Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 februari 2019
gepubliceerd op 11 april 2019

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid

bron
vlaamse overheid
numac
2019011520
pub.
11/04/2019
prom.
15/02/2019
ELI
eli/besluit/2019/02/15/2019011520/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2011 pub. 05/08/2011 numac 2011035642 bron vlaamse overheid Decreet houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof sluiten houdende de regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 57;

Gelet op het decreet van 15 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2016 pub. 19/08/2016 numac 2016036305 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 105;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 7 december 2018;

Gelet op advies 65.066/3 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 13/01/2006 pub. 16/05/2006 numac 2006035728 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administratie: de functioneel bevoegde afdeling van het departement WVG of van Zorginspectie, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaams Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein;2° caseload: het aantal vooropgestelde op te nemen aanvragen voor herstelbemiddeling voor een werkingsjaar;3° daders: de verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden en geïnterneerden;4° departement WVG: het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;5° initiatiefnemer: een lokaal bestuur of een vereniging met rechtspersoonlijkheid die rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel mag uitkeren of bezorgen behalve voor het in de statuten bepaalde belangeloze doel;6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor bijstand aan personen;7° secretaris-generaal: de leidend ambtenaar van het departement WVG;wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten: de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. HOOFDSTUK 2. - Subsidiëring van herstelbemiddeling

Art. 2.Binnen de beschikbare begrotingskredieten komen verenigingen zonder winstoogmerk in aanmerking voor subsidiëring als ze een vrijwillig aanbod herstelbemiddeling organiseren, faciliteren en ondersteunen binnen al de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Brussel, Leuven, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen.

Art. 3.Het aanbod, vermeld in artikel 2, wordt zowel voor als na de gerechtelijke beslissing georganiseerd en beantwoordt aan al de volgende voorwaarden: 1° de herstelbemiddeling omvat de opstart van een dialoog tussen de partijen die gericht is op het herstel van de schade die toegebracht is door een misdrijf;2° de herstelbemiddeling richt zich tot daders en slachtoffers van misdrijven, en tot hun onmiddellijke omgeving;3° voor de organisatie van het aanbod herstelbemiddeling stemt de vereniging, vermeld in artikel 2, af met welzijns-, gezondheids- en justitiële actoren.

Art. 4.§ 1. De vereniging zonder winstoogmerk die gesubsidieerd wil worden voor het aanbod, vermeld in artikel 3, beschikt over een meerjarenplan dat goedgekeurd is door de secretaris-generaal.

Het meerjarenplan geldt voor een periode van vijf jaar. § 2. Het meerjarenplan is ontvankelijk als de vereniging zonder winstoogmerk het plan indient bij de administratie uiterlijk op 1 mei van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarop het meerjarenplan betrekking heeft en als het de volgende gegevens bevat: 1° de organisatiespecifieke kenmerken van de vereniging, namelijk: a) de missie en visie op herstelbemiddeling;b) de interne organisatiestructuur;c) het aantal beroepskrachten en de gegevens over de inschakeling van de vrijwilligers;d) de mate van expertise en de ervaring met de vooropgestelde opdracht of doelgroep;2° een overzicht van de externe samenwerkingsverbanden met welzijns-, gezondheids- en justitiële actoren;3° de wijze waarop de vereniging de opdracht herstelbemiddeling, vermeld in artikel 2 en 3, uitvoert, sensibilisering en bekendmaking van het aanbod realiseert en innovatie in haar werking brengt, met een omschrijving van strategische en operationele doelstellingen met bijbehorende indicatoren;4° de beoogde resultaten en caseload;5° het tijdstip en de wijze waarop de resultaten geëvalueerd worden;6° de begroting voor de volledige periode van het meerjarenplan. De administratie beoordeelt de ontvankelijkheid van het ingediende meerjarenplan. Als het plan niet ontvankelijk is, deelt de administratie dat mee aan de vereniging zonder winstoogmerk voor 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarop het meerjarenplan betrekking heeft. § 3. De criteria, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, gelden als beoordelingscriteria op basis waarvan de secretaris-generaal beslist over de goedkeuring van het ingediende meerjarenplan. Het meerjarenplan moet minstens een score van 60 op 100 punten behalen om goedgekeurd te kunnen worden.

De 100 punten, vermeld in het eerste lid, worden als volgt verdeeld: 1° 15 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 1° ;2° 15 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 2° ;3° 30 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 3° ;4° 20 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 4° ;5° 10 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 5° ;6° 10 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 6° ; Als het maximale beschikbare begrotingskrediet bereikt is, krijgen de verenigingen zonder winstoogmerk met de best beoordeelde meerjarenplannen voorrang. Op basis van de score op de beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid, wordt een rangorde opgesteld, waarbij de vereniging zonder winstoogmerk met een meerjarenplan met een hogere score op 100 voorrang krijgt op de deze met een lagere score op 100.

De secretaris-generaal kan de vereniging zonder winstoogmerk verzoeken om wijzigingen aan te brengen aan het ingediende meerjarenplan. De vereniging zonder winstoogmerk kan het meerjarenplan wijzigen op de punten die de secretaris-generaal heeft aangegeven. Ze dient het gewijzigde meerjarenplan uiterlijk een maand na de dag van het verzoek van de secretaris-generaal in bij de administratie. De administratie beoordeelt het gewijzigde meerjarenplan conform het eerste lid.

Art. 5.De secretaris-generaal sluit uiterlijk drie maanden na de dag van de goedkeuring van het meerjarenplan een overeenkomst met de vereniging. De overeenkomst bevat al de volgende elementen: 1° het goedgekeurde meerjarenplan;2° de wijze waarop de vereniging de middelen die ter beschikking worden gesteld, inzet om het meerjarenplan te realiseren;3° de wijze waarop de voortgang van de realisatie van de strategische en operationele doelstellingen wordt gemeten;4° het geraamde jaarlijkse subsidiebedrag voor de periode van het meerjarenplan.

Art. 6.Als de vereniging tijdens de looptijd van het meerjarenplan een wijziging in het meerjarenplan aanbrengt of de secretaris-generaal een wijziging van het meerjarenplan vraagt, dient de vereniging daarvoor bij de secretaris-generaal een dossier in waarin die wijziging wordt gesitueerd en gemotiveerd. De secretaris-generaal beslist over de goedkeuring van de wijziging. De overeenkomst, vermeld in artikel 5, wordt aangepast volgens de goedgekeurde wijziging.

Art. 7.De secretaris-generaal kent, jaarlijks een subsidie-enveloppe toe voor het werkjaar waarop het meerjarenplan betrekking heeft.

De subsidie-enveloppe, vermeld in het eerste lid, is samengesteld uit een forfaitair bedrag van 75.000 euro per voltijdse equivalent.

Art. 8.§ 1. De vooropgestelde caseload bedraagt 67 opgenomen aanvragen per jaar per voltijdse equivalent.

Een aanvraag is de vraag tot bemiddeling door een partij, al dan niet via derden, waarin de vereniging, vermeld in artikel 2, aan alle betrokken partijen informatie geeft over het bemiddelingsaanbod. Een aanvraag wordt niet als opgenomen beschouwd als er sprake is van een ontkennende dader, als er interferentie is met een lopend onderzoek of als de strafrechtelijke procedure of de andere partij onbereikbaar is.

Alle andere aanvragen worden beschouwd als opgenomen aanvragen. § 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder bezettingsgraad: de verhouding tussen het aantal opgenomen aanvragen voor herstelbemiddeling voor een werkingsjaar en de caseload.

De vereniging kan meer aanvragen tot bemiddeling opnemen dan de vooropgestelde caseload. De bezettingsgraad bedraagt echter niet meer dan 110%.

Als de bezettingsgraad tijdens twee opeenvolgende jaren minder dan 80% van de vooropgestelde caseload bedraagt, vordert de secretaris-generaal na afloop van die twee jaar het deel van de subsidie terug waarvoor de vooropgestelde caseload niet werd gehaald, overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. Dat deel wordt verhoudingsgewijs bepaald op basis van 110% van de gemiddelde bezetting tijdens die twee opeenvolgende jaren. § 3. De subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 7, eerste lid, wordt binnen de beschikbare begrotingskredieten geïndexeerd conform artikel 1 van de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

De koppeling aan het indexcijfer, vermeld in vermeld in artikel 3, § 1 van de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, wordt berekend en toegepast conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Art. 9.§ 1. De vereniging wendt ten minste 70% van de jaarlijkse subsidie aan voor personeelskosten. Het overige deel kan worden aangewend voor een of meer van de volgende kosten: 1° de huisvestingskosten;2° de werkingskosten;3° de overeenkomsten met derden. Als minder dan 70% van de subsidie wordt aangewend voor personeelskosten, wordt het subsidiebedrag voor het jaar in kwestie verminderd in evenredigheid tot het deel dat niet aan personeelskosten is besteed. § 2. Maximaal 20% van de jaarlijkse subsidie mag als reserve overgedragen worden naar het volgende jaar. De in het boekjaar opgebouwde reserves die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan 20% van de subsidie-enveloppe, worden voor het bedrag dat 20% van het jaarlijkse subsidiebedrag overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.

De gecumuleerde reserve die is opgebouwd uit de jaarlijkse subsidie, mag niet meer bedragen dan de helft van de jaarlijkse subsidie vanuit de Vlaamse Gemeenschap.

Bij het overschrijden van de reservebepaling, vermeld in het tweede lid, worden de reserves die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan 50% van de jaarlijkse subsidie, voor het bedrag dat 50% van de jaarlijkse subsidie overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 10.De subsidie wordt uitgekeerd in de volgende twee schijven: 1° de eerste schijf van 50% wordt uitbetaald voor 1 juni van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;2° de tweede schijf van 50% wordt uitbetaald voor 1 oktober van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Art. 11.De vereniging verantwoordt de aanwending van de subsidie tijdens het kalenderjaar in een inhoudelijk verslag en in een financieel verslag als vermeld in artikel 13, tweede lid, en artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 13/01/2006 pub. 16/05/2006 numac 2006035728 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en in een verslag van de commissaris, vermeld in het derde lid. Die verslagen worden voor 1 april van het volgende kalenderjaar bij de administratie ingediend.

Het inhoudelijk verslag bestaat uit een rapportage met gegevens over: 1° het profiel van de bereikte doelgroep;2° de laatst bereikte fase per geboden herstelbemiddeling;3° de delictkenmerken;4° het aantal opgenomen aanvragen voor herstelbemiddelingen per gerechtelijk arrondissement;5° de wijze waarop de aanmeldingen gebeuren. Het verslag van de commissaris betreft een verslag van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die lid is van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Die commissaris wordt belast met de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid ten aanzien van de wet en de statuten, van de in de jaarrekening opgenomen verrichtingen.

Als het financiële verslag of het inhoudelijke verslag te laat worden ingediend, wordt 5% van de toegekende subsidie-enveloppe teruggevorderd. HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring van vernieuwende herstelgerichte initiatieven

Art. 12.Initiatiefnemers kunnen een subsidie aanvragen voor vernieuwende initiatieven die beantwoorden aan een maatschappelijke behoefte voor een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod als vermeld in artikel 105 van het decreet van 15 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2016 pub. 19/08/2016 numac 2016036305 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

De minister bepaalt, telkens voor een periode van vijf jaar, de doelgroepen waarop de initiatieven zich zullen richten, vermeld in het eerste lid, waarvoor een subsidie kan worden aangevraagd en de maximale subsidie die jaarlijks kan worden aangevraagd.

Art. 13.§ 1. Een initiatiefnemer die een subsidie wil aanvragen voor een initiatief, vermeld in artikel 12, dient daarvoor bij de administratie een projectaanvraag in met een duurtijd van maximaal vijf jaar. § 2. De projectaanvraag is ontvankelijk als de initiatiefnemer de aanvraag indient bij de administratie uiterlijk op 1 mei van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarop het project betrekking heeft, en als de aanvraag al de volgende gegevens bevat: 1° de naam van de initiatiefnemer;2° een beschrijving van de visie en de missie van de initiatiefnemer;3° een beschrijving van het aanbod dat de initiatiefnemer zal realiseren en de doelstellingen van het aanbod, dat inzet op de doelgroepen, vermeld in artikel 12, tweede lid;4° een omschrijving van de wijze waarop het aanbod inspeelt op en tegemoet komt aan de specifieke behoeften van meerderjarige daders, slachtoffers en andere personen die betrokken zijn bij een misdrijf, rekening houdend met de doelgroepen, vermeld in artikel 12, tweede lid;5° een beschrijving van de beoogde resultaten die met het aanbod van de initiatiefnemer zullen worden gerealiseerd;6° een omschrijving van de complementariteit van het aanbod van het initiatief aan het reguliere aanbod dat al bestaat en dat zich focust op het herstel van de door het misdrijf beschadigde relatie tussen dader, slachtoffer en samenleving;7° een weergave van de inbedding van het aanbod van het initiatief in een netwerk of samenwerkingsverband met relevante actoren om de slaagkansen van het aanbod te maximaliseren;8° een omschrijving van het gebruik van een herstelgerichte benadering in het omgaan met criminaliteit en de betrokken partijen, met een maximale betrokkenheid van de samenleving in het werken naar herstel;9° een beschrijving van de expertise die toegepast zal worden bij de uitvoering van het initiatief;10° een omschrijving van het vernieuwende karakter van het initiatief;11° een beschrijving van de wijze van besteding van de middelen gedurende de volledige periode van het project;12° de mate waarin de resultaten van het project verduurzaamd zullen worden na afloop van de projectperiode. § 3. De gegevens, vermeld in § 2, eerste lid, 3° tot en met 12°, gelden als beoordelingscriteria op basis waarvan de minister beslist over de goedkeuring van de projectaanvragen. De projectaanvraag moet minstens een score van 60 op 100 punten behalen om goedgekeurd te kunnen worden.

De 100 punten, vermeld in het eerste lid, worden als volgt verdeeld: 1° 10 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 3° ;2° 5 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 4° ;3° 5 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 5° ;4° 10 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 6° ;5° 15 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 7° ;6° 30 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 8° ;7° 10 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 9° ;8° 5 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 10° ;9° 5 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 11° ;10° 5 punten voor het beoordelingscriterium, vermeld in § 2, eerste lid, 12°. Als het maximale beschikbare begrotingskrediet bereikt is, krijgen de initiatiefnemers met de best beoordeelde projectaanvragen voorrang. Op basis van de score op de beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid, wordt een rangorde opgesteld, waarbij de initiatiefnemer met een projectaanvraag met een hogere score op 100 voorrang krijgt op de deze met een lagere score op 100.

De minister kan bijkomende beoordelingscriteria vaststellen.

Art. 14.De administratie beoordeelt de ontvankelijkheid van de projectaanvraag.

Als de projectaanvraag niet ontvankelijk is, deelt de administratie dat mee aan de initiatiefnemer voor 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de periode van de projectaanvraag betrekking heeft.

Als de projectaanvraag ontvankelijk is en de projectaanvraag wordt goedgekeurd, wordt de beslissing van de minister om de projectaanvraag goed te keuren, uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan de projectperiode, meegedeeld aan de initiatiefnemer.

Als de projectaanvraag ontvankelijk is en de projectaanvraag niet wordt goedgekeurd, wordt de beslissing van de minister om de projectaanvraag af te keuren, uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan de projectperiode, meegedeeld aan de initiatiefnemer.

Art. 15.De secretaris-generaal sluit uiterlijk drie maanden na de goedkeuring van de projectaanvraag een overeenkomst met de initiatiefnemer. De overeenkomst omvat al de volgende elementen: 1° de door de minister goedgekeurde projectaanvraag;2° de wijze waarop de initiatiefnemer de middelen die ter beschikking worden gesteld, inzet om de projectaanvraag te realiseren;3° de wijze waarop de voortgang van de realisatie van de doelstellingen van het aanbod wordt gemeten;4° het geraamde jaarlijkse subsidiebedrag voor de periode van de projectaanvraag.

Art. 16.Als tijdens de looptijd van het project de initiatiefnemer een wijziging in de projectaanvraag aanbrengt of de minister een wijziging van de projectaanvraag vraagt, dient de initiatiefnemer daarvoor bij de administratie een dossier in waarin die wijziging wordt gesitueerd en gemotiveerd. De minister beslist over de goedkeuring van de wijziging. De overeenkomst, vermeld in artikel 15, wordt aangepast volgens de goedgekeurde wijziging.

Art. 17.De initiatiefnemer wendt de subsidies aan voor een of meer van de volgende kosten: 1° de huisvestingskosten;2° de personeelskosten;3° de werkingskosten;4° de overeenkomsten met derden.

Art. 18.De subsidie wordt uitgekeerd in de volgende twee schijven: 1° de eerste schijf van 50% wordt uitbetaald voor 1 april van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;2° de tweede schijf van 50% wordt uitbetaald voor 1 oktober van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Art. 19.De initiatiefnemer verantwoordt de aanwending van de subsidie tijdens het kalenderjaar in een inhoudelijk en een financieel verslag.

Hij dient dat verslag voor 1 april van het volgende kalenderjaar in bij de administratie.

Het inhoudelijk verslag bestaat uit een rapportage met de gegevens over: 1° het profiel van de bereikte doelgroep;2° de resultaten die bereikt zijn door het aanbod;3° een beschrijving van de samenwerking met relevante actoren;4° een beschrijving van de manier waarop het voorbije jaar gewerkt is aan de verduurzaming van de projectresultaten;5° de beleidssignalen. Als het inhoudelijk of financieel verslag te laat wordt ingediend, wordt 5% van het toegekende subsidiebedrag teruggevorderd. HOOFDSTUK 4. - Handhaving

Art. 20.De beslissing van de secretaris-generaal om de subsidies stop te zetten of terug te vorderen, conform artikel 13 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, wordt door de administratie aan de vereniging of de initiatiefnemer betekend met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen worden vermeld.

De vereniging of de initiatiefnemer kan een bezwaarschrift indienen tegen de beslissing om de subsidie stop te zetten of terug te vorderen. De vereniging of de initiatiefnemer kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord. De vereniging of initiatiefnemer dient het gemotiveerde bezwaarschrift, op straffe van niet-ontvankelijkheid, met een aangetekende brief in bij de administratie uiterlijk dertig dagen na de dag van de ontvangst van de aangetekende brief waarbij de stopzetting van de subsidie of de terugvordering van de subsidie is betekend.

Als de vereniging of initiatiefnemer een ontvankelijk bezwaarschrift heeft ingediend, trekt de minister de beslissing van de secretaris-generaal in of bevestigt hij die beslissing. De beslissing tot intrekking of bevestiging wordt binnen zestig dagen na de dag van de ontvangst van het bezwaarschrift meegedeeld aan de vereniging of de initiatiefnemer met een aangetekende zending.

Als de minister de beslissing intrekt of als hij de beslissing niet bevestigt binnen de gestelde termijn, wordt de subsidiëring voortgezet of wordt de subsidie behouden.

De uitvoering van de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt geschorst tijdens de termijn om een bezwaarschrift in te dienen en tijdens de behandeling van het bezwaarschrift. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 21.§ 1. Het meerjarenplan dat een periode van vijf jaar omvat, vermeld in artikel 4, kan voor het eerst ingediend worden uiterlijk op 1 mei 2020 voor een werkingsperiode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de vereniging, vermeld in artikel 2, een eerste meerjarenplan indienen voor de overgangsperiode van 1 juni 2019 tot en met 31 december 2020. Dat meerjarenplan wordt uiterlijk op 1 april 2019 ingediend. De beslissing over de goedkeuring van het meerjarenplan wordt uiterlijk op 31 mei 2019 meegedeeld.

De overeenkomst, vermeld in artikel 5, wordt opgesteld voor een looptijd tot en met 31 december 2020 en legt de subsidiemodaliteiten vast die gelden tijdens de overgangsperiode, vermeld in paragraaf 2.

Art. 22.In het jaar 2023 evalueert de minister het forfaitair bedrag, vermeld in artikel 7.

Art. 23.De doelgroepen, vermeld in artikel 12, worden voor de eerste keer voor vijf jaar vastgelegd uiterlijk op 1 januari 2020 voor initiatieven die lopen van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.

Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 februari 2019.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^