Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 02 maart 2007
gepubliceerd op 20 april 2007

Besluit van de Vlaamse Regering inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik

bron
vlaamse overheid
numac
2007035526
pub.
20/04/2007
prom.
02/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/02/2007035526/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 MAART 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 19, eerste lid, 1°, e), f) en h), en 2°, b) en d), en tweede lid; Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt, inzonderheid op artikel 18, 1°, f) en h), en 2°, c) en e) ;

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, inzonderheid op artikel 6, § 1, 1°, a), en § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 september 2003, 16 april 2004, 14 juli 2004, 8 juli 2005, 10 maart 2006 en 7 juli 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 28 april 2006;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 7 september 2006;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 13 september 2006;

Gelet op het advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 12 september 2006;

Gelet op advies 41.861/3 van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° laagspanningsafnemer : eindafnemer aangesloten op een distributienet met een nominale spanning tot en met 1 000 volt;2° primaire energiebesparing : relatieve besparing ten opzichte van het normale verloop van het primaire energieverbruik als geen REG-actieplan wordt uitgevoerd;3° huishoudelijke eindafnemer : ofwel elke natuurlijke persoon die elektriciteit afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie verblijven, behoudens in het geval dat het leveringscontract voor de levering van elektriciteit op het afnamepunt in kwestie werd gesloten door een rechtspersoon, ofwel de eigenaar van de woning in kwestie;4° hoogspanningsafnemer : eindafnemer aangesloten op een distributienet met een nominale spanning boven de 1 000 volt;5° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid;6° niet-huishoudelijke eindafnemer : elke eindafnemer die niet voldoet aan de definitie van huishoudelijke eindafnemer;7° Vlaams Energieagentschap : het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap, het Vlaams Energieagentschap;8° energiescan : doorlichting die, op basis van een bezoek ter plaatse, een eerste beeld geeft van de energiesituatie en het energiebesparingspotentieel op het vlak van gebouwschil, verwarming, sanitair warm water, verlichting, elektrische apparaten en gedrag en waarbij tijdens het bezoek op die plaatsen waar het zinvol wordt geacht, spaarlampen, een spaardouchekop, radiatorfolie en buisisolatie worden geplaatst;9° klantenkantoor : elk permanent kantoor dat toegankelijk is voor de eindafnemers die bij een netbeheerder zijn aangesloten, waar informatie verstrekt wordt over aansluitingsmogelijkheden, elektriciteitstarieven of tarieven voor gebruik van het distributienet;10° erkend energiedeskundige : energiedeskundige erkend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2005 houdende de erkenning als energiedeskundige en houdende de uitvoeringsvoorwaarden van de energieaudits voor woningen;11° energieaudit : doorlichting van een gebouw, domein of infrastructuur waarbij het besparingspotentieel wordt onderzocht.Een energieaudit gaat gepaard met een uitgebreid rapport met gedetailleerde gegevens over economisch verantwoorde maatregelen om geld en energie te besparen door efficiënter met energie om te gaan, zonder het comfortniveau te verlagen. Het rapport omvat : a) de huidige toestand van het gebouw en de installaties;b) het energieverbruik (elektriciteit en brandstof), uitgezet tegen algemene referentiewaarden;c) het huidige comfort van de gebruikers, uitgezet tegen het gewenste comfortniveau;d) concrete energiebesparende maatregelen;12° fiscaal voordeel : belastingvermindering in toepassing van het Wetboek van de inkomenstenbelastingen 1992, inzonderheid in het kader van artikel 145-24, ingevoegd door de wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting, voor de uitgaven van een energieaudit voor een woning;13° beschermde afnemer : huishoudelijke eindafnemer die aangesloten is op een distributienet waarbij op het adres van de aansluiting minstens één persoon gedomicilieerd is die behoort tot een van de volgende categorieën : a) de personen die een verhoogde tegemoetkoming van het ziekenfonds genieten als vermeld in het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, vermeld in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;b) de personen die een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling hebben verkregen in het kader van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;c) de personen die budgetbegeleiding genieten op basis van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;d) de residentiële beschermde klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie, vermeld in artikel 20, § 2, van de Federale elektriciteitswet van 29 april 1999 en artikel 15/10, § 2, van de Gaswet van 12 april 1965; e) de personen die een voorschot genieten, toegekend door het O.C.M.W., op de tegemoetkomingen, vermeld in punt d) ; f) de personen die steun verkrijgen die gedeeltelijk of volledig ten laste genomen wordt door de federale staat, op basis van artikelen 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;14° onderwijsinstelling : alle scholen, internaten, centra voor volwassenenonderwijs en voor basiseducatie, centra voor leerlingenbegeleiding, hogescholen en universiteiten, die gefinancierd, gesubsidieerd of erkend zijn door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;15° welzijnsvoorziening : een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap en activiteiten uitoefent op het gebied van het gezin, het maatschappelijk welzijn, het onthaal en de integratie van inwijkelingen, de mindervaliden, de bejaarden, de jeugdbescherming en de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie, vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;16° gezondheidsvoorziening : een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap en activiteiten uitoefent op het gebied van de zorgverstrekking, de gezondheidsopvoeding en de preventieve gezondheidszorg, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met uitzondering van de voorzieningen werkzaam op het vlak van de medisch verantwoorde sportbeoefening;17° gebouw : elk gebouw in zijn geheel of delen ervan die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te worden gebruikt en waarvoor energie verbruikt wordt om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te bereiken;18° gebouwsite : één of meerdere gebouwen die geheel of gedeeltelijk door onderwijsinstellingen of door welzijns- en gezondheidsvoorzieningen worden gebruikt én op dezelfde locatie gelegen zijn;19° energieboekhouding : controle-instrument voor energiezorg waarbij de basisinformatie wordt geleverd door het minstens maandelijks registreren van de elektriciteits-, aardgas-, stookolie- en watermeterstanden.Voor andere brandstoffen wordt het verbruik minstens jaarlijks geregistreerd; 20° sensibilisering en algemene informatieverspreiding : actie gericht op de verspreiding van informatie over rationeel energiegebruik en de promotie ervan, door middel van onder meer brochures, publicaties en uitzendingen in de geschreven en audiovisuele pers, deelname aan beurzen en andere evenementen;21° energiezorgsysteem : een systeem dat systematisch het energieverbruik in eigen beheer controleert en dat tot eenvoudige ingrepen leidt om onnodig energieverbruik te vermijden en het duurzame energiebeleid versterken.De energieboekhouding vormt het geraamte van energiezorg. Een energieaudit van een of meer entiteiten kan ook een onderdeel zijn van een energiezorgsysteem voor zover de resultaten ervan leiden tot concrete besparingsmaatregelen met controleerbare effecten. Ook de effectieve besparingsmaatregelen vormen een onderdeel van een energiezorgsysteem; 22° REG-actieplan : actieplan voor de bevordering van het rationeel energiegebruik;23° directe actie : stimulerende onderdeel van een actie waarbij de doelgroep financieel ondersteund wordt voor de uitvoering van een REG-investering;24° VREG : agentschap, opgericht bij artikel 4, § 1, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, dat geldt als de reguleringsinstantie, vermeld in artikel 2, 21°, van het Elektriciteitsdecreet. HOOFDSTUK II. - Resultaatsverplichtingen voor de elektriciteitsdistributie-netbeheerders

Art. 2.§ 1. In 2007 realiseert elke netbeheerder bij het geheel van zijn laagspanningsafnemers een primaire energiebesparing van 0,022 kWh per kilowattuur dat door zijn laagspanningsafnemers in het jaar 2005 werd afgenomen.

De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op de netbeheerders waarvan de elektriciteitsafnames van huishoudelijke eindafnemers minder dan 10% bedragen van de totale laagspanningsafnames.

De netbeheerder waarvan de elektriciteitsafnames van huishoudelijke eindafnemers minder dan 10% bedragen van de totale laagspanningsafnames, realiseert in het kalenderjaar 2007 bij het geheel van zijn laagspanningsafnemers een primaire energiebesparing van 0,01 kWh per kilowattuur dat door zijn laagspanningsafnemers in het jaar 2005 werd afgenomen.

In 2007 realiseert elke netbeheerder bij het geheel van zijn hoogspanningsafnemers een primaire energiebesparing van 0,01 kWh per kilowattuur dat door zijn hoogspanningsafnemers in het jaar 2005 werd afgenomen.

De minister kan, op basis van een gemotiveerde aanvraag van de netbeheerder die uiterlijk ingediend is op 1 april 2007, een vermindering toestaan van het aantal kilowattuur waarop de resultaatsverplichting, vermeld in § 1, vierde lid, berekend wordt als sinds 2005 het elektriciteitsverbruik van de hoogspanningsafnemers, aangesloten op het net van de netbeheerder, met meer dan 5 % is gedaald als gevolg van een afkoppeling van een of meer hoogspanningsafnemers.

Als de door de netbeheerder gerealiseerde primaire energiebesparing voor laagspanningsafnemers in het kalenderjaar 2007, inclusief de bestaande overdrachten, hoger ligt dan zijn resultaatsverplichting voor laagspanningsafnemers in het kalenderjaar 2007, wordt het overschot overgedragen naar het kalenderjaar 2008 om te voldoen aan de resultaatsverplichting van de betrokken netbeheerder voor de huishoudelijke en niet-huishoudelijke eindafnemers. Het overschot wordt opgesplitst in de doelgroep huishoudelijke eindafnemers en niet-huishoudelijke eindafnemers. De minister legt hiervoor de voorwaarden vast en neemt op basis hiervan ten laatste op 1 februari 2008 een beslissing over het opsplitsingsvoorstel dat door de netbeheerder voor eind 2007 wordt voorgelegd.

Als de door de netbeheerder gerealiseerde primaire energiebesparing voor hoogspanningsafnemers in het kalenderjaar 2007, inclusief de bestaande overdrachten, hoger ligt dan zijn resultaatsverplichting voor hoogspanningsafnemers in het kalenderjaar 2007, wordt het overschot integraal overgedragen naar het kalenderjaar 2008 om te voldoen aan de resultaatsverplichting van de betrokken netbeheerder voor de niet-huishoudelijke eindafnemers. § 2. Vanaf 2008 realiseert elke netbeheerder in elk kalenderjaar n bij het geheel van zijn huishoudelijke eindafnemers een primaire energiebesparing van 0,02 kWh per kilowattuur dat door zijn huishoudelijke eindafnemers tijdens het kalenderjaar n-2 werd afgenomen.

Vanaf 2008 realiseert elke netbeheerder bij het geheel van zijn niet-huishoudelijke eindafnemers in elk kalenderjaar n een primaire energiebesparing van 0,015 kWh per kilowattuur dat door zijn niet-huishoudelijke eindafnemers tijdens het kalenderjaar n-2 werd afgenomen.

Als de gerealiseerde primaire energiebesparing hoger ligt dan de vooropgestelde resultaatsverplichting, vermeld in het eerste en het tweede lid, kan het overschot worden overgedragen naar het volgende kalenderjaar om te voldoen aan de resultaatsverplichting voor respectievelijk de huishoudelijke en de niet-huishoudelijke eindafnemers. § 3. Vanaf 2008 kan de minister, op basis van een gemotiveerde aanvraag van de netbeheerder die uiterlijk ingediend is op 1 maart in het kalenderjaar n, een vermindering toestaan van het aantal kilowattuur waarop de resultaatsverplichting, vermeld in § 2, tweede lid, berekend wordt als sinds het kalenderjaar n-2 het elektriciteitsverbruik van de niet-huishoudelijke eindafnemers, aangesloten op het net van de netbeheerder, met meer dan 5 % is gedaald als gevolg van een afkoppeling van een of meer niet-huishoudelijke eindafnemers. § 4. Vanaf 2007 kan de minister, op basis van een gemotiveerde aanvraag van de netbeheerder die uiterlijk ingediend is op 15 april in het kalenderjaar n-1, van de resultaatsverplichtingen, vermeld in § 2 afwijkingen toestaan voor netbeheerders met minder dan 2.500 eindafnemers. De gemotiveerde aanvraag bevat naast de redenen om een afwijking aan te vragen eveneens een voorstel voor een compenserende actieverplichting, compenserende financieringsverbintenis of een combinatie van beide. Na advies van het Vlaams Energieagentschap over de gemotiveerde aanvraag, wordt door de minister, en voor het eerst dus in 2007 voor de resultaatsverplichtingen van 2008, binnen twintig kalenderdagen na kennisgeving van de gemotiveerde aanvraag door de netbeheerder, een compenserende actieverplichting of een compenserende financieringsverbintenis of een combinatie van beide vastgelegd. De netbeheerder kan uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar n-1 beslissen of hij ingaat op het voorstel van de minister of dat hij er alsnog voor kiest om de resultaatsverplichtingen, vermeld in § 2, na te leven. § 5. De primaire energiebesparing die door de netbeheerder wordt gerealiseerd ten gevolge van een vermindering van het eindverbruik van elektriciteit, wordt berekend als de vermindering van het eindverbruik van elektriciteit, vermenigvuldigd met de omzettingsfactor 2,5.

De primaire energiebesparing ten gevolge van de vermindering van het eindverbruik van andere energiedragers wordt berekend als de vermindering van het eindverbruik van die energiedrager, vermenigvuldigd met de omzettingsfactor 1.

De minister kan de omzettingsfactoren aanpassen aan de stand van de techniek.

HOOFSTUK III. - Actieverplichtingen voor de elektriciteitsdistributie-netbeheerders

Art. 3.§ 1. Elke netbeheerder biedt aan alle eindafnemers die op zijn net aangesloten zijn, alsook in elk van zijn klantenkantoren, de volgende REG-activiteiten aan : 1° de verspreiding van informatiebrochures die de Vlaamse overheid aan de netbeheerder ter beschikking stelt;2° een individueel REG-advies voor huishoudelijke eindafnemers. § 2. De netbeheerder stelt hiertoe per klantenkantoor tijdens de kantooruren een REG-adviseur ter beschikking. § 3. De netbeheerder wijst eveneens een REG-adviseur aan die als centraal aanspreekpunt voor de overheid fungeert. § 4. De netbeheerder laat in de periode 2007-2009 een aantal energiescans uitvoeren bij specifieke doelgroepen van huishoudelijke eindafnemers. Het totaal aantal energiescans dat elke netbeheerder moet laten uitvoeren is gelijk aan 2 per 100 huishoudelijke toegangspunten op het elektriciteitsdistributienet per 1 oktober 2006, zoals opgenomen in bijlage 1, zoveel mogelijk gelijk gespreid over de betreffende jaren.

Elke gemeente bepaalt de specifieke doelgroepen waaraan de energiescans in zijn gemeente worden aangeboden. Deze doelgroepen mogen niet samenvallen met de geselecteerde doelgroepen in het kader van de actie klimaatwijken.

Elke gemeente bepaalt door wie de energiescans worden uitgevoerd. De energiescans kunnen worden uitgevoerd door gemeentepersoneel, door personeel van de netbeheerder of door derden. De netbeheerder staat ondermeer in voor de aankoop van het materiaal voor de uitvoering van de maatregelen vermeld in artikel 1, 8°, voor de opleiding van de personen die de energiescans uitvoeren, voor de verdere ondersteuning van deze personen en voor het ter beschikking stellen van de software die gebruikt moet worden bij het uitvoeren van de energiescans.

Afspraken m.b.t. de specifieke doelgroepen waaraan energiescans worden aangeboden, de te volgen procedures en de personen door wie de energiescans worden uitgevoerd, worden vastgelegd in een convenant tussen de gemeente en de netbeheerder.

Het aantal uit te voeren energiescans wordt jaarlijks per netbeheerder verdeeld over de gemeenten die aangesloten zijn op zijn net en die een convenant hebben afgesloten, op basis van het aantal huishoudelijke toegangspunten per gemeente per 1 oktober 2006. Niet uitgevoerde energiescans worden na elk jaar herverdeeld over alle gemeenten die een convenant hebben afgesloten of alsnog een convenant afsluiten, op basis van het aantal huishoudelijke toegangspunten per gemeente per 1 oktober 2006.

Het Vlaams Energieagentschap legt na overleg met de netbeheerders de minimumvereisten waaraan een energiescan moet voldoen, vast. In afwijking van artikel 14 § 2, 2° wordt aan deze energiescans door het Vlaams Energieagentschap een forfaitaire primaire energiebesparing toegekend, die meetelt voor het halen van de resultaatsverplichtingen, zoals vermeld in hoofdstuk II. De netbeheerder dient uiterlijk op 1 april 2007 bij het Vlaams Energieagentschap een ontwerp-projectvoorstel in waarin de concrete aanpak van deze actieverplichting wordt omschreven, evenals een gemotiveerd voorstel voor de verdeling van het totaal aantal energiescans over de betreffende jaren. Het Vlaams Energieagentschap deelt binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het ontwerp-projectvoorstel een beslissing over de beoordeling van het ontwerp-projectvoorstel, aan de netbeheerder mee. Indien het Vlaams Energieagentschap binnen die termijn geen beslissing meedeelt, is het ontwerp-projectvoorstel goedgekeurd.

Als de betrokken netbeheerder het oneens is met de beslissing van het Vlaams Energieagentschap, kan hij binnen tien kalenderdagen na de kennisgeving de minister met een aangetekende brief op de hoogte brengen van zijn tegenargumenten. Als de netbeheerder bij het verstrijken van die termijn geen tegenargumenten heeft geformuleerd, wordt de beslissing als definitief beschouwd.

De minister neemt binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving van de tegenargumenten van de netbeheerder een definitieve beslissing over het ontwerp-projectvoorstel. Als de minister binnen de termijn van twintig kalenderdagen geen beslissing neemt, is het ontwerp-projectvoorstel goedgekeurd.

Over de uitvoering van deze actieverplichting wordt door de netbeheerder jaarlijks voor 1 mei gerapporteerd aan het Vlaams Energieagentschap. Het al dan niet naleven van de actieverplichting wordt geëvalueerd in 2010.

Deze actieverplichting geldt niet voor netbeheerders met minder dan 2.500 eindafnemers.

Art. 4.De netbeheerder stelt een keer per jaar op schriftelijk verzoek van een niet-huishoudelijke eindafnemer alle beschikbare afnamegegevens voor de laatste drie jaar gratis binnen twintig werkdagen ter beschikking van de betrokken eindafnemer of van een derde die de eindafnemer heeft aangewezen.

Art. 5.Vanaf 2007 biedt elke netbeheerder op verzoek van de onderwijsinstellingen en welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, aangesloten op zijn grondgebied, voor hun gebouwen met een gezamenlijke bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1 000 m2 op een gebouwsite, een energieboekhouding aan. De bruikbare vloeroppervlakte is de som van de brutovloeroppervlakten van alle vloerniveaus binnen het beschermd volume van het gebouw, zoals berekend volgens de geldende Belgische normen en eventuele door het Vlaams Energieagentschap vast te leggen specificaties.

De netbeheerder bepaalt het energieboekhoudsysteem dat hij aanbiedt.

Dat energieboekhoudsysteem moet toelaten om het elektriciteits-, het aardgas-, het stookolie- en het waterverbruik op te volgen. De actieverplichting houdt de opstart en de voortgangscontrole van de energieboekhouding in. In 2010 legt de minister aan de Vlaamse Regering een evaluatierapport voor.

De opstart omvat : 1° het ter beschikking stellen van software om een energieboekhouding te voeren;2° een toelichting verstrekken over de werking van de energieboekhoudingssoftware;3° de inventarisatie van de tellers;4° de opmeting van het gebouw;5° het inbrengen van de basisgegevens in de energieboekhoudingssoftware;6° de migratie van beschikbare gegevens. De voortgangscontrole omvat : 1° het maandelijks terugkoppelen van abnormaal verbruik;2° het jaarlijks uitreiken van een rapport met aanbevelingen en vergelijkingen met vergelijkbare gebouwen;3° het voorzien in de nodige opleiding voor de gebruikers in de instellingen en voorzieningen;4° het voorzien in het jaarlijkse onderhoud en het gebruiksrecht van de energieboekhoudingssoftware;5° de ondersteuning van de gebruikers in de onderwijsinstellingen en de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen via een hulplijn. Iedere onderwijsinstelling en welzijns- en gezondheidsvoorziening moet na de opstart van de energieboekhouding zelf de meterstanden opnemen en invoeren in de energieboekhouding. De meterstanden moeten minstens maandelijks worden bijgehouden. Als er op frequentere basis gegevens beschikbaar zijn bij de netbeheerder, moeten die gegevens verwerkt worden.

Onderwijsinstellingen en welzijns- en gezondheidsvoorzieningen moeten zelf de kosten van de opstart van de energieboekhouding dragen, met uitzondering van die instellingen en voorzieningen die voor 1 oktober 2006 een energieboekhouding hebben aangevraagd bij de netbeheerder.

De overige kosten van de energieboekhouding worden gedragen door de netbeheerder.

Primaire energiebesparingen die voortvloeien uit de actieverplichting maken geen deel uit van de resultaatsverplichtingen, vermeld in artikel 2.

Art. 6.Vanaf 2008 heeft elke netbeheerder de verplichting om via sensibilisering en algemene informatieverspreiding de aandacht te vestigen op rationeel energiegebruik. Die sensibilisering verschaft de eindafnemers de nodige informatie, zo veel mogelijk afgestemd op de doelgroep, over de energiebesparingsmogelijkheden en de eventuele financiële ondersteuning door de netbeheerder.

In elk geval organiseert de netbeheerder vanaf 2008 voor de doelgroep beschermde afnemers afzonderlijke, op de doelgroep afgestemde, informatiesessies over rationeel energiegebruik.

De netbeheerder kan voor de uitvoering van de verplichtingen vermeld in het eerste en het tweede lid samenwerken met een of meer externe organisaties.

Art. 7.In 2007 levert de netbeheerder een bijzondere inspanning om de volgende doelgroepen te bereiken : 1° beschermde afnemers;2° lokale besturen;3° externe organisaties. Voor de acties die zich richten tot de beschermde afnemers, wordt het hiertoe in 2006 opgestelde en goedgekeurde REG-actieplan uitgevoerd.

Op verzoek van een lokaal bestuur staat de netbeheerder het lokale bestuur bij de planning en implementatie van het energiebeleid bij. De netbeheerder werkt hiertoe zelfstandig een aanbod uit voor de lokale besturen. Het aanbod kan bestaan uit ondersteuning bij de voortgangscontrole van de energieboekhouding die het lokale bestuur bijhoudt of de ondersteuning van de uitvoering van energieaudits door energiedienstenbedrijven of de begeleiding van energiezorgsystemen of het aanbieden van formules van derdepartijfinanciering of de uitbouw van energieloketten of een combinatie van voornoemde acties.

De netbeheerder voert het in 2006 uitgewerkte en goedgekeurde REG-actieplan uit met het oog op energiebesparing via het opzetten van externe samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld milieuverenigingen, leveranciers en producenten van energiebesparende producten, niet-gouvernementele organisaties, verenigingen van bouwheren, huurders en architecten.

Art. 8.Vanaf 2008 biedt elke netbeheerder aan beschermde afnemers het volgende aan : 1° een hogere financiële tegemoetkoming dan voor niet-beschermde afnemers voor elke directe actie, opgenomen op de definitieve lijst, vermeld in artikel 15;2° kortingbonnen voor de aankoop van een energiezuinige koelkast met A+ - of A+ + - label of een energiezuinige wasmachine met AAA- label. De primaire energiebesparingen die voortvloeien uit deze actieverplichting tellen mee voor het halen van de resultaatsverplichtingen, zoals vermeld in hoofdstuk II, zonder dat een dubbeltelling mogelijk is indien deze maatregelen ook al worden ondersteund door de netbeheerder voor alle huishoudelijke eindafnemers.

Art. 9.Vanaf 2008 zet elke netbeheerder samenwerkingsverbanden op met sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren die actief zijn in het werkingsgebied van de netbeheerder, met het oog op het realiseren van primaire energiebesparing.

De primaire energiebesparingen gekoppeld aan directe energiebesparende maatregelen die voortvloeien uit deze samenwerkingsverbanden tellen mee voor het halen van de resultaatsverplichtingen, zoals vermeld in hoofdstuk II, zonder dat een dubbeltelling mogelijk is indien deze maatregelen ook al worden ondersteund door de netbeheerder buiten deze samenwerkingsverbanden.

Art. 10.Vanaf 2008 biedt elke netbeheerder op verzoek van een lokaal bestuur ondersteuning bij de planning en implementatie van het lokale energiebeleid. De netbeheerder werkt hiertoe zelfstandig een aanbod uit voor de lokale besturen. Die openbaredienstverplichting bestaat uit : 1° de voortgangscontrole van de energieboekhouding die het lokale bestuur bijhoudt, waaronder wordt verstaan : a) het maandelijks terugkoppelen van abnormaal verbruik;b) het jaarlijks uitreiken van een rapport met aanbevelingen en vergelijkingen met vergelijkbare gebouwen;c) het voorzien in de nodige opleiding voor de gebruikers;d) het voorzien in het jaarlijkse onderhoud van de energieboekhoudingssoftware;e) de ondersteuning van de gebruikers via een hulplijn;2° de ondersteuning van de uitvoering van energieaudits, waaronder wordt verstaan : a) een financiële ondersteuning;b) een ondersteuning bij het opstellen van lastenboeken;c) een ondersteuning bij de interpretatie van auditresultaten;3° de begeleiding van de energiezorgsystemen van het lokale bestuur, waaronder wordt verstaan;a) de voortgangscontrole van de energieboekhouding, vermeld in 1°;b) de ondersteuning van de uitvoering van energieaudits, vermeld in 2°;c) financiële en organisatorische ondersteuning bij de uitvoering van de energiebesparende investeringen die uit het energiezorgsysteem voortkomen;4° het aanbieden van formules van derdepartijfinanciering of andere financieringsmechanismen voor de uitvoering van energiebesparende investeringen. Enkel de primaire energiebesparingen die voortvloeien uit het eerste lid, 4° tellen mee voor het halen van de resultaatsverplichtingen, zoals vermeld in hoofdstuk II.

Art. 11.Vanaf 2007 kan de minister, op basis van een gemotiveerde aanvraag van de netbeheerder die uiterlijk ingediend is op 15 april van het kalenderjaar n-1, van de actieverplichtingen, vermeld in hoofdstuk III, afwijkingen toestaan voor netbeheerders met minder dan 2500 eindafnemers. De gemotiveerde aanvraag bevat naast de redenen om een afwijking aan te vragen eveneens een voorstel voor een compenserende actieverplichting, compenserende financieringsverbintenis of een combinatie van beide. Na advies van het Vlaams Energieagentschap over de gemotiveerde aanvraag wordt door de minister, en voor het eerst dus in 2007 voor de actieverplichtingen van 2008, binnen twintig kalenderdagen na kennisgeving van de gemotiveerde aanvraag door de netbeheerder, een compenserende financieringsverbintenis vastgelegd. De netbeheerder kan uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar n-1 beslissen of hij ingaat op het voorstel van de minister of dat hij er alsnog voor kiest om de actieverplichtingen vermeld in hoofdstuk III, na te leven. HOOFDSTUK IV. - Plannen en rapporten van de elektriciteitsdistributienetbeheerders Afdeling I. - REG-actieplan

Art. 12.In 2007 voert elke netbeheerder het in 2006 goedgekeurde REG-actieplan uit.

Art. 13.Vanaf 2007 legt de netbeheerder jaarlijks voor 1 juni een ontwerp-REG-actieplan voor het volgende kalenderjaar voor aan het Vlaams Energieagentschap om de resultaatsverplichtingen, vermeld in hoofdstuk II, te bereiken, evenals om de actieverplichtingen, vermeld in hoofdstuk III, te realiseren.

Dat ontwerp-REG-actieplan bevat twee hoofdstukken : een hoofdstuk met de acties voor de realisatie van de resultaatsverplichtingen en een hoofdstuk met de projectaanpak voor de actieverplichtingen.

De minister kan nadere regels vastleggen voor de vorm en de inhoud van het ontwerp-REG-actieplan.

Art. 14.§ 1. Vanaf 2007 hecht het Vlaams Energieagentschap, voor de uitvoering van het REG-actieplan gestart kan worden, haar goedkeuring aan : 1° de berekeningsmethode die gebruikt wordt om de overeenstemmende primaire energiebesparing te bepalen die in rekening kan worden gebracht om te voldoen aan de resultaatsverplichtingen, vermeld in hoofdstuk II;2° de hoogte van de voorgestelde financiële tegemoetkoming die uitgekeerd zal worden aan de huishoudelijke of niet-huishoudelijke eindafnemer voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen, om te voldoen aan de resultaatsverplichtingen vermeld in hoofdstuk II;3° de voorwaarden verbonden aan de financiële tegemoetkoming die uitgekeerd zal worden aan de huishoudelijke of niet-huishoudelijke eindafnemer voor het uitvoeren van energiebesparende investeringen, om te voldoen aan de resultaatsverplichtingen vermeld in hoofdstuk II;4° de projectaanpak van de actieverplichtingen. § 2. Bij de beoordeling van de berekeningsmethode opgenomen, in het ontwerp-REG-actieplan, houdt het Vlaams Energieagentschap rekening met de volgende overwegingen : 1° enkel de directe, meetbare gevolgen van de acties waarvan het oorzakelijke verband met de REG-acties van de netbeheerders aangetoond kan worden, kunnen in rekening gebracht worden om te voldoen aan de resultaatsverplichtingen, vermeld in hoofdstuk II;2° in geen geval kunnen de besparingen ten gevolge van informatie- en sensibiliseringscampagnes, energieaudits, planadvies, energieboekhoudingen, energiezorgsystemen, meetapparatuur voor het opsporen van energieverliezen, afregelen van installaties, voorlichtingscursussen over energiezuinig bouwen of deelname aan eenmalige kortstondige energiebesparingsinitiatieven, in rekening gebracht worden om te voldoen aan de resultaatsverplichtingen, vermeld in hoofdstuk II. § 3. Bij de beoordeling van de hoogte van de voorgestelde financiële tegemoetkoming, opgenomen in het ontwerp-REG-actieplan, houdt het Vlaams Energieagentschap rekening met de overweging dat de tegemoetkoming voldoende hoog moet zijn om de actie als effectief te kunnen beschouwen. § 4. Bij de beoordeling van de voorwaarden verbonden aan de financiële tegemoetkoming, opgenomen in het ontwerp-REG-actieplan, houdt het Vlaams Energieagentschap er rekening mee dat die voorwaarden dezelfde moeten zijn over het hele Vlaamse Gewest. § 5. Het Vlaams Energieagentschap deelt binnen zestig kalenderdagen na kennisgeving van het ontwerp-REG-actieplan een beslissing over het ontwerp-REG-actieplan aan de netbeheerder mee. Als het Vlaams Energieagentschap binnen die termijn geen beslissing meedeelt, is het ontwerp-REG-actieplan goedgekeurd.

Als het Vlaams Energieagentschap het nodig acht, kan het extra gegevens opvragen bij de betrokken netbeheerder. Het Vlaams Energieagentschap vraagt daarbij alle ontbrekende gegevens samen op.

De goedkeuringstermijn voor het ontwerp-REG-actieplan wordt in dat geval opgeschort tot de kennisgeving van de gevraagde informatie. De netbeheerder bezorgt de ontbrekende informatie binnen 45 kalenderdagen na de kennisgeving van het verzoek.

Als de betrokken netbeheerder het oneens is met de beslissing van het Vlaams Energieagentschap, kan hij binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving de minister met een aangetekende brief op de hoogte brengen van zijn tegenargumenten. Als de netbeheerder bij het verstrijken van die termijn geen tegenargumenten heeft geformuleerd, wordt de beslissing als definitief beschouwd.

De minister neemt binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving van de tegenargumenten van de netbeheerder een definitieve beslissing over de onderwerpen waarvoor de netbeheerder tegenargumenten heeft geformuleerd. De door de minister genomen beslissingen worden toegepast bij de uitvoering van het REG-actieplan en de controle op de resultaats- en actieverplichtingen. Als de minister binnen de termijn van dertig kalenderdagen geen beslissing neemt, worden de tegenargumenten van de netbeheerder en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor het REG-actieplan goedgekeurd. Afdeling II. - Definitieve lijst van acties

Art. 15.§ 1. Vanaf 2007 leggen de netbeheerders jaarlijks voor 1 december een definitieve lijst met acties uit het goedgekeurde REG-actieplan voor die zullen worden gevoerd in het kalenderjaar n+1.

De acties vermeld in de lijst worden gedurende het volledige kalenderjaar n+1 gevoerd. § 2. De netbeheerders leggen gelijktijdig met de definitieve lijst met acties, vermeld in § 1, twee reserveacties uit het goedgekeurde REG-actieplan voor die in de loop van het kalenderjaar n+1 na de goedkeuring door het Vlaams Energieagentschap kunnen worden opgestart als de netbeheerder kan aantonen dat de kans reëel is dat hij zijn resultaatsverplichtingen voor het betreffende kalenderjaar niet kan nakomen.

Het Vlaams Energieagentschap deelt binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving van de gemotiveerde aanvraag tot opstart van de reserveacties zijn beslissing over de opstart van de reserveacties mee. Als het Vlaams Energieagentschap binnen die termijn geen beslissing meedeelt, wordt de opstart van de reserveacties goedgekeurd.

Als het Vlaams Energieagentschap het nodig acht, kan het extra informatie opvragen bij de betrokken netbeheerder. Het Vlaams Energieagentschap vraagt daarbij alle ontbrekende informatie samen op.

De goedkeuringstermijn wordt in dat geval opgeschort tot de kennisgeving van de gevraagde informatie. De netbeheerder bezorgt de ontbrekende informatie binnen vijf kalenderdagen na kennisgeving van het verzoek.

Als de betrokken netbeheerder het oneens is met de beslissing van het Vlaams Energieagentschap, kan hij binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving de minister met een aangetekende schrijven op de hoogte brengen van zijn tegenargumenten. Als de netbeheerder bij het verstrijken van die termijn geen tegenargumenten heeft geformuleerd, wordt de beslissing als definitief beschouwd.

De minister neemt binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving van de tegenargumenten van de netbeheerder een definitieve beslissing over de opstart van de reserveacties waarvoor de netbeheerder tegenargumenten heeft geformuleerd. Als de minister binnen de termijn van twintig kalenderdagen geen beslissing neemt, worden de tegenargumenten van de netbeheerder goedgekeurd en kunnen de reserveacties worden opgestart. § 3. Voor elk van de acties, vermeld in § 1 en § 2, legt de netbeheerder, eveneens voor 1 december, een aanvraagformulier voor dat zal worden gebruikt om een financiële tegemoetkoming te verkrijgen.

Art. 16.§ 1. Het Vlaams Energieagentschap hecht, voor de uitvoering van het REG-actieplan gestart kan worden, zijn goedkeuring aan de inhoud van de aanvraagformulieren, vermeld in artikel 15. § 2. Bij de beoordeling van de inhoud van die aanvraagformulieren houdt het Vlaams Energieagentschap er rekening mee dat ze minstens de gegevens bevatten die de netbeheerders moeten rapporteren met toepassing van artikel 18. § 3. Het Vlaams Energieagentschap deelt binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving van de definitieve lijst van acties en de twee reserveacties een beslissing over de aanvraagformulieren aan de netbeheerder mee. Als het Vlaams Energieagentschap binnen die termijn geen beslissing meedeelt, worden de aanvraagformulieren goedgekeurd.

Als het Vlaams Energieagentschap het nodig acht, kan het extra gegevens opvragen bij de betrokken netbeheerder. Het Vlaams Energieagentschap vraagt daarbij alle ontbrekende gegevens samen op.

De goedkeuringstermijn voor de aanvraagformulieren wordt in dat geval opgeschort tot de kennisgeving van de gevraagde informatie. De netbeheerder bezorgt de ontbrekende informatie binnen vijf kalenderdagen na de kennisgeving van het verzoek.

Als de betrokken netbeheerder het oneens is met de beslissing van het Vlaams Energieagentschap, kan hij binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving de minister met een aangetekende brief op de hoogte brengen van zijn tegenargumenten. Als de netbeheerder bij het verstrijken van die termijn geen tegenargumenten heeft geformuleerd, wordt de beslissing als definitief beschouwd.

De minister neemt binnen twintig kalenderdagen na de kennisgeving van de tegenargumenten van de netbeheerder een definitieve beslissing over de onderwerpen waarvoor de netbeheerder tegenargumenten heeft geformuleerd. De door de minister genomen beslissingen worden toegepast bij de opstelling van de aanvraagformulieren. Als de minister binnen de termijn van twintig kalenderdagen geen beslissing neemt, worden de tegenargumenten van de netbeheerder en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor de aanvraagformulieren goedgekeurd. Afdeling III. - Rapporten

Art. 17.In 2007 en in 2008 legt elke netbeheerder telkens voor 1 mei aan het Vlaams Energieagentschap een ontwerp-REG-rapport voor over de uitvoering van het REG-actieplan van respectievelijk 2006 en 2007. De minister legt vast welke gegevens in dat rapport opgenomen worden.

In elk geval bevat het rapport een afzonderlijk hoofdstuk over de kosteneffectiviteit van de uitgevoerde acties en over de uitgevoerde acties die gericht zijn op respectievelijk de beschermde afnemers, de lokale besturen en externe organisaties, alsook over de resultaten van die acties.

Het ontwerp-REG-rapport, zoals bedoeld in het vorige lid, bevat eveneens een hoofdstuk over de uitvoering van de energieboekhouding bij onderwijsinstellingen en gezondheids- en welzijnsvoorzieningen.

Het Vlaams Energieagentschap kan alle inlichtingen en gegevens opvragen, hetzij bij de netbeheerder, hetzij bij de VREG, die nodig zijn voor de uitvoering van de controle.

De minister stelt jaarlijks de rapportering over de energieboekhouding bij onderwijsinstellingen en gezondheids- en welzijnsvoorzieningen ter beschikking van respectievelijk de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs en de Vlaamse minister bevoegd voor het beleid inzake maatschappelijk welzijn.

Art. 18.Vanaf 2009 legt elke netbeheerder jaarlijks voor 1 mei aan het Vlaams Energieagentschap een ontwerp-REG-rapport voor over de uitvoering van het REG-actieplan van het voorgaande kalenderjaar. De minister legt vast welke gegevens in dat ontwerp-REG-rapport opgenomen worden.

Het ontwerp-REG-rapport, zoals bedoeld in het vorige lid, bevat in elk geval een hoofdstuk over de uitvoering van de energieboekhouding bij onderwijsinstellingen en gezondheids- en welzijnsvoorzieningen.

Het Vlaams Energieagentschap kan alle inlichtingen en gegevens opvragen die nodig zijn voor de uitvoering van de controle, hetzij bij de netbeheerder, hetzij bij de VREG. De minister stelt jaarlijks de rapportering over de energieboekhouding bij onderwijsinstellingen en gezondheids- en welzijnsvoorzieningen ter beschikking van respectievelijk de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs en de Vlaamse minister bevoegd voor het beleid inzake maatschappelijk welzijn.

Art. 19.Vanaf 2009 beoordeelt het Vlaams Energieagentschap voor 1 oktober het ingediende ontwerp-REG-rapport, vermeld in artikel 18 en legt vast welke primaire energiebesparingen worden goedgekeurd in het kader van de resultaats- en actieverplichtingen, vermeld in hoofdstuk II en III, evenals het al dan niet naleven van de actieverplichtingen, vermeld in hoofdstuk III. Als het Vlaams Energieagentschap binnen die termijn geen beslissing meedeelt, wordt het ontwerp-REG-rapport goedgekeurd en wordt op basis van de in het ontwerp-REG-rapport gerapporteerde gegevens bepaald of de resultaats- en actieverplichtingen, vermeld in hoofdstuk II en III, werden gehaald en worden de eventueel gerealiseerde overdrachten naar het volgende kalenderjaar vastgelegd.

Als de betrokken netbeheerder het oneens is met de beslissing van het Vlaams Energieagentschap, kan hij binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving de minister met een aangetekende brief op de hoogte brengen van zijn tegenargumenten. Als de netbeheerder bij het verstrijken van die termijn geen tegenargumenten heeft geformuleerd, wordt de beslissing als definitief beschouwd.

De minister neemt binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving van de tegenargumenten van de netbeheerder een definitieve beslissing over de onderwerpen waarvoor de netbeheerder tegenargumenten heeft geformuleerd. De door de minister genomen beslissingen worden toegepast. Als de minister binnen de termijn van dertig kalenderdagen geen beslissing neemt, worden de tegenargumenten van de netbeheerder en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor het behaalde resultaat van het REG-actieplan en de eventuele overdrachten naar het volgende kalenderjaar goedgekeurd. HOOFDSTUK V. - Actieverplichtingen van de aardgasnetbeheerders

Art. 20.Vanaf 2007 stelt de aardgasnetbeheerder een keer per jaar op schriftelijk verzoek van een niet-huishoudelijke eindafnemer alle beschikbare afnamegegevens voor de laatste drie jaar gratis binnen twintig werkdagen ter beschikking van de betrokken eindafnemer of van een derde die de eindafnemer heeft aangewezen. HOOFDSTUK VI. - Actieverplichtingen van de leveranciers van elektriciteit

Art. 21.§ 1. Op elke factuur die gebaseerd is op nieuwe afnamegegevens of op een begeleidend document of voor niet-huishoudelijke eindafnemers op een beveiligde internettoepassing waarnaar op deze factuur wordt verwezen, wordt door de leverancier het jaarlijkse elektriciteitsverbruik tijdens de laatste drie jaar op een overzichtelijke manier weergegeven.

Als de facturen, vermeld in het eerste lid, frequenter dan jaarlijks worden voorgelegd en daartoe afnamegegevens over een kortere afrekeningsperiode worden gebruikt, worden de bedoelde gegevens over die laatste drie jaar eveneens per afrekeningsperiode gegeven. De vermelde gegevens per afrekeningsperiode worden zodanig genormaliseerd dat ze steeds onderling vergelijkbaar zijn en betrekking hebben op hetzelfde aantal verbruiksdagen.

Als de factuur, vermeld in het eerste lid, betrekking heeft op meer dan acht en minder dan veertien maanden en de gegevens over de laatste twaalf maanden niet bekend zijn, worden de in het eerste lid vermelde gegevens voor de laagspanningsafnemers genormaliseerd naar twaalf maanden, volgens het profiel van de betrokken afnemer, vastgelegd door de VREG. De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden opgemaakt per meetpunt en voor de totale meetinstallatie waarvoor een afrekening wordt voorgelegd. Voor meetinstallaties die een onderscheid maken in gebruiksperiode, namelijk daggebruik, nachtgebruik of exclusief nachtgebruik, wordt elke teller als een meetpunt beschouwd. § 2. Als de leverancier niet over de gegevens, vermeld in § 1, beschikt, vraagt hij die op bij de netbeheerder. Behoudens schriftelijk verzet van de afnemer verschaft de netbeheerder, op eenvoudig verzoek van de leverancier, de nodige informatie aan de leverancier. De netbeheerder beschikt over een periode van twintig werkdagen om die gegevens ter beschikking te stellen. § 3. De minister kan voorwaarden vastleggen voor de vorm waarin de gegevens, vermeld in § 1 en § 2 worden verstrekt.

Art. 22.§ 1. Op elke factuur of op een begeleidend document daarbij en in het promotiemateriaal dat hij rechtstreeks aan zijn eindafnemers overmaakt, vermeldt de leverancier : 1° de oorsprong van de door hem in het voorgaande kalenderjaar via het transmissie- of distributienet geleverde elektriciteit aan eindafnemers, in totaal en voor het aangeboden product en dit vanaf 1 maart van het lopende jaar;2° de referentiebronnen waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen. De minister bepaalt de vorm waarop deze vermeldingen dienen te gebeuren en de referentiebronnen waarnaar dient te worden verwezen. § 2. De oorsprong van de elektriciteit wordt opgegeven onder volgende categorieën : 1° elektriciteit geproduceerd met hernieuwbare energiebronnen;2° elektriciteit geproduceerd in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties;3° elektriciteit geproduceerd met fossiele brandstoffen;4° elektriciteit geproduceerd in nucleaire centrales;5° elektriciteit waarvan de oorsprong onbekend is. De indeling van elektriciteit in de categorie elektriciteit waarvan de oorsprong onbekend is, is enkel toegestaan voor een fractie kleiner dan 5 % of ingeval de leverancier gemotiveerd kan aantonen dat de oorsprong niet achterhaald kan worden. De leverancier vraagt hiervoor de goedkeuring van de VREG. § 3. Het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, als vermeld in § 2, 1°, wordt vanaf 1 maart van het lopende jaar bepaald op basis van de verhouding van het aantal groenestroomcertificaten, uitgedrukt in MWh, dat door de leverancier voor leveringen in het voorgaande kalenderjaar werd gebruikt als garantie van oorsprong, zoals vermeld in artikel 15bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, ten opzichte van de hoeveelheid via het distributienet of transmissienet geleverde elektriciteit aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest door de betrokken leverancier. Die verhouding wordt bepaald zowel voor het totaal van zijn leveringen als voor zijn leveringen van het aangeboden product aan de betrokken eindafnemers.

Het aandeel elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, als vermeld in § 2, 2°, wordt vanaf 1 maart van het lopende jaar bepaald op basis van de verhouding van de hoeveelheid elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, vermeld op de warmtekrachtcertificaten, die door de leverancier voor leveringen in het voorgaande kalenderjaar werd gebruikt als garantie van oorsprong, zoals vermeld in artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, ten opzichte van de hoeveelheid geleverde elektriciteit aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest door de betrokken leverancier. Die verhouding wordt bepaald zowel voor het totaal van zijn leveringen als voor zijn leveringen van het aangeboden product aan de betrokken eindafnemers.

Het aandeel elektriciteit uit de andere energiebronnen, vermeld in § 2, 3° tot 5°, wordt vanaf 1 maart van het lopende jaar bepaald als (1 - het aandeel elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling en hernieuwbare energiebronnen, vermeld in het eerste en tweede lid). Dat aandeel wordt verdeeld over de andere energiebronnen, vermeld in § 2, 3° tot 5°, op basis van het aandeel van die andere energiebronnen dan de hernieuwbare energie of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in de totale brandstofmix van het productiepark in het voorgaande kalenderjaar van de leverancier of van de elektriciteitsproducenten waarmee de leverancier rechtstreekse of onrechtstreekse overeenkomsten had gesloten om zijn leveringen van het voorgaande kalenderjaar te dekken. Voor elektriciteit die is verkregen via invoer of via elektriciteitsuitwisseling op een elektriciteitsbeurs kunnen de door de betrokken invoerder of elektriciteitsbeurs verstrekte geaggregeerde cijfers worden gebruikt voor de bepaling van het aandeel elektriciteit uit de andere energiebronnen, vermeld in § 2, 3° tot 5°. § 4. De VREG kan nadere regels vastleggen voor de bepaling van de brandstofmix van de globale leveringen van een leverancier, namelijk de som van de leveringen via het distributie- en transmissienet enerzijds en de rechtstreekse leveringen anderzijds. § 5. De VREG gaat na of de informatie die door de leverancier wordt gegeven bij de toepassing van dit artikel correct is. De leverancier dient jaarlijks voor 1 maart een rapport in bij de VREG over de oorsprong van de geleverde elektriciteit tijdens het voorgaande kalenderjaar. De VREG stelt dat rapport ter beschikking van het Vlaams Energieagentschap. Het syntheseverslag wordt gepubliceerd op de website van de VREG, samen met de door de leveranciers gehanteerde percentages inzake oorsprong van de door hen geleverde elektriciteit, bedoeld in § 1, 1°. § 6. De minister kan nadere regels voor de praktische uitvoering en de rapportering in het kader van dit artikel vastleggen. HOOFDSTUK VII. - Actieverplichtingen voor de leveranciers van aardgas

Art. 23.§ 1. Vanaf 2008 wordt op elke factuur die gebaseerd is op nieuwe afnamegegevens of op een begeleidend document of voor niet-huishoudelijke eindafnemers op een beveiligde internettoepassing waarnaar op deze factuur wordt verwezen, door de leverancier het jaarlijkse aardgasverbruik tijdens de laatste drie jaar op een overzichtelijke manier weergegeven.

Als de facturen, vermeld in het eerste lid, frequenter dan jaarlijks worden voorgelegd en daartoe afnamegegevens over een kortere afrekeningsperiode worden gebruikt, worden de bedoelde gegevens over die laatste drie jaar eveneens per afrekeningsperiode gegeven.

Als de factuur, vermeld in het eerste lid, betrekking heeft op meer dan acht en minder dan veertien maanden en de gegevens over de laatste twaalf maanden niet bekend zijn, worden de in het eerste lid vermelde gegevens omgerekend naar twaalf maanden, volgens het profiel van de betrokken afnemer, vastgelegd door de VREG. De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden opgemaakt per meetpunt en voor de totale meetinstallatie waarvoor een afrekening wordt voorgelegd. § 2. Als de leverancier niet over de gegevens, vermeld in § 1, beschikt, vraagt hij die op bij de aardgasnetbeheerder. Behoudens schriftelijk verzet van de afnemer verschaft de aardgasnetbeheerder, op eenvoudig verzoek van de leverancier, de nodige informatie aan de leverancier. De aardgasnetbeheerder beschikt over een periode van twintig werkdagen om die gegevens ter beschikking te stellen. § 3. De minister kan voorwaarden vastleggen voor de vorm waarin de gegevens, vermeld in § 1 en § 2 worden verstrekt. HOOFDSTUK VIII. - Evaluatie

Art. 24.Vanaf 2007 legt het Vlaams Energieagentschap jaarlijks vóór 31 december een evaluatieverslag over het kalenderjaar n-1 voor aan de VREG. Dat verslag bevat informatie over de naleving van de resultaatsverplichtingen en de actieverplichtingen, vastgelegd in dit besluit, en over het tijdig voorleggen van REG-actieplannen en -rapporten.

Voor het eerst in 2010 en vervolgens om de vijf jaar legt de minister aan de Vlaamse Regering een evaluatierapport voor, waarin de effecten van de resultaats- en actieverplichtingen, de kosten van de acties en de kosteneffectiviteit van de acties worden geëvalueerd en waarin eventueel wordt voorgesteld om de resultaatsverplichtingen en de actieverplichtingen te wijzigen. HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 25.Het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 september 2003, 16 april 2004, 14 juli 2004, 8 juli 2005, 10 maart 2006 en 7 juli 2006 wordt opgeheven.

Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 maart 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

BIJLAGE 1 Aantal huishoudelijke toegangspunten op het elektriciteitsdistributienet per 1 oktober 2006

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2007 inzake de openbaredienstverplichtingen ter bevordering van het rationeel energiegebruik.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^