Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 25 juli 2014
gepubliceerd op 29 september 2014

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029526
pub.
29/09/2014
prom.
25/07/2014
ELI
eli/besluit/2014/07/25/2014029526/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 JULI 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd;

Gelet op het decreet van 20 december 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2011 pub. 17/01/2012 numac 2012029001 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap sluiten houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, zoals gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 13/12/2012 pub. 20/12/2012 numac 2012029543 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding sluiten houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding, zoals gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 november 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 28/11/2013 pub. 19/12/2013 numac 2013029635 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot organisatie van de interne budgettaire en boekhoudkundige controle en audit en van de administratieve en begrotingscontrole sluiten tot organisatie van de interne budgettaire en boekhoudkundige controle en audit en van de administratieve en begrotingscontrole;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 17/07/2009 pub. 07/08/2009 numac 2009029403 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap, zoals gewijzigd;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 juli 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 25 juli 2014;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de continuïteit van de werking van de Ministeriële Kabinetten van de Regering van de Franse Gemeenschap zonder verwijl dient te worden gewaarborgd;

Op de voordracht van de Minister-President, Besluit : Afdeling 1. - Bevoegdheden

Artikel 1.§ 1. De bevoegdheden van de Kabinetten van de Ministers worden vastgesteld als volgt : de aangelegenheden die een invloed kunnen hebben op het algemeen beleid van de Regering of op de parlementaire werkzaamheden; de opzoekingen en studies die het persoonlijk werk van de Ministers vergemakkelijken; de voorlegging van de dossiers van de administratie; eventueel het secretariaat van de minister, het ontvangen en openen van de persoonlijke brieven, zijn bijzondere briefwisseling; de verzoeken tot audiëntie; het persoverzicht. § 2. Het ministerieel Kabinet pleegt ononderbroken overleg met de verantwoordelijken van de administratie, van de paracommunautaire instellingen en andere openbare instellingen, over de voorbereiding en de uitvoering van het beleid. § 3. Een omzendbrief van de Regering van de Franse Gemeenschap bepaalt en harmoniseert de toe te passen richtlijnen, inzonderheid inzake beheer en werking van de ministeriële kabinetten. § 4. Een huishoudelijk reglement van toepassing op alle medewerkers van het ministerieel Kabinet bepaalt de werkingsregels. Afdeling 2. - Samenwerking met de Regering van het Waalse Gewest

Art. 2.§ 1. Met het oog op het optimaal beheer van de tot hun beschikking gestelde human resources, bepalen de ministers die gelijktijdig in de Regeringen van de Franse Gemeenschap en van het Waalse Gewest zitting houden, de organisatie en de werkplek van de personeelsleden van hun kabinetten. § 2. Met het oog op de vermindering van de werkingskosten en op schaalvergroting, bepalen ze ook de voorwaarden voor de aanwending en verdeling van de logistieke middelen waarover ze beschikken. § 3. De begrotingslast van de logistieke middelen voortvloeiend uit de uitoefening van het ambt van een personeelslid wordt aangerekend op de kredieten voor de bestaansmiddelen van het kabinet dat belast wordt met de bezoldiging van dat personeelslid. Afdeling 3. - Globaal maximumbedrag van de bestaansmiddelen en

samenstelling

Art. 3.§ 1. Het globale maximumbedrag van de bestaansmiddelen in verband met de bezoldiging van het personeel en andere kosten in verband met de investeringen van het kabinet en het secretariaat van de Regering bedoeld in artikel 6 wordt op 58.140 € per jaar (indicie 1,6084) per VE vastgesteld.

Voor een Minister is de vermenigvuldigende personeelssterkte 41 VE, voor een Vice-President 55 VE en voor een Minister-President 68 VE. De vermenigvuldigende personeelssterkte bedoeld in het tweede lid wordt automatisch met 5 VE verminderd als het Lid van de Regering van de Franse Gemeenschap tevens lid is van de Regering van het Waalse Gewest of van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Voor het secretariaat van de Regering bedoeld in artikel 6, is de vermenigvuldigende personeelssterkte die als referentie dient 4 VE. § 2. Onder de personeelsleden kan het kabinet van een Minister de volgende personen tellen : - personeelsleden van niveau 1; - medewerkers.

Onder de personeelsleden van niveau 1, kan het kabinet van een Minister een kabinetschef, en de kabinetten van de Vice-Presidenten en de Minister-President, twee kabinetschefs tellen.

De ambten van adjunct-kabinetschef, kabinetssecretaris, adviseur en attaché worden door de personeelsleden van niveau 1 uitgeoefend.

De ambten van bijzonder secretaris en gedecentraliseerd thesaurier worden door de medewerkers of personeelsleden van niveau 1 uitgeoefend.

Het kabinet van een Minister kan hoogstens 5 chauffeurs tellen en de kabinetten van de Vice-Presidenten en de Minister-President kunnen hoogstens 6 chauffeurs tellen. § 3. Elke Minister kan een of meer VE van zijn Kabinet overhevelen naar het Kabinet van een andere Minister, met de daaraan verbonden begrotingsmiddelen. Een afschrift van het overhevelingsbesluit wordt meegedeeld aan de Minister-President en aan het Secretariaat voor steun voor het interne beheer en het interne toezicht op de kabinetten (SePAC) bedoeld in artikel 6 van dit besluit. § 4. Een personeelslid van het kabinet kan worden tewerkgesteld op de persoonlijke woonplaats van de Minister.

Art. 4.Binnen de perken van de begrotingskredieten van elk kabinet, kunnen de volgende personen aanwezig zijn : 1° deskundigen, in verhouding tot hoogstens 1 voltijds equivalent/jaar, verdeeld over één of meer deskundigen.Dat aantal wordt op 1,5 voltijds equivalent/jaar, voor de vice-presidenten, en op 2 voltijdse equivalenten/jaar, voor de Minister-President, gebracht; 2° schoonmaakpersoneel, in verhouding tot 1 personeelslid voor 10 lokalen, wanneer het onderhoud van alle lokalen van het kabinet niet aan een privé-firma wordt toegekend;3° studenten, in verhouding tot hoogstens 1 voltijds equivalent/jaar, op grond van de toepasselijke regeling. De bezoldiging van de studenten wordt vastgesteld : - op 13.257,38 € voor de houders van het getuigschrift van het lager secundair onderwijs of een gelijkgesteld diploma, bij hun indiensttreding; - op 13.668,39 € voor de houders van het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs of een gelijkgesteld diploma, bij hun indiensttreding.

Het aantal studenten die een bezoldigingsbedrag van 13.668,39 € kunnen genieten, wordt beperkt tot hoogstens 50 % van het totaal aantal studenten die kunnen worden aangeworven.

Art. 5.Bij afwezigheid van meer dan dertig dagen om medische redenen van een personeelslid van het kabinet, kan de betrokken Minister in zijn vervanging voorzien voor de duur van zijn afwezigheid.

Art. 6.§ 1. De secretaris van de Regering wordt door de Regering in de rang van kabinetschef benoemd, indien het ambt niet door één van de kabinetschefs van de Minister-President wordt uitgeoefend. § 2. Bij de uitoefening van zijn opdrachten wordt hij bijgestaan door 4 personeelsleden die door de Minister-President worden aangewezen, onder wie : - 2 leden van niveau 1; - 2 medewerkers. § 3. Een akkoordprotocol bepaalt de centralisatie van de activiteiten en de samenwerkingsverbanden inzake werking en organisatie met de dienst van de Secretaris van de Regering van het Waalse Gewest.

Art. 7.§ 1. De opdrachten die alle secretariaten van de kabinetten van de Waalse Regering en de Regering van de Franse Gemeenschap gemeen zijn, worden naar elkaar gericht en toevertrouwd aan een specifieke cel, "Secretariaat voor steun voor het interne beheer en het interne toezicht op de kabinetten" (SePAC) genoemd.

Die opdrachten worden nader bepaald in de omzendbrief bedoeld in artikel 1, § 3.

Zij is in Namen gelegen en is onafhankelijk van de ministeriële kabinetten en wordt onder het functionele gezag van de Minister-President van de Franse Gemeenschap geplaatst. § 2. Het SePAC is samengesteld uit 19 personeelsleden, onder wie 13 leden in het Waalse Gewest en 6 leden in de Franse Gemeenschap. § 3.1. De leden van het SePAC in het Waalse Gewest worden door de Waalse Regering benoemd op de voordracht van de Minister-President van de Waalse Regering en verdeeld als volgt : - 1 Directeur; - 4 leden van niveau 1; - 8 medewerkers; § 3.2. De leden van het SePAC in de Franse Gemeenschap worden door de Regering van de Franse Gemeenschap benoemd op de voordracht van de Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap en verdeeld als volgt : - 3 leden van niveau 1; - 3 medewerkers; § 3.3. Binnen de perken van de begrotingskredieten die aan het SePAC worden toegekend, kunnen de Minister-President van de Waalse Regering en de Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, buiten de toegelaten personeelsformatie, ieder wat hem betreft, hoogstens 0,5 voltijds equivalent/jaar aanwijzen, verdeeld over één of meer deskundigen voor eenmalige of specifieke opdrachten.

Een ontvanger-thesaurier en een gedecentraliseerd thesaurier worden uit het personeel bedoeld in dit artikel aangewezen. De toelagen en vergoedingen die ze genieten, zijn dezelfde als deze die worden toegekend aan de personeelsleden van de kabinetten die gelijkaardige ambten uitoefenen. § 4. Een akkoordprotocol bepaalt de centralisatie van de activiteiten en de samenwerkingsverbanden inzake werking en organisatie van de specifieke cel, "Secretariaat voor steun voor het interne beheer en het interne toezicht op de kabinetten" (SePAC) genoemd.

Art. 8.Er mag niet van de artikelen 3, 4, 6 en 7 worden afgeweken, behoudens toelating van de Regering. Afdeling 4. - Benoemingen en werking

Art. 9.De Kabinetschef wordt benoemd en ontslagen door de Regering.

De andere personeelsleden van het Kabinet worden door de betrokken Minister benoemd en ontslagen.

De kabinetschef kan bij besluit van de Regering ertoe worden toegelaten de eretitel van zijn ambt te voeren, op voorwaarde dat dit werd uitgeoefend gedurende minstens twee jaar.

Voor de berekening van die duur van twee jaar, kan de Regering rekening houden met de duur van de prestaties die de kabinetschef heeft verricht bij een Regering van een andere overheidsmacht, op voorwaarde dat er geen onderbreking van de continuïteit is gebeurd.

Art. 10.De Kabinetschef deelt de onderrichtingen, dienstorders en dossiers mee betreffende de Diensten van de Regering, waarvoor de Minister bevoegd is.

Met uitzondering van de Kabinetssecretaris of van de gedelegeerd ordonnateur voor de uitoefening van hun functionele bevoegdheden, kunnen de personeelsleden van het Kabinet enkel handelen met de Diensten van de Regering via de Kabinetschef of met zijn toestemming. Afdeling 5. - Toelagen en vergoedingen

Art. 11.Er wordt aan de personeelsleden van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de Diensten van de Regering, of meer in het algemeen, van elke overheidsdienst, een jaarlijkse Kabinetstoelage toegekend die als wedde geldt.

De als wedde geldende jaarlijkse kabinetstoelage wordt vastgesteld als volgt : - voor de kabinetschefs, een bedrag tussen 46.910,59 € en 66.115,99 €; - voor de leden van niveau 1, een bedrag tussen 21.112,38 € en 56.517,16 €; - voor de medewerkers, een bedrag tussen 13.257,38 € en 39.981,53 €; - voor de deskundigen, een bedrag tussen 13.257,38 € en 66.115,99 €; - voor het schoonmaakpersoneel, een bedrag tussen 13.257,38 € en 20.235,54 €.

Art. 12.§ 1. Er wordt aan de personeelsleden van de Diensten van de Regering, of, meer in het algemeen, van elke overheidsdienst, die in kabinetten gedetacheerd zijn, een jaarlijkse kabinetstoelage toegekend.

De jaarlijkse kabinetstoelage wordt vastgesteld als volgt : - voor de Kabinetschefs, een bedrag van 8.507,09 euro; - voor de leden van niveau 1, een bedrag tussen 3.402,84 euro en 6.465,39 euro; - voor de medewerkers, een bedrag tussen 2.381,99 euro en 4.423,69 euro. - voor het schoonmaakpersoneel, een bedrag van 2.381,99 €. § 2. De bezoldiging alsook de maaltijdcheques van de ambtenaren en de gesubsidieerde contractuelen die van de Diensten van de Regering gedetacheerd zijn, blijven ten laste van deze.

Art. 13.Bij een met redenen omklede beslissing, mits de toestemming van de Minister-President, binnen de aan de kabinetten toegekende begrotingskredieten, kan de minister de als wedde geldende jaarlijkse kabinetstoelagen en de jaarlijkse kabinetstoelagen bedoeld in de artikelen 11 en 12 verhogen.

De Vice-Presidenten zullen op de hoogte worden gebracht van de toegekende afwijkingen.

Art. 14.Als personeelslid van niveau 1 in de zin van dit besluit kunnen worden beschouwd : - de houders van een diploma van het hoger onderwijs verkregen op het einde van een tweede studiecyclus; - de personen die een ervaring hebben die als gelijkwaardig wordt beschouwd om het ambt uit te oefenen in verband met de kwaliteit van personeelslid van niveau 1 binnen het Kabinet.

Art. 15.Er worden aan de medewerkers die als chauffeur werken de volgende toelagen en vergoedingen toegekend : 1° een vaste maandtoelage van 272,22 euro; De maandelijkse forfaitaire toelage wordt vastgesteld op 476,38 € voor de persoonlijke chauffeur van de minister, waarbij het bijkomend bedrag van 204,16 € de buitengewone vermeerdering van de prestaties waartoe de reizen van de Minister leiden, dekt.

De maandelijkse forfaitaire toelage wordt op 374,30 € gebracht voor de chauffeur van de kabinetschef, dit is een bijkomend bedrag van 102,08 €.

Naargelang van de verrichte prestaties, wijzigt de minister, eventueel, de toekenning van die bijkomende bedragen en verricht de verdeling over verschillende chauffeurs van het kabinet. 2° een vaste jaarlijkse vergoeding ten bedrage van 2.478,20 euro per jaar; 3° een vaste maandvergoeding voor verzorgde kleding ten bedrage van 49,58 euro. De jaarlijkse kabinetstoelage bedoeld in artikel 12 en de jaarlijkse vaste vergoeding wegens verblijfskosten bedoeld in artikel 18 van dit besluit zijn niet op hen van toepassing.

Art. 16.Er wordt aan het personeelslid dat aangesteld is voor het onthaal in het kabinet een vaste maandtoelage voor verzorgde kleding ten bedrage van 49,58 euro toegekend.

Art. 17.De personeelsleden van het kabinet genieten de gezinsbijslag, de geboortetoelage, de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, maaltijdcheques en elke andere toelage en vergoeding volgens de cijfers en voorwaarden bepaald voor het personeel van de Diensten van de Regering.

Art. 18.§ 1. Er kan een jaarlijkse vaste vergoeding wegens verblijfskosten worden toegekend aan de personeelsleden van de kabinetten, ter vervanging van de maaltijdcheques.

Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld als volgt, naargelang van het ambt dat in het kabinet wordt uitgeoefend als : - kabinetschef en adjunct-kabinetschef : 1.812,45 €; - adviseur en kabinetssecretaris : 1.585,98 €; - attaché, bijzondere secretaris en thesaurier : 1.359,48 €; - medewerkers : 906,33 €.

De vergoeding is voor elke maand op vervallen termijn verschuldigd en kan worden berekend in verhouding tot de deeltijdse prestaties.

De vergoeding wordt behouden gedurende de afwezigheden die niet langer zijn dan 30 kalenderdagen. § 2. De personeelsleden van het kabinet waarvan de woonplaats en de administratieve standplaats buiten de vestigingsplaats van het kabinet gelegen zijn, kunnen een abonnement op een gemeenschappelijk vervoermiddel genieten.

De duur van het abonnement wordt tot één maand beperkt en moet van maand tot maand worden verlengd.

De klasse van het abonnement wordt bepaald door het ambt dat het personeelslid binnen het kabinet uitoefent.

Voor de personeelsleden van het kabinet die deel uitmaken van de Diensten van de Regering, of, meer in het algemeen, van elk overheidsbestuur, kan die maatregel niet als gevolg hebben die in een abonnementsklasse te rangschikken die lager is dan deze die ze in hun oorspronkelijk bestuur genoten. § 3. Bij wijze van afwijking, kan een financiële tegenwaarde worden toegekend, mits een bijzondere toelating, uitgereikt door de betrokken Minister en houdende vermelding van de redenen van de afwijking. Afdeling 6. - Diverse kosten, gebruik van de wagen

Art. 19.§ 1. De Kabinetschef wordt ertoe gemachtigd zijn persoonlijke voertuig voor zijn dienstreizen te gebruiken in de voorwaarden bepaald voor de personeelseden van de Diensten van de Regering. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten, stelt de Minister het kilometercontingent vast dat individueel jaarlijks kan worden toegekend aan de andere personeelsleden van zijn kabinet die hun eigen motorvoertuig mogen gebruiken voor de dienstbehoeften onder de voorwaarden bepaald voor de personeelsleden van de Diensten van de Regering. Dat contingent kan echter niet hoger zijn dan 12.000 km per jaar voor elke begunstigde. § 3. De nadere regels voor de aanschaffing en het gebruik van de voertuigen van het kabinet worden geregeld door de omzendbrief van de Regering van de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 1, § 3, van dit besluit.

Art. 20.§ 1. De telefoon-, telekopie- en internetkosten van de Minister worden in de begroting van het Kabinet opgenomen, op grond van verantwoordingsstukken. § 2. De kosten voor abonnement op het netwerk voor vaste en mobiele telefonie, telekopie en Internet alsmede de communicatiekosten van de personeelsleden van het kabinet kunnen door het kabinet worden betaald. § 3. De nadere regels voor de tegemoetkoming in die kosten worden geregeld door de omzendbrief van de Regering van de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 1 § 3 van dit besluit. Afdeling 7. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen en

vergoedingen

Art. 21.De vergoedingen en toelagen bepaald in de artikelen 11, 12, 15, 16, 17 en 18 worden maandelijks op vervallen termijn uitbetaald.

De vergoeding of toelage van de maand is gelijk aan 1/12e van het jaarbedrag.

Wanneer de vergoeding of de toelage van de maand niet in haar geheel is verschuldigd, wordt ze in dertigsten uitbetaald overeenkomstig de regels bepaald voor het personeel van de Diensten van de Regering.

Art. 22.De toelagen en vergoedingen bepaald in de artikelen 11, 12, 15, 16, 17 en 18 zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Daartoe worden ze verbonden aan het indexcijfer 138,01 van 1 januari 1990.

Art. 23.§ 1. De geldelijke toestand van de personeelsleden van het Kabinet die behoren tot het federale administratieve openbaar ambt, een dienst van de Staat, een andere overheidsdienst, een autonoom overheidsbedrijf, een instelling van openbaar nut, een instelling, een dienst of een administratie die ressorteert onder de Gemeenschappen of de Gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie, of tot een inrichting voor gesubsidieerd onderwijs, wordt geregeld als volgt : 1° wanneer de werkgever aanvaardt de bezoldiging verder te blijven uitbetalen, ontvangt de betrokkene de - eventueel verhoogde - jaarlijkse Kabinetstoelage bepaald in artikel 12, of, voor de medewerkers die het ambt van chauffeur uitoefenen, de vaste maandtoelage bedoeld in artikel 15;wanneer de werkgever de wedde eist, betaalt de betrokken Minister aan de dienst waarvan hij afkomstig is de bezoldiging van het personeelslid van de Kabinetten, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding terug die berekend worden overeenkomstig de bepalingen die op dat personeelslid toepasselijk zijn in zijn oorspronkelijke instelling, in voorkomend geval verhoogd met de werkgeverslasten; 2° wanneer de werkgever de uitbetaling van de wedde schorst, ontvangt de betrokkene de als wedde geldende jaarlijkse Kabinetstoelage bedoeld in artikel 11 alsook, voor de medewerkers die als chauffeur werken, de vaste maandtoelage bedoeld in artikel 15. Die toelage kan echter niet hoger of lager zijn dan de bezoldiging, in de brede betekenis van het woord, vermeerderd met de - eventueel verhoogde - Kabinetstoelage, die de betrokkene zou verkrijgen ingeval de onder 1° vermelde bepalingen op hem van toepassing zouden zijn. § 2. Het aantal personeelsleden van een kabinet wier wedde ten laste blijft van een instelling van openbaar nut, een inrichting van openbar nut of een publiekrechtelijke rechtspersoon, opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, die behoren tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap of het Waalse Gewest, wordt beperkt tot 3 voor een Minister, 4 voor een Vice-President en 5 voor een Minister-President. Afdeling 8. - Einde van het ambt

Art. 24.§ 1. De Minister kan, volgens de hierna bepaalde voorwaarden, een vaste vertrektoelage toekennen aan de personen die een ambt in een Kabinet hebben bekleed en die geen beroepsinkomen, vervangingsinkomen of rustpensioen ontvangen. Een overlevingspensioen of het leefloon dat door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt toegekend, wordt niet als vervangingsinkomen beschouwd. § 2. 1. Die vaste toelage wordt toegekend ten belope van : - één maand toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot en met zes maanden; - twee maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan zes tot en met twaalf maanden; - drie maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan twaalf tot en met achttien maanden; - vier maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan achttien tot en met vierentwintig maanden; - hoogstens vijf maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan vierentwintig maanden. § 2. 2. Voor de bepaling van de ononderbroken activiteitsperiode bedoeld in § 2.1 van dit artikel, komt in aanmerking, de tijd doorgebracht in een ander ministerieel Kabinet dan het Kabinet waaronder het personeelslid ressorteert, voor zover er geen activiteitsonderbreking plaatsvond tussen het begin en het einde van de ambtsuitoefening binnen een ministerieel Kabinet. § 2. 3. De oorspronkelijke ordonnateur of zijn afgevaardigde wordt ertoe gehouden, zonder verwijl, alle gegevens aan het Secretariaat voor steun voor het interne beheer en het interne toezicht op de kabinetten (SePAC) mee te delen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de vaste vertrektoelage voor elke begunstigde. § 3. In afwijking van § 1, kan de Minister een vaste vertrektoelage toekennen aan de personen die een ambt in een Kabinet hebben uitgeoefend waarvan de enige inkomsten bestaan : a) in de bezoldiging verbonden aan de uitoefening, sedert ten minste drie maanden vóór het einde van de ambtsuitoefening op het Kabinet, van een mandaat als burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;b) in de bezoldiging verbonden aan de uitsluitende uitoefening van één of meer deelambten in de privé-sector of in een dienst die onder de wetgevende macht ressorteert, in een overheidsdienst of in een inrichting voor gesubsidieerd onderwijs;c) uit één of meer pensioenen ten laste van de Schatkist, die betrekking hebben op één of meer onvolledige loopbanen;d) uit werkloosheidsuitkeringen of wettelijke vergoedingen voor ziekte of invaliditeit of voor moederschapsrust. De vertrektoelage wordt dan overeenkomstig § 2.1 vastgesteld en wordt, na weging, verminderd met de inkomsten die aan de betrokkene verschuldigd zijn zoals bepaald sub b), c), of d) voor de overeenstemmende periode. § 4. De vertrektoelage wordt per maand uitbetaald. Om de vertrektoelage te bekomen, dient de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord af te leggen, waaruit blijkt dat hij voor de bedoelde periode geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, of dat hij voldoet aan één van de in § 3 bedoelde voorwaarden. § 5. Het bruto maandbedrag van de vaste vertrektoelage is het geïndexeerd bruto maandbedrag van de jaarlijkse Kabinetstoelage die als wedde geldt, bedoeld in artikel 11, betreffende de laatste activiteitswedde die de betrokken persoon heeft uitgeoefend gedurende ten minste drie maanden, gewogen op grond van de regeling voor de prestaties, met inbegrip, in voorkomend geval, van het bedrag van de vermeerdering die eventueel zou zijn toegepast, de vaste maandtoelage bedoeld in artikel 15, of van de haard- of standplaatstoelage. § 6. Geen vertrektoelage is verschuldigd voor de personen die hun ambt vrijwillig neerleggen of die wegens dringende reden ontslagen worden.

Art. 25.§ 1. Op het einde van hun aanstelling, genieten de personeelsleden van het Kabinet die gedetacheerd zijn van de Diensten van de Regering of in het algemeen van elke overheidsdienst, die het Kabinet verlaten, een verlof voor het einde van het Kabinet dat wordt vastgesteld ten belope van één werkdag per maand detachering, gewijzigd in verhouding tot een deeltijdse prestatie, met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen, toe te kennen door de functionele overheid waaronder deze ressorteren door toedoen van de Minister die hun ontslag uit hun ambt heeft toegekend. § 2. Indien zij, als gevolg van de behoeften van de dienst, niet het geheel of een deel van hun jaarlijks vakantieverlof hebben kunnen nemen vóór de definitieve ambtsneerlegging, wordt aan de personeelsleden een compenserende toelage toegekend waarvan het bedrag gelijk is aan hun laatste wedde in verband met de niet genomen verlofdagen. Die toelage wordt niet toegekend aan de leden van het Kabinet die een vaste vertrektoelage genieten.

Voor de toepassing van deze paragraaf is de wedde die in aanmerking te nemen is, het bruto geïndexeerd maandbedrag van de jaarlijkse kabinetstoelage die als wedde geldt, bedoeld in artikel 11, gewogen op grond van de regeling voor de prestaties, met inbegrip, in voorkomend geval, van het bedrag van de vermeerdering die eventueel zou zijn toegepast, de vaste maandtoelage bedoeld in artikel 15, of van de haard- of standplaatstoelage. § 3. De individuele dossiers van de personeelsleden die de Kabinetten verlaten, worden overgezonden naar het Secretariaat voor steun voor het interne beheer en het interne toezicht op de kabinetten (SePAC) bedoeld in artikel 7 van dit besluit. Onder individueel dossier wordt verstaan, elk document betreffende de akten genomen bij toepassing van het administratief en geldelijk beheer van het personeelslid van het kabinet. Afdeling 9. - Einde van het Kabinet.

Art. 26.§ 1. Bij het Kabinet van de Minister-President wordt een cel opgericht die samengesteld is uit de medewerkers die ter beschikking van de uittredende leden van de Regering worden gesteld en die geen ministerieel ambt meer uitoefenen. Twee personeelsleden, onder wie één hoogstens het ambt van adviseur uitoefent, en één medewerker, kunnen worden aangewezen door een uittredend lid van de Regering, voor een periode die ingaat op de datum van diens ontslag, berekend in verhouding tot de duur van het ministerieel mandaat dat door de betrokkene wordt uitgeoefend, waarbij ze niet korter dan één jaar en langer dan vijf jaar kan zijn. Voor de bepaling van de periode komt het ononderbroken uitoefenen van ministeriële mandaten binnen één of meer Regeringen in aanmerking. § 2. De verdeling van de ambten bepaald in § 1 kan alleen worden gewijzigd met de instemming van de Minister-President, waarbij het maximumaantal, berekend in voltijdse equivalenten, en het niveau van de personeelsleden niet kunnen worden overschreden.

De Vice-Presidenten worden op de hoogte gebracht van de toegekende afwijkingen. § 3. Als het uittredend lid van de Regering ook lid is van de Waalse Regering of van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, kan het maximumaantal medewerkers die haar ter beschikking worden gesteld niet hoger zijn dan het aantal bedoeld in het eerste lid.

Art. 27.§ 1. Naar aanleiding van een verandering van legislatuur of van de vervanging van één of meer Minister(s), met het oog op een harmonieuze machtsoverdracht, kan een cel samengesteld als volgt blijven werken in elk van de ministeriële Kabinetten totdat de inventaris wordt opgemaakt en de rekeningen worden afgelegd : - de uittredende Kabinetssecretaris; - de uittredende afgevaardigde ordonnateur; - de uittredende gedecentraliseerde thesaurier; - de uittredende informatica-correspondent; - een uittredende medewerker; - een uittredende chauffeur. § 2. De nadere regels voor het opmaken van de elektronische vermogensinventaris, de declassering en de terugname-teruggave, te bepalen onder de ministeriële Kabinetten gedurende de legislatuur, bij de vervanging van één of meer Minister(s) of op het einde van de legislatuur, worden vastgesteld via een omzendbrief van de Regering van de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 1, § 3 van dit besluit. § 3. De Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap worden belast met het opstellen, als technisch adviseur, van de plaatsbeschrijving, en met de controle op de werken die uitgevoerd moeten worden in de lokalen bezet door de ministeriële Kabinetten. Afdeling 10. - Rechtspositie en andere statutaire bepalingen

Art. 28.De rechtspositie van de personeelsleden bedoeld in dit besluit is van het statutaire type en de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing. Ze zijn echter onderworpen aan de regeling inzake sociale zekerheid van de contractuele personeelsleden van de Staat, als ze niet de hoedanigheid van ambtenaar hebben.

Art. 29.De in artikel 1, § 3, bedoelde omzendbrief stelt de verordeningsbepalingen vast inzake verlof en afwezigheden van de statutaire en contractuele personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap die toepasselijk zijn op de personeelsleden van de ministeriële Kabinetten van de Regering, Afdeling 11. - Diversen

Art. 30.§ 1. Voor elke aankoop die hoger is dan 16.000 € (buiten btw), is het advies van de Inspecteur van Financiën die bij de Minister-President geaccrediteerd is, vereist. § 2. Het advies van de Inspecteur van Financiën die bij de Minister-President geaccrediteerd is, is vereist vóór elke inschrijving op een leasing, met lichting van de koopoptie. Afdeling 12. - Toezicht

Art. 31.§ 1. Vóór de finalisering van alle wervingen en detacheringen of vóór alle latere administratieve of geldelijke wijzigingen, zenden de kabinetten een afschrift van de ontwerpen van besluiten aan het Secretariaat voor steun voor het interne beheer en het interne toezicht op de kabinetten (SePAC), dat ermee belast wordt, binnen de drie werkdagen, de overeenstemming van de tekst met de bepalingen van dit besluit na te kijken en zich ervan te vergewissen dat de begrotingsmiddelen die beschikbaar zijn op de basisallocaties die voor de wedden en vergoedingen van het kabinet bestemd zijn, voldoende zijn om de tenlasteneming van de uitgaven in verband daarmee mogelijk te maken. § 2. De betrokken kabinetten zenden vervolgens twee voor eensluidend verklaarde afschriften van elk besluit aan het Secretariaat voor steun voor het interne beheer en het interne toezicht op de kabinetten (SePAC), dat het visum zal aanvragen van de secretaris van de Regering belast met het toezicht op de samenstelling van de ministeriële kabinetten. Deze zal de besluiten viseren en afstempelen en zal die naar het SePAC terugzenden, dat, pas na ontvangst van de geviseerde besluiten, de bezoldigingen door de administratie zal kunnen laten uitbetalen. Afdeling 13. - Slotbepalingen

Art. 32.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 17/07/2009 pub. 07/08/2009 numac 2009029403 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap, zoals gewijzigd; wordt opgeheven.

Art. 33.Dit besluit treedt in werking op 22 juli 2014.

Art. 34.De Ministers worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 juli 2014.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Onderwijs, Cultuur en Kind, Mevr. J. MILQUET De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Sport, R. COLLIN De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, Mevr. I. SIMONIS

^