gepubliceerd op 29 september 2015
Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa en uit aardwarmte uit de diepe ondergrond, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie van biomethaan
VLAAMSE OVERHEID
Leefmilieu, Natuur en Energie
18 SEPTEMBER 2015. - Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa en uit aardwarmte uit de diepe ondergrond, installaties voor de benutting van restwarmte en installaties voor de productie van biomethaan
De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, Gelet op het Energie
decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
08/05/2009
pub.
26/06/2009
numac
2009202684
bron
vlaamse overheid
Decreet tot wijziging van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt
sluiten, artikels 8.3.1 en 8.4.1;
Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010, de artikelen 7.4.1, § 2, tweede en derde lid, 7.4.2, § 1, zesde lid, tweede zin, en 7.4.3, § 3, vijfde lid, tweede en derde zin, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 13/09/2013 pub. 20/11/2013 numac 2013036071 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor restwarmte type besluit van de vlaamse regering prom. 13/09/2013 pub. 20/11/2013 numac 2013036070 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan sluiten, de artikelen 7.5.1, § 2, tweede en derde lid en § 6, eerste lid, 7.5.2, § 1, tweede lid, tweede zin, en 7.5.3, § 3, vijfde lid, tweede en derde zin, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 13/09/2013 pub. 20/11/2013 numac 2013036071 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor restwarmte type besluit van de vlaamse regering prom. 13/09/2013 pub. 20/11/2013 numac 2013036070 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan sluiten, de artikelen 7.6.1, § 2, tweede en derde lid, 7.6.2, § 1, derde lid, tweede zin, en 7.6.3, § 3, vijfde lid, tweede en derde zin, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 13/09/2013 pub. 20/11/2013 numac 2013036071 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor restwarmte type besluit van de vlaamse regering prom. 13/09/2013 pub. 20/11/2013 numac 2013036070 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor de injectie van biomethaan sluiten en de artikelen 7.7.1, § 2, tweede en derde lid, 7.7.2, § 1, vijfde lid, tweede zin, en 7.7.3, § 3, vijfde lid, tweede en derde zin ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015;
Gelet op het voorstel van het Vlaams Energieagentschap d.d. 17 juli 2015;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, d.d. 6 juli 2015;
Gelet op het advies 58.049/1/V van de Raad van State, gegeven op 9 september 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :
Artikel 1.De calls voor 2015 voor nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa of uit aardwarmte uit de diepe ondergrond, voor installaties voor de benutting van restwarmte en voor installaties voor de productie van biomethaan worden opengesteld voor het indienen van steunaanvragen van 15 oktober 2015 tot en met 14 december 2015.
Art. 2.Het totale bedrag voor 2015 voor de calls tot indiening van steunaanvragen voor nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa of uit aardwarmte uit de diepe ondergrond, voor de benutting van restwarmte en voor de productie van biomethaan bedraagt 3.700.000 euro uit het Energiefonds vermeerderd met het niet-toegekende deel van het bedrag van de calls in 2014.
Art. 3.Het maximale steunbedrag voor deze call tot indiening van steunaanvragen voor nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW is 1.000.000 euro.
Art. 4.Het maximale steunbedrag voor deze call tot indiening van steunaanvragen voor de benutting van restwarmte is 4.217.341 euro.
Art. 5.Het maximale steunbedrag voor deze call tot indiening van steunaanvragen voor de productie van biomethaan is 1.000.000 euro.
Art. 6.Het maximale steunbedrag voor deze call tot indiening van steunaanvragen voor nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit aardwarmte uit de diepe ondergrond met een bruto thermisch vermogen van meer dan 5 MW is 4.000.000 euro.
Art. 7.Indien een deel van een productie-installatie volledig zelfstandig elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen kan opwekken en hiervoor groenestroomcertificaten werden of kunnen worden toegekend, dan kan er conform artikel 7.4.1, § 1, eerste lid, artikel 7.5.1, § 1, eerste lid, artikel 7.6.1, § 1, eerste lid en artikel 7.7.1, § 1, eerste lid van het Energiebesluit van 19 november 2010 voor dit deel van de installatie geen steun worden toegekend. De delen van de installatie die echter niet dienen om zelfstandig elektriciteit op te wekken, maar dienen als nuttige-groenewarmte-installaties, installaties voor de benutting van restwarmte of installaties voor de productie van biomethaan komen wel in aanmerking voor de steun vermeld in artikel 7.4.1, § 1, eerste lid, artikel 7.5.1, § 1, eerste lid, artikel 7.6.1, § 1, eerste lid en artikel 7.7.1, § 1, eerste lid van het Energiebesluit van 19 november 2010.
Het Vlaams Energieagentschap bepaalt bij elke ingediende steunaanvraag welke delen worden beschouwd deel uit te maken van een installatie die volledig zelfstandig elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen kan opwekken en waarvoor conform het Energiebesluit van 19 november 2010 groenestroomcertificaten werden of kunnen worden toegekend. In dit kader worden minstens de volgende delen van een installatie door het Vlaams Energieagentschap beschouwd als zijnde een onderdeel van een installatie die volledig zelfstandig elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen kan opwekken: 1° voor biomassa als hernieuwbare energiebron, betreft dit : a) de aansluitingsapparatuur en de aansluitingskosten van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie op het elektriciteits- en aardgasnet voor wat betreft de afname van aardgas;b) de utiliteitsvoorzieningen van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;c) de voorbehandelingsinstallatie die verbonden is met de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;d) de motor of verbrandingsinstallatie met turbine van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;e) de generator van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;f) de sturing van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie.2° voor biogas uit rioolwaterzuiveringsslib of voor stortgas als hernieuwbare energiebron, betreft dit : a) de aansluitingsapparatuur en de aansluitingskosten van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie op het elektriciteits- en aardgasnet voor wat betreft de afname van aardgas;b) de utiliteitsvoorzieningen van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;c) de voorbehandelingsinstallatie die verbonden is met de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;d) de installaties nodig voor de productie van het biogas of voor de recuperatie van het stortgas voor elektriciteitsopwekking;e) de motor of turbine van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;f) de generator van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;g) de sturing van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie.3° voor andere biogasstromen als hernieuwbare energiebron dan 2°, betreft dit : a) de aansluitingsapparatuur en de aansluitingskosten van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie op het elektriciteits- en aardgasnet voor wat betreft de afname van aardgas;b) de utiliteitsvoorzieningen van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;c) de vergistingsinstallatie van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;d) de voorbehandelingsinstallatie die verbonden is met de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;e) de motor of turbine van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;f) de generator van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie;g) de sturing van de elektriciteitsopwekkingsinstallatie.
Art. 8.Indien een deel van een productie-installatie volledig zelfstandig in één proces thermische warmte en elektrische of mechanische energie kan opwekken en hiervoor warmte-krachtcertificaten werden of kunnen worden toegekend, dan kan er conform artikel 7.4.1, § 1, eerste lid, artikel 7.5.1, § 1, eerste lid, artikel 7.6.1, § 1, eerste lid en artikel 7.7.1, § 1, eerste lid van het Energiebesluit van 19 november 2010 voor dit deel van de installatie geen steun worden toegekend. De delen van de installatie die echter niet dienen om zelfstandig in één proces thermische warmte en elektrische of mechanische energie op te wekken, maar dienen als nuttige-groenewarmte-installaties, installaties voor de benutting van restwarmte of installaties voor de productie van biomethaan komen wel in aanmerking voor de steun vermeld in artikel 7.4.1, § 1, eerste lid, artikel 7.5.1, § 1, eerste lid, artikel 7.6.1, § 1, eerste lid en artikel 7.7.1, § 1, eerste lid van het Energiebesluit van 19 november 2010.
Het Vlaams Energieagentschap bepaalt welke delen worden beschouwd deel uit te maken van een installatie die volledig zelfstandig in één proces thermische warmte en elektrische of mechanische energie kan opwekken en waarvoor conform het Energiebesluit van 19 november 2010 warmte-krachtcertificaten werden of kunnen worden toegekend. In dit kader worden minstens de volgende delen van een installatie door het Vlaams Energieagentschap beschouwd als zijnde een onderdeel van een installatie die volledig zelfstandig in één proces thermische warmte en elektrische of mechanische energie kan opwekken: 1° de aansluitingsapparatuur en de aansluitingskosten van de warmte-krachtinstallatie op het elektriciteits- en aardgasnet voor wat betreft de afname van aardgas;2° de utiliteitsvoorzieningen van de warmte-krachtinstallatie;3° de motor van de warmte-krachtinstallatie;4° de turbine van de warmte-krachtinstallatie;5° de warmtewisselaars van de warmte-krachtinstallatie voor zover zij geen deel uitmaken van de warmtetoepassing;6° HRSG-ketel (Heat Recovery Steam Generator) van de warmte-krachtinstallatie;7° de generator van de warmte-krachtinstallatie;8° de sturing van de warmte-krachtinstallatie.
Art. 9.Voor de berekening van de in aanmerking komende kosten voor nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit biomassa met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW, installaties voor de benutting van restwarmte en nuttige-groenewarmte-installaties voor de productie van nuttige groene warmte uit aardwarmte uit de diepe ondergrond wordt als referentie-installatie een hoogrendementsketel op aardgas gebruikt voor de productie van warmte, een stoomketel op aardgas voor de productie van stoom, en een elektrisch aangedreven compressiekoelmachine voor de productie van koude.
Het Vlaams Energieagentschap bepaalt welke delen worden beschouwd deel uit te maken van de referentie-installatie, hoe de referentie-installatie gedimensioneerd wordt en welke investeringskosten gehanteerd worden.
Art. 10.Voor de berekening van de extra investeringskosten van een installatie voor de productie van biomethaan worden de kosten van een vergistingsinstallatie uitgesloten.
Art. 11.De steun voor de benutting van restwarmte wordt berekend op basis van de bijkomende benutting van de restwarmte ten opzichte van het huidige gebruik van de restwarmte.
De in aanmerking komende kosten worden gecorrigeerd met volgende correctiefactor: ? huidig valorisatieproces Correctiefactor = 1 ? nieuw valorisatieproces waarbij: ? huidig valorisatieproces: het rendement van het huidig valorisatieproces van de restwarmte rekening houdend met de omrekeningsfactor naar primaire energie; ? nieuw valorisatieproces: het rendement van het nieuwe valorisatieproces van de restwarmte rekening houdend met de omrekeningsfactor naar primaire energie.
Indien de restwarmte in de huidige toestand onbenut is, dan is de correctiefactor 1.
Het Vlaams Energieagentschap bepaalt hoe het rendement rekening houdt met de omrekeningsfactor naar primaire energie.
Art. 12.Wat de toepassing van de restwarmte betreft, mag het niet gaan om een benutting voor de productie van elektriciteit.
Art. 13.Indien aan een nuttige-groenewarmte-installatie of aan een installatie voor de benutting van restwarmte, stadsverwarming of -koeling is aangesloten, kan hiervoor conform artikel 7.4.2, § 1, zesde lid, artikel 7.5.2, § 1, tweede lid en artikel 7.7.2, § 1, vijfde lid, steun worden toegekend als de stadsverwarming- of koeling gevoed wordt door ten minste 50% hernieuwbare energiebronnen of 50 % restwarmte.
Het aandeel hernieuwbare energiebronnen of restwarmte in de inputstroom van de stadsverwarming of -koeling wordt berekend aan de hand van een formulier op de website van het Vlaamse Energieagentschap. Het aandeel wordt bepaald op basis van de jaarlijkse verwachte energieproductie. Het Vlaams Energieagentschap stelt het formulier op, op basis van de goedkeuringsleidraad zoals vermeld in artikel 4/1 § 4 van het ministerieel besluit van 15 september 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 15/09/2009 pub. 18/09/2009 numac 2009022442 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot wijziging van de lijst gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten type ministerieel besluit prom. 15/09/2009 pub. 18/09/2009 numac 2009022443 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot wijziging van de lijst gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten type ministerieel besluit prom. 15/09/2009 pub. 21/10/2009 numac 2009024337 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Ministerieel besluit houdende benoeming van leden van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen type ministerieel besluit prom. 15/09/2009 pub. 22/09/2009 numac 2009003353 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 15 juni 2000 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 17 februari 2000 betreffende de beperkende maatregelen tegen de Taliban van Afghanistan sluiten betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving.
Art. 14.Conform artikel 7.6.2, § 1, derde lid van het Energiebesluit van 19 november 2010 wordt er geen steun toegekend aan de productie van biomethaan op basis van voedingsgewassen als het biomethaan toegepast wordt als biobrandstof. Biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen zijn biobrandstoffen geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen en uit andere gewassen die als hoofdgewas primair voor energiedoeleinden op landbouwgronden worden geteeld. Zetmeelrijke gewassen zijn gewassen die hoofdzakelijk granen bevatten (ongeacht of enkel de granen dan wel de volledige plant worden gebruikt, zoals in het geval van snijmaïs), knollen en wortelgewassen (zoals aardappelen, aardperen, zoete aardappelen, cassave en yamswortelen) en stengelknolgewassen (zoals taro en cocoyam).
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 18 september 2015.
De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM