Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 maart 2004
gepubliceerd op 23 maart 2004

Besluit van de Vlaamse regering inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035460
pub.
23/03/2004
prom.
05/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/05/2004035460/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 15, tweede lid en 24, eerste lid;

Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, inzonderheid artikel 40, § 1, 4°, zoals gewijzigd bij decreet van 20 april 1994;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 mei 2003;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad voor Vlaanderen, gegeven op 3 juli 2003;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 9 juli 2003;

Gelet op het advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 14 augustus 2003;

Gelet op het advies 36.380/1 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat dit besluit de omzetting regelt van de richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt, voor wat de Vlaamse energiebevoegdheden betreft;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.§ 1. De begrippen en definities, vermeld in de onderstaande decreten en besluiten, zijn van toepassing op dit besluit : 1° het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen;2° het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;3° het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;4° het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (Vlarea). § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° VREG : Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, zoals bedoeld in artikel 27, § 1 van het Elektriciteitsdecreet;2° Elektriciteitsdecreet : het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;3° biomassa : de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;4° site : plaats waar zich een installatie of verzameling installaties bevindt voor de productie van elektriciteit op basis van dezelfde hernieuwbare energiebron en dezelfde productiemethode, die ter plaatse verbruikt wordt of geleverd wordt aan het distributie- of transmissienet of aan directe lijnen via één aansluitpunt en waarbij de geproduceerde elektriciteit op het ogenblik van productie toebehoort aan dezelfde eigenaar;5° organisch-biologische stoffen/afvalstoffen : organische stoffen/afvalstoffen van biologische oorsprong, meer bepaald stoffen die via natuurlijke biologische processen in een korte tijdspanne kunnen worden omgezet in elementaire chemische bouwstenen;6° certificatenplichtige : leverancier die krachtens artikel 23 van het Elektriciteitsdecreet verplicht is een aantal groenestroomcertificaten voor te leggen aan de VREG;7° certificatenverplichting : verplichting tot het inleveren van een aantal groenestroomcertificaten, bedoeld in artikel 23 van het Elektriciteitsdecreet;8° restafval : niet-selectief ingezameld afval; 9° zware metalen : alle metalen of, in bepaalde gevallen, metalloïden die stabiel zijn en waarvan de dichtheid meer bedraagt dan 4,5 g/cm3;, en verbindingen daarvan; 10° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid;11° certificaatgerechtigde : natuurlijke persoon of rechtspersoon die recht heeft op groenestroomcertificaten, overeenkomstig artikel 3, tweede lid;12° leesrecht : recht op toegang tot de centrale databank, bedoeld in artikel 13, om gegevens met betrekking tot bepaalde groenestroomcertificaten te consulteren. HOOFDSTUK II. - De groenestroomcertificaten Afdeling I. - De aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten

Art. 2.§ 1. De eigenaar van elektriciteit op het moment van productie in de betrokken productie-installatie kan de toekenning van groenestroomcertificaten aanvragen door een aanvraagdossier op te sturen aan de VREG. Dit aanvraagdossier bestaat uit een correct en volledig ingevuld aanvraagformulier, waarvan het model wordt bepaald door de VREG, en de in het aanvraagformulier aangeduide documenten ter staving van de aanvraag. Ingeval de elektriciteit wordt opgewekt uit afvalstoffen, wordt in het aanvraagdossier eveneens een correct en volledig ingevuld inlichtingenformulier, waarvan het model wordt bepaald door de OVAM, met betrekking tot de verwerking van de afvalstoffen toegevoegd. De VREG kan verschillende modellen van aanvraagformulieren bepalen in functie van de energiebron.

In geval het aanvraagdossier niet volledig is, brengt de VREG binnen een maand na ontvangst van de aanvraag de aanvrager daarvan schriftelijk op de hoogte. In die brief worden de redenen vermeld waarom de aanvraag niet volledig werd bevonden en de termijn waarbinnen de aanvrager, op straffe van verval van de aanvraag, het aanvraagdossier kan vervolledigen. § 2. De VREG beslist binnen twee maanden na ontvangst van het volledige aanvraagdossier of de elektriciteit, opgewekt door de betrokken productie-installatie, voldoet aan de voorwaarden voor het toekennen van groenestroomcertificaten, bedoeld in de artikelen 5 en 6, en op welke wijze de hoeveelheid toe te kennen groenestroomcertificaten zal worden berekend, overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 12, met inbegrip van de metingen die hiervoor nodig zijn. § 3. De aanvrager wordt binnen vijf werkdagen na het nemen van de beslissing, bedoeld in § 2, op de hoogte gebracht van de beslissing van de VREG. Ingeval de elektriciteit wordt opgewekt uit afvalstoffen wordt de beslissing eveneens overgemaakt aan de OVAM. Afdeling II. - De toekenning van groenestroomcertificaten

Onderafdeling I. - Algemene principes

Art. 3.De groenestroomcertificaten worden maandelijks toegekend voor de elektriciteit geproduceerd in een productie-installatie waarvan een aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten werd goedgekeurd.

De groenestroomcertificaten worden toegekend aan de eigenaar van elektriciteit op het moment van productie in de betrokken productie-installatie.

De groenestroomcertificaten worden maandelijks toegekend per schijf van 1.000 kWh opgewekte elektriciteit. Het resterende aantal kWh wordt overgedragen naar de volgende maand.

De eerste toekenning van groenestroomcertificaten gebeurt op basis van de elektriciteit die is opgewekt vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag werd goedgekeurd.

Art. 4.De certificaatgerechtigde meldt aan de VREG onverwijld : 1° alle wijzigingen die ervoor kunnen zorgen dat niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden voor de toekenning van groenestroomcertificaten, bedoeld in de artikelen 5 en 6;2° alle wijzigingen die een invloed kunnen hebben op het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten, zoals bedoeld in de artikelen 7 tot en met 12;3° iedere wijziging met betrekking tot de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de groenestroomcertificaten moeten worden toegekend, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid. Bij wijzigingen, zoals bedoeld in 1° van het vorig lid, kan de VREG haar beslissing, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, herroepen. Vanaf de herroeping van haar beslissing worden geen groenestroomcertificaten meer toegekend voor de elektriciteit, opgewekt in de productie-installatie in kwestie.

Bij wijzigingen, zoals bedoeld in 2° van het eerste lid, kan de VREG haar beslissing, zoals bedoeld in artikel 2, § 2 wijzigen.

De certificaatgerechtigde voor een productie-installatie die per jaar meer dan 100.000 kWh elektriciteit opwekt uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5, legt een nieuw keuringsverslag voor, zoals bedoeld in artikel 6, bij de melding van een wijziging, zoals bedoeld in 2° van het eerste lid.

Onderafdeling II. - Voorwaarden voor de toekenning van groenestroomcertificaten

Art. 5.Groenestroomcertificaten worden toegekend voor de elektriciteit opgewekt in installaties die uitsluitend gebruik maken van de volgende hernieuwbare energiebronnen : 1° zonne-energie;2° windenergie;3° waterkracht;4° getijdenenergie en golfslagenergie;5° aardwarmte;6° biogas, stortgas en rioolwaterzuiveringsgas;7° biomassa, alsmede elektriciteit die is opgewekt met deze hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van hernieuwbare elektriciteit voor accumulatiesystemen en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van dergelijke systemen.

Art. 6.§ 1. Voor installaties die per jaar meer dan 100.000 kWh elektriciteit opwekken uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5, kunnen enkel groenestroomcertificaten toegekend worden als bij de aanvraag tot toekenning van certificaten een keuringsverslag van de productie-installatie aan de VREG wordt voorgelegd. Dat keuringsverslag is opgesteld door een erkend organisme voor het gelijkvormigheidsonderzoek of de controle van de elektrische installaties zoals beschreven in artikel 275 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties.

Het keuringsverslag bevestigt dat de elektriciteit, geproduceerd door de productie-installatie in kwestie, opgewekt wordt uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5. Het bevestigt tevens dat de meting van de geproduceerde elektriciteit voldoet aan de nationale en internationale normen en voorschriften, en dat voor alle andere metingen die noodzakelijk zijn voor de berekening van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten een ijkcertificaat kan worden voorgelegd, uitgereikt door een bevoegde instantie.

Installaties die per jaar meer dan 1.000.000 kWh elektriciteit opwekken uit een hernieuwbare energiebron bedoeld in artikel 5, kunnen enkel groenestroomcertificaten blijven krijgen na voorlegging van een nieuw keuringsverslag om de twee jaar.

De VREG kan te allen tijde controleren of de vaststellingen, omschreven in een keuringsverslag, overeenkomen met de werkelijkheid. § 2. De VREG kan een productie-installatie die elektriciteit opwekt uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5, op ieder moment controleren om na te gaan of de elektriciteit wel opgewekt wordt uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5, en of de meting van de geproduceerde elektriciteit en andere metingen die noodzakelijk zijn om de productie uit hernieuwbare energiebronnen te bepalen overeenstemmen met de werkelijkheid.

Onderafdeling III. - Berekening van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten

Art. 7.De berekening van het aantal toe te kennen certificaten gebeurt op basis van de gegevens die aan de VREG worden meegedeeld, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 12.

Art. 8.§ 1. Voor installaties die per jaar meer dan 10.000 kWh elektriciteit opwekken uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5, meet de distributienetbeheerder of transmissienetbeheerder van het net waarop de productie-installatie is aangesloten maandelijks per site de opgewekte elektriciteit.

De distributienetbeheerder of transmissienetbeheerder brengt de VREG maandelijks op de hoogte van deze meetgegevens.

De VREG kan, op eigen initiatief of op vraag van de certificaatgerechtigde, beslissen om de meting, bedoeld in het eerste lid, over te laten aan de certificaatgerechtigde. In dat geval brengt de certificaatgerechtigde de VREG maandelijks op de hoogte van de meetgegevens met betrekking tot de opgewekte elektriciteit.

De VREG kan beslissen om de meting van de opgewekte elektriciteit aan te vullen met of te vervangen door andere metingen om de netto geproduceerde elektriciteit te bepalen. § 2. Voor installaties die per jaar minder dan 10.000 kWh elektriciteit opwekken uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5, meet de certificaatgerechtigde de in de productie-installatie opgewekte elektriciteit.

De certificaatgerechtigde brengt de VREG op de hoogte van de meetgegevens met betrekking tot de opgewekte elektriciteit telkens wanneer de productie-installatie 1.000 kWh heeft opgewekt uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5. § 3. In afwijking van § 2 kan de VREG, voor installaties die per jaar minder dan 10.000 kWh elektriciteit opwekken uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5, beslissen dat de geproduceerde elektriciteit niet moet worden gemeten. In deze gevallen wordt de opgewekte hoeveelheid elektriciteit geschat door de VREG. § 4. De VREG kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop de metingen, bedoeld in §§ 1 tot en met 2, gebeuren en meegedeeld worden aan de VREG.

Art. 9.Voor productie-installaties die elektriciteit opwekken uit afvalstoffen, die al dan niet samen met andere energiebronnen worden verwerkt, bepaalt de OVAM de hoeveelheid energie die in aanmerking komt voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten.

De VREG stuurt voor deze productie-installaties een kopie van het aanvraagdossier, zoals bedoeld in artikel 2, of een kopie van de wijzigingen, zoals bedoeld in artikel 4, door aan de OVAM. De OVAM deelt haar beslissing mee aan de VREG binnen de maand na ontvangst van de kopie van het aanvraagdossier of de wijzigingen. De VREG kan enkel na akkoord van de OVAM afwijken van deze beslissing.

Art. 10.Voor hybride productie-installaties die elektriciteit opwekken met hernieuwbare energiebronnen, bedoeld in artikel 5, en conventionele energiebronnen, kent de VREG groenestroomcertificaten toe voor de opgewekte elektriciteit, verminderd met de hoeveelheid elektriciteit die opgewekt wordt uit conventionele energiebronnen.

Art. 11.Voor productie-installaties die in het Vlaamse Gewest elektriciteit opwekken uit biomassa die ingevoerd wordt in België, kent de VREG groenestroomcertificaten toe voor de opgewekte hoeveelheid elektriciteit, verminderd met het energieverbruik van het transport van de ingevoerde biomassa tot aan de grens van het Vlaamse Gewest.

Art. 12.§ 1. Groenestroomcertificaten worden toegekend zowel voor de hoeveelheid netto geproduceerde elektriciteit die op de site wordt verbruikt, als voor de hoeveelheid netto geproduceerde elektriciteit die aan het transmissienet, het distributienet of aan directe lijnen geleverd wordt. § 2. Groenestroomcertificaten worden toegekend voor de hoeveelheid netto geproduceerde elektriciteit, gemeten vóór de eventuele transformatie naar netspanning.

De netto geproduceerde elektriciteit is de geproduceerde elektriciteit, verminderd met de gemeten elektriciteitsafname of de equivalente elektriciteitsafname van de utiliteitsvoorzieningen die behoren bij de productie-installatie of die nodig zijn om de gebruikte hernieuwbare energiebron voor elektriciteitsopwekking geschikt te maken.

Als deze utiliteitsvoorzieningen andere energiebronnen dan elektriciteit gebruiken, wordt hun equivalente elektriciteitsafname berekend door de VREG als de elektriciteit die in een referentiecentrale met dezelfde hoeveelheid energie opgewekt kan worden.

Als uit de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten blijkt dat die elektriciteitsafname of de equivalente elektriciteitsafname klein is in verhouding tot de geproduceerde elektriciteit, kan de VREG beslissen om de netto elektriciteitsproductie op basis van een raming te berekenen uit de totale elektriciteitsproductie.

De VREG brengt de elektriciteitsafname of de equivalente elektriciteitsafname van de utiliteitsvoorzieningen niet in mindering van de geproduceerde elektriciteit, indien de certificaatgerechtigde kan aantonen dat een overeenkomstig energieverbruik ook noodzakelijk zou zijn indien de hernieuwbare energiebron niet zou worden aangewend voor de productie van elektriciteit. Afdeling III. - De registratie van groenestroomcertificaten

Art. 13.§ 1. De VREG registreert de gegevens van de toegekende groenestroomcertificaten in een centrale databank. Deze registratie waarborgt de echtheid van de groenestroomcertificaten. § 2. Per groenestroomcertificaat worden minstens volgende gegevens geregistreerd : 1° de gegevens van de eigenaar van het groenestroomcertificaat;2° het registratienummer van het groenestroomcertificaat;3° de gegevens van de productie-installatie, waaronder de productieplaats, het nominaal vermogen, de datum van indienstname en de steun, die voor de productie-installatie werd ontvangen;4° het productiejaar en de maand van productie;5° de gebruikte hernieuwbare energiebron, waarbij voor biomassa de aard van de biologisch afbreekbare fractie wordt omschreven;6° of het groenestroomcertificaat aanvaardbaar of niet-aanvaardbaar is voor het voldoen aan de certificatenverplichting, zoals bedoeld in artikel 15;7° indien het groenestroomcertficaat aanvaardbaar is, of het groenestroomcertificaat al of niet werd voorgelegd in het kader van de certificatenverplichting, of dat het niet meer kan worden voorgelegd, zoals bedoeld in de gevallen opgenomen in artikel 23, § 2bis van het Elektriciteitsdecreet. § 3. De eigenaar van een groenestroomcertificaat heeft leesrecht in de centrale databank voor wat betreft de gegevens van de groenestroomcertificaten waarvan hij eigenaar is. Afdeling IV. - De voorlegging en aanvaarding van

groenestroomcertificaten

Art. 14.De VREG bepaalt de procedure voor de voorlegging van groenestroomcertificaten om te voldoen aan de certificatenverplichting.

Zodra een groenestroomcertificaat wordt voorgelegd om te voldoen aan de certificatenverplichting, is het niet meer verhandelbaar.

Art. 15.§ 1. Voor het voldoen aan de certificatenverplichting aanvaardt de VREG enkel de groenestroomcertificaten die worden toegekend voor elektriciteit, opgewekt in het Vlaamse Gewest of in gebieden zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt door middel van : 1° Zonne-energie;2° Windenergie;3° Waterkracht < 10 MW;4° Getijdenenergie en golfslagenergie;5° Aardwarmte;6° Biogas voortkomend uit de vergisting van organisch-biologische stoffen : a) in vergistingsinstallaties;b) in stortplaatsen;7° Energie opgewekt uit volgende organisch-biologische stoffen : a) producten, bestaande uit plantaardige materialen of delen daarvan van landbouw of bosbouw;b) dierlijke mest;c) organisch-biologische afvalstoffen die selectief ingezameld werden en niet in aanmerking komen voor materiaalrecyclage of worden verwerkt conform de bepalingen van het van toepassing zijnde sectorale uitvoeringsplan;d) organisch-biologische afvalstoffen die gesorteerd worden uit restafval en niet in aanmerking komen voor materiaalrecyclage of worden verwerkt conform de bepalingen van het van toepassing zijnde sectorale uitvoeringsplan;e) het organisch-biologisch deel van restafval, op voorwaarde dat de betrokken verwerkingsinstallatie door energierecuperatie een primaire energiebesparing realiseert van minstens 35 % van de energie-inhoud van de afvalstoffen verwerkt in de installatie. § 2. De groenestroomcertificaten die naar het buitenland werden uitgevoerd, worden niet aanvaard voor het voldoen aan de certificatenverplichting. Afdeling V. - De handel in groenestroomcertificaten

Art. 16.§ 1. Groenestroomcertificaten zijn vrij verhandelbaar. § 2. Binnen vijf werkdagen na de verkoop van een groenestroomcertificaat deelt de verkoper aan de VREG de gegevens mee met betrekking tot de verhandelde groenestroomcertificaten, de nieuwe eigenaar, de verkoopprijs en de datum van de verkoop.

De VREG bevestigt de registratie van de gegevens, bedoeld in het vorig lid, binnen tien werkdagen aan de nieuwe eigenaar.

Art. 17.De VREG publiceert maandelijks de gemiddelde prijs van de groenestroomcertificaten opgesplitst naargelang die, overeenkomstig artikel 15, aanvaard kunnen worden voor het voldoen aan de certificatenverplichting.

Ze publiceert tevens maandelijks het aantal toegekende groenestroomcertificaten, opgesplitst per hernieuwbare energiebron.

Ze biedt tevens op een algemeen toegankelijke manier de mogelijkheid om het aanbod van en de vraag naar groenestroomcertificaten bekend te maken. HOOFDSTUK III. - De gratis distributie van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen

Art. 18.§ 1. Overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van het Elektriciteitsdecreet, wordt de kosteloze distributie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van hetzelfde decreet, beperkt tot de elektriciteit die geleverd wordt aan eindafnemers aangesloten op een distributienet gelegen in het Vlaamse Gewest en die opgewekt is uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 15, in een productie-installatie die haar elektriciteit rechtstreeks injecteert in een in België gelegen distributienet. § 2. Een leverancier van elektriciteit, zoals bedoeld in § 1, rekent voor de distributie ervan, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Elektriciteitsdecreet, geen kosten door aan de eindafnemer van deze elektriciteit op diens eindafrekening. § 3. Een leverancier van elektriciteit maakt maandelijks aan iedere distributienetbeheerder een lijst over met de eindafnemers, die op diens net zijn aangesloten en die door de leverancier worden voorzien van elektriciteit, zoals bedoeld in § 1, met per eindafnemer aanduiding van het aandeel elektriciteit, zoals bedoeld in § 1, in de totale elektriciteitslevering aan deze eindafnemer. Deze lijsten worden eveneens overgemaakt aan de VREG. § 4. De distributienetbeheerder meldt maandelijks, aan de VREG en de betrokken leverancier de geaggregeerde afnamegegevens, per betrokken leverancier, van de op zijn net aangesloten eindafnemers van elektriciteit, zoals bedoeld in § 1. § 5. De VREG berekent de som van de leveringen van een leverancier van elektriciteit, zoals bedoeld in § 1, op basis van de gegevens, bedoeld in de §§ 3 en 4. § 6. De leveranciers leggen maandelijks bewijsstukken voor aan de VREG die garanderen dat een bepaalde hoeveelheid elektriciteit werd opgewekt uit een hernieuwbare energiebron die voorkomt op de lijst, vastgelegd in artikel 15, en bestemd is voor een eindafnemer in het Vlaamse Gewest. Het voorgelegde bewijsstuk dient het unieke bewijsstuk te zijn dat voor deze bepaalde hoeveelheid elektriciteit werd uitgereikt. De VREG berekent de hoeveelheid elektriciteit die door deze bewijsstukken wordt gedekt. § 7. De VREG berekent, per leverancier, de verhouding tussen enerzijds, de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 6, en anderzijds, de hoeveelheid elektriciteit, zoals bedoeld in § 5. De VREG deelt deze verhouding mee aan de betrokken distributienetbeheerders.

Indien de verhouding, bedoeld in het eerste lid, gelijk is aan of hoger is dan 1, rekent de betrokken distributienetbeheerder, voor het verbruik, bedoeld in § 4, zijn geldende tarieven niet door aan de leverancier.

Indien de verhouding, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan 1, wordt het verschil tussen de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 6, en de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 5, overgedragen naar de volgende maand.

Indien de verhouding, bedoeld in het eerste lid, lager is dan 1, rekent de betrokken distributienetbeheerder, voor het verbruik, bedoeld in § 4, zijn geldende tarieven niet door aan de leverancier pro rata de verhouding, bedoeld in het eerste lid. § 8. De distributienetbeheerders, met uitzondering van de distributienetbeheerder die eveneens beheerder is van het transmissienet, zoals aangewezen overeenkomstig artikel 10 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, verrekenen jaarlijks tussen elkaar de bedragen, bedoeld in § 7, pro rata de op hun distributienet geleverde elektriciteit. § 9. De VREG kan nadere technische regels vaststellen met betrekking tot de procedure die moet worden gevolgd in uitvoering van § 2 tot en met § 8. HOOFDSTUK IV. - De aansluiting van productie-installaties van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen

Art. 19.§ 1. De aanvrager van de aansluiting draagt de noodzakelijke kosten voor de aansluiting op het distributienet van een installatie voor de productie van hernieuwbare energie op het meest aangewezen aansluitingspunt.

Onafhankelijk van het uiteindelijk bepaalde aansluitingspunt, blijven de kosten voor de aanvrager in elk geval beperkt tot de aansluitingskosten, berekend voor het geval de aansluiting gemaakt zou worden op het punt van het bestaande net op een spanning van 10 kV of hoger dat wordt gekozen door de aanvrager. § 2. De distributienetbeheerder draagt alle overige kosten voor de uitbouw van het distributienet voor de opname en het transport van de teruggeleverde energie bij een nieuwe aansluiting van een productie-installatie van elektriciteit uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5. § 3. De distributienetbeheerders en de transmissienetbeheerder verlenen voorrang aan de installatie van de meetapparatuur voor de metingen, bedoeld in artikel 8, § 1, en aan de realisatie van meetapparatuur en aansluitingen van productie-installaties die hernieuwbare energiebronnnen en/of het principe van warmtekrachtkoppeling gebruiken boven de realisatie van alle andere meetapparatuur en aansluitingen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 20.Het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 2001 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, zoals gewijzigd bij besluit van 4 april 2003, wordt opgeheven.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 maart 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT

^