gepubliceerd op 07 september 2016
Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid
8 JULI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid
De Vlaamse Regering, Gelet op het
decreet van 15 juli 1997Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
15/07/1997
pub.
19/08/1997
numac
1997036023
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet houdende de Vlaamse Wooncode
sluiten houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 28, § 2, derde en vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2007;
Gelet op het decreet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2011 pub. 05/08/2011 numac 2011035642 bron vlaamse overheid Decreet houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof sluiten houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 57;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 24 maart 2016;
Gelet op het advies van de Vlaamse Woonraad van 25 april 2016;
Gelet op advies 59.449/3 van de Raad van State, gegeven op 27 juni 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/12/2005 pub. 16/02/2006 numac 2006035200 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen sluiten;2° initiatiefnemer: een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in het decreet van 6 juli 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/07/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001035984 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking sluiten houdende de intergemeentelijke samenwerking;3° lokale woonactoren: de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de sociale woonorganisaties, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 26°, van de Vlaamse Wooncode, en alle andere actoren die werkzaam zijn op het vlak van wonen of daarbij betrokken zijn vanuit hun werking;4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;5° partner: elke derde die samenwerkt met de initiatiefnemer;6° privaat huishouden: hetzij een persoon die gewoonlijk alleen leeft, hetzij twee of meer personen die, al dan niet door familiebanden verbonden, gewoonlijk eenzelfde woning betrekken en er samen leven, uitgezonderd de personen die in een collectief huishouden verblijven zoals kloostergemeenschappen, rusthuizen, weeshuizen, studenten- of arbeidershomes, verplegingsinrichtingen en gevangenissen;7° project: het geheel van de activiteiten waaraan het Vlaamse Gewest subsidies toekent in het kader van het subsidiebesluit;8° projectuitvoerder: de initiatiefnemer of een partner die belast is met de uitvoering van een project;9° stuurgroepvergadering: het overleg op regelmatige basis over de uitvoering en de voortgang van een project, vermeld in artikel 18;10° subsidiebesluit: de beslissing van de minister waarbij een bij dit besluit ingestelde subsidie wordt verleend met het oog op de uitvoering van een project;11° Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/1997 pub. 19/08/1997 numac 1997036023 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de Vlaamse Wooncode sluiten houdende de Vlaamse Wooncode;12° werkingsgebied: het ruimtelijk gebied in het Vlaamse Gewest waarbinnen het project wordt uitgevoerd;13° woonoverleg: het overleg op regelmatige basis tussen de lokale woonactoren onder verantwoordelijkheid van de deelnemende gemeenten, met het oog op de voorbereiding of de uitvoering van het lokaal woonbeleid.
Art. 2.Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, kan de minister een subsidie verlenen aan de initiatiefnemer van projecten met een werkingsgebied van minstens twee gemeenten.
De projecten, vermeld in het eerste lid, mogen geen afbreuk doen aan de verantwoordelijkheid van de gemeente als regisseur van het lokaal woonbeleid, noch aan de taakstelling van de sociale woonorganisaties als vermeld in de Vlaamse Wooncode. Ze moeten bovendien: 1° passen binnen de uitwerking van het lokaal woonbeleid door de deelnemende gemeenten, vermeld in artikel 28, § 1 en § 2, van de Vlaamse Wooncode;2° complementair zijn met de begeleiding en ondersteuning van het lokaal woonbeleid door het agentschap, vermeld in artikel 28, § 3, van de Vlaamse Wooncode. HOOFDSTUK 2. - Subsidievoorwaarden en berekeningswijze van de subsidie
Art. 3.De initiatiefnemer kan voor een project een subsidieaanvraag indienen. Voor de uitvoering van het project kan de initiatiefnemer een beroep doen op een partner.
Art. 4.§ 1. Om in aanmerking te komen voor een subsidie wordt het project uitgevoerd met het oog op de realisatie, in elk van de deelnemende gemeenten, van elk van de volgende doelstellingen: 1° zorgen voor een divers en betaalbaar woonaanbod;2° werken aan de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving;3° informeren, adviseren en begeleiden van inwoners met woonvragen;4° ondersteunen van de lokale private huurmarkt. Bij de uitvoering van het project wordt, voor elk van de doelstellingen, vermeld in het eerste lid, bijzondere aandacht besteed aan de meest woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden. § 2. Het activiteitenpakket van het project bevat minstens de verplichte activiteiten, vermeld in artikel 5 tot en met artikel 8, voor de realisatie van de doelstellingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.
De verplichte activiteiten worden in elke deelnemende gemeente van het werkingsgebied uitgevoerd. § 3. Het activiteitenpakket van het project kan een of meer aanvullende activiteiten bevatten voor de realisatie van de doelstellingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De aanvullende activiteiten zijn afgestemd op de lokale huisvestingssituatie van de deelnemende gemeenten.
In afwijking van het eerste lid kan het activiteitenpakket van het project een of twee aanvullende activiteiten bevatten die vernieuwend of experimenteel zijn, of inspelen op nieuwe regelgeving, en die aansluiten bij de doelstellingen van het Vlaamse woonbeleid, vermeld in artikel 3 en 4 van de Vlaamse Wooncode.
De selectie van de aanvullende activiteiten gebeurt op basis van de lijst van aanvullende activiteiten die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Als het project aanvullende activiteiten bevat die betrekking hebben op een specifieke problematiek binnen het werkingsgebied, hoeft niet elke deelnemende gemeente bij die activiteiten betrokken te worden.
Art. 5.Om de doelstelling `zorgen voor een divers en betaalbaar woonaanbod' te realiseren, worden in het project de volgende verplichte activiteiten opgenomen: 1° een gecoördineerd beleid rond sociaal wonen voeren;2° instrumenten inzetten in het kader van het sociaal woonbeleid: a) in het kader van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013: 1) sociale woonprojecten bespreken op een woonoverleg;2) sociale woonprojecten beoordelen;b) in het kader van het Monitoringbesluit van 10 november 2011: 1) bij de jaarlijkse meting van het sociaal woonaanbod gegevens bezorgen over het sociaal woonpatrimonium van de lokale besturen;2) bij de tweejaarlijkse voortgangstoetsen een plan van aanpak opmaken als de gemeente voorlopig wordt onderverdeeld in categorie 2;3) bij de tweejaarlijkse voortgangstoetsen een overeenkomst sluiten met een of meer sociale woonorganisaties of openbare besturen als de gemeente definitief wordt onderverdeeld in categorie 2b; c) onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen op het grondgebied van de gemeente inventariseren, een actieprogramma als vermeld in artikel 4.1.7 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, vaststellen voor de activering van de gronden om het bindend sociaal objectief te behalen, en het actieprogramma uitvoeren; 3° een doordacht aanbodbeleid voeren dat gericht is op de woonbehoeften van de verschillende doelgroepen en afgestemd is op de demografische behoeften.
Art. 6.Om de doelstelling `werken aan de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving' te realiseren, worden in het project de volgende verplichte activiteiten opgenomen: 1° een gecoördineerd beleid rond bewaking van de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving voeren;2° instrumenten inzetten om de woningkwaliteit te bewaken: a) verzoeken behandelen voor de afgifte van een conformiteitsattest als vermeld in artikel 7, § 1, van de Vlaamse Wooncode;b) verzoeken behandelen om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren als vermeld in artikel 15, § 1, van de Vlaamse Wooncode, en verzoeken behandelen om een woning overbewoond te verklaren als vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode;c) bijdragen tot de herhuisvesting van de bewoners van ongeschikte, onbewoonbare of overbewoond verklaarde woningen, vermeld in artikel 17bis, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode;d) verzoeken behandelen tot opheffing van een besluit waarbij een woning ongeschikt of onbewoonbaar is verklaard als vermeld in artikel 9 van de Vlaamse Wooncode;e) een kader uitwerken voor de toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet en voor de toepassing van de administratieve procedure ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring conform titel III, hoofdstuk III, van de Vlaamse Wooncode; 3° leegstaande woningen en gebouwen inventariseren conform artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Art. 7.Om de doelstelling `informeren, adviseren en begeleiden van inwoners met woonvragen' te realiseren, worden in het project de volgende verplichte activiteiten opgenomen: 1° een laagdrempelig woonloket in elke gemeente aanbieden waar inwoners terecht kunnen met hun woonvragen;2° gestructureerde basisinformatie aan de inwoners aanbieden over: a) de Vlaamse huursubsidie, de Vlaamse verbeterings- en aanpassingspremie, de Vlaamse huurpremie en het Vlaams huurgarantiefonds;b) de Vlaamse renovatiepremie, de energiepremies en de Vlaamse energielening;c) sociaal huren, sociaal kopen en sociaal lenen;d) woningkwaliteitsbewaking;e) federale, Vlaamse, provinciale en gemeentelijke beleidsmaatregelen op het vlak van wonen en het respectieve dienstverleningsaanbod;3° inwoners ondersteunen bij: a) de aanvraag van een Vlaamse huursubsidie, en het verband leggen tussen de federale installatiepremie en de Vlaamse huursubsidie;b) woningkwaliteitsbewaking;c) de zoektocht naar een sociale huurwoning. De activiteiten, vermeld in het eerste lid, moeten uitgevoerd worden in openbare lokalen.
Voor de activiteiten, vermeld in het eerste lid, stellen de deelnemende gemeenten informatie over gemeentelijke premies beschikbaar via www.premiezoeker.be.
Art. 8.Om de doelstelling `ondersteunen van de lokale private huurmarkt' te realiseren, worden in het project de volgende verplichte activiteiten opgenomen: 1° de lokale private huurmarkt in kaart brengen;2° informeren en correct doorverwijzen van (kandidaat-)huurders, (kandidaat-)verhuurders en intermediairen;3° het erkende sociaal verhuurkantoor dat actief is op het grondgebied van de gemeente, promoten.
Art. 9.In elk van de deelnemende gemeenten van het project wordt minstens tweemaal per volledig werkingsjaar een woonoverleg georganiseerd. In een onvolledig werkingsjaar wordt minstens één woonoverleg georganiseerd.
Art. 10.Het project wordt gecoördineerd door een coördinator die minstens halftijds werkzaam is voor het project en die voor zijn andere taken niet in dienst is van een van de deelnemende gemeenten.
Art. 11.§ 1. Het subsidiebedrag van een project is gelijk aan de subsidie voor de verplichte activiteiten, vermeld in paragraaf 2, in voorkomend geval verhoogd met de subsidie voor de aanvullende activiteiten, vermeld in paragraaf 3.
De subsidie wordt berekend op basis van een puntensysteem, waarbij een subsidiepunt overeenstemt met 10.000 euro per volledig werkingsjaar.
Voor een onvolledig werkingsjaar wordt de subsidie berekend in verhouding tot het aantal volledige maanden binnen dat werkingsjaar.
Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast met de aanpassingsfactor voor investeringssubsidies die de Vlaamse Regering hanteert bij de opmaak van de begroting van het Vlaamse Gewest. § 2. De subsidie voor de verplichte activiteiten bedraagt vijf subsidiepunten, cumulatief te verhogen met: 1° een toeslag op basis van het aantal private huishoudens binnen het werkingsgebied;2° een toeslag op basis van het aantal gemeenten binnen het werkingsgebied die niet hebben deelgenomen aan een project waaraan een subsidie is verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit; 3° een toeslag op basis van het aantal gemeenten met minder dan 5.000 private huishoudens binnen het werkingsgebied.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor de verplichte activiteiten: 1° vier subsidiepunten, cumulatief te verhogen met de toeslagen, vermeld in het eerste lid, voor projecten met een werkingsgebied van twee gemeenten;2° zes subsidiepunten, cumulatief te verhogen met de toeslagen, vermeld in het eerste lid, voor projecten met een werkingsgebied van zes of meer gemeenten. De toeslag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt als volgt berekend:
Aantal private huishoudens
Aantal subsidiepunten
20.001 - 30.000
1
30.001 - 40.000
2
vanaf 40.001
3
De toeslag, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt als volgt berekend:
Aantal gemeenten zonder IGS-verleden
Aantal subsidiepunten
1 - 2
1
3 of meer
2
De toeslag, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt als volgt berekend:
Aantal gemeenten met minder dan 5.000 private huishoudens
Aantal subsidiepunten
2 - 3
1
4 - 5
2
6 of meer
3
De subsidie voor de verplichte activiteiten kan niet meer bedragen dan twaalf subsidiepunten. § 3. De subsidie voor de aanvullende activiteiten wordt berekend als een percentage van de subsidie voor de verplichte activiteiten, op basis van een weging van de aanvullende activiteiten die in het activiteitenpakket van het project worden opgenomen.
Een aanvullende activiteit wordt gewogen op basis van het daarmee overeenstemmende gewicht dat is opgenomen in de lijst van aanvullende activiteiten, vermeld in artikel 4, § 3, derde lid. Als een aanvullende activiteit niet in elke deelnemende gemeente wordt uitgevoerd, wordt het gewicht van de activiteit bepaald naar rata van het aantal private huishoudens in de gemeenten van het werkingsgebied waar de activiteit wordt uitgevoerd.
De subsidie voor de aanvullende activiteiten is maximaal gelijk aan de subsidie voor de verplichte activiteiten.
Art. 12.De subsidie wordt toegekend voor een periode van maximaal drie werkingsjaren, met een vaste einddatum op 31 december 2019.
De subsidiëringsperiode van het project gaat in op de geplande startdatum van het project, vermeld in de subsidieaanvraag. Als er op de geplande startdatum nog geen projectcoördinator als vermeld in artikel 10, in dienst is getreden, zal alleen een subsidie uitbetaald worden voor de periode die start vanaf de indiensttreding van de coördinator. De indiensttreding van de coördinator wordt in de subsidieaanvraag of met een aangetekende brief of afgifte tegen ontvangstbewijs aan het agentschap gemeld. HOOFDSTUK 3. - Procedure voor de aanvraag, toekenning en uitbetaling van een subsidie
Art. 13.Voordat een subsidieaanvraag wordt ingediend, nodigt de initiatiefnemer het agentschap uit voor een verkennend overleg over het project, en meer in het bijzonder over de aanvullende activiteiten die het activiteitenpakket van het project zal bevatten. De initiatiefnemer kan de provincie mee uitnodigen voor het verkennend overleg, met het oog eventuele samenwerking of cofinanciering.
De initiatiefnemer maakt een verslag op van het overleg, vermeld in het eerste lid, en bezorgt het verslag binnen een termijn van drie weken aan het agentschap. Het agentschap kan opmerkingen formuleren bij het verslag. In voorkomend geval bezorgt het agentschap het verslag met de opmerkingen binnen een termijn van drie weken na de ontvangst aan de initiatiefnemer.
Art. 14.Uiterlijk zes maanden vóór de geplande startdatum van de subsidiëringsperiode van het project dient de initiatiefnemer een subsidieaanvraag in.
De initiatiefnemer dient zijn subsidieaanvraag met een aangetekende brief of met een afgifte tegen ontvangstbewijs in bij het agentschap.
Een kopie van de subsidieaanvraag wordt via e-mail aan het agentschap bezorgd.
Art. 15.De subsidieaanvraag bevat de volgende gegevens: 1° de titel van het project;2° de contactgegevens van de initiatiefnemer en in voorkomend geval van de partners, en het nummer van de financiële rekening waarop de subsidie moet worden gestort;3° de contactgegevens, de rechtsvorm en de organisatiestructuur van de projectuitvoerder;4° een toelichting over het werkingsgebied van het project;5° een verklaring dat de deelnemende gemeenten akkoord gaan met de uitvoering van de verplichte activiteiten;6° een beschrijving van de aanvullende activiteiten voor de volledige subsidiëringsperiode, die bestaat uit: a) een overzicht van de aanvullende activiteiten per werkingsjaar, waarbij wordt aangegeven in welke van de deelnemende gemeenten en op welke manier de activiteiten zullen worden uitgevoerd;b) een verantwoording van de keuze voor de aanvullende activiteiten, die vertrekt vanuit een omgevingsanalyse voor wonen en een woonbeleidsvisie voor elk van de deelnemende gemeenten;c) de vooropgestelde resultaten per werkingsjaar en per activiteit;7° een kopie van de besluiten van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, waaruit het akkoord met de subsidieaanvraag blijkt;8° de ledenlijst van de stuurgroep die het project begeleidt en ondersteunt;9° een bewijs van oprichting van het intergemeentelijk samenwerkingsverband, vermeld in het decreet van 6 juli 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/07/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001035984 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking sluiten houdende de intergemeentelijke samenwerking;10° de geplande startdatum van de subsidiëringsperiode. De minister kan een model van subsidieaanvraag vaststellen.
Art. 16.Binnen een termijn van een maand, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag, deelt het agentschap de initiatiefnemer schriftelijk mee of de subsidieaanvraag ontvankelijk is en in voorkomend geval op welke wijze de subsidieaanvraag moet worden aangepast om ontvankelijk te zijn.
Nadat een subsidieaanvraag ontvankelijk is verklaard, oordeelt het agentschap of de subsidieaanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2 van dit besluit. Het agentschap legt het dossier voor aan de minister. Het dossier bevat het verslag van het verkennend overleg tussen de initiatiefnemer en het agentschap, vermeld in artikel 13, in voorkomend geval met de door het agentschap geformuleerde opmerkingen.
Binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de subsidieaanvraag ontvankelijk wordt verklaard, neemt de minister een beslissing over de toekenning van een subsidie. Het agentschap brengt de initiatiefnemer schriftelijk op de hoogte van de beslissing van de minister. Als de minister beslist een subsidie toe te kennen, bevat het subsidiebesluit de start- en einddatum van de subsidiëringsperiode.
Art. 17.§ 1. Voor elk werkingsjaar dat niet het laatste werkingsjaar van de subsidiëringsperiode van het project is, betaalt het agentschap het subsidiebedrag in één schijf uit.
Het subsidiebedrag voor het eerste werkingsjaar wordt uitbetaald in de eerste maand van dat werkingsjaar.
Het subsidiebedrag voor het tweede werkingsjaar wordt uitbetaald na de beoordeling van de verslagen van de stuurgroepvergaderingen over het eerste werkingsjaar. § 2. Voor het laatste werkingsjaar van de subsidiëringsperiode van het project betaalt het agentschap het subsidiebedrag in twee schijven uit: een voorschot van 70% en een saldo van 30%.
Het voorschot van 70% van het subsidiebedrag wordt uitbetaald na de beoordeling van de verslagen van de stuurgroepvergaderingen over het voorgaande werkingsjaar.
Als de subsidiëringsperiode van het project maar één werkingsjaar omvat, wordt het voorschot van 70% van het subsidiebedrag in afwijking van het tweede lid uitbetaald in de eerste maand van dat werkingsjaar.
Het saldo van 30% van het subsidiebedrag wordt uitbetaald na de beoordeling van de verslagen van de stuurgroepvergadering over het laatste werkingsjaar. § 3. Als uit de verslagen van de stuurgroepvergaderingen over een werkingsjaar blijkt dat de subsidie onterecht werd uitbetaald of moet worden verminderd, worden die bedragen in mindering gebracht van het subsidiebedrag voor het volgende werkingsjaar en, als dat nodig is, teruggevorderd. HOOFDSTUK 4. - Uitvoering en opvolging van de projecten
Art. 18.De projecten worden begeleid en ondersteund door een stuurgroep waarin minstens elke deelnemende gemeente is vertegenwoordigd. Aan de stuurgroepvergaderingen neemt vanuit elke deelnemende gemeente minstens een lid van de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen deel. De stuurgroep komt minstens twee keer per volledig werkingsjaar samen. In een onvolledig werkingsjaar komt de stuurgroep minstens één keer samen.
De stuurgroep plant de activiteiten van het project. De stuurgroep bespreekt daarenboven minstens elk half werkingsjaar de werking tijdens de afgelopen periode.
Van elke stuurgroepvergadering wordt een verslag opgemaakt dat binnen een termijn van drie weken na de vergadering aan het agentschap wordt bezorgd. De verslagen van de stuurgroepvergaderingen vormen de rapportering over de lopende subsidiëringsperiode.
Art. 19.De projectuitvoerder is ertoe gehouden de subsidie uitsluitend aan te wenden voor de financiering van de activiteiten die het Vlaamse Gewest heeft goedgekeurd.
Art. 20.De initiatiefnemer brengt het agentschap onmiddellijk met een aangetekende brief of met een afgifte tegen ontvangstbewijs op de hoogte van elke gebeurtenis of omstandigheid die een belangrijke invloed heeft op de zorgvuldige en ononderbroken uitvoering van het project.
Art. 21.Het agentschap kan de uitvoering van het project bijsturen of stopzetten als wordt vastgesteld dat de doelstellingen die met het project gerealiseerd moeten worden, in het gedrang komen. Het agentschap kan daarvoor als waarnemer aanwezig zijn op het woonoverleg in de deelnemende gemeenten en op de stuurgroepvergadering. Het agentschap kan ook op eigen initiatief een woonoverleg of stuurgroepvergadering samenroepen.
De initiatiefnemer nodigt het agentschap telkens tijdig uit voor het woonoverleg in de deelnemende gemeenten en voor de stuurgroepvergadering. Hij kan de provincie mee uitnodigen voor het woonoverleg in de deelnemende gemeenten of voor de stuurgroepvergadering. De uitnodiging wordt minstens twee weken vooraf verstuurd en bevat de te bespreken agendapunten. Minstens twee werkdagen vóór het woonoverleg of de stuurgroepvergadering beschikken de leden over de voorbereidende stukken bij de agendapunten.
Het agentschap kan opmerkingen formuleren bij het verslag van het woonoverleg of de stuurgroepvergadering en ze binnen een termijn van drie weken na de ontvangst aan de initiatiefnemer bezorgen. De opmerkingen van het agentschap worden besproken op het eerstvolgende woonoverleg of op de eerstvolgende stuurgroepvergadering. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 22.Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 december 2010, 23 december 2011, 21 december 2012, 25 oktober 2013 en 17 juli 2015, wordt opgeheven.
Art. 23.Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft gelden voor de volgende projecten waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van het voormelde besluit, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit: 1° de projecten waarvan de subsidiëringsperiode loopt, tot en met de beslissing van het agentschap over het financieel verslag en het activiteitenverslag over het laatste werkingsjaar van die subsidiëringsperiode;2° de volgende projecten waarvan de subsidiëringsperiode eindigt op 31 december 2016 en waarvoor uiterlijk op 30 september 2016 conform artikel 22/1 van het voormelde besluit, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, een subsidieaanvraag voor een volgende subsidiëringsperiode wordt ingediend, tot en met de beslissing van het agentschap over het financieel verslag en het activiteitenverslag over het laatste werkingsjaar van die subsidiëringsperiode: a) Wonen langs Dijle en Nete;b) Wonen aan de Demer;c) Woonfocus;d) Aangenaam Wonen in Nieuwerkerken en Sint-Truiden;e) Goed Wonen in Nevele en Wachtebeke. In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, is de voorwaarde, vermeld in artikel 22/1, § 2, eerste lid, van het voormelde besluit, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, niet van toepassing.
Art. 24.Een gemeente die deelneemt aan een project waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, kan vóór het verstrijken van de subsidiëringsperiode uit dat project treden om deel te nemen aan een nieuw of ander project waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend met toepassing van dit besluit, als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan: 1° er ontstaat door de toetreding na uittreding een (groter) aaneengrenzend werkingsgebied bij het nieuwe of andere project;2° de andere deelnemende gemeenten van het project waaruit de gemeente treedt, gaan akkoord met de uittreding. Een gemeente die deelneemt aan een project waaraan een subsidie wordt verleend met toepassing van het voormelde besluit, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, kan alleen deelnemen aan een nieuw of ander project waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend met toepassing van dit besluit, als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan: 1° die gemeente is vóór de deelname aan het nieuwe of andere project uit het vorige project getreden, op de wijze, vermeld in het eerste lid;2° er ontstaat door de toetreding een (groter) aaneengrenzend werkingsgebied bij het nieuwe of andere project.
Art. 25.In afwijking van artikel 14, eerste lid, kan voor de volgende projecten tot uiterlijk 30 september 2016 een subsidieaanvraag met toepassing van dit besluit worden ingediend voor een subsidiëringsperiode waarvan de startdatum onmiddellijk volgt op de einddatum van de lopende subsidiëringsperiode: 1° de projecten, vermeld in artikel 23, eerste lid, 2° ;2° Regionaal woonbeleid Noord-West Brabant. In afwijking van artikel 14, eerste lid, kan voor de volgende projecten tot uiterlijk 31 december 2016 een subsidieaanvraag met toepassing van dit besluit worden ingediend voor een subsidiëringsperiode waarvan de startdatum onmiddellijk volgt op de einddatum van de lopende subsidiëringsperiode: 1° Wonen tussen Dijle en Velp;2° Intergemeentelijke woonwijzer;3° Wonen in Rivierenland;4° Wonen in de Zuidrand.
Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 juli 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, L. HOMANS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld