gepubliceerd op 30 augustus 2007
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot oprichting van de Hoge Raad voor de studentenmobiliteit
13 JULI 2007. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot oprichting van de Hoge Raad voor de studentenmobiliteit
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 19 mei 2004 tot oprichting van een « Fonds d'aide à la mobilité étudiante au sein de l'espace européen de l'enseignement supérieur » (Steunfonds voor studentenmobiliteit binnen de Europese ruimte van het hoger onderwijs), inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 2 juli 2007;
Gelet op het overleg met de representatieve studentenverenigingen, erkend op gemeenschapsniveau, van 4 en 17 juli 2006;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 oktober 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 24 november 2006;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de Hoge Raad voor de studentenmobiliteit zo vlug mogelijk geïnstalleerd moet worden, dat overeenkomstig artikel 7 van het decreet van 19 mei 2004 tot oprichting van een « Fonds d'aide à la mobilité étudiante au sein de l'espace européen de l'enseignement supérieur » (Steunfonds voor studentenmobiliteit binnen de Europese ruimte van het hoger onderwijs), de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2007 sindsdien voorzien heeft het Steunfonds voor studentenmobiliteit, opgericht bij artikel 2 van dat decreet, te stijven met het oog op de toekenning van mobiliteitsbeurzen aan studenten bij het begin van het academiejaar 2007 (zie stuk. PFG, nr. 315/3 2006-2007, p. 7) en dat krachtens artikel 6 van dat decreet, « de toekenningsvoorwaarden van de mobiliteitsbeurzen, de toekenningsmodaliteiten en het bedrag ervan, rekening houdend met name met de inkomsten van de studenten » door de Regering moeten worden vastgesteld na advies van de Hoge Raad voor de studentenmobiliteit, bedoeld in artikel 8 van hetzelfde decreet;
Gelet op het advies nr. 43.354/2 van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Geïntegreerd programma : geïntegreerd communautair actieprogramma voor leven lang leren, waarvan het algemeen doel erin bestaat via leven lang leren bij te dragen tot de ontwikkeling van de Gemeenschap van de Europese Unie als maatschappij van de gevorderde kennis, gekenmerkt door een duurzame economische ontwikkeling, meer en betere banen en een toegenomen sociale cohesie, waarbij gezorgd wordt voor een goede bescherming van het leefmilieu voor de volgende generaties. Het programma beoogt in het bijzonder de bevordering van uitwisselingen, samenwerking en mobiliteit tussen de opvoedings- en opleidingssystemen binnen de Gemeenschap van de Europese Unie, opdat ze een referentie van wereldkwaliteit kunnen worden; 2° Subprogramma Erasmus : het sectoriële subprogramma van het geïntegreerd programma dat gericht is op de behoeften inzake onderwijs en scholing van alle deelnemers aan het formele hoger onderwijs en aan het onderwijs en de beroepsopleiding van het hogere niveau, ongeacht de duur van hun cyclus of diploma en met inbegrip van de doctoraatstudies, alsook op de inrichtingen en organisaties die dat onderwijs en die opleiding vergemakkelijken of erin voorzien;3° Subprogramma Grundtvig : het sectoriële programma van het geïntegreerd programma dat gericht is op de behoeften inzake onderwijs en scholing van alle deelnemers aan alle vormen van volwassenopvoeding, alsook op de inrichtingen en organisaties die dat onderwijs en die opleiding vergemakkelijken of erin voorzien;4° Subprogramma Comenius : het sectoriële subprogramma van het geïntegreerd programma dat gericht is op de behoeften inzake onderwijs en scholing van alle deelnemers aan het voorschools en schoolonderwijs tot aan het einde van de tweede cyclus van het middelbaar onderwijs, alsook op de inrichtingen en organisaties die in dat onderwijs voorzien;5° Actie Jean Monnet : het zesde programma van het geïntegreerd programma met het oog op de ondersteuning van een reeks inrichtingen en activiteiten die Europese integratie beogen;6° Andere acties : andere subprogramma's of acties voor leven lang leren;7° Bologna promoters : referentiegroep ingesteld in de landen die de Bologna-akkoorden hebben ondertekend met het oog op de bevordering van de aanbevelingen aangenomen door de Europese ministers van hoger onderwijs in het kader van een programma gefinancierd door de Europese Commissie;8° Erasmus Belgica : programma voor de studentenmobiliteit van Erasmus type tussen de drie Gemeenschappen, georganiseerd in het kader van het « Prins Filipfonds ». HOOFDSTUK I. - Oprichting en samenstelling
Art. 2.§ 1. Er wordt een Hoge Raad voor mobiliteit opgericht, hierna de « Hoge Raad » genoemd.
De Hoge Raad is samengesteld uit zeventien leden die ingedeeld worden als volgt : a. zes leden die niet-studenten zijn, voorgesteld door de Interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap van België;b. vier leden die niet-studenten zijn, voorgesteld door de Algemene Raad voor hogescholen;c. een lid dat niet-student is, voorgesteld door de Hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs;d. een lid dat collegiaal voorgesteld wordt door de directeurs van de Hogere Instituten voor architectuur;e. drie leden, voorgesteld door de representatieve studentenverenigingen, erkend op gemeenschapsniveau;f. twee deskundigen waarvan een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Internationale betrekkingen voorgesteld door de minister belast met de Internationale betrekkingen en een lid van de Algemene Directie Niet-verplicht hoger onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek voorgesteld door de minister van hoger onderwijs. § 2. Elk lid van de Hoge Raad heeft een plaatsvervanger. Het plaatsvervangend lid zetelt bij verhindering van een werkend lid.
Art. 3.De werkende en plaatsvervangende leden bedoeld in artikel 2 worden door de Regering benoemd.
Art. 4.Het mandaat van de werkende en plaatsvervangende leden duurt vier jaar en is hernieuwbaar, met uitzondering van dat van de vertegenwoordigers van de studenten dat één jaar duurt en hernieuwbaar is.
Art. 5.Binnen de maand van zijn installatie, kiest de Hoge Raad zijn voorzitter en zijn ondervoorzitter uit de leden bedoeld in artikel 2, § 1, a. en b.
Art. 6.Elk lid dat overlijdt, aftreedt of de hoedanigheid verliest die zijn mandaat verantwoordde, wordt vervangen. De vervanger, dat aangesteld wordt overeenkomstig de artikelen 2 en 4, voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
Art. 7.De Minister tot wiens bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, stelt een vertegenwoordiger van de Regering aan die de vergaderingen van de Hoge Raad bijwoont als waarnemer. HOOFDSTUK II. - Werking van de Hoge Raad
Art. 8.De Hoge Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het, alsook de volgende eventuele wijzigingen, ter goedkeuring voor aan de Regering.
Dit reglement moet inzonderheid het volgende omvatten : 1. de regels voor de bijeenroeping van vergaderingen;2. de regels voor het opnemen van de agendapunten;3. de nadere regels voor de stemming;4. de periodiciteit van de vergaderingen van de Hoge Raad;5. de nadere regels volgens dewelke de adviezen bedoeld in artikel 8 van het decreet worden uitgebracht;6. de regels voor het voorleggen van minderheidsnota's;7. de nadere regels voor het beheer van programma's waarmee hij belast is.
Art. 9.De Hoge Raad beraadslaagt en beslist slechts geldig als meer dan de helft van de stemgerechtigde, werkende of plaatsvervangende leden aanwezig zijn.
Over elke beslissing, elk voorstel of elk advies moet gestemd worden.
De Hoge Raad beslist bij meerderheid van de aanwezige leden.
Art. 10.De Hoge Raad komt bijeen in de lokalen van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
Hij maakt zijn activiteitenverslag bekend op de website van hetzelfde ministerie.
Art. 11.De leden van de Hoge Raad krijgen vergoedingen voor verblijfkosten en de terugbetaling van hun verplaatsingskosten onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. In dat verband worden ze gelijkgesteld met de personeelsleden van het ministerie die titularis zijn van een graad van rang 12. HOOFDSTUK III. - Opdrachten van de Hoge Raad
Art. 12.§ 1. De Hoge Raad wordt belast met het beheer van de volgende programma's : A) het subprogramma Erasmus van het geïntegreerd programma;
B) de actie Jean Monnet;
C) het Erasmus-Belgica programma gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap van België;
D) het beurzenprogramma van mobiliteit georganiseerd overeenkomstig het decreet van 19 mei 2004 tot oprichting van een « Fonds d'aide à la mobilité étudiante au sein de l'espace européen de l'enseignement supérieur » (Steunfonds voor studentenmobiliteit binnen de Europese ruimte van het hoger onderwijs);
E) Taalbad-beurzen. § 2. In het kader van zijn beheersopdracht wordt de Hoge Raad belast met : 1. het verstrekken van informatie over elk programma ter ondersteuning van de studentenmobiliteit op gemeenschapsvlak, en op nationaal en internationaal vlak;2. de organisatie van de oproepen tot kandidaten;3. de organisatie van procedures inzake steunverlening voor projecten met inachtneming van de beginselen van doorzichtigheid en gelijkheid van behandeling.
Art. 13.De Hoge Raad neemt, via zijn uitvoerende secretariaat, het secretariaat waar van de Bologna Promoters en beheert de middelen die aan zijn activiteiten worden bestemd. HOOFDSTUK IV. - Uitvoerend secretariaat
Art. 14.Op aanvraag van de Hoge Raad kunnen personeelsleden gedetacheerd worden van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap om voor het secretariaat te zorgen.
Art. 15.Deze personeelsleden staan onder het gezag van de Voorzitter van de Hoge Raad. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 16.In afwijking van artikel 5 wordt het eerste mandaat van de Voorzitter van de Hoge Raad voor mobiliteit uitgeoefend door de huidige Voorzitter van het Agenschap Erasmus.
Art. 17.De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 18.Dit besluit treedt in werking op 15 juli 2007.
Brussel, 13 juli 2007.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET