gepubliceerd op 19 december 2012
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang
16 NOVEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang
De Vlaamse Regering, Gelet op het
decreet van 19 december 1998Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
19/12/1998
pub.
31/12/1998
numac
1998036464
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999
type
decreet
prom.
19/12/1998
pub.
31/12/1998
numac
1998036466
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999
type
decreet
prom.
19/12/1998
pub.
08/09/1999
numac
1999035403
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999
sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, artikel 51bis, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 02/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999035294 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van het beheer en de werking van het Fonds culturele infrastructuur sluiten tot regeling van het beheer en de werking van het Fonds Culturele Infrastructuur, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006;
Gelet op het advies van de Algemene Raad van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 10 mei 2012;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 18 juli 2012;
Gelet op het advies 51.813/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 september 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de aanvrager : de instantie of organisatie die als bouwheer de aanvraag indient voor de investeringssubsidie;2° andere overheden : lokale en provinciale besturen, Vlaamse Gemeenschapscommissie, Vlaams Gewest, federale overheid, Europese Unie;3° bovenlokaal belang : een werking ontplooien die het lokale en het interlokale niveau (een of enkele gemeenten) duidelijk overstijgt en beantwoordt aan de specifieke voorwaarden en criteria voor de grote infrastructuren van hoog cultureel belang of voor de sectoren van de prioritaire sectorale culturele infrastructuur;4° culturele infrastructuur : onroerende accommodaties of roerende accommodaties die vast zijn door de bestemming ervan, bestemd voor activiteiten van een of meer sectoren binnen het jeugd-, kunst- en cultuurbeleid, zoals omschreven in artikel 4 van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot Hervorming van de Instellingen, onder de volgende punten : - punt 1° : de bescherming en de luister van de taal; - punt 3° : de schone kunsten; - punt 4° : het cultureel patrimonium, de musea en de wetenschappelijk-culturele instellingen, met uitzondering van de monumenten en landschappen; - punt 5° : de bibliotheken, discotheken en soortgelijke diensten; - punt 7° : het jeugdbeleid; - punt 8° : de permanente opvoeding en de culturele animatie; 5° het decreet : artikel 49 tot en met 54 in verband met het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) van het decreet van 19 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036464 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036466 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 08/09/1999 numac 1999035403 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 en de latere wijzigingen ervan;6° het FoCI : de Vlaamse openbare instelling (VOI) van categorie A, « Fonds Culturele Infrastructuur » (FoCI), vermeldin artikel 49 van het decreet;7° grote infrastructuren van hoog cultureel belang : infrastructuur die van een uitzonderlijke omvang is en waarin een culturele werking wordt gerealiseerd die zich richt tot de hele Vlaamse Gemeenschap of ruimer overeenkomstig artikel 51bis, derde lid van het decreet van 19 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036464 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036466 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 08/09/1999 numac 1999035403 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 sluiten;8° de minister : het lid van de Vlaamse Regering, bevoegd voor het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI);9° investeringssubsidie : subsidie voor het bouwen, uitbreiden, verbouwen of verwerven van infrastructuur met bovenlokaal belang;10° infrastructuur met bovenlokaal belang : grote infrastructuren van hoog cultureel belang of prioritaire sectorale culturele infrastructuur;11° prioritaire sectorale culturele infrastructuur : infrastructuur, bestemd voor specifieke sectoren binnen het jeugd-, kunst- en cultuurbeleid, zoals omschreven in artikel 4 van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot Hervorming van de Instellingen, waaraan de Vlaamse Regering tijdens een bepaalde periode prioritair investeringssubsidies verleent overeenkomstig artikel 51bis, zesde lid van het decreet van 19 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036464 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036466 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 08/09/1999 numac 1999035403 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 sluiten;12° subsidiebeslissing : verbintenis om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen.
Art. 2.Overeenkomstig artikel 51, 1° van het decreet van 19 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036464 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036466 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de Middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 type decreet prom. 19/12/1998 pub. 08/09/1999 numac 1999035403 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999 sluiten en binnen de perken van de goedgekeurde begroting kan de Vlaamse Gemeenschap via het FoCI investeringssubsidies verlenen voor het bouwen, uitbreiden, verbouwen of aankopen van culturele infrastructuur met bovenlokaal belang.
Dit besluit bepaalt de infrastructuurtypes waarvoor investeringssubsidies mogelijk zijn, de voorwaarden, de procedure voor de aanvraag en toekenning van subsidies en de uitbetalingsvoorwaarden en -procedure.
De investeringssubsidies hebben betrekking op grote infrastructuren van hoog cultureel belang en op prioritaire sectorale culturele infrastructuur.
Wat betreft de aankoop komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidiëring : 1° de aankoopprijs;2° de registratie- en de notariskosten. Wat betreft het bouwen, uitbreidenen verbouwen komen de volgende kosten inaanmerking : 1° het ereloon voor de opstellers van het ontwerp, de kosten voor de aanbesteding en de kosten voor het toezicht.Die kosten worden beschouwd als algemene kosten van de opdracht en worden forfaitair vastgesteld op maximaal 10 % van het bedrag van de raming van de bouwwerken; 2° de kosten voor het uitvoeren van de bouwopdracht. HOOFDSTUK 2. - Subsidievoorwaarden grote infrastructuren van hoog cultureel belang
Art. 3.De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de subsidiëring van grote infrastructuren van hoog cultureel belang zijn : 1° het betreft infrastructuur die van een uitzonderlijke omvang is en waarin een culturele werking wordt gerealiseerd die zich richt tot de hele Vlaamse Gemeenschap of ruimer;2° de aanvrager heeft een rechtspersoonlijkheid volgens het publiek recht of het privaat recht;3° de infrastructuur ligt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° er is een subsidiëring van het project of een inbreng in natura door andere overheden die minimaal 40 % bedraagt van de subsidie die toegekend is door de Vlaamse Gemeenschap.Onvoorwaardelijke subsidiebeloftes van andere overheden, die afhankelijk gemaakt zijn van het verkrijgen van subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap, worden aanvaard; 5° het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren of het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot het Vlaamse Gewest behoren, worden nageleefd;6° de functionele ruimten van het gebouw zijn integraal toegankelijk;7° het project draagt bij tot de verhoging van de duurzaamheid van de accommodatie in kwestie, tot de verbetering van de ecologische impact en tot een energiezuinige exploitatie ervan;8° de aanvrager heeft een beschikkingsmacht over de infrastructuur als eigenaar.Als de aanvrager geen eigenaar is van de infrastructuur, maar huurder, erfpachter of gebruiker, bewijst hij een beschikkingsmacht voor minstens twintig jaar vanaf de datum van de subsidiebeslissing of vanaf de datum dat de aanvrager kan beschikken over de infrastructuur, als die laatste datum later valt. Als het project roerende goederen betreft, is een minimum van drie jaar vereist; 9° de aanvrager aanvaardt het toezicht op de besteding van de subsidie, de instandhouding, de renovatie en het onderhoud van de gesubsidieerde infrastructuur;10° de aanvrager gaat de verbintenis aan tot de terugbetaling van de subsidie bij een vervreemding van de infrastructuur of bij een bestemmingswijziging ervan zonder het akkoord van het FoCI.Het bedrag van de terugbetaling wordt berekend, rekening houdend met een jaarlijkse afschrijving van 5 % als het project onroerende werken betreft en met een jaarlijkse afschrijving van 33 % als het project roerende goederen betreft. Bij vervreemding betaalt de aanvrager 60 % van de verwezenlijkte meerwaarde terug; 11° om de terugbetaling te waarborgen, kan het FoCI een zakelijke zekerheid vragen.
Art. 4.Om voor een investeringssubsidie voor grote infrastructuren van hoog cultureel belang in aanmerking te komen, dient de aanvrager een aanvraag in bij het FoCI. Het Fonds Culturele Infrastructuur kan aanvullende inlichtingen opvragen.
Het projectvoorstel bevat : 1° de identificatie van de aanvrager en van de infrastructuur;2° een beschrijving en motivatie van het investeringsproject;3° een technische omschrijving van de voorgenomen werken (ruimten en afmetingen);4° het investeringsplan (overzicht van de investeringsuitgaven) en het financieringsplan (overzicht van de inkomsten) van het project. De aanvrager moet met het aanvraagdossier duidelijk bewijzen dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor grote infrastructuren van hoog cultureel belang vermeld in artikel 3.
De aanvraagdossiers worden technisch en administratief beheerd door het FoCI, in samenwerking met de administratie bevoegd voor de gesubsidieerde infrastructuur.
De aanvraagdossiers worden voor advies en voor coördinatie tussen de sectoren voorgelegd aan het Managementcomité van het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Op voordracht van de minister neemt de Vlaamse Regering een beslissing en neemt maatregelen om deze investeringssubsidies voor grote infrastructuren van hoog cultureel belang in te schrijven in de begroting van het FoCI. HOOFDSTUK 3. - Subsidievoorwaarden prioritaire sectorale culturele infrastructuur Afdeling 1. - Prioriteiten
Art. 5.De investeringssubsidie voor prioritaire sectorale culturele infrastructuur is bedoeld als tegemoetkoming in de investeringsuitgaven van specifieke sectoren binnen het jeugd-, kunst- en cultuurbeleid, zoals omschreven in artikel 4 van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot Hervorming van de Instellingen, waaraan de Vlaamse Regering tijdens een bepaalde periode prioritair investeringssubsidies verleent.
Tijdens de eerstvolgende periode van vijf jaar (2012-2016) geeft de Vlaamse Regering prioriteit aan de volgende sectorale culturele infrastructuur : 1° het automatiseren van theatertrekken;2° cultureel-erfgoeddepots;3° digitalisering van filmvertoners;4° jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang;5° kunstenwerkplaatsen. De Vlaamse Regering kan die prioriteiten aanpassen op basis van nieuwe behoeften en evoluties. Een bestaande prioriteit blijft gelden tot na de herziening ervan door de Vlaamse Regering. Afdeling 2. - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidiëring
Art. 6.De algemene voorwaarden om in aanmerking te komen voor de subsidiëring van prioritaire sectorale culturele infrastructuur, zijn : 1° de aanvrager heeft een rechtspersoonlijkheid volgens het publiek recht of het privaat recht;2° de infrastructuur ligt in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° minstens 40 % van de aankoopkosten of van de bouwkosten wordt gedragen door subsidies van een andere overheid, door een inbreng in natura door andere overheden of door een inbreng van eigen middelen. De investeringssubsidie van het FoCI bedraagt dus nooit meer dan 60 % van de aankoop- of bouwkosten, met een absoluut maximum van de investeringssubsidie van 500.000 euro per project. Onvoorwaardelijke subsidiebeloftes van andere overheden, die afhankelijk gemaakt zijn van het verkrijgen van subsidiëring door het FoCI, worden aanvaard; 4° het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren of het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot het Vlaamse Gewest behoren, worden nageleefd;5° de functionele ruimten van het gebouw zijn integraal toegankelijk;6° het project draagt bij tot de verhoging van de duurzaamheid van de accommodatie in kwestie, tot de verbetering van de ecologische impact en tot een energiezuinige exploitatie ervan;7° de aanvrager heeft een beschikkingsmacht over de infrastructuur als eigenaar.Als de aanvrager geen eigenaar is van de infrastructuur, maar huurder, erfpachter of gebruiker, bewijst hij een beschikkingsmacht voor minstens twintig jaar vanaf de datum van de subsidiebeslissing of vanaf de datum dat de aanvrager kan beschikken over de infrastructuur, als die laatste datum later valt; 8° de aanvrager aanvaardt de toezichtregeling op de besteding van de subsidie, de instandhouding, de renovatie en het onderhoud van de gesubsidieerde infrastructuur;9° de aanvrager gaat de verbintenis aan tot de terugbetaling van de subsidie bij een vervreemding van de infrastructuur of bij een bestemmingswijziging ervan, zonder het akkoord van het FoCI.Het bedrag van de terugbetaling wordt berekend, rekening houdend met een jaarlijkse afschrijving van 5 % als het project onroerende werken betreft en met een jaarlijkse afschrijving van 33 % als het project roerende goederen betreft. Bij vervreemding betaalt de aanvrager 60 % van de verwezenlijkte meerwaarde terug; 10° om de terugbetaling te waarborgen, kan het FoCI een zakelijke zekerheid vragen.
Art. 7.Per infrastructuurtype gelden bovendien de volgende specifieke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een investeringstoelage voor prioritaire sectorale culturele infrastructuur.
Om de projecten die voldoen aan de voorwaarden, te rangschikken in een volgorde van prioriteit, worden vervolgens de onderstaande beoordelingscriteria gehanteerd : 1° het automatiseren van theatertrekken : a) specifieke voorwaarden : 1) het betreft door de Vlaamse overheid gesubsidieerde kunstenorganisaties of cultuurcentra;2) de bestaande handtrekken met een trekgewicht van meer dan 75 kg worden vervangen door geautomatiseerde punttrekken en baartrekken die elk een gewicht trekken van maximaal 300 kg tegen een snelheid van 5 à 10 m per seconde en die worden aangebracht per 20 cm of per veelvoud van 20 cm podiumdiepte;3) de investeringen zijn conform de bepalingen van de wetgeving over het welzijn op het werk;b) criteria : 1) de globale financiering van het project en de mate van subsidiëring of de inbreng in natura door andere overheden.Onvoorwaardelijke subsidiebeloftes van andere overheden, die afhankelijk gemaakt zijn van het verkrijgen van subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap, worden aanvaard; 2) er wordt voorrang gegeven aan het automatiseren van de theatertrekken van cultuurcentra en theaterzalen die regelmatig buitenlandse gezelschappen programmeren;3) de mate van toegankelijkheid van het gebouw;4) de mate waarin principes van duurzaamheid en energiezuinigheid worden toegepast;2° cultureel-erfgoeddepots : a) specifieke voorwaarden : 1) een afstemming met het provinciale depotbeleid is noodzakelijk;2) het gaat om een « open » depot, dat wil zeggen dat iedereen er objecten en materialen moet kunnen consulteren in een consultatieruimte, en dat het niet alleen openstaat voor de eigen collectie, maar ook voor andere collecties;3) het fungeert als nooddepot voor de regio in kwestie en maakt deel uit van het calamiteitenplan;4) het gaat om duurzame investeringen in onroerende goederen, die voldoen aan voor het cultureel erfgoed aangepaste, algemeen aanvaarde internationale standaarden, rekening houdend met de materiaaltypes;b) criteria : 1) de globale financiering van het project en de mate van subsidiëring of de inbreng in natura door andere overheden.Onvoorwaardelijke subsidiebeloftes van andere overheden, die afhankelijk gemaakt zijn van het verkrijgen van subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap, worden aanvaard; 2) de mate van toegankelijkheid van het gebouw;3) de mate waarin principes van duurzaamheid en energiezuinigheid worden toegepast;4) er wordt rekening gehouden met een goede geografische spreiding van de cultureel-erfgoeddepots over de Vlaamse Gemeenschap.Per Vlaamse provincie en voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt planmatig voorrang gegeven aan één project; 5) de mate waarin het project een draagvlak realiseert voor initiatieven van geïntegreerde depotvorming, zoals bewaring en ontsluiting, met het oog op inventarisering, collectiebeschrijving en conservering;6) de mate waarin het project lokale overheden stimuleert om hun verantwoordelijkheid op te nemen voor het cultureel erfgoed op hun eigen grondgebied;7) de mate waarin het voorstel bovengemeentelijke samenwerking waarborgt;8) de mate waarin de provincie een bijdrage levert, zowel financieel als op het vlak van expertise, en de manier waarop de samenwerking georganiseerd wordt;3° investeringssubsidie voor de digitalisering van een filmvertoner : a) specifieke voorwaarden : 1) de filmvertoner is al minstens drie jaar open voor het publiek;2) de filmvertoner beschikt over een systeem voor de aangifte van kaartverkoop en bezoekersaantallen;3) de filmvertoner beschikt ten minste over één scherm en 65 zitplaatsen;b) criteria : 1) als het gaat om een permanente filmvertoner die ten minste zes maanden per jaar in bedrijf is, zijn er 520 filmvertoningen per jaar;2) als het gaat om een filmvertoner met één scherm waarin dertig vertoningen per maand gegeven kunnen worden, zijn er driehonderd filmvertoningen per jaar;3) als het gaat om een zomerfilmvertoner of openluchtfilmvertoner die minder dan zes maanden per jaar in bedrijf is, zijn er dertig filmvertoningen per maand;4) er waren 1500 bezoekers in de voorgaande twaalf maanden aan de aanvraag, voor wie de normale prijs van een kaartje daadwerkelijk is betaald;5) de filmvertoner heeft een duidelijk aantoonbare maatschappelijke, sociaal-culturele of erfgoedwaarde of is lid van een door Europa ondersteund netwerk van filmvertoners met focus op de Europese film; 6) de investeringssubsidie bedraagt maximaal 33 % van de investeringskosten met een maximum van 20.000 euro steun per scherm; 7) de investeringssubsidie biedt maximaal steun voor vijf schermen per filmvertoner;4° jeugdinfrastructuur met bovenlokaal belang : a) specifieke voorwaarden : 1) de infrastructuur wordt in hoofdzaak gebruikt voor de werking van bovenlokale jeugdwerkinitiatieven of zal langdurig en in hoofdzaak daarvoor worden gebruikt; 2) de infrastructuur wordt gebruikt voor vrijetijdsinitiatieven van en voor kinderen en jongeren uit een ruimere verzorgingsregio met minstens 100.000 inwoners; 3) uit het aanvraagdossier blijkt dat de doelgroep, die bestaat uit gebruikers, wordt betrokken bij de voorbereiding en de exploitatie van de jeugdinfrastructuur;4) jeugdverblijfcentra komen niet in aanmerking voor deze subsidiëring omdat ze een eigen subsidieregeling hebben;b) criteria : 1) de globale financiering van het project en de mate van subsidiëring of de inbreng in natura door andere overheden.Onvoorwaardelijke subsidiebeloftes van andere overheden, die afhankelijk gemaakt zijn van het verkrijgen van subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap, worden aanvaard; 2) de mate van toegankelijkheid van het gebouw;3) de mate waarin principes van duurzaamheid en energiezuinigheid worden toegepast;4) de mate van betrokkenheid van de doelgroep, die bestaat uit gebruikers, bij de voorbereiding, de exploitatie en het onderhoud van de jeugdinfrastructuur;5° kunstenwerkplaatsen : a) specifieke voorwaarden : 1) de infrastructuur wordt langdurig en in hoofdzaak gebruikt voor een kunstenwerkplaats, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap op basis van het Kunstendecreet;2) de infrastructuur betreft individuele verblijfsaccommodatie met werkateliers voor kunstenaars;b) criteria : 1) de globale financiering van het project en de mate van subsidiëring of de inbreng in natura door andere overheden.Onvoorwaardelijke subsidiebeloftes van andere overheden, die afhankelijk gemaakt zijn van het verkrijgen van subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap, worden aanvaard; 2) de mate van toegankelijkheid van het gebouw;3) de mate waarin principes van duurzaamheid en energiezuinigheid worden toegepast;4) de internationale uitstraling en de bezettingsgraad van de huidige infrastructuur;5) de verzekering van de exploitatie en het onderhoud van de infrastructuur. Afdeling 3. - Aanvraag en beoordeling
Art. 8.In de begroting van het FoCI wordt een globaal bedrag per jaar ingeschreven voor de investeringssubsidies voor prioritaire sectorale culturele infrastructuur, zoals omschreven in artikel 7. De investeringssubsidies worden verdeeld tussen de verschillende projectaanvragers op basis van dit besluit.
Het FoCI kan aanvraagformulieren per infrastructuurtype beschikbaar stellen. Die formulieren moeten gebruikt worden bij de aanvraag.
Potentiële aanvragers worden uitgenodigd om een projectvoorstel in te dienen bij het FoCI, uiterlijk op 30 april van het lopende kalenderjaar, voor subsidiëring in het daaropvolgende kalenderjaar.
Het projectvoorstel bevat : 1° de identificatie van de aanvrager en van de infrastructuur;2° een beschrijving en motivatie van het investeringsproject;3° een argumentatie dat voldaan is aan de algemene voorwaarden en aan de specifieke voorwaarden;4° de vermelding in welke mate voldaan is aan de beoordelingscriteria;5° een technische omschrijving van de voorgenomen werken (ruimten en afmetingen);6° het investeringsplan (overzicht van de investeringsuitgaven) en het financieringsplan (overzicht van de inkomsten) van het project;
Art. 9.De minister stelt een Adviescommissie Bovenlokale Culturele Infrastructuur samen, waarin het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, het IVA Kunsten en Erfgoed, het IVA Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen de administratie bevoegd voor de gesubsidieerde infrastructuur en deskundigen uit de betrokken sectoren vertegenwoordigd zijn. De minister benoemt de voorzitter van de Adviescommissie Bovenlokale Culturele Infrastructuur. Het secretariaat wordt georganiseerd door de administratie.
Op basis van de projectvoorstellen geeft de Adviescommissie Bovenlokale Culturele Infrastructuur een gemotiveerd advies aan het Managementcomité van het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media en aan de minister over de projecten die in aanmerking komen voor subsidiëring op basis van de gestelde voorwaarden en de beoordelingscriteria.
De Adviescommissie Bovenlokale Culturele Infrastructuur kan plaatsbezoeken organiseren.
De minister beslist over een regeling voor de verplaatsingskosten en de bezoldigingen van de externe deskundigen.
Uiterlijk op 31 juli deelt de minister zijn selectie mee aan de aanvragers. De aanvragers van de geselecteerde projecten worden door het FoCI uitgenodigd een uitgewerkte subsidieaanvraag in te dienen uiterlijk op 31 oktober.
Op basis van de definitieve aanvraagdossiers geeft de adviescommissie Bovenlokale Culturele Infrastructuur een gemotiveerd eindadvies over de subsidieaanvragen aan het Managementcomité van het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media, rekening houdend met de voorwaarden en de beoordelingscriteria. Het Managementcomité van het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media legt het eindadvies met eventuele opmerkingen voor aan de minister.
Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op de indiening van de subsidieaanvraag, deelt de minister aan de aanvragers een gemotiveerde beslissing mee over hun subsidieaanvraag en het subsidiebedrag. HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling subsidie
Art. 10.In zoverre de wet op de overheidsopdrachten van toepassing is, houdt de subsidietrekker zich aan de bepalingen van die wet in verband met de gunning van de opdracht en de uitvoering ervan.
Daarvoor moet de subsidietrekker, voor hij overgaat tot de gunningsprocedure, het ontwerp, het lastenboek, de plannen en de gedetailleerde raming, alsook de vereiste vergunningen, voor advies voorleggen aan het FoCI. Aan de Vlaamse bouwmeester kan advies worden gevraagd over de architecturale kwaliteit.
Voor de werken gegund worden, moet de subsidietrekker het resultaat van de gunningsprocedureter goedkeuring voorleggen aan het FoCI. De subsidie wordt uitbetaald door het FoCI op basis van de vorderingsstaten en de bijbehorende facturen op naam van de subsidietrekker die goedgekeurd zijn door het FoCI. De aanvraag tot uitbetaling kan ingediend worden tot zes jaar na de beslissing van de minister om de investeringssubsidie te verlenen. De datum van het ministerieel besluit geldt als referentiedatum.
Art. 11.Bij overgangsmaatregel moeten de aanvragen voor een investeringssubsidie voor prioritaire sectorale infrastructuur voor het jaar 2012, in afwijking van artikel 8, derde lid, ingediend worden uiterlijk vijftig dagen na de inwerkingtreding van dit besluit.
Bij overgangsmaatregel voor de aanvragen voor een investeringssubsidie voor prioritaire sectorale infrastructuur voor het jaar 2012, in afwijking van artikel 9, vijfde lid, deelt de minister de selectie mee aan de aanvragers uiterlijk drie maanden na de indieningsperiode van 50 dagen. De aanvragers van de geselecteerde projecten worden door het FoCI uitgenodigd een uitgewerkte subsidieaanvraag in te dienen uiterlijk 2 maanden na de beslissing van de minister.
Bij overgangsmaatregel voor de aanvragen voor een investeringssubsidie voor prioritaire sectorale infrastructuur voor het jaar 2012, in afwijking van artikel 9, zevende lid, deelt de minister aan de aanvragers een gemotiveerde beslissing mee over hun subsidieaanvraag en het subsidiebedrag uiterlijk vier maanden na het einde van de indieningsperiode van de uitgewerktesubsidieaanvraag.
Art. 12.Het reglement voor subsidiëring van culturele infrastructuur met bovenlokaal belang van 16 maart 2001 wordt opgeheven.
In afwijking van het eerste lid zullen de subsidieaanvragen waarover al een beslissing werd genomen op basis van het in het eerste lid vermelde reglement, verder worden afgehandeld op basis van het reglement.
Art. 13.Het besluit treedt in werking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 november 2012.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET