt worden, tenzij in verplaatsbare toestellen met een brandstofhoeveelheden van maximaal drie kilogram of één liter ter bereiding van speciale gerechten in een keuken of restaurant.

De reserverecipiënten of lege recipiënten worden in openlucht of in een daarvoor ingerichte ruimte opgeslagen. Die ruimte bevat geen andere brandbare stoffen en is voorzien van een verluchting boven- en onderaan. 10.4 Voorlichting van personeel en gasten over brandpreventie 10.4.1 De exploitant vestigt de aandacht van de personeelsleden op het gevaar bij brand in de inrichting. Ze worden onder meer op de hoogte gebracht van de ingezette middelen voor : 1° de detectie, de melding, de waarschuwing en het alarm;2° de te nemen schikkingen om de veiligheid van personen te verzekeren;3° het bestaan van brandbestrijdingsmiddelen. De exploitant en sommige personeelsleden die speciaal zijn aangewezen wegens de permanente beschikbaarheid en de aard van hun functie, worden met de werking van de brandbestrijdingsmiddelen vertrouwd gemaakt en ontvangen onderricht over de gebruiksvoorwaarden. 10.4.2 De exploitant organiseert jaarlijks praktische oefeningen die tot doel hebben de personeelsleden te onderrichten in hun gedrag bij brand. 10.5 Gasinstallaties De onontbeerlijke voorzorgsmaatregelen zijn genomen om gaslekken te voorkomen.

De aanwezigheid van verplaatsbare recipiënten voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen is verboden in de lokalen van de kelderverdiepingen en in de ruimtes waarvan de bodem aan alle kanten lager is dan de omringende bodem van het gebouw, behalve voor toevallige werkzaamheden.

De verplaatsbare recipiënten voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen die niet in gebruik zijn, en de recipiënten waarvan verondersteld wordt dat ze leeg zijn, worden opgeslagen in de openlucht of in een doelmatig verlucht en speciaal voor dat gebruik bestemd lokaal. 10.6 Opslagplaatsen voor brandstoffen Iedere opslagplaats van vloeibare brandstoffen of van vloeibaar gemaakte petroleumgassen is ingericht buiten de lokalen die voor de gasten toegankelijk zijn. 10.7 Andere maatregelen De omgeving van de plaatsen waar zich toestellen bevinden voor melding, waarschuwing en alarm of waar apparaten voor brandbestrijding aangebracht zijn, blijft altijd vrij, zodat de toestellen in kwestie zonder vertraging gebruikt kunnen worden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen.

Brussel, 17 maart 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS

Bijlage 4. Specifieke brandveiligheidsnormen voor toeristische logiezen als vermeld in de tabel, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd HOOFDSTUK 1. Algemeen 1.1. Doel De specifieke brandveiligheidsnormen in deze bijlage hebben tot doel : 1° het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen;2° de veiligheid van de aanwezigen te waarborgen;3° het ingrijpen van de brandweer preventief te vergemakkelijken. 1.2 Terminologie Bijlage 1 van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, zoals gewijzigd, is van toepassing. 1.3 Controle van de niet-verplaatsbare verblijven De controle van de niet-verplaatsbare verblijven op het terrein die door het centrale beheer worden aangeboden op de toeristische markt, wordt uitgevoerd door de bevoegde brandweerdienst en wordt opgenomen in het globale brandattest conform deze bijlage. HOOFDSTUK 2. Inplanting en toegangswegen 2.1 Inplanting 2.1.1 De afstand van de verblijven op het terrein tot een scheidingsgrens bedraagt minstens vier meter. Die tussenruimten worden op elk moment vrijgehouden van vaste constructies en ontdaan van verdroogd hoogstaand gras en verdroogde struikgewassen. De afstand van vier meter wordt vervangen door twee meter per terrein als er twee terreinen naast elkaar liggen.

Als deze afstanden of het aantal toegangswegen, vermeld in punt 2.2, niet in acht kunnen worden genomen, wordt de afstand van de verblijven op het terrein tot de scheidingsgrens en het aantal toegangswegen tot het terrein bepaald door de bevoegde brandweerdienst. 2.1.2 Iedere verblijfplaats, toeristische kampeerplaats, seizoensplaats en camperplaats wordt uniek en goed zichtbaar aangeduid met een nummer, een naam, een letter of een symbool.

De verblijven op die plaatsen mogen per groep van ten hoogste vier bij elkaar staan op het terrein. Tussen die verblijven of groepen van verblijven op het terrein wordt een afstand van minstens vier meter, op de grond gemeten, vrijgelaten. 2.2 Toegangswegen 2.2.1 Het terrein is bereikbaar via minstens één toegangsweg, die beantwoordt aan de voorschriften, vermeld in punt 2.2.2. Een terrein dat in een bebost gedeelte ligt, is minstens via één toegangsweg en één evacuatieweg of noodtoegangsweg bereikbaar. 2.2.2 Het terrein is zo aangelegd dat alle verblijven en parkeerplaatsen tot op maximaal zestig meter van een berijdbare binnenweg voor de hulpdiensten bereikbaar zijn. De binnenwegen beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° ze hebben een minimale breedte van drie meter;2° de binnenwegen zijn berijdbaar in alle weersomstandigheden;3° de vrije hoogte bedraagt minstens 3,5 meter;4° de wegen bezitten een draagvermogen zodat voertuigen van minstens 15 ton er kunnen rijden en stilstaan zonder te verzinken, zelfs als ze het terrein vervormen. De wegen voor de hulpdiensten die na 1 januari 2010 zijn aangelegd, zijn minstens vier meter breed en hoog. De verharde breedte van die wegen bedraagt minstens vier meter.

De hoofdwegen zijn voorzien van een degelijke verlichting.

Voertuigen en aanhangwagens worden ofwel op een daarvoor aangelegd parkeerterrein, ofwel op de plaatsen zelf geparkeerd. Ze mogen in geen geval op toegangswegen en binnenwegen van het terrein worden geparkeerd. 2.2.3 Uitzonderingen op de normen, vermeld in punt 2.2.1 en 2.2.2, kunnen worden toegestaan na een akkoord van de bevoegde brandweerdienst. Voor de aanleg van de wegen moet de bevoegde brandweerdienst zijn goedkeuring geven. Eventueel kunnen extra voorwaarden worden gesteld. 2.3 De gemeenschappelijke voorzieningen op het terrein beantwoorden aan de algemeen geldende reglementeringen. HOOFDSTUK 3. Uitrusting 3.1 Gasinstallaties op het terrein De gemeenschappelijke opslag en installaties van gas in flessen of tanks beantwoorden aan de wettelijke voorschriften. De exploitant draagt er zorg voor dat de vermelde gasinstallaties alleen in gebruik worden genomen nadat aan alle wettelijke voorschriften is voldaan.

Vervolgens laat de exploitant de gemeenschappelijke installaties en opslag controleren, zoals wettelijk is voorgeschreven. 3.2 Gasflessen op de plaatsen Op de verblijfplaatsen, toeristische kampeerplaatsen, seizoensplaatsen en camperplaatsen mogen er maximaal vier gasflessen voorkomen.

Daaronder vallen zowel de gebruikte flessen, de reserveflessen als de lege flessen. De gezamenlijke waterinhoud van de gasflessen op die plaatsen, zowel leeg als gevuld met gas, is beperkt tot 200 liter. 3.3 Elektrische installaties op het terrein De gemeenschappelijke elektrische installaties op het terrein beantwoorden aan de wettelijke voorschriften. HOOFDSTUK 4. Brandblusmiddelen en watervoorraad 4.1 De exploitant installeert op het terrein de volgende brandblusposten die bij brand ter beschikking staan van de toeristen op het terrein.

Er is minstens één bluspost per groep of per groepsgedeelte van honderd verblijfplaatsen, toeristische kampeerplaatsen, seizoensplaatsen of camperplaatsen. De blusposten worden verspreid op het terrein opgesteld.

De blusposten zijn minstens uitgerust met een brandweerpost in polyester, in staal of in metselwerk, beschermd tegen corrosie. Ze bevatten minstens twee vorstbestendige schuim- of poederbrandblussers met een capaciteit van 9 liter, respectievelijk 9 kg, of bij voorkeur drie vorstbestendige schuim- of poederbrandblussers met een capaciteit van 6 liter, respectievelijk 6 kg. De brandblussers beantwoorden aan de geldende normen.

Op het terrein is aan één van de volgende voorwaarden voldaan : 1° alle blusposten bevatten een mobiel vorstbestendig schuim- of poederbrandblustoestel met een capaciteit van 50 liter, respectievelijk 50 kg, dat beantwoordt aan de geldende normen;2° er worden ondergrondse hydranten aangebracht die beantwoorden aan de geldende normen en die gevoed worden door een waterverdelingsnet waarvan de leidingen een diameter hebben van minstens 50 mm, onder een druk van minstens 3 à 4 bar.Het aantal ondergrondse hydranten wordt bepaald naar rato van één hydrant per bluspost.

De onmiddellijke omgeving van de plaatsen waar blusposten zijn geïnstalleerd, zijn altijd vrij, zodat de apparaten zonder probleem en tijdverlies gebruikt kunnen worden.

De brandweerposten zijn voorzien van pictogrammen of van de vermelding "Brandweermateriaal" in rode letters van minstens 8 cm hoogte op een witte achtergrond. Daarnaast worden borden met pictogrammen of met de vermelding "Brandweerpost" in rode letters van minstens 8 cm hoogte op een witte achtergrond op verschillende plaatsen op het terrein aangebracht, om de kortste weg naar die brandweerposten te wijzen.

De exploitant draagt er zorg voor dat de brandbestrijdingsmiddelen jaarlijks gecontroleerd en onderhouden worden door een technicus die daarvoor bevoegd is. 4.2 Als het terrein niet uitgerust is met hydranten conform punt 4.1, is er een bluswatervoorraad voorhanden. Die voorraad bedraagt minstens 50 m® en mag niet verder dan tweehonderd meter van ieder verblijf liggen. Het bluswater mag ook uit een kanaal, een vijver of al dan niet gemeenschappelijke ondergrondse of bovengrondse citernes gehaald worden, op voorwaarde dat de watervoorraad altijd bereikbaar en bruikbaar is voor de brandweer. De brandweer kan vragen de bluswatervoorraad ter plaatse aan te duiden met signalisatie. Als de bluswatervoorraad ook voor andere doeleinden aangewend wordt, wordt die automatisch aangevuld, zodat de voorgeschreven bluswatervoorraad altijd beschikbaar blijft.

De bluswatervoorraad is niet vereist voor verblijven die op tweehonderd meter van een hydrant liggen, die al of niet tot het terrein behoort.

Voor de bluswaterbevoorrading kan de bevoegde brandweerdienst uitzonderingen toestaan. HOOFDSTUK 5. Uitbatingsvoorschriften, onderhoud en controle 5.1 Naast de maatregelen voor de specifieke brandveiligheidsnormen neemt de exploitant de nodige maatregelen om de personen die in de inrichting aanwezig zijn, te beschermen tegen brand, paniek en ontploffingen.

De maatregelen die in dat opzicht door de exploitant worden genomen, worden in een huishoudelijk reglement opgenomen. Het huishoudelijk reglement bepaalt ook dat de technische uitrustingen van de niet-gemeenschappelijke installaties aan de normen van goed vakmanschap moeten voldoen.

Periodiek en minstens jaarlijks vestigt de exploitant de aandacht van de gasten en het personeel op de bepalingen in het huishoudelijk reglement. Naar aanleiding van de opmerkingen in de processen-verbaal van de periodieke controles worden aangepaste verbeteringen zo snel mogelijk doorgevoerd. Het verhelpen van een vastgestelde inbreuk wordt gestaafd via een extra controle door een erkend organisme. 5.2 De exploitant en de personen die belast zijn met het dagelijkse of feitelijke bestuur van het toeristische logies, zijn verplicht om op een informatiebord nabij de hoofdingang van het terrein de volgende gegevens ter beschikking te stellen : 1° het internationale noodnummer 112;2° de contactgegevens van de persoon die voor de logerende toeristen gedurende het verblijf bereikbaar is in geval van nood;3° een plattegrond van het terrein dat, in voorkomend geval, minstens de volgende gegevens bevat : a) de situering en de nummering van de plaatsen op het terrein;b) de receptie en de dienstgebouwen;c) de afvalverzamelplaats;d) de plaats waar de brandvoorzieningen zijn opgesteld;e) het wegennet;f) de parkeerplaatsen;g) de gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen en installaties;h) de gemeenschappelijke ruimten;4° een huishoudelijk reglement dat minstens de volgende voorschriften en informatie bevat : a) het verbod om voertuigen op de toegangswegen, de hoofdwegen en de secundaire wegen te parkeren; b) de maatregelen, vermeld in punt 5.1, die de exploitant neemt om de personen die in de inrichting aanwezig zijn, te beschermen tegen brand, paniek en ontploffingen.

De exploitant afficheert een verklarende nota op het terrein of geeft een verklarende nota aan het personeel en de gasten. Die verklarende nota is minstens opgesteld in het Nederlands, Frans, Duits en Engels.

Er wordt in vermeld hoe het personeel en de gasten moeten handelen in geval van brand. In die nota staan de aanbevelingen die nuttig zijn voor de brandpreventie. 5.3 Het materiaal waarvan sprake is in de specifieke brandveiligheidsnormen, wordt op elk moment perfect onderhouden en wordt door bevoegd personeel regelmatig gecontroleerd. De exploitant moet bij een eventuele controle op elk moment de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de inspecties en de nodige controles hebben plaatsgevonden. Op die documenten worden de data van de controles, de vastgestelde opmerkingen en het onderhoud vermeld.

De exploitant doet jaarlijks een steekproef of de logerende toeristen de verplichting, vermeld in punt 5.2, 4°, c), respecteren. De exploitant moet bij een eventuele controle op elk moment de resultaten van deze steekproef kunnen voorleggen samen met de acties die hij heeft ondernomen tegen de vastgestelde tekortkomingen op deze verplichting.

De exploitant en sommige leden van zijn personeel die speciaal aangewezen zijn door de aard van hun functie of door het feit dat ze voortdurend op het terrein aanwezig zijn, worden vertrouwd gemaakt met de werking van de blusapparatuur en krijgen een opleiding over het gebruik ervan. HOOFDSTUK 6. Samenvattende tabel van de periodiciteit van de controles op de technische uitrusting en de veiligheidsuitrusting De technische uitrusting en de veiligheidsuitrusting van de inrichting worden in goede staat gehouden. De exploitant laat die uitrusting op zijn verantwoordelijkheid periodiek onderhouden en controleren door bevoegde personen overeenkomstig de onderstaande tabel :

VOORWERP

UITVOERDER

PERIODICITEIT

hoogspanning

EO

jaarlijks

laagspanning

EO

vijfjaarlijks

verlichting hoofdwegen

BP

maandelijks

veiligheidsverlichting in de gemeenschappelijke voorzieningen (als die aanwezig zijn) - autonomie en werking

BP

jaarlijks

gasleidingen en -toestellen, vaste lpg-tanks - dichtheidscontrole

BT

vierjaarlijks

automatische gasdetectie, inclusief de sturingen zoals brandstofafsluiter, uitschakelen spanning (als die aanwezig zijn)

GKI

jaarlijks

meldings-, waarschuwings-en alarminstallatie - autonomie en goede werking (als die aanwezig zijn)

GKI

jaarlijks

brandblustoestellen - goede werking

BT

jaarlijks

hydranten en bijbehorend materiaal - goede werking (als die aanwezig zijn)

BP

jaarlijks

goede staat van de aanwezige brandbestrijdingsmiddelen

BP

tijdens de uitbating continu


Voor de toepassing van deze tabel wordt verstaan onder : 1° EO : erkend organisme;2° BP (bevoegde persoon) : een persoon die al dan niet tot het eigen personeel behoort (zie artikel 28 van het ARAB) of de exploitant zelf, op voorwaarde dat hij voldoende kennis van de toestellen heeft;3° BT (bevoegde technicus) : een persoon of organisatie met de nodige kennis, het nodige materiaal, de nodige erkenning enzovoort om dergelijke controles uit te voeren (bijvoorbeeld gasdichtheid : gehabiliteerde installateur;verwarming : erkende technicus enzovoort); 4° GKI : geaccrediteerde keuringsinstelling. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen.

Brussel, 17 maart 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS

^