gepubliceerd op 20 november 2013
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor restwarmte
13 SEPTEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/11/2010 pub. 14/12/2010 numac 2010035927 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Natuur en Bos type besluit van de vlaamse regering prom. 19/11/2010 pub. 13/01/2011 numac 2010035951 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne wat betreft de normering van vast en tijdelijk opgestelde zendantennes voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10 GHz sluiten houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor restwarmte
De Vlaamse Regering, Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 8.3.1 en 8.4.1;
Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 juli 2011;
Gelet op het advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 23 augustus 2011;
Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 29 september 2011;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 30 september 2011;
Gelet op het advies nr. 53.649/1/V van de Raad van State, gegeven op 24 juli 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan titel VII van het Energiebesluit van 19 november 2010 wordt een hoofdstuk V toegevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK V. - Ondersteuning van restwarmte »
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt in hoofdstuk V, toegevoegd bij artikel 1, een artikel 7.5.1 tot 7.5.4 toegevoegd, die luiden als volgt : « Afdeling I. - Algemene bepalingen Art. 7.5.1. § 1. Onder de voorwaarden vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en in dit besluit wordt steun toegekend aan installaties voor de benutting van restwarmte die aan een economisch aantoonbare vraag voldoet, gelegen in het Vlaamse gewest, waarvoor geen groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten werden toegekend of kunnen worden toegekend, en waarvoor geen steun voor de productie van nuttige groene warmte als bedoeld in artikel 7.4.1 werd toegekend of kan worden toegekend.
De steun bedraagt maximaal 1 miljoen EUR per investeringsproject. De Vlaamse Regering kan hiervan afwijken indien rekening houdend met dit maximum het voorziene budget niet volledig benut zou worden.
De minister bepaalt het maximale bedrag van de totale steun op basis van de daarvoor op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor dat jaar ingeschreven middelen. § 2. De steun wordt toegekend in de vorm van een investeringssubsidie en toegewezen via een call-systeem.
De minister lanceert minstens om de zes maanden een call.
De minister bepaalt per call het maximale steunbedrag waarvoor projecten kunnen geselecteerd worden. De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd. § 3. Per call kan hoogstens één steunaanvraag per installatie worden ingediend. § 4. Het steunmechanisme en de steunhoogte worden in 2015, en vervolgens om de twee jaar, geëvalueerd voor wat betreft nieuw in te dienen steunaanvragen. § 5. Projecten die niet in aanmerking komen voor de toekenning van de steun omwille van een uitputting van het door de minister bepaalde maximale steunbedrag, vermeld in paragraaf 2, kunnen altijd bij een volgende call een nieuwe principeaanvraag als vermeld in artikel 7.5.3, indienen. Zij kunnen daarbij de reeds ingediende principeaanvraag herbevestigen, indien de gegevens nog actueel zijn.
In dat geval blijft als indientijdstip het tijdstip behouden waarop de eerste principeaanvraag ontvankelijk werd verklaard. § 6. De minister kan nadere voorwaarden bepalen waaraan de restwarmteprojecten moeten voldoen om in aanmerking te komen, voor de steun, vermeld in de eerste paragraaf, eerste lid, en kan de hoogte van de steun koppelen aan deze voorwaarden.
De te ondersteunen restwarmteprojecten voldoen minstens aan de volgende voorwaarden : 1° wat de oorsprong van de restwarmte betreft, dient het te gaan om proceswarmte, die vrijkomt uit een proces dat niet tot doel heeft warmte, elektriciteit of mechanische energie te produceren, en dat niet stuurbaar is in functie van de warmtevraag;2° wat de locatie van de benutting van restwarmte betreft, dient het te gaan om ofwel : a) benutting van restwarmte buiten de bedrijfsvestiging waar de warmte gegenereerd wordt;b) benutting van restwarmte binnen de bedrijfsvestiging waar de warmte gegenereerd wordt.Voor zover het gaat om maatregelen voor de benutting van restwarmte binnen bedrijven die kunnen toetreden tot het benchmarkingconvenant of het auditconvenant, komen de maatregelen enkel in aanmerking indien het bedrijf voor deze vestiging is toegetreden tot de convenant en de convenant naleeft, en voor zover het bedrijf niet verplicht is om deze maatregel uit te voeren om te voldoen aan de verplichtingen van deze convenanten; 3° wat de toepassing van de restwarmte betreft, dient het te gaan om een toepassing die niet tot gevolg heeft dat de benutting van reeds beschikbare restwarmte wordt verminderd, en die niet kan leiden tot het toekennen van groenestroom- of warmtekrachtcertificaten en dient het tevens te gaan om ofwel : a) bijkomende benutting van restwarmte voor het invullen van de energiebehoefte van een ander proces, zoals bijvoorbeeld droogprocessen en de productie van gedemineraliseerd water;b) bijkomende benutting van restwarmte voor het op temperatuur houden van opgeslagen stoffen;c) bijkomende benutting van restwarmte voor de verwarming van woon- of kantoorgebouwen;d) bijkomende benutting van restwarmte voor de verwarming van gebouwen, andere dan woon- of kantoorgebouwen, met uitzondering van verwarming van deze gebouwen door middel van directe luchtverwarming;e) bijkomende benutting van restwarmte voor de productie van koude waarbij de nuttige restwarmte wordt bepaald als de nuttig geproduceerde koude gedeeld door een referentieperformantiecoëfficient van 250 %. Voor restwarmteprojecten, vermeld in het vorige lid, 2°, b), wordt de steunhoogte beperkt tot de steun die, na advies van het Verificatiebureau, noodzakelijk is om de rendabiliteit te bereiken die vereist is voor verplichte maatregelen uit het respectievelijke convenant waarbij het bedrijf aangesloten is. Afdeling II. - De voorwaarden voor toekenning van de ondersteuning
Art. 7.5.2. § 1. De steun wordt alleen toegekend aan installaties waarvoor de uitgaven gerelateerd aan de bouw of aan de vernieuwing van de installatie dateren van na de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap, met betrekking tot de toekenning van steun aan de installatie in kwestie volgens 7.5.3, § 2, of aan bestaande installaties die een nieuwe principeaanvraag indienen volgens artikel 7.5.3, § 4, tweede lid. Ook als ze dateren van voor de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap worden uitgaven gerelateerd aan ontwerp, engineering, of vergunningsaanvragen wel beschouwd als in aanmerking komende kosten, maar enkel voor zover ze dateren van na de principeaanvraag. De minister kan, afhankelijk van de gebruikte technologie, nadere regels vastleggen om te bepalen of een installatie als vernieuwd beschouwd kan worden.
Indien de aanvraag gebeurt door een grote onderneming dient de aanvrager aan te tonen dat aan één of meer van de volgende criteria is voldaan : a) een wezenlijke toename van de omvang van het project of de activiteit als gevolg van de steun;b) een wezenlijke toename van de reikwijdte van het project of de activiteit als gevolg van de steun;c) een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de begunstigde voor het project of de activiteit als gevolg van de steun;d) een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt voltooid. De minister kan nadere regels vastleggen om te bepalen of een aanvraag aan deze criteria voldoet. § 2. De aanvrager die van de steun wil genieten, voorziet zijn installatie van de nodige meetapparatuur om permanent de benutte restwarmte te meten, tenzij anders bepaald door het Vlaams Energieagentschap. De benutte restwarmte wordt zo kort mogelijk bij de plaats van nuttige aanwending gemeten. Als er een noodkoeler of buffervat in het circuit is opgesteld, wordt de meting uitgevoerd voorbij de noodkoeler en het buffervat.
De meetapparatuur, vermeld in het eerste lid, de meetopstelling en de toegepaste meetprocedures voldoen aan de terzake geldende internationale en nationale normen. Voor alle meetinstrumenten kan een geldig ijkcertificaat worden voorgelegd, uitgereikt door een bevoegde instantie.
Het Vlaams Energieagentschap kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop deze metingen uitgevoerd moeten worden. § 3. In het geval de aanvrager een onderneming is, wordt de grootte van de onderneming, bepaald in de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van de gegevens van de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen.
De gegevens voor de berekening van de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen worden vastgesteld op basis van de laatste jaarrekening die bij de Nationale Bank van België is neergelegd voor de indieningsdatum van de steunaanvraag, en die beschikbaar is via een centrale databank.
Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden.
Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, worden de gegevens voor de berekening van de jaaromzet vastgesteld op basis van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de indieningsdatum van de steunaanvraag. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen worden in dat geval vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers die in de onderneming waren tewerkgesteld gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de indieningsdatum van de steunaanvraag.
Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de eerste jaarrekening nog niet is neergelegd en de eerste fiscale aangifte nog niet is uitgevoerd, worden de gegevens vastgesteld op basis van een financieel plan van het eerste productiejaar. § 4. De aanvrager mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd. § 5. De aanvrager is verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Afdeling III. - Indienen en beoordelen van een steunaanvraag
Art. 7.5.3. § 1. Binnen de opengestelde termijn van de call dient de aanvrager een principeaanvraag in. De principeaanvraag wordt ingediend aan de hand van een op de website van het Vlaams Energieagentschap ter beschikking gesteld elektronisch formulier.
De principeaanvraag zal minstens volgende gegevens bevatten : 1° het nuttig bruikbare totale gerecupereerde thermische vermogen;2° de investeringskost van de installatie;3° financiële steun waarop beroep kan worden gedaan in het kader van andere ondersteuningsmaatregelen;4° aangevraagde steun, uitgedrukt in euro en als percentage van de in aanmerking komende kosten;5° berekening van de extra investeringskosten van de installatie ten opzichte van de investeringskosten van een referentie-installatie en een beschrijving van de referentie-installatie. Het Vlaams Energieagentschap beoordeelt de ontvankelijkheid van de principeaanvragen aan de hand van volgende criteria : 1° de principeaanvraag werd ingediend op de daarvoor voorziene formulieren;2° de principeaanvraag is volledig en correct ingevuld. De aanvrager van wie de principe-aanvraag ontvankelijk is, wordt daarvan binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk op de hoogte gebracht.
De aanvrager van wie de principe-aanvraag niet ontvankelijk is, wordt daarvan binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk op de hoogte gebracht. Die kennisgeving vermeldt de motivering en de mogelijkheid om een nieuwe principe-aanvraag in te dienen bij een volgende call. § 2. Het Vlaams Energieagentschap onderzoekt of de projecten waarop de ontvankelijke principe-aanvragen betrekking hebben voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.5.2. § 3. Het Vlaams Energieagentschap rangschikt de ingediende projecten op basis van de aangevraagde steun. De aangevraagde steun, zoals bedoeld in § 1, tweede lid, 4°, wordt samen met andere financiële steun zoals bedoeld in § 1, tweede lid, 3°, uitgedrukt in een totaal steunpercentage van de in aanmerking komende kosten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat andere ondersteuningsmaatregelen volledig benut worden. Projecten met een lager totaal steunpercentage worden beter gerangschikt. Projecten met éénzelfde totaal steunpercentage worden gerangschikt op indientijdstip, waarbij een vroeger indientijdstip beter gerangschikt wordt. De best gerangschikte projecten worden gesteund tot het budget, bedoeld in artikel 7.5.1, § 2, derde lid, opgebruikt is.
De minister kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap nadere regels vastleggen om het totale steunpercentage te berekenen.
Het totaal van de uit te betalen steun voor een installatie, inclusief andere financiële ondersteuningsmaatregelen, zal niet hoger zijn dan : 1° 40 % van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen;2° 30 % van de in aanmerking komende kosten voor middelgrote ondernemingen;3° 20 % van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen;4° 40 % van de in aanmerking komende kosten voor andere aanvragers. Projecten waarbij de aangevraagde steun hoger ligt, komen echter niet in aanmerking voor ondersteuning.
De in aanmerking komende kosten zijn de extra investeringskosten van de installatie ten opzichte van de investeringskosten van een referentieinstallatie zonder de exploitatiekosten en -baten in rekening te nemen. De minister kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap nadere regels vastleggen om deze extra investeringskosten te berekenen en kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap vastleggen wat de referentieinstallatie is. De minister kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap ook verder verduidelijken voor welke delen van een installatie of van projecten conform het Energiebesluit geen groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten werden toegekend of kunnen worden toegekend, en die dus kunnen beschouwd worden voor het bepalen van de in aanmerking komende kosten.
Investeringen die in aanmerking komen voor ondersteuning in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 17/12/2010 pub. 28/01/2011 numac 2011035041 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest sluiten tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, of het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, eveneens rekening houdend met de verdere uitvoeringsbepalingen bij deze besluiten, komen niet in aanmerking voor de steun volgens artikel 7.5.1, § 1.
Het Vlaams Energieagentschap controleert of de opgegeven in aanmerking komende kosten waarheidsgetrouw zijn op basis van actuele gegevens uit onafhankelijke studies.
Het Vlaams Energieagentschap betekent aan de aanvrager zijn principebeslissing betreffende de al dan niet toekenning van de steun.
Het Vlaams Energieagentschap houdt een databank bij van alle voor ondersteuning goedgekeurde projecten met de maximaal toe te kennen steun.
Het uit te betalen steunbedrag wordt bepaald door toepassing van het steunpercentage, aangevraagd in het kader van dit besluit, zoals vermeld in § 1, tweede lid, 4°, op de werkelijke in aanmerking komende kosten gestaafd door facturen. Indien de werkelijk bekomen steun uit andere ondersteuningsmaatregelen hoger ligt dan opgegeven in de aanvraag volgens § 1, tweede lid, 3°, wordt de uit te betalen steun in dezelfde mate verminderd, of wordt de reeds uitbetaalde steun in dezelfde mate teruggevorderd. De aanvrager deelt elk verschil tussen de financiële steun waarop beroep wordt gedaan zoals opgegeven in de aanvraag volgens § 1, tweede lid, 3°, en de werkelijk bekomen steun onmiddellijk mee aan het Vlaams Energieagentschap. § 4. Projecten die na het toekennen van de principebeslissing, vermeld in § 3, zesde lid, niet aan de volgende voorwaarden voldoen verliezen hun recht op steun : 1° uiterlijk binnen een jaar na de datum van de principebeslissing een bewijs van de start van de procedure tot het bekomen van een milieueffectrapport, als vermeld in titel IV van het DABM, of een aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning of een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning kunnen voorleggen;2° uiterlijk binnen twee jaar na de datum van de principebeslissingen gedurende 10 jaar na de datum van ingebruikname, beschikken over de vereiste milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen;3° uiterlijk binnen de vier jaar na de datum van de principebeslissing in gebruik genomen zijn. Indien aan bovenstaande voorwaarden niet wordt voldaan, zal reeds toegekende steun worden teruggevorderd en kan steeds een nieuwe principe-aanvraag, vermeld in paragraaf 1, ingediend worden. § 5. Nadat een volledig keuringsverslag zoals vermeld in artikel 7.5.4, § 1 werd opgesteld, dient de aanvrager een definitieve steunaanvraag in bij het Vlaams Energieagentschap. De definitieve steunaanvraag wordt ingediend aan de hand van een op de website van het Vlaams Energieagentschap ter beschikking gesteld elektronisch formulier en omvat minstens volgende informatie : 1° het volledige keuringsverslag, vermeld in artikel 7.5.4, § 1; 2° een technische beschrijving van de installatie as built;3° een energiestroomschema van de installatie as built, met minstens de aanduiding van alle meetinstrumenten en eventuele aanwezige warmtekracht- of groenestroominstallaties die energie uitwisselen met de installatie waarvoor steun voor de benutting van restwarmte wordt aangevraagd;4° een bewijs dat de installatie tegemoet komt aan een economisch aantoonbare vraag;5° een beschrijving van de energiebronnen die aangewend zullen worden;6° een kopie van de verleende milieu- en stedenbouwkundige vergunningen. Als uit de definitieve steunaanvraag blijkt dat de installatie as built afwijkt ten opzichte van het door de principebeslissing gevatte dossier, kan het Vlaams Energieagentschap in zijn definitieve beslissing tot toekenning van steun afwijken van de principebeslissing met uitzondering van het maximaal toegekende steunbedrag uit de principebeslissing.
Het Vlaams Energieagentschap betekent zijn definitieve beslissing tot toekenning van de steun aan de aanvrager.
Het Vlaams Energieagentschap houdt in een databank de definitieve beslissing tot toekenning van de steun bij. Afdeling IV. - Toekennen van de steun en controle
Art. 7.5.4. § 1. De geaccrediteerde keuringsinstantie bevestigt in het volledige keuringsverslag dat de metingen die met behulp van de meetapparatuur, vermeld in artikel 7.5.2, § 2, zijn verricht, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.5.2, § 2. Het keuringsverslag vermeldt ook alle meterstanden en de datum van ingebruikname en de gebruikte energiebron. Het keuringsverslag wordt door de aanvrager binnen de maand bezorgd aan het Vlaams Energieagentschap.
De aanvrager deelt vanaf de ingebruikname jaarlijks de benutte restwarmte mee aan het Vlaams Energieagentschap. Het Vlaams Energieagentschap bepaalt op welke wijze deze gegevens worden overgemaakt. § 2. De steun wordt uitbetaald in drie schijven : 1° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap op voorwaarde dat de installatie de volgende voorwaarden vervult : a) de aanvrager vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de bouw of de vernieuwing van de installatie is gestart;2° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap op voorwaarde dat de installatie de volgende voorwaarden vervult : a) de aanvrager vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de investeringen voor de bouw of de vernieuwing van de installatie is voor 60 % uitgevoerd;3° 40 % na de definitieve beslissing van het Vlaams Energieagentschap en op voorwaarde dat de installatie de volgende voorwaarden vervult : a) de aanvrager vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de onderneming heeft geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of in het kader van subsidiemaatregelen in toepassing van het decreet.Als er achterstallige schulden zijn, wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat deze schulden werden aangezuiverd. c) de installatie voldoet aan alle voorwaarden vermeld in dit besluit. § 3. De subsidie wordt teruggevorderd binnen tien jaar na de ingebruikname van de installatie in geval van : 1° faillissement, vereffening, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaaleconomische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg, als die feiten zich voordoen binnen vijf jaar na de beëindiging van de investeringen;2° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen vijf jaar na de beëindiging van de investeringen;3° niet doorgeven van de benutte restwarmte aan het Vlaams Energieagentschap;4° fraude met de opneming van de meetgegevens;5° niet-naleving van de voorwaarden in dit besluit. § 4. Het Vlaams Energieagentschap kan via een controle ter plaatse van de installatie de meterstanden nagaan en controleren of aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun, vermeld in deze afdeling, is voldaan.
Als aan het Vlaams Energieagentschap de toegang tot de installatie wordt geweigerd, als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat niet aan de voorwaarden is voldaan, of als fraude bij de opneming van de meetgegevens wordt vastgesteld, kan Vlaams Energieagentschap beslissen om de steun niet toe te kennen of beslissen om de steun terug te vorderen binnen 10 jaar na de ingebruikname van de installatie.
De steungerechtigde meldt aan het Vlaams Energieagentschap onmiddellijk : 1° alle wijzigingen die ervoor kunnen zorgen dat niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden voor toekenning van de steun;2° alle wijzigingen die een invloed kunnen hebben op het bedrag van de toe te kennen steun;3° iedere wijziging met betrekking tot de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan de steun toegekend moet worden. Bij elke melding van een wijziging, vermeld in het derde lid, 2°, legt de steungerechtigde een nieuw keuringsverslag voor als vermeld in artikel 7.5.4, § 1. Bij dergelijke wijzigingen kan het Vlaams Energieagentschap zijn beslissing tot toekenning van steun wijzigen. ».
Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 september 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE