Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 december 2005
gepubliceerd op 25 januari 2006

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035066
pub.
25/01/2006
prom.
16/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/16/2006035066/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen


De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999, en artikel 13;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van zaaigranen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 september 2005;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 25 juli 2005, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 7 november 2005;

Gelet op advies nr. 39 187/3.van de Raad van State, gegeven op 18 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen gewijzigd werd bij Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004, en dat die richtlijnen een verplichting inhouden om er zich binnen de voorgeschreven termijn naar te schikken;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° granen : planten van de navolgende soorten, die voor de landbouw of de tuinbouw zijn bestemd, met uitzondering van sierdoeleinden : Haver .. . . . Avena sativa L.;

Gerst . . . . . Hordeum vulgare L.;

Rijst . . . . . Oryza sativa;

Kanariezaad . . . . . Phalaris canariensis L.;

Rogge . . . . . Secale cereale L.;

Sorgho . . . . . Sorghum bicolor (L.) Moench;

Soedangras . . . . . Sorghum sudanense (Piper) Stapf;

Triticale . . . . . X Triticosecale Wittm.;

Zachte tarwe . . . . . Triticum aestivum L. emend. Fiori et Paol.;

Harde tarwe . . . . . Triticum durum Desf.;

Spelt . . . . . Triticum spelta L.;

Maïs met uitzondering van popcorn en suikermaïs . . . . . Zea mais L.(partim);

Deze definitie geldt ook voor de onderstaande hybriden die het product zijn van een kruising van de hierboven genoemde soorten.

Hybriden die het product zijn van Sorghum bicolor (L) Moench x Sorghum; een kruising van sorgho en soedan Sudanense (Piper) Stapf; gras Tenzij anders bepaald gelden voor zaad van de genoemde hybriden de normen of andere voorwaarden die van toepassing zijn voor zaad van elk van de soorten waaruit ze zijn verkregen; 2° rassen, hybriden en inteeltlijnen van maïs en Sorghum spp.: a) vrij bestoven ras : voldoende homogeen en bestendig ras;b) ingeteelde stam : voldoende homogene en bestendige lijn, die gedurende verscheidene opeenvolgende generaties door kunstmatige zelfbevruchting onder gelijktijdige selectie of door gelijkwaardige maatregelen is verkregen;c) enkele hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee ingeteelde stammen;d) dubbele hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van twee enkele hybriden;e) drieweg-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam en van een enkele hybride;f) inteelt-rassen-hybride (topkruising) : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van een ingeteelde stam of van een enkele hybride en van een vrij bestoven ras;g) rassen-hybride : eerste generatie uit een door de kweker bepaalde kruising van planten uit basiszaad van twee vrij bestoven rassen;3° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde bevoegde entiteit officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;4° basiszaad (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, kanariezaad, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) : a) zaad dat is voortgebracht onder verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad hetzij van de categorie gecertificeerd zaad, hetzij van de categorieën gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering.Die vermeerdering kan gebeuren in één of meerdere vermeerderingscycli. In dat geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor ten hoogste de tweede generatie vanaf prebasiszaad; c) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet;5° basiszaad (hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, rogge, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale) : a) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van hybriden;b) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;c) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a) en b), voldoet; 6° basiszaad (maïs en Sorghum spp.) : a) van vrij bestoven rassen : 1) zaad dat is voortgebracht onder verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;2) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van dit ras, van een inteelt-rassen-hybride of een rassen-hybride;3) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;4) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1), 2) en 3), voldoet;b) van ingeteelde stammen : 1) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;2) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1), voldoet;c) van enkele hybriden : 1) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van dubbele hybriden, drieweg-hybriden of inteelt-rassen-hybriden;2) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;3) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1) en 2), voldoet;7° gecertificeerd zaad (kanariezaad, ander dan hybriden, rogge, sorgho, soedangras, maïs en hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, harde tarwe en zelfbestuivende rassen van triticale) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;c) zaad dat behoudens het bepaalde in artikel 4, § 2, voldoet aan de in bijlage I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden;d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in a), b) en c) voldoet.8° gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, ander zaad dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering of voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;c) zaad dat voldoet aan de in bijlage I en II voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering opgesomde voorwaarden;d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.9° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (haver, gerst, rijst, tarwe, spelt, triticale en harde tarwe, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft) : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van andere granen dan zaaigranen;c) zaad dat voldoet aan de in bijlage I en II voor gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering opgesomde voorwaarden;d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.10° gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad of pootgoed op grond van artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras is onderworpen;11° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een staat;b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregelen;c) voor hulpwerkzaamheden door beëdigde natuurlijke personen die handelen onder het toezicht van een lidstaat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van die maatregelen;12° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid;13° bevoegde entiteit : het Agentschap voor Landbouw en Visserij van het Vlaams ministerie van Landbouw en Visserij;14° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik. Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals het beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instantie of de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft, noch op het product van de oogst. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de delen in kwestie van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.

Art. 2.Dit besluit is niet van toepassing op : 1° zaaizaad, bestemd voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, voorzover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder en, als die zaden zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden, voorzover bij die zaden een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : "Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap";2° zaden in doorvoer mits ze vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken betreffende hun bestemming. HOOFDSTUK II. - De handel Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit

Art. 3.§ 1. Zaaigranen mogen slechts in de handel worden gebracht als : 1° het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering;2° ze voldoen aan de voorwaarden, opgesomd in bijlage II;3° een vochtgehalte van 16 % in gewicht niet werd overschreden bij de officiële goedkeuring;4° ze behoren tot een ras dat voorkomt in de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen. § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 mag ook niet-bewerkt zaad in de handel worden gebracht met het oog op zijn bewerking, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 4.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in bijlage II gestelde voorwaarden mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, basiszaad en gecertificeerd zaad, waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. Dat kan uitsluitend gebeuren als een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit en als de naam en het adres van de eerste commerciële afnemer worden vermeld.

De leverancier moet in het geval de kiemkracht waarborgen die is vastgesteld bij de voorlopige analyse door deze op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij aan te brengen.

Art. 5.In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1 en § 2, kan de bevoegde entiteit aan producenten toestemming verlenen om de volgende hoeveelheden zaad in de handel te brengen : 1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De doeleinden waarvoor de bedoelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen evenals de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden door de minister vastgesteld.

In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dat verband uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van toepassing. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding

Art. 6.§ 1. Prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard mag alleen in de handel worden gebracht in homogene partijen en in een gesloten verpakking die overeenkomstig artikelen 7, 8 en 9 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. § 2. De minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen met betrekking tot verpakking, sluitingssysteem en aanduiding voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker.

Art. 7.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of zonder dat het in artikel 8 en 9 vermelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het etiket, vermeld in het eerste lid, in het sluitingssysteem worden verwerkt, ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht. Die maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht aan die voorwaarden te voldoen : 1° de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat ze niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd;2° de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers, beginnend met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening) die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben;3° de sluitingen van papieren of plastic zakken die geen andere opening dan de vulopening hebben, op voorwaarde dat de zak wordt gesloten door de druk van het gewicht van de inhoud en dat de lengte van de sluiting ten minste 22 % van de breedte van de zak bedraagt. § 2. Een nieuwe, eventueel herhaalde, sluiting mag alleen officieel of onder officieel toezicht gebeuren. In dat geval moet eveneens op het in artikelen 8 en 9 vermelde etiket melding worden gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, de datum van aanbrenging daarvan en de bevoegde entiteit die de sluiting heeft aangebracht. § 3. De minister kan in afwijkingen van § 1 voorzien voor kleine verpakkingen, gesloten op het Vlaamse grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.

Art. 8.Verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad van alle aard moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° aan de volgende kenmerken beantwoorden : a) aan de buitenkant voorzien zijn van een nog niet gebruikt officieel etiket dat beantwoordt aan de vereisten van bijlage IV.De gegevens zijn vermeld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap; b) de kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad en gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en rood voor gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering;c) als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt;d) als, in een geval als vermeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld;e) het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan;f) het is toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;2° een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket op de verpakking en met ten minste de gegevens, opgesomd in bijlage IV, A, a, 3, 5 en 6.Dat certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het in 1°, a) vermelde etiket.

Het certificaat is niet vereist als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht, of als, overeenkomstig het bepaalde in 1°, een kleefetiket of een etiket uit scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art. 9.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket, waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld : 1° certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken;2° partijnummer;3° maand en jaar van de sluiting, of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificeringsdienst;4° soort, ten minste vermeld in Latijns schrift met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs;5° ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;6° aanduiding prebasiszaad;7° aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering" voorafgaat. Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Als, in een geval als vermeld in artikel 4, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Art. 10.§ 1. Zaaigranen die rechtstreeks afkomstig zijn van basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 16, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat, met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap en dat in een andere lidstaat is geoogst, kunnen op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als ze zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de categorie in kwestie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat ze voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vestgestelde voorwaarden.

Als in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan de minister machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor die categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Zaaigraan dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet : 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd in A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, § 1;2° vergezeld zijn van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, C. § 3. Zaaigranen die in een land zijn geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap kunnen op verzoek officieel worden goedgekeurd als : 1° ze rechtstreeks afkomstig zijn van : a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 16, § 1, gelijkstelling heeft verkregen;b) kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap als vermeld in a) ;2° ze zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de categorie in kwestie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 16, § 2, 1°, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;3° bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat ze voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Art. 11.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of die partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Art. 12.In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.

Bovendien moet de naam van elke werkzame stof van de gebruikte producten vermeld worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.

Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat scheikundig werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds scheikundig behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.

De minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, in afwijkingen voorzien met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen. Afdeling III. - Mengsels van zaden

Art. 13.Zaaigranen in de vorm van mengsels van zaden van verschillende soorten mogen alleen in de handel worden gebracht als de verscheidene samenstellende delen van het mengsel, voor de menging, voldeden aan de regels voor het in de handel brengen die op hen van toepassing zijn.

Artikel 7, 8, 11 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid vermelde mengsels.

De officiële etiketten zijn evenwel in alle gevallen groen.

Art. 14.Zaad van een graansoort mag in de handel worden gebracht in de vorm van bepaalde mengsels van zaden van verschillende rassen voorzover die mengsels volgens de wetenschappelijke of technische kennis terzake bijzonder doeltreffend zijn tegen de verspreiding van bepaalde schadelijke organismen, en voorzover de bestanddelen van het mengsel voor de menging voldoen aan de voorschriften voor het in de handel brengen die daarop van toepassing zijn.

Art. 15.Voor het in de handel brengen van de in artikel 13 bedoelde mengsels zijn eveneens de voorwaarden van toepassing die vastgesteld zijn in bijlage II. Afdeling IV. - Overige bepalingen

Art. 16.§ 1. Zaaigranen, ander dan prebasiszaad, die in een land zijn geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mogen enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is zaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit van de Vlaamse Regering.

Bovendien moeten, in voorkomend geval, de door de instellingen van de Europese Gemeenschap vastgestelde bijzondere voorwaarden zijn vervuld. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing op : 1° prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld.De minister kan hiervoor afwijkingen bepalen; 2° het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat van de Europese Gemeenschap gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 66/402/EEG moet voldoen.

Art. 17.Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de bevoegde entiteit, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassencatalogi voorkomen, tot de handel toelaten.

Als het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld, voor zaad van rassen die niet op de bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art. 18.De minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 19.De bevoegde entiteit is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd, voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstneming, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig het bepaalde in artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13;6° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht zoals bepaald in artikelen 20, 22 en 24. De bevoegde entiteit is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, vermeld in artikel 3, § 2.

Art. 20.De veldkeuring onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 4°, d), 5°, c), 6°, a), 4), 6°, b), 2), 6°, c), 3), 7°, d), 8°, d), en 9°, d), moet aan de volgende eisen voldoen : 1° de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht : a) ze moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn.Dat houdt ofwel in dat ze beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen; d) ze moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is ten minste 5 %. 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de bevoegde entiteit kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële veldkeuring overtreedt, zijn erkenning als vermeld in 1°, c), verliest.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 21.In het keuringsreglement, vermeld in artikel 25, zijn de volgende voorwaarden en bepalingen opgenomen : 1° de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de controle, vermeld in artikel 19;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad, en de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, vermeld in artikel 19. Bovenvermelde personen worden door de bevoegde entiteit erkend als uit een onderzoek blijkt dat die voorwaarden zijn vervuld.

Art. 22.§ 1. Het officiële zaadonderzoek of het zaadonderzoek onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 4°, d), 5°, c), 6°, a), 4), 6°, b), 2), 6°, c), 3), 7°, d), 8°, d) en 9°, d), vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.

Nochtans is voor zaaigranen de in de voorgaande paragraaf bepaalde ontleding van de mechanische zuiverheid of van de kiemkracht alleen vereist als er twijfel over bestaat. § 2. Het zaadonderzoek onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen : 1° zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn;2° het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium.Die zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.

De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de overheden die bevoegd zijn voor certificering voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend; 3° het zaadcontrolelaboratorium moet aan een van de volgende kenmerken voldoen : a) een onafhankelijk laboratorium zijn;b) tot een zaadbedrijf behoren. In het in b) vermelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dat zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen; 4° de overheden, bevoegd voor certificering, oefenen op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit;5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen.Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. 6° de bevoegde entiteit kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële zaadcontrole.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 23.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheimgehouden.

Art. 24.De minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan die welke opgenomen zijn in bijlage I en II.

Art. 25.§ 1. Bij de uitoefening van de controle van de rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring, gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 4°, d), 5°, c), 6°, a), 4), 6°, b), 2), 6°, c), 3), 7°, d), 8°, d), en 9°, d), volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 26 vermelde controles moet echter officieel gebeuren. § 2. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen : het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit. § 3. De bemonstering onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen : 1° zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in 2° tot en met 4° bedoelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die bevoegd zijn voor certificering.2° monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens worden afgesloten;3° monsternemers behoren tot een van de volgende categorieën : a) onafhankelijke natuurlijke personen;b) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;c) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel zaad in de handel brengen. In het in c) vermelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen; 4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit.Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en met officieel toezicht worden uitgeoefend; 5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen.Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

De overheden, bevoegd voor certificering, vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen; 6° de bevoegde entiteit kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële bemonstering.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 26.Op voorstel van de bevoegde entiteit stelt de minister een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van graangewassen vast. HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen

Art. 27.Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van granen beantwoordt aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen. Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 28.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Gemeenschap neemt de minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1° soort;2° ras;3° categorie;4° producerend land en officiële keuringsdienst;5° land van verzending;6° invoerder;7° hoeveelheid zaaizaad.

Art. 29.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap, kan de minister specifieke voorwaarden vaststellen waaronder : 1° chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en die bedreigd worden door genetische erosie;3° voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 vermelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° in het in § 1, 2° vermelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de minister;2° in het onder § 1, 2° bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 30.De termijn, waarvoor de in artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt vermelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art. 31.De facturen, contracten catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijksoortige documenten moeten de aanduidingen dragen die, naar gelang van het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a) 5, 6, 7 en 10, of in bijlage IV, A, b), 2, 6, 7 en 9.

Art. 32.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten gedurende drie jaar, vanaf l januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren om ze zonder verplaatsing aan de beambten, belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op hun verzoek voor te leggen.

Art. 33.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 34.Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art. 35.Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van zaaigranen wordt opgeheven.

Art. 36.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen, genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit, vermeld in artikel 35, blijft van toepassing tot het uitdrukkelijk wordt opgeheven.

Art. 37.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 december 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage I. - Voorwaarden waaraan het gewas moet voldoen 1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het gewas in kwestie.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht. 2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden en in het bijzonder voor sorgho van bronnen van Sorghum halepense : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Die afstanden hoeven niet in acht te worden genomen als er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is.3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn of, in het geval van een gewas van een ingeteelde stam, voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.Wat de productie van zaad van hybride rassen betreft, gelden de genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

In het bijzonder gewassen van Oryza sativa, Phalaris canariensis, Secale cereale andere dan hybriden, Zea maïs en Sorghum spp. moeten aan de volgende normen of eisen voldoen : A. Phalaris canariensis, en Secale cereale, andere dan hybriden : het aantal planten van deze soorten die duidelijk niet tot het ras in kwestie behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad; - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.

B. Zea maïs : a) het aantal planten die duidelijk niet tot het ras, de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen : .. . . . 0,1 %; ii) enkelvoudige hybriden, voor iedere kruisingspartner : . . . . . 0,1 %; iii) vrij bestoven rassen : . . . . . 0,5 %; bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : i) kruisingspartners van hybride rassen : - ingeteelde stammen : .. . . . 0,2 %; - enkelvoudige hybriden : . . . . . 0,2 %; - vrij bestoven rassen : . . . . . 1,0 %; ii) vrij bestoven rassen : . . . . . 1,0 %; b) voor de productie van zaad van hybride rassen moet bovendien aan de volgende normen of eisen worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven als de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan; bb) zo nodig moet tot ontpluiming worden overgegaan; cc) als 5 % of meer planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan : - 1 bij elke veldkeuring; - 2 over alle veldkeuringen samen.

Planten worden geacht stuifmeel te hebben afgegeven of af te geven als op 50 mm of meer van de hoofdas of de zijassen van de pluim de meeldraden uit de kafjes steken en stuifmeel hebben afgegeven of afgeven.

C. Sorghum spp. : a) het aantal planten van een andere sorghumsoort dan de soort van het gewas of die duidelijk niet tot de ingeteelde stammen of de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) tijdens de bloeitijd : .. . . . 0,1 %; ii) na rijping : . . . . . 0,1 %; bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : i) planten van de mannelijke kruisingspartner die stuifmeel afgeven als de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is : .. . . . 0,1 %; ii) planten van de vrouwelijke kruisingspartner : - tijdens de bloeitijd : . . . . . 0,3 %; - na rijping : . . . . . 0,1 %; b) voor de productie van gecertificeerd zaad van hybride rassen moet voorts aan de volgende normen of eisen worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartners moeten voldoende stuifmeel afgeven als de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is; bb) als de stempel van de planten van de vrouwelijke kruisingspartner receptief is, mag het aantal planten van die kruisingspartner die stuifmeel afgeven of hebben afgegeven niet meer bedragen dan : . . . . . 0,1 %; c) gewassen van vrij bestoven of kunstmatig verkregen rassen van Sorghum spp.moeten voldoen aan de volgende normen : het aantal planten van het gewas die duidelijk niet tot het ras in kwestie behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad; - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad;

D. Oryza sativa : Het aantal planten dat duidelijk als wilde planten of als planten met rode zaden kan worden herkend mag niet meer bedragen dan : - 0 voor de productie van basiszaad; - 1 per 50 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad. 4. Roggehybriden : a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit. Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen of eisen : aa) het aantal planten van de soorten die duidelijk niet tot de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad; - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad, bij officiële veldkeuringen geldt die norm alleen voor de vrouwelijke kruisingspartner; bb) voor basiszaad moet, als gebruik wordt gemaakt van de mannelijke steriliteit, de steriliteit van de mannelijke steriele kruisingspartner ten minste 98 % bedragen. c) Zo nodig moet gecertificeerd zaad worden geproduceerd in gemengde teelt van een vrouwelijke mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit herstelt.5. Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, harde tarwe, spelt en zelfbestuivende rassen van triticale.a) Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden : - de minimumafstand tot de vrouwelijke kruisingspartner is 25 m ten opzichte van ieder ander ras van dezelfde soort, met uitzondering van een gewas van de mannelijke kruisingspartner; - die afstand hoeft niet in acht te worden genomen als er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is. b) Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft. Als het zaad wordt geproduceerd door gebruik te maken van een chemische hybridisatieagens, moet het gewas voldoen aan de volgende normen of eisen : aa) minimale raszuiverheid van iedere kruisingspartner : i) haver, gerst, rijst, tarwe, harde tarwe en spelt : .. . . . 99,7 %; ii) zelfbestuivende rassen van triticale : . . . . . 99,0 %; bb) minimale hybriditeit : 95 %. Het percentage van de hybriditeit moet worden bepaald volgens gangbare internationale methoden voorzover dergelijke methoden bestaan. Als de raszuiverheid wordt bepaald via zaadonderzoek voor de certificering, hoeft bij de veldkeuring niet de hybriditeit te worden bepaald. 6. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, in het bijzonder van Ustilagineae, moet zo veel mogelijk beperkt zijn.7. Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad en voor gecertificeerd zaad vastgesteld door middel van hetzij officiële veldkeuringen hetzij onder officieel toezicht uitgevoerde keuringen. Bij die veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen : a) de stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken;b) het aantal te verrichten veldkeuringen bedraagt ten minste : aa) voor Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Phalaris canariensis, Triticosecale, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta, Secale cereale : 1; bb) voor Sorghum spp. en Zea maïs tijdens de bloeitijd : i) vrij bestoven rassen : .. . . . 1; ii) ingeteelde stammen of hybriden : . . . . . 3.

Als het gewas volgt op in hetzelfde jaar of in het voorafgaande jaar geteelde Sorghum spp. en Zea maïs, moet ten minste één extra keuring worden verricht om na te gaan of aan de bepalingen van punt 1 van deze bijlage is voldaan; c) de grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten volgens daartoe passende methoden worden vastgesteld. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage II. - Voorwaarden waaraan het zaaizaad moet voldoen 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn of, in geval van zaad van een ingeteelde stam, voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.Wat zaad van hybride rassen betreft, gelden de genoemde bepalingen ook voor de eigenschappen van de kruisingspartners.

A. Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta, andere dan hybriden wat elk van de voornoemde soorten betreft : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de eisen inzake minimumraszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage 1 omschreven veldkeuringen.

B. Zelfbestuivende rassen van Triticosecale, andere dan hybriden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de eisen inzake minimumraszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen.

C. Hybriden van haver, gerst, rijst, tarwe, harde tarwe, spelt en zelfbestuivende rassen van triticale.

De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" moet 90 % bedragen. Dat wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.

D. Sorghum spp. en Zea maïs : Als voor de productie van gecertificeerd zaad van hybride rassen gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijk-steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, wordt het zaad geproduceerd op een van de volgende wijzen : a) door partijen zaaizaad te mengen, in een verhouding die eigen is aan het ras, waarbij enerzijds gebruik wordt gemaakt van een vrouwelijke, mannelijk-steriele kruisingspartner, en anderzijds van een vrouwelijke, mannelijk-fertiele kruisingspartner;b) door teelt van de vrouwelijke, mannelijk-steriele en de vrouwelijke, mannelijk-fertiele kruisingspartners in een verhouding die eigen is aan het ras. De verhouding tussen die twee kruisingspartners wordt nagegaan door middel van de in bijlage 1 omschreven veldkeuringen.

E. Roggehybriden : Zaad mag alleen als gecertificeerd zaad worden gecertificeerd als terdege rekening is gehouden met de uitkomsten van een officiële nacontrole op officieel genomen monsters van basiszaad, uitgevoerd in de groeiperiode van het zaad dat voor de certificering als gecertificeerd zaad werd aangeboden, om na te gaan of het basiszaad heeft voldaan aan de in dit besluit vastgestelde eisen voor basiszaad qua rasechtheid en raszuiverheid wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit. 2. Het zaaizaad moet ten aanzien van de kiemkracht, de mechanische zuiverheid en het gehalte aan de zaden van andere plantensoorten aan de volgende normen voldoen : A.Tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt 2A van deze bijlage opgenomen tabel : a) het in kolom 4 vastgestelde maximumgehalte aan zaden heeft ook betrekking op de zaden van de in kolom 5 tot en met 9 genoemde soorten;b) de aanwezigheid van een tweede zaad geldt niet als onzuiverheid, als een tweede monster van dezelfde voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van andere graansoorten;c) de aanwezigheid van één zaad van Avena fatua, Avena sterilis, Avena ludoviciana of Lolium temulentum in een monster van de voorgeschreven grootte geldt niet als onzuiverheid als een tweede monster van dezelfde grootte volledig vrij is van zaden van deze soorten;d) voor rassen van Avena sativa die officieel zijn ingedeeld bij de rassen van "naakte haver" wordt de vereiste minimumkiemkracht verlaagd tot 75 % van het zuiver zaad.In dat geval wordt op het officiële etiket de vermelding "minimumkiemkracht 75 %" aangebracht. 3. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zo veel mogelijk worden beperkt. Het zaad moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen betreffende Claviceps purpurea (maximumaantal sclerotiën of delen van sclerotiën in een monster met het in kolom 3 van bijlage III aangegeven gewicht).

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) De aanwezigheid van vijf sclerotiën of delen van sclerotiën in een monster met het voorgeschreven gewicht wordt in overeenstemming met de normen geacht indien een tweede monster met hetzelfde gewicht niet meer dan vier sclerotiën of delen van sclerotiën bevat.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage III. - Gewicht van een partij zaaizaad en van een monster Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Bijlage IV. - Etiket A. Te vermelden gegevens : a) voor basiszaad en gecertificeerd zaad : 1."EG-systeem"; 2. keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken;3. partijnummer; 4. maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven "gesloten in... " (maand en jaar), of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in... " (maand en jaar); 5. soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;6. ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;7. categorie;8. producerend land;9. opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zaden;10. als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht;11. bij rassen die hybride of ingeteelde stammen zijn : - voor basiszaad waarvan de hybride of ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is in de nationale rassencatalogus of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen : de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybride of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd; - voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord "kruisingspartner" wordt toegevoegd; voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord "hybride"; 12. waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Na controle verricht... (maand en jaar) " en de voor die nacontrole verantwoordelijke bevoegde entiteit worden vermeld. Die gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket; b) voor zaadmengsels : 1."Mengsel van... " (soorten of rassen); 2. bevoegde entiteit die de sluiting heeft verricht en de lidstaat;3. partijnummer; 4. maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in... " (maand en jaar); 5. soort, categorie, ras, alsmede producerend land van de samenstellende bestanddelen en hun gewichtsverhouding;de namen van soorten en rassen moeten ten minste in Latijns schrift worden vermeld; 6. opgegeven netto- en brutogewicht of opgegeven aantal zaden;7. als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaal gewicht; 8. waar ten minste voor de kiemkracht van alle bestanddelen van het mengsel nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Na controle verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke entiteit worden vermeld. Die gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt aangebracht op het officiële etiket; 9. de vermelding : "Mag uitsluitend in de handel worden gebracht in België". B. Minimumafmetingen : 110 mm x 67 mm.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME Bijlage V. - Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere lidstaat A. Op het etiket te vermelden gegevens : 1. voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken;2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;3. ras, tenminste vermeld in Latijns schrift;voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybride rassen, wordt het woord "kruisingspartner" toegevoegd; 4. categorie;5. bij hybride rassen, de vermelding "hybride";6. referentienummer van het veld of van de partij;7. opgegeven netto- of brutogewicht;8. de vermelding "niet definitief goedgekeurd zaad". B. Kleur van het etiket.

Het etiket is grijs van kleur.

C. Op het document te vermelden gegevens : D. 1. instantie die het document afgeeft; 2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;3. ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;4. categorie;5. referentienummer van het gebruikte zaad en naam van de landen dat dit zaad hebben goedgekeurd;6. referentienummer van het veld of van de partij;7. oppervlakte die is geteeld voor productie van de bij het document behorende partij;8. geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen;9. voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad;10. verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan;11. in voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid Y. LETERME

^