Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 maart 1998
gepubliceerd op 24 juni 1998

Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het programma voor dienstencentra, serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening, rusthuizen en dagverzorgingscentra

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035637
pub.
24/06/1998
prom.
17/03/1998
ELI
eli/besluit/1998/03/17/1998035637/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het programma voor dienstencentra, serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening, rusthuizen en dagverzorgingscentra


De Vlaamse regering, Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, inzonderheid op de artikelen 4, § 2, 1° en 11, § 1, 2°, en het artikel 10, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 1997;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 december 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat aan de initiatiefnemers, die investeringssubsidies wensen aan te vragen voor de realisatie van hun project, rechtszekerheid dient te worden gewaarborgd en dat de ontwikkeling van een gewijzigde evaluatie- en beslissingsmethodiek met betrekking tot de investeringen voor voorzieningen voor ouderen het noodzakelijk maakt om op zeer korte termijn de verfijnde programmatienormen in te voeren;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 februari 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° bejaarden : personen van 60 jaar of ouder;2° rusthuis : één of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen waar, onder welke benaming ook, aan bejaarden die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting wordt gegeven, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;3° serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening : één of meer gebouwen die, onder welke benaming ook, functioneel een geheel vormen en die bestaan uit individuele wooneenheden waar bejaarden zelfstandig wonen en uit gemeenschappelijke voorzieningen voor dienstverlening waarop zij facultatief een beroep kunnen doen;4° dagverzorgingscentrum : een gebouw of een gedeelte van een gebouw, onder welke benaming ook, waar aan bejaarden dagverzorging zonder overnachting wordt gegeven, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;5° dienstencentrum : een centrum dat er inzonderheid voor zorgt dat diensten van materiële, hygiënische en sociale aard worden verleend aan bejaarden van een wijk, teneinde hen te helpen zo lang mogelijk hun zelfstandigheid en hun geïntegreerdheid in de gemeenschap te behouden;6° voorziening voor bejaarden : een rusthuis, een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening, een dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum;7° woongelegenheid : een opnamemogelijkheid van een bejaarde in een rusthuis;8° wooneenheid : een opnamemogelijkheid van een bejaarde in een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening;9° verblijfseenheid : een opnamemogelijkheid van een bejaarde in een dagverzorgingscentrum;10° administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn;11° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. HOOFDSTUK II. - Programma

Art. 2.Het programma, bedoeld in de artikelen 4, § 2, 1° en 11, § 1, 2° van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, en bedoeld in het artikel 10, tweede lid, van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, zoals gewijzigd bij het decreet van 15 juli 1997, bestaat enerzijds uit programmacijfers en anderzijds uit evaluatiecriteria.

Art. 3.De programmacijfers voor de voorzieningen voor bejaarden worden als volgt bepaald : 1° voor de rusthuizen : a) 1 woongelegenheid per 100 bejaarden in de leeftijdsgroep 60 tot 74 jaar;b) 4 woongelegenheden per 100 bejaarden in de leeftijdsgroep 75 tot 79 jaar;c) 12 woongelegenheden per 100 bejaarden in de leeftijdsgroep 80 tot 84 jaar;d) 23 woongelegenheden per 100 bejaarden in de leeftijdsgroep 85 tot 89 jaar;e) 32 woongelegenheden per 100 bejaarden in de leeftijdsgroep 90 jaar en ouder;2° voor de serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening : twee wooneenheden per 100 bejaarden;3° voor de dagverzorgingscentra : anderhalve verblijfseenheid per 1 000 bejaarden, met een maximum van 15 per dagverzorgingscentrum;4° voor de dienstencentra : a) in elke gemeente met minder 2 000 bejaarden kan maximaal één dienstencentrum worden opgericht;b) in elke gemeente met meer dan 2 000 bejaarden kan per schijf van 2 000 bejaarden één dienstencentrum worden opgericht. Het programmacijfer voor de rusthuizen bedraagt maximum 72 736 woongelegenheden, met inbegrip van de bedden in een rust- en verzorgingstehuis die ten gevolge van een reconversieprocedure in ziekenhuizen ontstaan zijn.

Art. 4.Voor de toepassing van de programmacijfers vermeld in artikel 3 wordt uitgegaan van de bevolkingsprojectie voor het vijfde jaar, volgend op het jaar van de aanvraag van een voorafgaande vergunning.

Die bevolkingsprojectie wordt door de minister vastgelegd en de resultaten ervan dienen ten minste aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° ze zijn per afzonderlijk kalenderjaar opgesteld;2° ze zijn specifiek voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad berekend;3° ze zijn regionaal tot op het niveau van de gemeenten binnen het Nederlandse taalgebied gedifferentieerd;4° ze zijn volgens de leeftijdsgroepen 60 tot 74 jaar, 75 tot 79 jaar, 80 tot 84 jaar, 85 tot 89 jaar en 90 jaar en ouder opgesteld.

Art. 5.De evaluatiecriteria voor de voorzieningen voor bejaarden worden door de minister vastgelegd. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met : 1° voor de rusthuizen, serviceflatgebouwen of woningcomplexen met dienstverlening en de dagverzorgingscentra : a) de verhouding van het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden tot het programmacijfer voor de gemeente in kwestie en voor de door de minister bepaalde regio;b) de verhouding van het aantal bezette tot het aantal gerealiseerde opnamemogelijkheden binnen de voorziening voor bejaarden waarop de aanvraag betrekking heeft;c) de geografische spreiding van de voorzieningen voor bejaarden binnen de gemeente in kwestie en binnen de door de minister bepaalde regio, in het licht van de toegankelijkheid of bereikbaarheid;d) het huidige of toekomstige profiel van de voorziening voor bejaarden waarvoor een voorafgaande vergunning wordt aangevraagd;e) de relatie met andere voorzieningen voor bejaarden;f) de visie op wonen, leven en verzorgen in de voorziening voor bejaarden waarvoor een voorafgaande vergunning wordt aangevraagd;g) de verwachte rentabiliteit en prijszetting;h) de professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer;2° voor de dienstencentra : a) de verhouding van het totale aantal gerealiseerde dienstencentra tot het programmacijfer voor de gemeente in kwestie en voor de door de minister bepaalde regio;b) de geografische spreiding van de dienstencentra binnen de betrokken gemeente en binnen de door de minister bepaalde regio, in het licht van de toegankelijkheid of bereikbaarheid;c) het toekomstige profiel van de gebruikers van het dienstencentrum waarvoor een erkenning wordt aangevraagd;d) de relatie met andere voorzieningen voor bejaarden;e) de visie op leven en verzorgen in het dienstencentrum waarvoor een erkenning wordt aangevraagd;f) de verwachte rentabiliteit en prijszetting;g) de professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 6.§ 1. In afwijking van de artikelen 3, eerste lid, 1° en 5, 1° worden de bedden in een rust- en verzorgingstehuis die ten gevolge van een reconversieprocedure in ziekenhuizen ontstaan zijn en door middel van een voorafgaande vergunning tot woongelegenheden in een rusthuis omgevormd worden, geacht in het programma te passen voor zover de voorafgaande vergunning verleend wordt vóór 1 januari 2001 of een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning ingediend wordt vóór die datum. § 2. De aanvragen tot voorafgaande vergunning waarover de minister op 1 april 1998 nog geen beslissing heeft genomen, worden verder behandeld met toepassing van het programma dat vóór die datum van kracht was. § 3. De woongelegenheden voor dementerende bejaarden in een rusthuis waarvoor de voorafgaande vergunning werd verleend vóór 1 april 1998, worden met ingang van die datum omgevormd tot woongelegenheden in een rusthuis. § 4. De woongelegenheden voor dementerende bejaarden in een rusthuis waarvoor de voorafgaande vergunning wordt verleend overeenkomstig § 2, worden met ingang van de datum van de beslissing van de minister van rechtswege omgevormd tot woongelegenheden in een rusthuis.

Art. 7.Het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 1985 houdende vaststelling van het programma voor dienstencentra, woningen voor bejaarden, serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening, rusthuizen en dagverzorgingscentra, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 december 1990, 17 april 1991 en 24 juni 1997, wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1998.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 maart 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^