gepubliceerd op 05 december 2006
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende diverse maatregelen inzake het hoger kunstonderwijs
31 AUGUSTUS 2006. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende diverse maatregelen inzake het hoger kunstonderwijs
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs;
Gelet op het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), inzonderheid op de artikelen 41, 41bis, 41ter, 41quater, 41quinquies, 43;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 april 2000 tot oprichting van de "Conseil supérieur de l'enseignement supérieur artistique" (Hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap);
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 betreffende de samenwerkingsovereenkomsten voor de organisatie van gemeenschappelijke studies gesloten tussen de Hogere Kunstscholen of tussen een Hogere Kunstschool en één of meer andere instellingen;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot vaststelling van de organisatie van het academiejaar en houdende de algemene regeling van de studies in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot vaststelling van de lijst van de verplichte leergangen en het aantal lesuren of onderwijsactiviteiten in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 houdende organisatie van het examen voor de toelating in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 september 2002 houdende toepassing van artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2003 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Gelijkstellingscommissie voor bekwaamheidsbewijzen, opgericht bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 september 2002 houdende toepassing van artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs;
Gelet op de aanvraag tot wijziging van het huishoudelijk reglement van de Gelijkstellingscommissie van 20 april 2006;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 mei 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 9 juni 2006;
Gelet op het overleg met de representatieve studentenverenigingen van 20 juni 2006;
Gelet op het overleg met de inrichtende machten van 20 juni 2006;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor het Hoger Kunstonderwijs, gegeven op 21 juni 2006;
Gelet op het advies nr. 40.932/2 van de Raad van State, gegeven op 17 augustus 2006 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen;
Na beraadslaging, Besluit : Titel I. - Wijziginsbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 april 2000 tot oprichting van de "Conseil supérieur de l'enseignement supérieur artistique" (Hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap)
Artikel 1.Artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 april 2000 tot oprichting van de "Conseil supérieur de l'enseignement supérieur artistique" (Hoge Raad voor het hoger kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap), wordt aangevuld als volgt : « Bovendien mag geen lid van de raad meer dan twee opeenvolgende mandaten van voorzitter vervullen. »
Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De directeur-generaal van het niet-verplicht onderwijs of zijn afgevaardigde woont de vergaderingen met raadgevende stem bij.
De afgevaardigden van de Regering, bedoeld in artikel 34bis van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), wonen de vergaderingen met raadgevende stem bij. » Hoofstuk II. - Wijzigingen in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot vaststelling van de organisatie van het academiejaar en houdende de algemene regeling van de studies in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 3.In artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot vaststelling van de organisatie van het academiejaar en houdende de algemene regeling van de studies in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 6° wordt vervangen als volgt : « 6° academiejaar : het academiejaar zoals bepaald in artikel 24 van het decreet van 31 maart 2004;» b) 11° wordt vervangen als volgt : « 11° artistieke evaluatie : proef voor de evaluatie van het artistiek traject van een student van één of meerdere artistieke cursussen;» c) 15° wordt vervangen als volgt : « 15° examen : controle van de verworven kennis van studenten over een bepaald gedeelte van het studieprogramma van een studiejaar;»; d) 20° wordt vervangen als volgt : « 20° regelmatig ingeschreven student : student of studente die de voorwaarden voor de toelating tot een studiejaar in het hoger onderwijs vervult, die ten laatste op 15 oktober van het lopende academiejaar is ingeschreven, onverminderd een later ontvangen inschrijving met toepassing van § 1, derde lid en § 4 van artikel 38 van het decreet, voor het geheel van de activiteiten van dat jaar, met uitzondering van deze waarvoor hij of zij een vrijstelling zou gekregen hebben in de vorm van studiepunten die overeenstemmen met de hogere studies of gedeeltes van hogere studies die hij of zij met vruchten al zou hebben gevolgd of die overeenstemmen met een vrijstelling in de vorm van studiepunten van hun persoonlijke of beroepservaring, overeenkomstig de bepalingen van decreten en besluiten van de Franse Gemeenschap en die regelmatig de onderwijsactiviteiten volgen met het oog op het verkrijgen, in voorkomend geval, van de rechten voortvloeiend uit het slagen voor de proef;» e) Het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 27° decreet van 31 maart 2004 : het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten.»
Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 5.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « het toelatingsexamen en ten laatste op de laatste dag van de derde week van september. » vervangen door de woorden « de toelatingsproef. ».
Art. 6.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden « , met uitzondering van de stages bedoeld in artikel 4, tweede lid, 3° van het decreet van 17 mei 1999 en van de activiteiten bedoeld in 3° van het decreet van 31 maart 2004, » ingevoegd tussen de woorden « De onderwijsactiviteiten » en « worden opgeschort ».
Art. 7.Artikel 7, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De artistieke eindejaarsexamencommissie voor het laatste studiejaar dat leidt tot de toekenning van een graad van bachelor van het korte type of van master, is een externe examencommissie. »
Art. 8.Artikel 10, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de deliberatie van studenten ingeschreven in het laatste studiejaar dat leidt tot de toekenning van een graad van bachelor of van master, mag de examencommissie overeenkomstig de bepalingen bedoeld in het afzonderlijk studiereglement bestaan uit het geheel van de leden van het onderwijzend personeel die voor de vorming van de studenten hebben gezorgd gedurende de laatste cyclus die tot de betrokken graad leidt. »
Art. 9.In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « hoogleraren » ingevoegd tussen de woorden « minstens twee derde van de » en de woorden « leden van de delibererende examencommissie ».
Art. 10.In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de woorden "De exemplaren van de examens liggen ter beschikking van de studenten. » vervangen door de woorden « De exemplaren van de examens liggen ter beschikking van de studenten gedurende een termijn van zestig werkdagen volgend op de afsluitingsdatum van de examenzittijd. ».
Art. 11.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 23.De directeur organiseert het secretariaat van de artistieke examencommissies en van de delibererende examencommissies, benoemt de secretarissen gekozen onder de personeelsleden van de school. Hij maakt de naam(en) van de secretaris(sen) van de delibererende examencommissies bekend op de uithangborden van de hogere kunstschool en dit, vóór het begin van de zittijd. De secretarissen zijn niet stemgerechtigd.
De beroepen worden ingediend bij de secretaris van de delibererende examencommissie die over de student heeft beraadslaagd.
Art. 12.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 24.Per academiejaar organiseert de hogere kunstschool tijdens het derde kwadrimester twee examenzittijden. De eerste eindigt vóór 7 juli en de tweede begint op 1 september van het lopende academiejaar en eindigt ten laatste op 14 september.
In afwijking van het vorige lid kan de tweede examenzittijd van het laatste studiejaar tot 15 oktober verlengd worden.
Met uitzondering van het eerste lid, voor de studenten ingeschreven in het eerste jaar, moet de Hogere Kunstschool vervroegde examens organiseren, overeenkomstig artikel 26, na het einde van het eerste kwadrimester voor de afgesloten cursussen.
De directeur stelt de begin- en einddata van de examenzittijden vast. »
Art. 13.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 25.Per academiejaar organiseert de hogere kunstschool een artistieke evaluatiezittijd die tijdens het derde kwadrimester vóór 7 juli eindigt.
Met uitzondering van het vorige lid kan de directeur, op advies van de pedagogische beheersraad, beslissen of sommige artistieke cursussen waaronder deze vermeld in bijlage 5 het voorwerp uitmaken van twee artistieke evaluatiezittijden en georganiseerd worden in de vorm van examens. In dit geval stemmen deze beide zittijden overeen met de examenzittijden.
De directeur stelt de begin- en einddata van de artistieke evaluatiezittijden vast.
De enige artistieke evaluatiezittijd bedoeld in het eerste lid kan verlengd worden, voor zover de student voor al zijn examens geslaagd is - behalve voor deze waarvoor hij een vrijstelling of een afwijking gekregen heeft - en voor zover de student een beslissing in die zin gekregen heeft die genomen werd door de Directeur op advies van de Pedagogische Beheersraad. De uiterste datum van het einde van deze verlengde zittijd is de datum van de afsluiting van de tweede examenzittijd.
De student die in aanmerking wil komen voor deze afwijking, dient vóór het begin van de zittijd een met redenen omklede aanvraag in bij het hoofd van de inrichting.
Art. 14.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, vierde lid wordt vervangen als volgt : « Onverminderd artikel 43, § 1, van het decreet van 20 december 2001 mag de student niet meer dan twee keer ondervraagd worden over de leerstoffen van deze examens gedurende eenzelfde academiejaar, behalve in het eerste studiejaar, in het kader van examens georganiseerd onder de voorwaarden bedoeld in artikel 24, derde lid.In dit laatste geval mag de student niet meer dan drie keer ondervraagd worden. » 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « Wanneer een voortdurende evaluatie wordt gevoerd, voor de algemene, technische of artistieke cursussen, binnen de perken vastgesteld door het afzonderlijk studiereglement van de hogere kunstschool, bestaan de punten voor het jaar per onderwijsactiviteit en voor de einddeliberatie uit het gemiddelde van de punten gegeven door de verantwoordelijke van die onderwijsactiviteit gedurende het jaar.De punten worden met elke zittijd verbonden. »
Art. 15.Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 28.Niemand mag toegelaten worden deel te nemen aan meer dan een artistieke evaluatiezittijd in de loop van eenzelfde academiejaar, behalve voor de artistieke cursussen bepaald door de directeur, op advies van de pedagogische beheersraad en waarvoor twee artistieke evaluatiezittijden bedoeld in artikel 25 georganiseerd worden.
Niemand mag toegelaten worden deel te nemen aan meer dan twee examenzittijden in de loop van eenzelfde academiejaar, behalve in het eerste studiejaar onder de voorwaarden bedoeld in artikel 24, derde lid.
Onder voorbehoud van artikel 29, § 4, heeft elke student het recht twee examenzittijden af te leggen in de loop van eenzelfde academiejaar.
De student is verplicht de proef af te leggen in de loop van de eerste examenzittijd onder voorbehoud van de bepalingen vastgesteld in de artikelen 33 en 34.
Onverminderd artikel 25, vierde lid, bij overmacht bepaald door de Pedagogische beheersraad kan de artistieke evaluatiezittijd verlengd worden tot de dag vóór de datum van het begin van het volgend academiejaar. Deze beslissing kan op elk ogenblik van de zittijd genomen worden. »
Art. 16.Artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. De eindevaluatie van het onderwijs wordt vertaald in de vorm van punten - tussen 0 en 20; het minimum om te slagen wordt op 12/20 vastgesteld.
De globale evaluatie van een studiejaar of een studiecyclus wordt vertaald in de vorm van punten - tussen 0 en 100; het minimum om te slagen wordt gemiddeld op 60/100 vastgesteld, berekend overeenkomstig artikel 31.
Wordt van rechtswege toegelaten tot het hoger studiejaar, de student die minstens 12 op 20 behaald heeft voor elk onderwijs en 60 op 100 voor de globale evaluatie van het studiejaar of studiecyclus.
De deliberatie is collegiaal en soeverein voor de toekenning van de vermeldingen.
Voor de studenten die niet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van rechtswege, delibereert de delibererende examencommissie collegiaal en soeverein over het slagen, de verdaging of het afwijzen. »
Art. 17.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 30.§ 1. Wanneer de student minstens 48 studiepunten van zijn studiejaar behaald heeft, spreekt de examencommissie zich uit over het slagen voor dit studiejaar voor zover aan de hierna vermelde voorwaarden voldaan wordt : 1° de student heeft alle artistieke evaluaties afgelegd;2° de student heeft aan alle examens van de tweede zittijd deelgenomen, behalve aan deze waarvoor hij een vrijstelling in de vorm van studiepunten had gekregen of nog behoudens afwijking toegestaan door de directeur van de hogere kunstschool om wettige redenen. Met uitzondering van het eerste lid kan de examencommissie beslissen om zich niet uit te spreken over het slagen voor zover de studiepunten die niet behaald worden door de student op een lijst vermeld worden van de basiscursussen van het jaar.
Deze lijst wordt uiterlijk op 1 december door de directeur vastgesteld, na advies van de Pedagogische beheersraad. Ze wordt op het uithangbord van de school bekendgemaakt. § 2. De overblijvende studiepunten maken noodzakelijk deel uit van het studieprogramma van het hoger studiejaar van de student.
Het saldo van de studiepunten moet integraal behaald worden tijdens het volgende studiejaar.
De deliberatie van het hoger academiejaar kan slechts afgesloten worden voor de student als hij de overblijvende studiepunten van het vorige jaar behaald heeft. § 3. Als de student over een spreiding van het hoger studiejaar beschikt, moet het saldo van de overblijvende studiepunten behaald worden tijdens het eerste spreidingsjaar. »
Art. 18.Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 31.§ 1. Voor het bepalen van de resultaten van de proef stelt de directeur, op advies van de Pedagogische beheersraad, een wegingcoëfficiënt op voor de resultaten van elke artistieke evaluatie en elk examen.
Deze coëfficiënten worden aangehaald in het afzonderlijk studiereglement.
Binnen de perken vastgesteld door het afzonderlijk studiereglement van de hogere kunstschool, kunnen de punten die gedurende het academiejaar gegeven zijn voor de onderwijsactiviteit in aanmerking worden genomen voor de berekening van het resultaat van het examen en voor de artistieke cursussen bedoeld in artikel 25, tweede lid.
Voor elke artistieke cursus gegeven door de verantwoordelijke hoogleraar(en) worden jaarlijkse punten gegeven, met uitzondering van de cursussen bedoeld in artikel 25, tweede lid. Deze punten moeten ten laatste de dag vóór de zittijd van artistieke evaluaties meegedeeld worden aan het secretariaat van de hogere kunstschool.
De jaarlijkse punten tellen voor 50 % van de globale artistieke evaluatie, behalve wat betreft de artistieke cursussen die niet noodzakelijk door een artistieke examencommissie moeten worden geëvalueerd. In dat geval komen de jaarlijkse punten overeen met de globale artistieke evaluatie en is het niet noodzakelijk een artistieke eindejaarsexamencommissie bijeen te roepen.
De lijst van de artistieke cursussen waarvoor enkel één keer per jaar punten worden gegeven, vastgesteld op advies van de Hoge Raad voor hoger kunstonderwijs bedoeld in artikel 26 van het decreet van 17 mei 1999, wordt opgenomen als bijlage 1 van dit besluit.
De Regering wijzigt die bijlagen na advies van de Hoge Raad voor hoger kunstonderwijs bedoeld in artikel 26 van het decreet van 17 mei 1999.
Deze lijst met de cursussen is dezelfde voor het geheel van de inrichtingen van eenzelfde gebied.
De directeur bepaalt, na advies van de Pedagogische beheersraad, volgens deze lijst, de cursussen waarvoor geen artistieke eindejaarsexamencommissie zal zijn.
Ze worden aangehaald in het afzonderlijk studiereglement. § 2. De vermeldingen zijn voldoening, onderscheiding, grote onderscheiding en grootste onderscheiding en worden van rechtswege behaald als het globaal resultaat van de student respectievelijk 60, 70, 80, 90 % behaalt van het maximum aantal punten en als de student niet zakt. § 3. De delibererende examencommissie bepaalt of de vermelding onderscheiding, grote onderscheiding of grootste onderscheiding mag toegekend worden wanneer de student minder dan 60 % behaald heeft voor een of meerdere onderwijsactiviteiten. »
Art. 19.Artikel 32, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De punten toegekend in de eerste zittijd voor de artistieke activiteiten, met uitzondering van de cursussen bedoeld in artikel 25, tweede lid, met inbegrip van de stages en practicums, waarvoor een artistieke evaluatie werd gevoerd, zijn voor de deliberatie over resultaten van de tweede examenzittijd, uitgesteld naar de betrokken zittijd. »
Art. 20.In artikel 33 van hetzelfde besluit wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. Het afzonderlijk reglement van de Hogere Kunstschool bepaalt de termijn en de nadere regels waarin de student de wettige reden bedoeld in § 1 schriftelijk moet bezorgen. Deze termijn mag niet korter zijn dan vierentwintig uur. »
Art. 21.In artikel 34 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De wettigheid van het motief wordt beoordeeld door de directeur op advies van de betrokken hoogleraren. Deze beslissing wordt per aangetekende brief binnen de drie werkdagen aan de student opgestuurd. » 2° Er wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3.Het afzonderlijk reglement van de Hogere Kunstschool bepaalt de termijn en de nadere regels waarin de student de wettige reden bedoeld in § 1 schriftelijk moet opsturen. Deze termijn mag niet korter zijn van vierentwintig uur. »
Art. 22.Het opschrift van de onderafdeling 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Onderafdeling 7. - De vrijstellingen ten gevolge van het slagen voor proeven »
Art. 23.Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 35.Tussen twee zittijden moet een student zich niet meer aanmelden voor de proeven en examens voor een onderwijs waarvoor hij punten behaald heeft die ten minste gelijk zijn aan de slaagdrempel tijdens hetzelfde academiejaar.
Binnen een studieprogramma moet een uitgestelde student zich niet meer aanmelden voor de proeven en examens voor een onderwijs waarvoor hij ten minste 12 op 20 behaald heeft tijdens de vijf vorige academiejaren, ongeacht de instelling binnen de Franse Gemeenschap waar hij zich vervolgens inschrijft. De punten die zo werden verkregen, worden overgebracht.
Wanneer een student van hogere kunstschool of van studierichting verandert, geniet hij verder het voordeel van de vrijstelling van examens voor zover deze vakken of activiteiten betreffen die volgens de directeur, op advies van de Pedagogische beheersraad, even belangrijk zijn en dezelfde aard hebben als deze van het nieuw programma.
Door haar beslissing om het slagen in een studiejaar of een studiecyclus te bekrachtigen, kent de delibererende examencommissie definitief de overeenstemmende studiepunten toe aan de student in het kader van het studieprogramma, wat ook de effectief verkregen punten zijn en ongeacht de instelling georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap waar hij zich vervolgens inschrijft.
Het vorige lid is niet van toepassing op de overblijvende studiepunten bedoeld in artikel 30, § 2. »
Art. 24.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 36.§ 1. De student die zich in het laatste studiejaar inschrijft en die voor de proef in de tweede zittijd niet geslaagd is, mag vóór het einde van het eerste kwadrimester van het volgende academiejaar de examens en de artistieke cursussen bedoeld in artikel 25, tweede lid, afleggen waarvoor hij niet minstens 12/20 heeft behaald, onder de hierna bepaalde voorwaarden : 1° de student heeft aan alle artistieke evaluaties deelgenomen;2° de student heeft aan alle examens en aan alle artistieke evaluaties van de cursussen bedoeld in artikel 25, tweede lid, deelgenomen van de tweede examenzittijd behalve aan deze waarvoor hij een vrijstelling gekregen had of behoudens afwijking toegestaan door de directeur of om wettige redenen;3° de student heeft voor de proef minstens 60 op 100 van het totaal van de punten behaald; § 2. De tweede examenzittijd van het laatste studiejaar wordt slechts afgesloten als de student de examens en de artistieke evaluaties van de cursussen bedoeld in artikel 25, § 1, heeft afgelegd.
De delibererende examencommissie spreekt zich uit over de resultaten die de student behaald heeft voor het geheel van de examens en artistieke evaluaties van de cursussen bedoeld in artikel 25, tweede lid, volgens de in artikel 29, § 2 bepaalde regels.
In afwijking van artikel 18, tweede lid, moet, om geldig te kunnen beraadslagen en beslissen, minstens de helft van de hoogleraren die stemgerechtigde leden zijn van de delibererende examencommissie, aanwezig zijn. »
Art. 25.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 37.De voorstelling en de verdediging van een eindverhandeling moet, als deze door het afzonderlijk studiereglement is voorzien, plaatshebben in de loop van de eerste of de tweede examenzittijd en de artistieke evaluatiezittijd van het laatste studiejaar. Wanneer de student beslist deze eindverhandeling enkel tijdens de tweede zittijd voor te stellen, verwittigt hij de directeur schriftelijk vijf werkdagen vóór de datum bepaald voor het neerleggen van de eindverhandeling door het algemene studiereglement. Voor de beraadslaging van de eerste zittijd zal hij als uitgesteld beschouwd worden voor zover hij aan de andere voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor dit statuut.
De directeur stelt, op voorstel van de student, onder de leden van het onderwijzend personeel de promotor aan die voor de leiding van de eindverhandeling moet zorgen.
De evaluatie van de eindverhandeling wordt door een examencommissie gevoerd die daartoe samengesteld wordt door de promotor van de eindverhandeling. Zij moet samengesteld zijn uit minstens één lid buiten de Hogere Kunstschool. Het geschreven werk wordt aan de leden van die examencommissie meegedeeld op de datum vastgesteld door het afzonderlijk studiereglement. »
Art. 26.In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede lid worden de woorden « bij buitengewone omstandigheden en » opgeheven;3° in het tweede lid worden de woorden « 1 februari » vervangen door de woorden « 1 december ».
Art. 27.In afdeling VI, vóór de onderafdeling 1., in hetzelfde besluit wordt een artikel 38bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 38bis.Voor de toepassing van deze afdeling, op het gebied van de muziek, wordt onder « dezelfde studierichting » verstaan « dezelfde studierichting en hetzelfde vakgebied ». De verandering van het vakgebied wordt gelijkgesteld voor deze afdeling aan een verandering van studierichting. »
Art. 28.Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 39.§ 1. Per gebied en per type kan de student die geslaagd is voor een eerste studiejaar in een bepaalde studierichting, bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, zich inschrijven in het tweede studiejaar van een andere studierichting na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven.
De student die geslaagd is voor een studiejaar van een bepaalde studierichting kan, bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, zich inschrijven in het hogere studiejaar met dezelfde studierichting, na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven.
Per gebied, kan de student die de graad van bachelor van het lange type of van master in een bepaalde studierichting behaald heeft, bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, zich in het eerste jaar van de tweede studiecyclus inschrijven van het hoger kunstonderwijs van het lange type in een andere studierichting, na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven. Indien de aanvraag aanvaard is, kan de instelling bijkomende toegangsvoorwaarden opleggen die hoogstens 60 studiepunten bedragen. Indien deze voorwaarden meer dan 15 studiepunten omvatten, vormen deze een voorbereidend studiejaar dat beschouwd wordt als het laatste jaar van een eerste cyclus van het lange type.
Per gebied, kan de student die de graad van bachelor na hogere kunststudies van het korte type behaald heeft, bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, zich in het eerste jaar van de tweede studiecyclus inschrijven van het hoger kunstonderwijs van het lange type van eenzelfde opschrift of van een studieprogramma dat gelijk wordt geacht door de instelling, na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven. Indien de aanvraag aanvaard is, kan de instelling bijkomende toegangsvoorwaarden opleggen die hoogstens 60 studiepunten bedragen.
Indien deze voorwaarden meer dan 15 studiepunten omvatten, vormen deze een voorbereidend studiejaar dat beschouwd wordt als het laatste jaar van een eerste cyclus van het lange type.
De student die de graad van bachelor in de toneelkunst en in de woordkunsten behaald heeft zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid van het decreet van 17 mei 1999, kan bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, zich inschrijven in het eerste jaar van de tweede cyclus van het hoger kunstonderwijs van het lange type op het gebied van de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie, na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven.
De student die de graad van bachelor in de vertoningskunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie bedoeld in artikel 22, tweede lid van het decreet van 17 mei 1999, behaald heeft, kan bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, zich inschrijven in het eerste jaar van de tweede cyclus van het hoger kunstonderwijs van het lange type op het gebied van de toneelkunst en woordkunsten, na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven.
Per gebied, kan de student die geslaagd is voor een eerste jaar van de eerste studiecyclus van het hoger onderwijs van het lange type in een hogere kunstschool, zich inschrijven, bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, in het tweede studiejaar van het hoger kunstonderwijs van het korte type na advies van de Pedagogische Beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven.
Per gebied kan de student die geslaagd is voor de eerste twee studiejaren van het hoger kunstonderwijs van het korte type in een hogere kunstschool, zich inschrijven bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, in het tweede jaar van de eerste studiecyclus van het hoger kunstonderwijs van het lange type na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven.
Per gebied kan de student die geslaagd is voor de eerste twee studiejaren van het hoger kunstonderwijs van het korte type of van het lange type in een hogere kunstschool, zich inschrijven, bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten in een hoger studiejaar van het hoger kunstonderwijs van het andere type, na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven. Indien zijn aanvraag aanvaard is, kan de instelling bijkomende toegangsvoorwaarden opleggen die hoogstens 15 studiepunten bedragen. § 2. Het voorbereidende jaar bedoeld in § 1 leidt niet tot een diploma en wordt beschouwd als het laatste jaar van een eerste cyclus waarbij toegang wordt gegeven tot de bedoelde studies. § 3. De Regering stelt de lijst vast van de gelijkstellingen tussen de eindjaarsbekwaamheidsbewijzen van bachelor van het korte type en van master en de bekwaamheidsbewijzen van gegradueerde en licentiaat. »
Art. 29.Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 40.Het advies van de Pedagogische Beheersraad bepaald in artikel 39 wordt gegeven op basis van de voorstelling van het studieprogramma en het vroeger artistiek werk van de student voor een interne artistieke examencommissie bestaande uit hoogleraren van de gekozen studierichting. Deze examencommissie evalueert het werk en brengt een verslag uit aan de Pedagogische beheersraad, overeenkomstig de bepalingen vastgesteld bij het afzonderlijk studiereglement.
In de gevallen bedoeld in artikel 39, stelt de directeur, op advies van de Pedagogische beheersraad, de bijkomende toegangsvoorwaarden vast met het oog op het aanvullen van de verschillen tussen de programma's.
Wanneer deze bijkomende toegangsvoorwaarden hoogstens 15 studiepunten betreffen, is de student niet verplicht aan de onderwijsactiviteiten deel te nemen die overeenstemmen met de opgelegde examens.
Voor deze student omvat de proef van het studiejaar waarin hij ingeschreven is, buiten de artistieke evaluaties en examens van het betrokken studiejaar, de onderwijsevaluatie met bijkomende toegangsvoorwaarden bepaald door de directeur, met toepassing van het tweede lid van dit artikel.
Wanneer deze bijkomende toegangsvoorwaarden meer dan 15 studiepunten betreffen, is de student ertoe gehouden regelmatig de overeenstemmende onderwijsactiviteiten te volgen.
Voor deze student omvat de proef van het studiejaar waarin hij ingeschreven is, de onderwijsevaluatie met bijkomende toegangsvoorwaarden bepaald door de directeur met toepassing van het tweede lid van dit artikel. »
Art. 30.Artikel 41, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De student die geslaagd is voor een studiejaar in een universitaire instelling, een hoger instituut voor architectuur of een hogeschool kan, bij beslissing van de directeur van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden toegelaten, zich inschrijven in een hoger studiejaar van het hoger kunstonderwijs, na advies van de Pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool waar hij vraagt om te worden ingeschreven en voor zover de studies waarvoor hij geslaagd is, in verband staan met de studies die hij wil beginnen. »
Art. 31.In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « vroeger artistiek werk » vervangen door de woorden « vorig studieprogramma en vroeger artistiek werk ».2° Het vierde lid wordt aangevuld als volgt : « Deze vakken mogen niet 15 studiepunten overschrijden.»
Art. 32.Het opschrift van de afdeling 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 7. - Toegang en geïndividualiseerd programma »
Art. 33.Het opschrift van de onderafdeling 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Onderafdeling 1. - De toelating tot de tweede cyclus van studenten die geen houder zijn van de graad van bachelor ».
Art. 34.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 43.De student die geen houder is van de graad van bachelor, maar die het bewijs levert van een artistieke, persoonlijke of beroepservaring, zonder rekening te houden met de hogere studies waarvoor hij niet geslaagd is, van minstens vijf jaar kan, bij beslissing van de Inrichtende macht, zich inschrijven in het eerste jaar van de tweede cyclus van de studies voor hoger kunstonderwijs van het lange type, na advies van de Pedagogische Beheersraad van de Hogere kunstschool waar hij vraagt om zich in te schrijven.
Het vereiste advies van de Pedagogische beheersraad wordt uitgebracht op basis van de voorstelling van de persoonlijke, artistieke en beroepservaring van de student aan een interne examencommissie die samengesteld is uit hoogleraren. De betrokken examencommissie evalueert dit werk en brengt een verslag uit aan de Pedagogische beheersraad, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in het afzonderlijk studiereglement.
De examencommissie kan de student vragen om proeven af te leggen die ten doel hebben na te kijken of de artistieke, persoonlijke en beroepservaring overeenstemt met de kennis en de bevoegdheden verwacht na de betrokken ervaringen.
De artistieke, persoonlijke en beroepservaring moet in verband zijn met de studies die de student wenst te volgen en vermeld worden door de documenten opgenomen in het dossier van de student. »
Art. 35.In artikel 44 van hetzelfde besluit worden de woorden « het eerste jaar van de studies van de tweede cyclus » vervangen door de woorden « de studies, met uitzondering van het eerste studiejaar, ».
Art. 36.In hoofdstuk IV, Afdeling VII, van hetzelfde besluit worden een onderafdeling III ingevoegd, met artikel 44bis, alsook een onderafdeling IV met artikel 44ter, een onderafdeling V met artikel 44quater, een onderafdeling VI met artikel 44quinquies en een onderafdeling VII met artikel 44sexies, luidend als volgt : « Onderafdeling 3. - Vrijstellingen toegekend wegens studies gevolgd met vruchten
Art. 44bis.De directeur kan, na advies van de pedagogische beheersraad, een vrijstelling in de vorm van studiepunten toekennen die verworven worden of die overeenstemmen met de hogere studies of gedeeltes van hogere studies die de studenten al met vruchten zouden hebben gevolgd.
Om beschouwd te worden als « gevolgd met vruchten » moeten de onderzochte studiepunten beschouwd worden in hun land waar ze behaald werden, als definitief verworven door de student.
De aanvragen tot vrijstellingen worden vóór 30 september ingediend en moeten gestaafd worden met bewijsdocumenten. De beslissing moet vóór 1 november genomen worden.
De aanvraag, de bewijsdocumenten en de met redenen omklede beslissing van de directeur worden in het dossier van de student bewaard.
Onderverdeling 4. - Vrijstellingen toegekend voor de kennis en de bevoegdheden van studenten verworven dankzij hun persoonlijke en beroepservaring.
Art. 44ter.De directeur kan, na advies van de pedagogische beheersraad, een vrijstelling in de vorm van studiepunten toekennen die overeenstemmen met de kennis en de bevoegdheden van de studenten verworven dankzij hun artistieke, persoonlijke en beroepservaring.
De ervaring verworven door de artistieke, persoonlijke en beroepservaring die de student wenst te valoriseren, moet overeenstemmen met de kennis en bevoegdheden verwacht na één of meer cursussen die op het studieprogramma staan waarvoor de student zich inschrijft.
De student bezorgt, ter ondersteuning van zijn aanvraag, alle documenten die het bewijs leveren van een artistieke, persoonlijke of beroepservaring in de betrokken cursus(sen).
Een examencommissie van hoogleraren kan aangewezen worden door de directeur op advies van de pedagogische beheersraad om de aanvraag van de student te analyseren. Ze kan de student vragen om proeven af te leggen om te zien of de artistieke, persoonlijke of beroepservaring van de student overeenstemt met de kennis en de bevoegdheden verwacht na de betrokken cursussen.
De aanvragen om valorisatie van de artistieke, persoonlijke en beroepservaring worden vóór 30 september ingediend en moeten geleverd worden met bewijsdocumenten. De beslissing moet vóór 1 november genomen worden.
De aanvraag, de bewijsdocumenten en de met redenen omklede beslissing van de directeur worden in het dossier van de student bewaard.
Onderafdeling 5. - Vermindering van de minimale duur van de studies na de vrijstelling in de vorm van studiepunten
Art. 44quater.De directeur kent, na advies van de pedagogische beheersraad, de studenten die in aanmerking gekomen zijn voor een vrijstelling van studiepunten met toepassing van de artikelen 44bis en 44ter, een vermindering toe van de studies. Deze vermindering is evenredig met het aantal behaalde studiepunten zonder dat het aantal studiepunten die nog moeten worden behaald, lager zou zijn dan de beperking bepaald bij artikel 41sexies van het decreet.
Onderafdeling 6. - Studiepunten door vervroeging
Art. 44quinquies.Een student die vrijstellingen heeft, kan, op advies van de pedagogische beheersraad, bij de directeur de toestemming vragen om studiepunten van het volgende studiejaar te behalen, naar rata van het aantal studiepunten waarvan hij vrijgesteld wordt. Het gaat daar om vervroegde studiepunten. De directeur bepaalt het programma van de student op basis van zijn aanvraag die hij soeverein waardeert, de coherentie van zijn programma en de dwang inzake organisatie van de instelling, in een pedagogische zorg.
Onderafdeling 7. - Verspreiding van de studies
Art. 44sexies.Op aanvraag van de student kan de directeur van de hogere kunstschool hem toelaten om het onderwijs van een studiecyclus in de tijd te verspreiden over een aantal academiejaren dat hoger is dan het aantal studiejaren bepaald in het programma.
De aanvraag tot verspreiding moet bij de inschrijving ingediend worden.
Het aantal studiejaren voortvloeiend uit de verspreiding mag niet hoger zijn dan twee keer het aantal studiejaren van de cyclus.
Wanneer de directeur een gunstig advies verleent over de aanvraag van de student, stellen ze een overeenkomst op in twee exemplaren die de verdeling van studiepunten over de verspreidingsjaren omvat.
Deze overeenkomst wordt jaarlijks vóór 15 oktober van het academiejaar herzien.
Onderafdeling 8. - Jonge talenten
Art. 44septies.De instellingen die het gebied van de muziek organiseren, kunnen, overeenkomstig artikel 41, derde lid, van het decreet, studenten ontvangen die aan de voorwaarden niet beantwoorden van de toegang tot de eerste cyclus van het hoger onderwijs onder de volgende voorwaarden : 1° de student is geslaagd onder dezelfde voorwaarden als de andere kandidaten voor de toelatingsproef van de hogere kunstschool;2° een overeenkomst die eigen is aan elke student, werd ondertekend tussen de hogere kunstschool en de onderwijsinrichting(en) waarin de student is ingeschreven. De overeenkomst bedoeld in het eerste lid bepaalt : 1° de bepalingen die genomen worden inzake de inrichting van de respectievelijke studieprogramma's van de instellingen zodat de studenten alle vakken kunnen volgen;2° de vakken die specifiek zijn aan de artistieke opleiding gevolgd in elke instelling en hun uurverdeling;3° de nadere regels voor de evaluatie van deze vakken en de wijze waarop ze in aanmerking worden genomen in de verschillende studieprogramma's gevolgd door de student. De student mag in het hoger onderwijs niet meer dan 4O studiepunten per jaar volgen. Een onderwijsactiviteit kan verspreid worden over verschillende jaren.
De student die in aanmerking komt voor deze bepaling, speelt een rol in de berekening van het variabele gedeelte bedoeld in artikel 54, § 3 en § 4 van het decreet, naar strikte rata van de studiepunten behaald door deze student tijdens het betrokken jaar.
De Hogere Kunstschool die de studenten inschrijft met toepassing van dit artikel, krijgt geen sociale subsidies en geen werkingssubsidies voor deze studenten.
De studiepunten behaald door de student in het hoger kunstonderwijs en gevaloriseerd door een delibererende examencommissie kunnen aanleiding geven tot vrijstellingen wanneer de student zich zal inschrijven in het hoger kunstonderwijs en aan de voorwaarden bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het decreet zal voldoen.
De betrokken studenten moeten ingeschreven worden in een verplichte onderwijsinstelling.
De afgevaardigden brengen jaarlijks een verslag uit aan de Regering over de toepassing van deze maatregel. »
Art. 37.De bijlage 1 bij dit besluit zal bijlage 5 vormen van het besluit van 17 juli 2002 tot vaststelling van de organisatie van het academiejaar en houdende de algemene regeling van de studies in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot vaststelling van de lijst van de verplichte leergangen en het aantal lesuren of onderwijsactiviteiten in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 38.Het opschrift van afdeling I van hoofdstuk I van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot vaststelling van de lijst van de verplichte leergangen en het aantal lesuren of onderwijsactiviteiten in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt vervangen als volgt : Afdeling I. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van
bachelor van het korte type in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten ».
Art. 39.In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt het woord « gegradueerde » vervangen door de woorden « bachelor van het korte type ».
Art. 40.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « de afdeling « ruimtekunsten » voor » opgeheven.
Art. 41.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « De verplichte leergangen van de afdeling "ruimtekunsten" voor de studierichtingen "mode-ontwerpen", "voorwerp-design of industriële esthetica", "interieurontwerper" en "uitstalkunst" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen « mode-ontwerpen », « voorwerp-design of industriële esthetica », « interieurontwerper » zijn : ».
Art. 42.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « De verplichte leergangen van de afdeling "visuele kunsten" voor de studierichting "fotografie en animatiebeelden of film" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichting « fotografie » en « animatiebeelden of film » zijn : ».
Art. 43.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden « De verplichte leergangen van de afdeling "visuele kunsten" voor de studierichtingen "typografie of grafisch tekenen", "computergestuurde beeldvorming", "grafiek", "beeldverhaal", "illustratie", "graveren of drukken, reprografie, offset", "zeefdruk", "reclamekunst", "weefselkunsten" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen « grafiek », « beeldverhaal », « illustratie », « graveren en drukken », « zeefdruk », « reclame », zijn : ».
Art. 44.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden « De verplichte leergangen van de afdeling "beeldende kunsten" voor de studierichtingen "schilderkunst", "beeldhouwkunst", "keramiek", "instandhouding van kunstvoorwerpen" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen « schilderkunst », « beeldhouwkunst », zijn : ».
Art. 45.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6 bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 6bis.De verplichte leergangen van de studierichting « Digitale kunsten » zijn : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 46.In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « gegradueerde » vervangen door de woorden « bachelor van het korte type ».
Art. 47.Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift : « Afdeling 2.
Studies die leiden tot het behalen van de graad van « Overgangsbachelor in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten ».
Art. 48.In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 49.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld "Schilder- en driedimensionaal onderzoek" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : « Tekenkunst », « Schilderkunst », « Beeldhouwkunst », « Keramiek », « Installatie, Prestatie » zijn « ;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 50.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld "gedrukt beeld" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de volgende studierichtingen : « Graveerkunst », « Zeefdrukkunst », « Steendrukkunst », « Fotografie » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 51.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld "milieukunst" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen « Kunst in de openbare ruimte », « Stedelijke ruimte » en « Milieubeelden » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 52.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld « Mode-ontwerpen en textiel » zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : « Tapijtwerkerskunst », « Design en Mode-ontwerpen » en « Textiel Design » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 53.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld « Boek en grafische vormgeving » zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : « Typografie », « Boekbinden », « Illustratie » en « Beeldverhaal » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 54.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld « kunst en communicatie » zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : « Reclamekunst », « Visuele en grafische Communicatie », « Grafiek » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 55.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld « meubels en design » zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : « Industrieel design », « Binnenhuisarchitectuur » en « Stadsdesign » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 56.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld « Voorstelling en beweging » zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : « Scenografie », « Animatiefilm », « Videofilm » en « Digitale kunsten » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 57.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld « restauratie van kunstvoorwerpen » zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichting « Bewaring, restauratie van kunstvoorwerpen » zijn : »;2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 58.Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk I wordt vervangen als volgt : « Studies die leiden tot het behalen van de graad van "master in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten" ».
Art. 59.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 18.De studies die leiden tot het behalen van de graad van « master in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten » omvatten ten minste 900 uren onderwijsactiviteiten.
Wanneer deze studies binnen de twee jaren georganiseerd worden, moeten ze ten minste het volgende omvatten : - ofwel een minimum van 300 uren specifieke onderwijsactiviteiten voor de gespecialiseerde en grondige finaliteiten; - ofwel een minimum van 300 uren onderwijsactiviteiten overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 tot organisatie van de aggregatie voor hoger secundair onderwijs in de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, voor de didactische finaliteit.
Art. 60.In artikel 19, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « De verplichte leergangen van het interdisciplinair studieveld « meubels en design » zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : « Industrieel design », « Binnenhuisarchitectuur » en « Stadsdesign » zijn : ».
Art. 61.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « De verplichte leergangen van de interdisciplinaire studievelden « "schilder- en driedimensionaal onderzoek", "gedrukt beeld", "milieukunst", "mode-ontwerpen en textiel", "boek en grafische vormgeving", "kunst en communicatie", "voorstelling en beweging", "restauratie van kunstwerken" zijn : » vervangen door de woorden « De verplichte leergangen van de studierichtingen : »Tekenkunst », « Schilderkunst », « Beeldhouwkunst », « Keramiek », « Installatie, prestatie », « Graveren », « Zeefdruk », « Steendrukkunst », « Fotografie », « Kunsten in de openbare ruimte », « Stedelijke ruimte », « Milieubeelden », « Tapijtwerkerskunst », « Design en Mode-ontwerpen », « Textiel design », « Typografie », « Boekbinden », « Illustratie », « Beeldverhaal », « Reclamekunst », « Visuele en grafische communicatie », « Grafiek », « Scenografie », « Animatiefilm », « Videofilm », « Digitale kunsten » en « Bewaring, restauratie van kunstvoorwerpen » zijn : »;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Buiten de uren opgenomen in dit minimaal lesrooster worden er, voor het behalen van de graad van "master in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten", bijkomende uren onderwijsactiviteiten georganiseerd die nodig zijn om aan de verplichtingen bedoeld in artikel 18 te beantwoorden en die aan de vrije keuze van de inrichtende macht van de hogere kunstschool worden overgelaten.
Art. 62.Het opschrift van de afdeling 1 van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 1. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « overgangsbachelor in de muziek ».
Art. 63.In artikel 21, eerste en tweede leden, van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 64.In artikel 23, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 65.In artikel 24, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 66.In artikel 25, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 67.In artikel 26, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 68.In artikel 27, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 69.In artikel 28, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 70.Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « master in de muziek ».
Art. 71.In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In de eerste en tweede leden wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master »;2° Het volgende lid wordt ingevoegd na het tweede lid : « Deze studies omvatten : - ofwel een minimum van 300 uren specifieke onderwijsactiviteiten voor de gespecialiseerde en grondige finaliteiten; - ofwel een minimum van 300 uren onderwijsactiviteiten overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 tot organisatie van de aggregatie voor hoger secundair onderwijs in de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, voor didactische doeleinden. » 3° In het derde lid, dat het vierde lid is geworden, wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 72.In artikel 30, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 73.In artikel 31, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 74.In artikel 32, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 75.In artikel 33, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 76.In artikel 34, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 77.In artikel 35, tweede en derde leden, van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 78.In artikel 36, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 79.In hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt een afdeling III ingevoegd met de artikelen 36 bis en 36 ter, luidend als volgt : « Afdeling 3. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « bachelor van het korte type in de muziek ».
Art. 36bis.De studies die leiden tot het behalen van de graad van bachelor van het korte type in de muziek omvatten ten minste 600 lesuren per studiejaar.
Art. 36ter.De verplichte leergangen die leiden tot het behalen van de graad van « bachelor van het korte type in de muziek » studierichting « aggregatie van het lager secundair onderwijs » zijn : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De uren opgenomen in het minimaal lesrooster worden over de drie studiejaren verdeeld.
Buiten de uren opgenomen in dit minimaal lesrooster worden er, voor het behalen van deze graad, 480 lesuren georganiseerd die aan de vrije keuze van de inrichtende macht van de hogere kunstschool worden overgelaten. »
Art. 80.Het opschrift van de afdeling 1 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 1. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « bachelor in de toneelkunst en in de woordkunsten » ».
Art. 81.In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».2° In het derde lid wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 82.Het opschrift van de afdeling 2 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « master in de toneelkunst en in de woordkunsten » ».
Art. 83.In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master »;2° Er wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « Wanneer deze studies in twee jaar georganiseerd worden, moeten ze bovendien het volgende omvatten : - ofwel een minimum van 300 uren specifieke onderwijsactiviteiten voor de gespecialiseerde en grondige finaliteiten - ofwel een minimum van 300 uren onderwijsactiviteiten overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 tot organisatie van de aggregatie voor hoger secundair onderwijs in de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, voor de didactische finaliteit » Art.84. In artikel 40 van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 85.Het opschrift van de afdeling 1 van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 1. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « bachelor van het korte type in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie" ».
Art. 86.In artikel 41 van hetzelfde besluit wordt het woord « gegradueerde » vervangen door de woorden « bachelor van het korte type ».
Art. 87.In artikel 42 van hetzelfde besluit wordt het woord « gegradueerde » vervangen door de woorden « bachelor van het korte type ».
Art. 88.Het opschrift van de afdeling 2 van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « bachelor in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie" ».
Art. 89.In artikel 43 van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 90.In artikel 44 van hetzelfde besluit wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor ».
Art. 91.Het opschrift van de afdeling 3 van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 3. - Studies die leiden tot het behalen van de graad van « master in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie" ».
Art. 92.In artikel 45 van hetzelfde besluit wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master ».
Art. 93.In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In de eerste en tweede leden wordt het woord « licentiaat » vervangen door het woord « master »;2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « Wanneer deze studies in twee jaar georganiseerd worden, moeten ze bovendien het volgende omvatten : - ofwel een minimum van 300 uren specifieke onderwijsactiviteiten voor de gespecialiseerde en grondige finaliteiten; - ofwel een minimum van 300 uren onderwijsactiviteiten overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 tot organisatie van de aggregatie voor hoger secundair onderwijs in de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, voor de didactische finaliteit ».
HOOFSTUK IV. - Wijzigingen in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 houdende organisatie van het examen voor de toelating in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 94.Artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 houdende organisatie van het examen voor de toelating in de hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.De zittijd voor de toelating tot de studies in het hoger kunstonderwijs wordt elk jaar, tussen 1 mei en 1 juni en tussen 25 juni en 21 september, georganiseerd in elke hogere kunstschool.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « zittijd voor de toelating » de periode waarin de toelatingsproeven georganiseerd kunnen worden.
Een hogere kunstschool kan verschillende toelatingsproeven organiseren voor eenzelfde studierichting tijdens eenzelfde zittijd voor de toelating.
De toelatingsproef voor eenzelfde studierichting duurt maximaal twee weken. »
Art. 95.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt, luidend als volgt : « De Minister kan de afgevaardigde bedoeld in artikel 34bis van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten) machtiging verlenen om de toelatingsproeven en de beraadslagingen van de examencommissies van de toelatingsproeven bij te wonen. Deze afgevaardigde zorgt voor het regelmatig verloop van de handelingen.
Hij heeft een raadgevende stem. »
Art. 96.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt, luidend als volgt : « Als hij zich in het eerste jaar wil inschrijven van een andere hogere kunstschool of in een andere studierichting wanneer hij niet geslaagd is voor het eerste jaar van de eerste studiecyclus, is hij ertoe gehouden een toelatingsproef opnieuw af te leggen. » HOOFDSTUK V. - Wijziging in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2003 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Gelijkstellingscommissie voor bekwaamheidsbewijzen, opgericht bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 september 2002 houdende toepassing van artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs
Art. 97.Artikel 2 van het huishoudelijk reglement van de Gelijkstellingscommissie voor bekwaamheidsbewijzen van het hoger kunstonderwijs, gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2003 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Gelijkstellingscommissie voor bekwaamheidsbewijzen, opgericht bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 september 2002 houdende toepassing van artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, wordt vervangen als volgt : « Elke aanvraag tot gelijkstelling, verhoor door de Commissie alsook elke latere mededeling moeten per aangetekende brief gestuurd worden aan de Voorzitter van de Commissie, Algemene Directie niet-verplicht onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van de Franse Gemeenschap, Adolphe Lavalléestraat 1, B-1080 Brussel. » HOOFDSTUK VI. - Wijziging in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 september 2002 houdende toepassing van artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs
Art. 98.In artikel 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 september 2002 houdende toepassing van artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 4, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « -hoger diploma van blokfluit » 2° er wordt een § 6 ingevoegd, luidend als volgt : « § 6.De houders van een bekwaamheidsbewijs dat niet opgenomen wordt in de vorige paragrafen, kunnen in aanmerking komen voor een gelijkstelling met de graad van kandidaat of licentiaat in de muziek door de Minister, op gunstig advies van de Gelijkstellingscommissie. »
Art. 99.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, eerste lid, 1° worden de woorden « van ten minste rang 15 » vervangen door de woorden « van ten minste rang 12 ».b) § 1 wordt aangevuld met het volgende lid, luidend als volgt : « Naast de leden bedoeld in het eerste lid wijst de Regering twee uitzonderlijke waarnemers van de Regering aan, met raadgevende stem, voor een hernieuwbare termijn van vier jaar.» HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 tot organisatie van de aggregatie voor hoger secundair onderwijs in de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 100.Artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 september 2003 tot organisatie van de aggregatie voor hoger secundair onderwijs in de Hogere Kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt vervangen als volgt : « Het vormingsprogramma van alle studenten die ingeschreven zijn voor studies van aggregatie van het hoger secundair onderwijs omvat de vier lijnen bedoeld in artikel 4 van dit besluit.
De vorming bedraagt ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten.
Een derde van het volume van de vorming wordt geaffecteerd door de hogere kunstscholen die de aggregatie organiseren voor onderwijsactiviteiten die ze volledig autonoom bepalen.
De vorming wordt georganiseerd voor de studenten die houder zijn van een diploma van licentiaat of van master uitgereikt door een hogere kunstschool of die er ingeschreven zijn voor het bekomen van het diploma van licentiaat of het diploma van master met didactische doeleinden.
Wanneer de vorming in een master met didactische doeleinden geïntegreerd wordt, kan ze ofwel verspreid worden over twee jaar van het master, ofwel gegeven worden uitsluitend op het laatste jaar.
In de andere gevallen kan de vorming over twee jaar verspreid worden. »
Art. 101.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.De sociologische en culturele kennis benaderen inzonderheid : 1. aspecten van de opvoedingspolitiek;2. aspecten van de opvoedingssociologie;3. aspecten van de analyse van de schoolinstelling en zijn optredende personen;4. de juridische, administratieve en deontologische aspecten van het leraarsberoep;5. aspecten van de culturele diversiteit;6. aspecten van de principes van neutraliteit;7. aspecten betreffende de aanwezigheid van de kunst en de kunstenaar in de schoolomgeving.»
Art. 102.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden « de tiener » vervangen door de woorden « de leerling ».
Art. 103.In hetzelfde besluit wordt een artikel 11 bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 11bis.Het model en de vermelding van het aggregatiediploma worden in de bijlage bij dit besluit vastgesteld. Het diploma vermeldt het domein, de afdeling, de studierichting of de finaliteit van oorspronkelijke vorming van de student.
Voor het domein van de muziek vermeldt het ook de eventuele specialisatie die gevolgd wordt tijdens de aggregatie en die aanleiding geeft tot de ambten van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan waarvoor er geen rechtstreeks overeenstemmende oorspronkelijke vorming bestaat in het hoger kunstonderwijs. » Titel 2. - Opheffingsbepalingen
Art. 104.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 betreffende de samenwerkingsovereenkomsten voor de organisatie van gemeenschappelijke studies gesloten tussen de Hogere Kunstscholen of tussen een Hogere Kunstschool en één of meer andere instellingen, wordt opgeheven.
Titel 3. - Slotbepalingen
Art. 105.Dit besluit treedt in werking jaar na jaar, met uitzondering van de eerste drie academiejaren, waarvoor het op 15 september 2006 in werking treedt.
Met uitzondering van het vorige lid treden de hoofdstukken I, IV tot VII van dit besluit en de artikelen 4, 9 tot 11, 20, 21, 25 en 26 op 15 september 2006 in werking.
Art. 106.De Minister tot wier bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, wordt belast met de toepassing van dit besluit.
Brussel, 31 augustus 2006.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET