Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 juli 2001
gepubliceerd op 25 september 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de subsidiëring van de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036064
pub.
25/09/2001
prom.
10/07/2001
ELI
eli/besluit/2001/07/10/2001036064/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JULI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de subsidiëring van de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, II, 1°;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 5 juli 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat een functionele regelgeving ter vertaling van de regularisatie van de dac-statuten in de vroegere poets-, klusjes- en oppasdiensten de verdere financiering van deze diensten moet mogelijk maken zodat zij in staat blijven de salarissen uit te betalen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° logistieke hulp en aanvullende thuiszorg : de hulp- en dienstverlening aan huis die bestaat uit schoonmaakhulp, klusjeshulp en oppashulp, alsook de daarmee verband houdende algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning;2° schoonmaakhulp : de hulp- en dienstverlening die bestaat uit werkzaamheden die het reinigen van en het bevorderen van de hygiëne in de woning van de gebruiker tot doel hebben;3° klusjeshulp : de hulp- en dienstverlening die bestaat uit werkzaamheden die het onderhoud van de woning en de woonomgeving van de gebruiker tot doel hebben;4° oppashulp : de hulp en bijstand die bestaat uit het aanbieden van gezelschap en toezicht aan de gebruiker en dit ter ondersteuning van de mantelzorg of met het oog op de tijdelijke vervanging van de mantelzorger;5° de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg : de diensten die logistieke hulp en aanvullende thuiszorg bieden;6° logistiek personeel : de personeelsleden van een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg die de schoonmaakhulp, klusjeshulp en oppashulp uitvoeren;7° begeleidend personeel : de personeelsleden van een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg die instaan voor het verrichten van de sociale onderzoeken en de begeleiding van de gebruikers, het logistiek personeel en het hulp- en dienstverleningsproces;8° leidinggevend personeel : de personeelsleden van een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg die instaan voor de leiding en de algemene beleidsvoering van de dienst;9° administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;10° minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de Bijstand aan Personen. HOOFDSTUK II. - De subsidiëringsvoorwaarden Afdeling 1. - Voorwaarden betreffende de hulp- en dienstverlening

Art. 2.De volgende voorwaarden zijn van toepassing op het hulp- en dienstverleningsaanbod van een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg : 1° de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg verricht schoonmaakhulp, klusjeshulp en/of oppashulp op verzoek van de gebruiker of zijn vertegenwoordiger en indien uit een sociaal onderzoek blijkt dat de draagkracht van de gebruiker of zijn omgeving, hetzij wegens geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid, hetzij wegens bijzondere sociale omstandigheden, onvoldoende is;2° de logistieke hulp en aanvullende thuiszorg wordt enkel geboden in het natuurlijke thuismilieu van de gebruiker, naar gelang van de noden die worden beoordeeld op basis van voornoemd sociaal onderzoek;3° de door de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aangewende toewijzingscriteria mogen geen betrekking hebben op : a) de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de gebruiker;b) het lidmaatschap van de gebruiker bij een organisatie of groepering;c) het al dan niet beroep doen op andere hulp- en dienstverleningsvormen;d) de financiële draagkracht van de gebruiker, tenzij dit zou inhouden dat de dienst zich prioritair richt naar gebruikers met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen;4° de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg vordert een bijdrage van de gebruiker per gepresteerd uur.Bij de bepaling van de bijdrage houdt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg rekening met de middelen, de lasten en de zorgbehoevendheid en de draagkracht van de gebruiker en zijn mantelzorgers.

De gemiddelde bijdrage per uur bedraagt minimaal 3,23 euro.

De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot de gebruikersbijdrage. Afdeling 2. - Voorwaarden betreffende het personeel

Art. 3.§ 1. Een logistiek personeelslid beschikt bij de indiensttreding maximaal over een diploma van hoger secundair beroepsonderwijs of hoger secundair technisch onderwijs.

Alle kwalificaties van ongeschoold tot en met de in het eerste lid vermelde diploma's kunnen worden aanvaard voor het logistiek personeel in een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg.

Hogere kwalificaties vanaf algemeen hoger secundair onderwijs kunnen niet worden aanvaard. § 2. Een begeleidend personeelslid moet bij de indiensttreding beschikken over of : - een diploma van het hoger onderwijs van het korte type in het studiegebied gezondheidszorg of het studiegebied sociaal agogisch werk, behaald in dagonderwijs of via sociale promotie; - een universitair diploma - diploma van het hoger onderwijs van het lange type. § 3. Een leidinggevend personeelslid moet bij de indiensttreding beschikken over of : - een universitair diploma - een diploma van het hoger onderwijs van het lange type - een diploma van het hoger onderwijs van het korte type aangevuld met vijf jaar ervaring als begeleidend personeelslid in een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg of in een dienst voor gezinszorg. Afdeling 3. - Voorwaarden betreffende de werking

Art. 4.§ 1. De dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg registreert zijn activiteiten zowel naar onderwerp, doel, vorm, frequentie en bereikte doelgroep.

De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot deze registratie. § 2. Voor 1 mei bezorgt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aan de administratie een werkingsverslag van het afgelopen jaar dat minstens de resultaten inhoudt van de in § 1 vermelde registratie.

De minister bepaalt de vorm en de inhoud van dit werkingsverslag. § 3. Voor 1 mei bezorgt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aan de administratie een financieel verslag van het afgelopen jaar dat minstens bestaat uit een winst- en verliesrekening met gedetailleerde opgave van alle subsidies en tegemoetkomingen afkomstig van andere openbare besturen, instellingen en privé-diensten.

De minister bepaalt de vorm en de inhoud van dit financieel verslag. § 4. Voor 1 mei bezorgt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aan de administratie de bewijsvoering van de tewerkstelling van het begeleidend en leidinggevend personeel van het afgelopen jaar.

De minister bepaalt de vorm en de inhoud van deze bewijsvoering. HOOFDSTUK III. - De subsidiëring

Art. 5.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de minister subsidies toekennen aan de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg. § 2. De minister bepaalt hiertoe de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg die in aanmerking komen voor subsidiëring.

Art. 6.§ 1. Voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2001 bestaat de subsidie uit de som van : 1. 398 207 frank * het aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel;2. 636 454 frank * het aantal toegewezen VTE aan administratief personeel;3. 763 432 frank * het aantal toegewezen VTE aan begeleidend personeel;4. 1 001 897 frank * het aantal toegewezen VTE aan leidinggevend personeel. § 2. De minister bepaalt hiertoe per dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg het aantal VTE per functiecategorie.

Art. 7.§ 1. Voor de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 bestaat de subsidie uit een enveloppe die het resultaat is van de som van de volgende formules : 1. aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel * 398 207 frank;2. ((aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel + aantal GESCO-VTE aan logistiek personeel)/22,5 het aantal VTE aan GESCO administratief personeel) * 636 454 frank;3. ((aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel + aantal GESCO-VTE aan logistiek personeel)/17,5 het aantal VTE aan GESCO begeleidend personeel) * 763 432 frank;4. ((aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel + aantal GESCO-VTE aan logistiek personeel)/100 het aantal VTE aan GESCO leidinggevend personeel) * 1 001 897 frank. § 2. De minister bepaalt hiertoe per dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg het aantal VTE aan logistiek personeel en het aantal VTE aan GESCO personeel per functiecategorie.

Art. 8.§ 1. Vanaf 1 januari 2002 bestaat de jaarsubsidie uit een enveloppe die het resultaat is van de som van de volgende formules : 1. aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel * ((bruto jaarloon logistiek personeel op 10 jaar anciënniteit * 1,53) (3,23 euro * 1 450));2. ((aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel + aantal GESCO-VTE aan logistiek personeel)/22,5 het aantal VTE aan GESCO administratief personeel) * bruto jaarloon administratief personeel op 10 jaar anciënniteit * 1,53;3. ((aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel + aantal GESCO-VTE aan logistiek personeel)/17,5 het aantal VTE aan GESCO begeleidend personeel) * bruto jaarloon begeleidend personeel op 10 jaar anciënniteit * 1,53;4. ((aantal toegewezen VTE aan logistiek personeel + aantal GESCO-VTE aan logistiek personeel)/100 het aantal VTE aan GESCO leidinggevend personeel) * bruto jaarloon leidinggevend personeel op 10 jaar anciënniteit * 1,53. § 2. Vanaf 2002 bepaalt de minister jaarlijks de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg die in aanmerking komen voor subsidiëring alsmede, per dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg, het aantal VTE aan logistiek personeel en het aantal GESCO-VTE in de verschillende functiecategorieën. § 3. De diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg die GESCO-personeel tewerkstellen hebben de verplichting hun aantallen GESCO-VTE per functiecategorie op peil te houden.

Mits gemotiveerde aanvraag van de dienst kan de minister hierop afwijkingen toestaan.

Art. 9.Vanaf 1 januari 2002 bedragen de bruto jaarlonen op 10 jaar anciënniteit, vermeld in artikel 8, § 1 : 1° logistiek personeel : 16 417,64 euro;2° administratief personeel : 21 178,98 euro;3° begeleidend personeel : 25 707,48 euro;4° leidinggevend personeel : 32 465,85 euro.

Art. 10.§ 1. Vanaf 1 januari 2003 worden de bedragen, vermeld in artikel 9, respectievelijk vervangen door wat volgt : 1° 16 877,56 euro;2° 21 594,23 euro;3° 26 432,32 euro;4° 32 465,85 euro. § 2. Vanaf 1 januari 2004 worden de bedragen, vermeld in artikel 9, respectievelijk vervangen door wat volgt : 1° 17 337,45 euro;2° 22 131,83 euro;3° 27 370,74 euro;4° 32 465,85 euro. § 3. Vanaf 1 januari 2005 worden de bedragen, vermeld in artikel 9, respectievelijk vervangen door wat volgt : 1° 17 797,34 euro;2° 22 374,2 euro;3° 27 515,29 euro;4° 32 465,85 euro.

Art. 11.§ 1. De diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg die GESCO personeel tewerkstellen ontvangen per GESCO-VTE, bepaald conform artikel 7, § 2 en artikel 8, § 2, een toeslag op de enveloppe. § 2. Vanaf 1 januari 2001 bedraagt deze toeslag : 1° 28 385 frank per jaar per VTE aan logistiek personeel;2° 193 294 frank per jaar per VTE aan administratief personeel;3° 196 705 frank per jaar per VTE aan begeleidend personeel;4° 352 841 frank per jaar per VTE aan leidinggevend personeel. § 3. Vanaf 1 januari 2002 worden de bedragen, vermeld in § 2, respectievelijk vervangen door wat volgt : 1° 1 407,29 euro;2° 5 640,92 euro;3° 6 358,67 euro;4° 8 746,7 euro. § 4. Vanaf 1 januari 2003 worden de bedragen, vermeld in § 2, respectievelijk vervangen door wat volgt : 1° 2 110,96 euro;2° 6 276,24 euro;3° 7 467,67 euro;4° 8 746,7 euro. § 5. Vanaf 1 januari 2004 worden de bedragen, vermeld in § 2, respectievelijk vervangen door wat volgt : 1° 2 814,58 euro;2° 7 098,78 euro;3° 8 903,44 euro;4° 8 746,7 euro. § 6. Vanaf 1 januari 2005 worden de bedragen, vermeld in § 2, respectievelijk vervangen door wat volgt : 1° 3 518,23 euro;2° 7 469,6 euro;3° 9 124,61 euro;4° 8 746,7 euro.

Art. 12.De bedragen vermeld in artikel 6, 7, 9, 10 en 11 zijn uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex van toepassing op 1 januari 2001.

Binnen de perken van de begroting worden die subsidiebedragen geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van het Rijk worden gekoppeld.

De voormelde koppeling aan het indexcijfer wordt evenwel berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.

Art. 13.§ 1. Om de conform de artikelen 6 tot en met 12 berekende subsidie-enveloppe volledig te verkrijgen moet de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aantonen dat : 1° hij op jaarbasis per VTE aan logistiek personeel minstens 95 % van het gemiddelde van 1 450 gefactureerde uren realiseert;2° hij, met betrekking tot de norm begeleidend personeel van 1 VTE op 17,5 VTE aan logistiek personeel en de norm leidinggevend personeel van 1 VTE op 100 VTE aan logistiek personeel, aantoont dat hij minstens 90 % van de som van het aantal VTE op jaarbasis dat resulteert uit de toepassing van beide normen effectief heeft tewerkgesteld. § 2. Voor de bewijsvoering van de onder § 1 vermelde voorwaarden worden zowel het conform dit besluit toegewezen personeel als het aanwezige gesco-personeel in alle functiecategorieën in aanmerking genomen.

Dit betekent dat voor het bereiken van 95 % van het gemiddelde van 1450 gefactureerde uren de prestaties en de aantallen VTE van al het logistiek personeel, dus ook het gesco logistiek personeel, in rekening moeten worden gebracht.

Dit betekent ook dat de norm begeleidend personeel en de norm leidinggevend personeel op de aantallen VTE van al het logistiek personeel, dus ook het gesco logistiek personeel, zal worden berekend.

Dit betekent ten slotte ook dat een gesco begeleidend personeelslid of een gesco leidinggevend personeelslid meetelt voor de bewijsvoering van de 90 % effectieve tewerkstelling. § 3. De bewijsvoering gebeurt conform de bepalingen van artikel 4.

Art. 14.§ 1. Indien een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg de in artikel 13, § 1, 1° vermelde 95 % niet haalt dan wordt het deel van de subsidie-enveloppe dat gebaseerd is op artikel 6, § 1, 1°; artikel 7, § 1, 1°; artikel 8, § 1, 1° en artikel 11, § 2, 1° verminderd met : 1° 5 % indien de dienst een percentage haalt van lager dan 95 % en hoger dan of gelijk aan 90 %;2° 10 % indien de dienst een percentage haalt van lager dan 90 % en hoger dan of gelijk aan 85 %;3° (100 % - het behaalde percentage) indien de dienst een percentage haalt van lager dan 85 %. § 2. Indien een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg de in artikel 13, § 1, 2° vermelde 90 % niet haalt dan wordt het deel van de subsidie-enveloppe dat gebaseerd is op artikel 6, § 1, 2°, 3° en 4°; artikel 7, § 1, 2°, 3° en 4°; artikel 8, § 1, 2°, 3° en 4° en artikel 11, § 2, 2°, 3° en 4° verminderd met : 1° 5 % indien de dienst een percentage haalt van lager dan 90 % en hoger dan of gelijk aan 85 %;2° 10 % indien de dienst een percentage haalt van lager dan 85 % en hoger dan of gelijk aan 80 %;3° (100 % - het behaalde percentage) indien de dienst een percentage haalt van lager dan 80 %.

Art. 15.§ 1. Elk trimester wordt een voorschot uitgekeerd van 22,5 % van de conform de artikelen 6 tot en met 12 berekende subsidie-enveloppe. Deze voorschotten worden uitbetaald voor het einde van de tweede maand van het trimester waarop ze betrekking hebben. § 2. Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend, toegekend en gesaldeerd na goedkeuring door de administratie van de in artikel 4 vermelde verslagen en bewijsvoering. § 3. Indien uit de toepassing van artikel 14 zou blijken dat een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg meer voorschotten heeft ontvangen dan het definitieve subsidiebedrag dan wordt het verschil teruggevorderd. HOOFDSTUK IV. - Het toezicht

Art. 16.De administratie oefent ter plaatse of op stukken toezicht uit met betrekking tot de naleving van de bepalingen van dit besluit.

Dit toezicht brengt het recht mee om de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg en zijn activiteiten te bezoeken en om kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die met de uitoefening van dit toezicht verband houden.

De dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg verleent zijn volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht. Hij bezorgt de administratie, op eenvoudig verzoek, de stukken die met de uitoefening van dit toezicht verband houden.

Art. 17.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 57 en 58 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kan de minister, als een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg niet voldoet aan één of meerdere subsidiëringsvoorwaarden, als subsidiefraude wordt vastgesteld of als de dienst niet meewerkt aan de uitoefening van het in artikel 16 bedoelde toezicht, de vereffening van de subsidies geheel of gedeeltelijk stopzetten voor een door hem te bepalen termijn. Ook kan de minister de reeds vereffende subsidies geheel of gedeeltelijk terugvorderen voor een door hem te bepalen termijn.

Het voornemen van de minister tot stopzetting van de subsidiëring of tot terugvordering van subsidies wordt door de administratie aan de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg verzonden met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheden en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen worden vermeld. § 2. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg tot uiterlijk 45 dagen na ontvangst van het voornemen tot stopzetting van de subsidiëring of tot terugvordering van subsidies, hiertegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie. De dienst kan hierin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.

In voorkomend geval zal de minister binnen zestig dagen na ontvangst van dit bezwaarschrift zijn beslissing bevestigen of intrekken.

Als de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg geen bezwaarschrift heeft ingediend binnen de gestelde termijn of als de minister zijn beslissing binnen de gestelde termijn heeft bevestigd, wordt de subsidiëring geheel of gedeeltelijk stopgezet, worden de subsidies geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

Als de minister zijn beslissing intrekt of als hij zijn beslissing binnen de gestelde termijn niet bevestigt, wordt de subsidiëring voortgezet of blijven de subsidies behouden. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 18.Met betrekking tot het bedrag van 3,23 euro, vermeld in artikel 2, 4°, tweede lid geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001, een bedrag van 130 frank.

Art. 19.De diplomavoorwaarden zoals bepaald in artikel 3 zijn enkel van toepassing op het personeel dat wordt aangeworven na datum van dit besluit.

De personeelsleden die voor datum van dit besluit waren tewerkgesteld in een welbepaalde functiecategorie in een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg worden ambtshalve gelijkgesteld.

Art. 20.De subsidies die in de loop van 2001 reeds werden uitbetaald krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 houdende de toekenning van een niet-gereglementeerde subsidie aan de initiatiefnemers die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut zullen worden verrekend naar het derde voorschot 2001.

Het derde voorschot 2001 zal gelijk zijn aan het verschil tussen 67,5 % van de conform de artikelen 6, 7 en 11 te berekenen jaarsubsidie en de reeds ontvangen subsidie op basis van het in eerste lid vermelde besluit.

Vanaf het vierde voorschot 2001 gelden de bepalingen van artikel 15, § 1.

Art. 21.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001, met uitzondering van de artikelen 13 en 14 die in werking treden op 1 januari 2002.

Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 juli 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS

^