gepubliceerd op 17 oktober 2002
Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen
20 DECEMBER 2001. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
Gelet op het programmadecreet van de Raad van het Waalse Gewest van 19 december 1996 houdende verschillende maatregelen inzake financiën, tewerkstelling, milieu, gesubsidieerde werken, huisvesting en sociale actie, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het decreet van de Raad van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake tewerkstelling en opgravingen;
Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap van 10 mei 1999 betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake tewerkstelling en opgravingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1988 tot verruiming van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen te werk zijn gesteld, gewijzigd bij de besluiten van 3 december 1992, 14 januari 1993, 3 februari 1994, 6 oktober 1994, 8 december 1994, 30 maart 1995, 11 mei 1995, 31 oktober 1996, 27 januari 1998, bij het decreet van 5 februari 1998 en de besluiten van 2 april 1998 en 4 maart 1999;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de gesubsidieerde contractuelen (Geco's) aangesteld voor de exploitatie van containerparken;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest, gegeven op 10 oktober 2001;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap, gegeven op 15 oktober 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 december 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister bevoegd inzake Financiën en Begroting;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende de dwingende noodzaak, de werkgevers en werknemers, in het kader van verscheidene tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor plaatselijke besturen, de voorwaarden en modaliteiten voor de erkenning en subsidiëring van deze maatregelen door de Duitstalige Gemeenschap vóór het begin van het kalenderjaar 2002 bindend mede te delen, daar de oorspronkelijk door het Waalse Gewest geformuleerde voorwaarden en modaliteiten op 31 december 2001 ongeldig worden en dat de ministeriële toestemming voor de eruit voortvloeiende projecten derhalve op deze datum vervalt;
Op de voordracht van de Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Ministerie : het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, Afdeling « Vorming, Werkgelegenheid en Europese programma's »;2° de Minister : de Minister van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd
inzake Werkgelegenheid;3° de Dienst voor arbeidsbemiddeling : de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap;4° het koninklijk besluit nr.474 : het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; 5° het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;6° het plaatselijk bestuur : het bestuur dat onder het toepassingsgebied van artikel 1 van het koninklijk besluit nr.474 valt, alsmede de meergemeentenzone van de lokale politie met toepassing van artikel 9 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; 7° de geco's : de in artikel 2, lid 2, van het koninklijk besluit nr. 474 gedefinieerde contractuele werknemers. HOOFDSTUK II. - Bestemming
Art. 2.§ 1. Binnen de perken van de overeenkomstig artikel 10 vastgelegde begrotingsmiddelen van de Duitstalige Gemeenschap kunnen de gemeenten van de Duitstalige Gemeenschap, door middel van een overeenkomst afgesloten tussen een gemeente enerzijds en de Minister anderzijds, een tegemoetkoming in de loon- en weddekosten verkrijgen voor de tewerkstelling van de geco's bepaald in hoofdstuk III. § 2. Het maximaal aantal voltijdsequivalente geco's per gemeente, overeenkomstig artikel 10, §§ 2 tot 5, in punten vastgelegd, staat ter beschikking van de gemeenten met het oog op de al dan niet gehele overdracht aan andere plaatselijke besturen die op het gebied van de gemeente of voor haar werkzaam zijn. Deze overdracht wordt vastgesteld in de overeenkomst waarin § 1 voorziet.
Deze overdracht betreft bovendien alle rechten en plichten van de gemeente voortvloeiend uit de toepassing van dit besluit en van artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 3, artikel 4, §§ 1 en 3, artikel 5, § 2, lid 2, alsmede van de artikelen 6 tot 8 van het koninklijk besluit nr. 474. § 3. Binnen de perken van de overeenkomstig artikel 11 vastgelegde begrotingsmiddelen van de Duitstalige Gemeenschap kunnen de plaatselijke besturen die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn, door middel van een overeenkomst afgesloten met de Minister, een tegemoetkoming in de loon- en weddekosten overeenkomstig artikel 11 verkrijgen voor de geco's die als personeel of als coördinatiepersoneel in het kader van specifieke tewerkstellingsprojecten in dienst genomen worden. § 4. Binnen de perken van de overeenkomstig artikel 12 vastgelegde begrotingsmiddelen van de Duitstalige Gemeenschap kunnen de meergemeentenzones van de lokale politie die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn, door middel van een overeenkomst afgesloten met de Minister, een tegemoetkoming in de loon- en weddekosten overeenkomstig artikel 12 verkrijgen voor de geco's die in het kader van het administratief en logistiek werk van de politiezones in dienst genomen worden. § 5. De meergemeentenzones van de lokale politie mogen het recht op een tegemoetkoming in de loon- en weddekosten, geopend bij § 2, slechts voor de werknemers genieten die overeenkomstig artikel 118 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus niet tot het statutair administratief of logistisch personeel behoren. HOOFDSTUK III. - De geco's
Art. 3.Kunnen geco-banen bezetten de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die voor elke weekdag werkloosheids- of wachtuitkeringen genieten, en de met hen gelijkgestelde personen, met name : 1° de werklozen bedoeld in artikel 30, lid 3, 7°, en in artikel 42, § 2, 9°, van het koninklijk besluit;2° de deeltijdse werklozen bedoeld in artikel 29 van het koninklijk besluit;3° de werklozen die voorlopig werkloosheidsuitkeringen ontvangen;4° de werknemers die in een onderneming voor aangepast werk tewerkgesteld zijn en de werknemers die in dezelfde ondernemingen tewerkgesteld zijn overeenkomstig artikel 78 van het koninklijk besluit;5° de rechthebbenden op een inkomensvervangende of integratietegemoetkoming overeenkomstig de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;6° de werklozen van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst is overeenkomstig de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit;7° de werklozen bedoeld in de artikelen 89 of 90 van het koninklijk besluit;8° de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die een door de Dienst voor arbeidsbemiddeling, het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's of door de Dienst voor de personen met een handicap georganiseerde of erkende beroepsopleiding volgen;9° de rechthebbenden op het bestaansminimum bedoeld in de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, alsook de werknemers tewerkgesteld in het kader van de artikelen 60, § 7, en 61, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;10° de rechthebbenden op sociale hulp die wegens hun nationaliteit geen recht hebben op het bestaansminimum en ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister;11° de werknemers tewerkgesteld in het derde arbeidscircuit;12° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr.258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen; 13° de werknemers tewerkgesteld als geco's;14° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het Interdepartementaal begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector;15° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het decreet van 19 mei 1994 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen;16° de werknemers tewerkgesteld overeenkomstig het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma, alsmede de werknemers die in dienst genomen worden met toepassing van het koninklijk besluit van 14 oktober 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1998 houdende regeling van de tegemoetkoming in de loonkosten voor de werknemers van gemeenten behorend tot het Duitse taalgebied, tewerkgesteld in het kader van een doorstromingsprogramma;17° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het decreet van 31 mei 1990 houdende instelling van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid dat speciaal bestemd is voor langdurige werklozen in de niet-commerciële sector;18° de werknemers tewerkgesteld in het kader van de startbaanovereenkomst, ingevoerd bij hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid. De rechtspositie van de personen bedoeld in het eerste lid op de dag vóór de uitvoering van het verdrag wordt in aanmerking genomen.
Wordt het verdrag van de geco zonder onderbreking uitgevoerd wegens opeenvolgende arbeidsovereenkomsten die bij dezelfde werkgever voor een gelijkwaardige taak gesloten zijn, dan moeten de voorwaarden bepaald in het eerste lid en waaraan de geco moet voldoen, op de dag vóór de eerste uitvoering van het verdrag na 31 december 2001 vervuld zijn.
Art. 4.De geco's, behalve degenen bedoeld in artikel 7, lid 1, 4°, worden bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling als werkzoekenden ingeschreven. Zij hebben het recht, met behoud van hun wedde, van hun werkplaats afwezig te zijn om in te gaan op werkaanbiedingen. Zij zijn er echter toe verplicht een attest van de mogelijke werkgever in te dienen waarop datum en tijdstip van het gesprek vermeld zijn.
Het afwezigheidsrecht bedoeld in vorig lid mag één of twee keer per week gebruikt worden, voor zover de totale duur van de afwezigheden op één week de duur van een werkdag niet overschrijdt. HOOFDSTUK III.- Toelagen
Art. 5.Binnen de perken van de te dien einde door de Duitstalige Gemeenschap vrijgestelde begrotingsmiddelen bedraagt de maximale jaarlijkse toelage euro 5.100 per voltijdsequivalent voor de tewerkstelling van een geco die aan de voorwaarden bepaald in artikel 3 voldoet.
Art. 6.Binnen de perken van de te dien einde door de Duitstalige Gemeenschap vrijgestelde begrotingsmiddelen bedraagt de maximale jaarlijkse toelage euro 10.200 per voltijdsequivalent voor de tewerkstelling van een geco die aan de voorwaarden van artikel 3 beantwoordt en 1° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 12 maanden lang zonder onderbreking volledig uitkeringsgerechtigde werkloze was;2° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 9 maanden lang zonder onderbreking bestaansminimumtrekker of bijstandsgerechtigde was;3° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 45 jaar oud is en ten minste 6 maanden lang zonder onderbreking volledig uitkeringsgerechtigde werkloze was;4° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 12 maanden lang in het kader van de tewerkstellingsbevorderende maatregel bedoeld in artikel 3, 16°, zonder onderbreking tewerkgesteld was;5° op de dag vóór de verlenging van zijn tewerkstelling geco was in het kader van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen te werk zijn gesteld, en voor de tewerkstelling van wie het plaatselijk bestuur met toepassing van hetzelfde besluit 2 punten gebruikte. De jaarlijkse toelage toegekend op basis van de voorwaarde bepaald in het vorige lid onder punt 5° mag slechts voor één arbeidsovereenkomst op de hele loopbaan van de werknemer gelden.
Voor de toepassing van vorig lid mogen twee vóór 31 december 2001 tegelijk lopende arbeidsovereenkomsten voor een deeltijdse betrekking in totaal ten hoogste voor één voltijdsequivalent gelden.
Art. 7.Binnen de perken van de te dien einde door de Duitstalige Gemeenschap vrijgestelde begrotingsmiddelen bedraagt de maximale jaarlijkse toelage euro 15.300 per voltijdsequivalent voor de tewerkstelling van een geco die aan de voorwaarden van artikel 3 beantwoordt en 1° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 36 maanden lang zonder onderbreking volledig uitkeringsgerechtigde werkloze was;2° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 18 maanden lang zonder onderbreking bestaansminimumtrekker of bijstandsgerechtigde was;3° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 45 jaar oud is en ten minste 12 maanden lang zonder onderbreking volledig uitkeringsgerechtigde werkloze was;4° op de dag vóór zijn indiensttreding ten minste 55 jaar oud is en ten minste 6 maanden lang zonder onderbreking volledig uitkeringsgerechtigde werkloze was;5° op de dag vóór de verlenging van zijn tewerkstelling geco was in het kader van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen te werk zijn gesteld, en voor de tewerkstelling van wie het plaatselijk bestuur met toepassing van hetzelfde besluit 3 punten gebruikte. De jaarlijkse toelage toegekend op basis van de voorwaarde bepaald in het vorige lid onder punt 5° mag slechts voor één arbeidsovereenkomst op de hele loopbaan van de werknemer gelden.
Voor de toepassing van vorig lid mogen twee vóór 31 december 2001 tegelijk lopende arbeidsovereenkomsten voor een deeltijdse betrekking in totaal ten hoogste voor één voltijdsequivalent gelden.
Art. 8.Voor de toepassing van de artikelen 6 en 7 geldt als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze degene die niet door een arbeidsovereenkomst gebonden is en zonder onderbreking voor elke weekdag, met uitzondering van zondag, werkloosheids- of wachtuitkeringen geniet.
Volgende periodes gelden niet als « onderbrekingsperiodes », wat de uitbetaling van de in de artikelen 6 en 7 bepaalde prestaties ten laste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betreft : 1° de periodes waarvoor een uitkering werd betaald overeenkomstig de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;2° de periodes van hechtenis of gevangenzitting;3° de andere onderbrekingen met een maximale duur van minder dan drie volledige maanden, met inbegrip van de periodes van tewerkstelling;4° de periodes waarvoor het bestaansminimum met toepassing van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum uitbetaald werd;5° de periodes waarvoor de sociale hulp uitbetaald werd aan personen die wegens hun nationaliteit geen recht hebben op het bestaansminimum en ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister. De periodes waarvoor de prestaties bedoeld in lid 1 ten laste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening uitbetaald werden en de periodes bepaald onder de punten 1° tot 3° van vorig lid gelden niet als onderbrekingsperiodes voor de in de artikelen 6 en 7 bepaalde rechthebbenden op het bestaansminimum of op de sociale hulp.
Voor de toepassing van voorliggend artikel worden de activiteiten uitgeoefend door de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen ofwel krachtens de artikelen 78 resp. 79 van het koninklijk besluit in een beschut werkplaats of een voor de toepassing van artikel 78 van het koninklijk besluit ermee gelijkgestelde instelling ofwel in een Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschap niet beschouwd als activiteiten uitgevoerd in het kader van een arbeidsovereenkomst.
Art. 9.§ 1. Bij deeltijdse indienstneming worden de in de artikelen 5, 6, lid 1, 7, lid 1 en 11, § 1, lid 1, bepaalde bedragen naar rato van de arbeidsduur van de geco verminderd. § 2. - Vanaf 1 januari 2003 mogen de in de artikelen 5, 6, lid 1, 7, lid 1 en 11, § 1, lid 1, bepaalde bedragen jaarlijks op 1 januari door de Minister worden gekoppeld aan de ontwikkeling van het gezondheidsindex van de maand november van de laatste 2 jaar (basis 1996). § 3. - De Regering kan de bedragen bepaald in de artikelen 5, 6, lid 1, 7, lid 1 en 11, § 1, lid 1, van voorliggend besluit met een coëfficiënt vermenigvuldigen om ze aan de door de Duitstalige Gemeenschap vrijgestelde begrotingskredieten aan te passen. HOOFDSTUK V. - Vastlegging van het aantal voltijdsequivalente geco-banen
Art. 10.§ 1. Per voltijdsequivalent wordt de tegemoetkoming in de loon- en weddekosten van de geco's, behalve het coördinatiepersoneel van de bijkomende dotatie voor specifieke projecten, voor elke gemeente vastgelegd naargelang de haar toegekende punten, waarbij a) het bedrag bepaald in artikel 5 voor 1 punt geldt;b) het bedrag bepaald in artikel 6 voor 2 punten geldt;c) het bedrag bepaald in artikel 7 voor 3 punten geldt. § 2. De gemeenten verkrijgen punten in het kader van : a) een basisdotatie voor de berekening waarvan het aantal punten dat op het gemeentelijk vlak in het jaar 2000 werkelijk gebruikt werd, als basis dient.Vanaf 1 januari 2002 wordt de basisdotatie door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap op een driejaarlijkse ritme vastgelegd; b) een eerste bijkomende dotatie die voor elke gemeente resulteert uit de verhouding tussen enerzijds de volgende parameters : het bevolkingscijfer, het aantal bestaansminimumtrekkers en het aantal werklozen en anderzijds het totaal aantal personen die in de Duitstalige Gemeenschap de criteria van de verschillende parameters vervullen. § 3. Voor de periode tussen 1 januari 2002 en 31 december 2004 wordt een totaal aantal van 356 punten - als basisdotatie - ter beschikking van de gemeenten van de Duitstalige Gemeenschap gesteld; deze punten worden tussen de gemeenten verdeeld naargelang het door of voor deze gemeenten in het jaar 2000 werkelijk gebruikt aantal punten.
De punten van een gemeente die door overdracht aan andere plaatselijke besturen gebruikt worden, worden de betrokken gemeenten toegekend op voorwaarde dat zij voor het behoud van de door de verkrijgers gebruikte punten zorgen, indien deze verkrijgers op het ogenblik van de indiening van de overeenkomst bij het Ministerie niets anders hebben bepaald. § 4. Voor de periode tussen 1 januari 2002 en 31 december 2004 bedraagt het overeenkomstig § 3 per gemeente toegekend aantal punten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 5. Wat de eerste bijkomende dotatie betreft, wordt een bijkomend aantal punten dat door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap - binnen de perken van de ter hare beschikking gestelde begrotingskredieten - per gemeente vastgelegd wordt, met toepassing van de volgende parameters, in verhouding tot het totaal aantal personen die in de Duitstalige Gemeenschap de criteria van de verschillende parameters vervullen, onder de gemeenten verdeeld.
Het bijkomend aantal punten wordt op basis van de volgende verdelingscriteria toegekend die dezelfde weging hebben : a) de bevolkingsgraad, d.w.z. de verhouding tussen het bevolkingscijfer van de gemeente en de gezamenlijke bevolking van de Duitstalige Gemeenschap; b) de graad van de bestaansminimumtrekkers, d.w.z. de verhouding tussen het aantal bestaansminimumtrekkers van de gemeente en het globaal aantal bestaansminimumtrekkers van de Duitstalige Gemeenschap; c) de werkloosheidsgraad, d.w.z. de verhouding tussen het aantal niet-tewerkgestelden, bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap als werkzoekenden ingeschreven, en het globaal aantal van deze werkzoekenden in de Duitstalige Gemeenschap.
Deze verdelingscriteria worden op basis van de statistieken van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (stand op 1 januari van het voorlaatste kalenderjaar vóór de nieuwe driejarige overeenkomst), van de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap resp. van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu (stand op 31 december van het voorlaatste kalenderjaar vóór de nieuwe driejarige overeenkomst) vastgelegd.
Voor elke percentage-eenheid die door een gemeente voor elk in § 5 a), b), c) opgenomen verdelingscriterium bereikt wordt, verkrijgt die gemeente 1/300 van het totaal aantal punten van de eerste bijkomende dotatie.
Voor de periode tussen 1 januari 2002 en 31 december 2004 bedragen de overeenkomstig lid 2 vastgelegde percentages : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 6. Voor de periode tussen 1 januari 2002 en 31 december 2004 wordt het bijkomende aantal punten dat in het kader van de eerste bijkomende dotatie ter beschikking wordt gesteld, op 30 per jaar vastgelegd. § 7. Om een effect op de tewerkstelling van bestaansminimumtrekkers te bereiken wordt de verdeling van de eerste bijkomende dotatie echter afhankelijk gemaakt van een minimaal jaarlijks engagement van de gemeente op het vlak van de indienstneming van personen in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Dit minimaal jaarlijks engagement beloopt in effectief gebruikte voltijdsequivalenten een contingent van 5% in verhouding tot het aantal bestaansminimumtrekkers van de gemeente, waarbij de situatie op 31 december van het voorlaatste jaar vóór de toepassing van het betrokken jaarlijks minimaal engagement in aanmerking wordt genomen; het resultaat wordt naar de hogere eenheid afgerond, als de eerste decimaal ten minste 5 beloopt.
Onafhankelijk van deze berekeningswijze beloopt bovenvermeld contingent ten minste één door de gemeente effectief gebruikte voltijdsequivalent.
Art. 11.§ 1. Binnen de perken van de te dien einde beschikbare begrotingsmiddelen kan de Minister de plaatselijke besturen een bijkomende dotatie voor specifieke projecten toekennen. Deze tweede bijkomende dotatie mag voor de indienstneming van geco's als personeel of coördinatiepersoneel dienen, voor zover in de tussen de Minister en het plaatselijk bestuur afgesloten overeenkomst vermeld wordt dat men, naargelang de vereisten van het project, houder moet zijn van een diploma of eindgetuigschrift overeenstemmend met het uit te oefenen ambt ofwel een dienovereenkomstige beroepservaring kan bewijzen.
Voor de geco's tewerkgesteld in het kader van een project die niet voor coördinatietaken aangesteld worden, gelden de voeten vastgelegd krachtens de artikelen 5 tot 7. Voor de geco's tewerkgesteld als coördinatiepersoneel in het kader van dit project kan een bedrag van euro 17.400 per voltijdsequivalent toegekend worden als maximale jaarlijkse tegemoetkoming in de loon- en weddekosten.
De in het eerste lid bedoelde maximale tegemoetkoming mag slechts voor geco's dienen die tewerkgesteld worden voor projecten die aan een sociale behoefte beantwoorden, de solidariteit bevorderen, de sociale uitsluiting van personen voorkomen of tot de verbetering van de levenskwaliteit bijdragen.
Worden o.a. geacht deze criteria te vervullen : a) projecten m.b.t. het onthaal van kinderen van 0 tot 3 jaar tijdens de werkuren van de ouders; b) projecten m.b.t. het onthaal van kinderen van 3 tot 12 jaar na de schooluren, op feestdagen en tijdens de schoolvakanties; c) projecten die contacten tussen de generaties bevorderen; d) projecten m.b.t. de hulp aan de gehandicapten en bejaarden; e) projecten m.b.t. de bestrijding van de xenofobie; f) projecten m.b.t. de duurzame en milieuvriendelijke ontwikkeling, met uitzondering van de containerparken; g) projecten uitgevoerd in het kader van het algemeen sociaal plan; h) projecten uitgevoerd in het kader van het gemeentelijk plan m.b.t. de werkgelegenheid.
Voor de geco's tewerkgesteld voor projecten uitgevoerd in het kader van het algemeen sociaal plan of van het gemeentelijk plan m.b.t. de werkgelegenheid is de toelage tot 1 punt per voltijdsequivalent beperkt. § 2. Als tweede bijkomende dotatie wordt een bijkomend aantal punten dat de Regering van de Duitstalige Gemeenschap binnen de perken van de ter hare beschikking gestelde begrotingskredieten vastlegt, met het oog op specifieke tewerkstellingsprojecten verdeeld. § 3. De punten van de tweede bijkomende dotatie worden toegekend op basis van de evaluatie van de projecten op grond van de volgende criteria : a) de dekkingsgraad van de sociale behoeften in de Duitstalige Gemeenschap;b) de aspecten van het project die op het sociaal en professioneel vlak kwalificerend zijn;c) de inachtneming van de principes van een duurzame ontwikkeling; d) de naleving door de werkgever van de financiële verplichtingen t.o.v. de Rijksdienst voor sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, de openbare besturen in het algemeen en de Europese Unie; e) de toestand op de arbeidsmarkt in de Duitstalige Gemeenschap;f) de prioriteitsorde van de projecten die op basis van de onder a) en e) vermelde criteria moet worden vastgelegd binnen de perken van de te dien einde door de Duitstalige Gemeenschap vrijgestelde begrotingskredieten.
Art. 12.Naast de punten die overeenkomstig artikel 2, § 2, door de verschillende lid-gemeenten overgedragen worden en de punten die overeenkomstig artikel 2, § 3, voor specifieke tewerkstellingsprojecten toegekend worden, mogen de meergemeentenzones van de lokale politie een bijkomende dotatie verkrijgen voor de tewerkstelling van geco's om het administratief en/of logistisch werk van de politiezones te ondersteunen.
De meergemeentezone van de lokale politie die de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith omvat, mag tot 2 punten per jaar vragen.
De meergemeentezone van de lokale politie die de gemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren omvat, mag tot 3,5 punten per jaar vragen.
De aanvragen kunnen voor een hernieuwbare termijn van ten hoogste 3 jaar goedgekeurd worden. HOOFDSTUK VI. - Cumulatie en vermindering van het aantal punten
Art. 13.§ 1. Om een effect op de tewerkstelling te bereiken, mogen de punten toegekend als tweede bijkomende dotatie niet gecumuleerd worden met de punten toegekend voor één en dezelfde geco in het kader van de basisdotatie en van de eerste bijkomende dotatie. § 2. Het plaatselijk bestuur gebruikt geen punt, als het geco's tewerkstelt in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de gesubsidieerde contractuelen (Geco's) aangesteld voor de exploitatie van containerparken. § 3. Voor de vanaf 1 januari 2005 afgesloten overeenkomsten en voor duur van de betrokken overeenkomsten, vastgelegd overeenkomstig artikel 14, wordt het overeenkomstig hoofdstuk V toegekend aantal punten verminderd, indien de gemeente of het ander plaatselijk bestuur tijdens de drie kalenderjaren vóór het laatste geldigheidsjaar van de laatste overeenkomst het totaal gemiddeld personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, niet ten minste op zijn niveau van het jaar 2000 gehandhaafd heeft.
Indien het totaal gemiddeld personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, lager ligt, dan worden de overeenkomstig de basisdotatie of de eerste bijkomende dotatie vastgelegde punten met een dienovereenkomstig percentage verminderd.
Indien het gemiddeld statutair personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, hoger ligt, dan wordt de in vorig lid bedoelde vermindering beperkt tot het verschil tussen het in vorig lid bedoelde percentage en het tweevoud van het percentage waarmee het gemiddeld statutair personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, toenam.
Het totaal gemiddeld personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, wordt berekend over de drie kalenderjaren vóór het laatste geldigheidsjaar van de laatste overeenkomst, op basis van de gegevens van de driemaandelijkse statistieken, zoals medegedeeld aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten.
Volgende personen worden niet in aanmerking genomen voor de bovenvermelde berekening : 1° het onderwijzend personeel;2° het personeel dat met toepassing van de startbaanovereenkomst, ingevoerd bij hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid tewerkgesteld is; 3°de werknemers tewerkgesteld overeenkomstig het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma, alsmede de werknemers die in dienst genomen worden met toepassing van het koninklijk besluit van 14 oktober 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1998 houdende regeling van de tegemoetkoming in de loonkosten voor de werknemers van gemeenten behorend tot het Duitse taalgebied, tewerkgesteld in het kader van een doorstromingsprogramma; 4° de geco's;5° de bestaansminimumtrekkers die overeenkomstig artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tewerkgesteld zijn;6° het ziekenhuispersoneel;7° de vrijwillige brandweerlieden;8° het personeel opgenomen in het operationeel kader en in het administratief en het logistisch kader van de zones van de lokale politie. Indien slechts de tweede bijkomende dotatie voor één of twee jaar aan een plaatselijk bestuur wordt toegekend, dan wordt het totaal gemiddeld personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, berekend over één, twee of drie kalenderjaren vóór het laatste geldigheidsjaar van de laatste overeenkomst, op basis van de gegevens van de driemaandelijkse statistieken, zoals medegedeeld aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, met uitzondering van het in § 3, lid 5, 1° tot 8°, vermeld personeel. HOOFDSTUK VII. - Procedure
Art. 14.§ 1. De overeenkomsten bedoeld in artikel 2, § 1, gelden voor een hernieuwbare termijn van drie jaar en stemmen overeen met het model opgenomen in de bijlage I. § 2. De overeenkomsten bedoeld in artikel 2, §§ 3 en 4, gelden voor drie jaar en stemmen overeen met het model opgenomen in de bijlage II.
Art. 15.§ 1. In afwijking van artikel 14 en mits inachtneming van de procedure bepaald in de §§ 2 tot 4 alsmede in artikel 17 mogen de overeenkomsten één keer per jaar op verzoek van de gemeente, ingediend ten minste drie maanden vóór de teldag 1 februari, gewijzigd worden met het oog op de overdracht van de punten van de gemeente naar de andere plaatselijke besturen. § 2. Ten laatste drie maanden voor het aflopen van de bestaande overeenkomst dient de gemeente bij het Ministerie het ontwerp van de overeenkomst in op het op verzoek door het Ministerie toegezonden formulier. § 3. Vóór de toezending aan de gemeente vermeldt het Ministerie het maximaal aantal geco's overeenkomstig de in artikel 10 opgenomen criteria. § 4. In afwijking van § 2 moeten de aanvragen met het oog op het afsluiten van de overeenkomsten voor de jaren 2002 tot 2004 ten laatste op 31 maart 2002 ingediend worden.
Art. 16.§ 1. Voor zover de verkrijger van de overgedragen punten op het ogenblik van de indiening van de overeenkomst bij het Ministerie niets anders heeft bepaald, betreffen de in artikel 2, § 1, bedoelde overeenkomsten tussen de gemeenten en andere plaatselijke besturen en de Minister in elk geval : 1° de overdracht van de punten door de gemeenten aan de andere plaatselijke besturen met het oog op het behoud door deze laatsten van de punten gebruikt krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen te werk zijn gesteld, en dit binnen de perken van het aan de verschillende gemeenten overeenkomstig artikel 10 toegekend maximaal aantal geco-banen;2° de punten die bovenop, overeenkomstig artikel 2, § 1, door de verschillende gemeenten overgedragen worden aan de plaatselijke besturen die op hun gebied werkzaam zijn. § 2. Om een beroep te kunnen doen op de punten die een gemeente vanaf 1 januari 2005 aan een ander plaatselijk bestuur overdraagt, moet de verkrijger van de overgedragen punten tijdens het kalenderjaar, de twee of de drie kalenderjaren vóór het laatste geldigheidsjaar van de laatste overeenkomst - naargelang deze overeenkomstig de artikelen 14, § 1 en 15, § 1, één, twee of drie jaar duurt - ten minste het gemiddeld totaal personeelsbestand, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, op zijn niveau van het jaar 2000 gehandhaafd hebben.
Indien het totaal gemiddeld personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, lager ligt, dan wordt het aantal punten waarop een beroep kan worden gedaan met een dienovereenkomstig percentage verminderd.
Indien het gemiddeld statutair personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, hoger ligt, dan wordt de in vorig lid bedoelde vermindering beperkt tot het verschil tussen het in vorig lid bedoelde percentage en het tweevoud van het percentage waarmee het gemiddeld statutair personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, toenam.
Naargelang de duur van de laatste overeenkomst wordt het totaal gemiddeld personeelsbestand, in voltijdsequivalenten uitgedrukt, berekend over één, twee of drie kalenderjaren vóór het laatste geldigheidsjaar van de laatste overeenkomst, op basis van de gegevens van de driemaandelijkse statistieken, zoals medegedeeld aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, met uitzondering van : 1° het personeel dat met toepassing van de startbaanovereenkomst, ingevoerd bij hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid tewerkgesteld is;2° de werknemers tewerkgesteld overeenkomstig het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma, alsmede de werknemers die in dienst genomen worden met toepassing van het koninklijk besluit van 14 oktober 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1998 houdende regeling van de tegemoetkoming in de loonkosten voor de werknemers van gemeenten behorend tot het Duitse taalgebied, tewerkgesteld in het kader van een doorstromingsprogramma;3° de geco's;4° de bestaansminimumtrekkers die overeenkomstig artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tewerkgesteld zijn;5° het ziekenhuispersoneel.
Art. 17.Nadat het Ministerie de overeenkomst, die nog als ontwerp te beschouwen is, heeft gecontroleerd, beslist de Minister over het afsluiten van de overeenkomst.
De tweede bijkomende dotatie voor specifieke projecten wordt goed- of afgekeurd door de Minister op basis van een door het Ministerie uitgebracht advies. Dit advies wordt afgegeven met inachtneming van de criteria opgenomen in artikel 11.
Elke verdragsluitende partij krijgt zijdens het Ministerie een exemplaar van de overeenkomst. De Dienst voor arbeidsbemiddeling krijgt een afschrift zijdens het Ministerie.
Art. 18.De gemeenten en de andere plaatselijke besturen die geco's op basis van hen toegekende of overgedragen punten in dienst wensen te nemen, vragen om de toelagen bij het Ministerie door middel van het ter hunne beschikking gesteld formulier.
De werkgever dient het Ministerie een attest van de Dienst voor arbeidsbemiddeling toe te zenden om te bewijzen dat er voldaan is aan de voorwaarden die de geco's-kandidaten overeenkomstig hoofdstuk III op de dag vóór hun indiensttreding moeten vervullen. HOOFDSTUK VIII. - Subsidiëringsmodaliteiten
Art. 19.§ 1. Overeenkomstig artikel 5, § 2, lid 2, van het koninklijk besluit nr. 474 mag de geco geen betrekking bezetten die met toepassing van een wet, decreet of besluit kan worden gesubsidieerd. § 2. Indien een geco een statutaire beambte vervangt die zijn loopbaan overeenkomstig de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen onderbreekt, geldt deze geco als « gebruiker » van één punt, zonder dat de dienovereenkomstige toelage echter uitbetaald wordt krachtens artikel 5. Het bovenvermeld « gebruik » wordt naar rato verminderd als de loopbaanonderbreking niet volledig is of als de statutaire beambte niet ten belope van een voltijdse betrekking vervangen wordt. § 3. De jaarlijkse tegemoetkoming in de loon- en weddekosten mag het jaarlijkse bedrag niet overschrijden dat de som is van de brutowedde van de geco, het vakantiegeld, de eindejaarspremie die krachtens de toepasselijke wetgeving of de collectieve arbeidsovereenkomsten moet worden uitbetaald, de wettelijk voorgeschreven bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de geco naar zijn werkplaats, alsmede van de werkgeversbijdragen zowel aan de Rijksdienst voor sociale Zekerheid alsook aan de arbeidsongevallenverzekering en de dienst voor arbeidsgeneeskunde. § 4. De toelage wordt door het Ministerie uitbetaald.
De eerste toelage wordt uitbetaald op basis van de arbeidsovereenkomst van de geco, die bij het Ministerie moet worden ingediend; daarna worden de toelagen uitbetaald op basis van de bewijsstukken betreffende de wedden die trimestrieel, ten laatste binnen de maand na het einde van het betrokken trimester, bij het Ministerie moeten worden ingediend.
De eerste voorlopige schijf stemt overeen met het vierde van de overeenkomstig de hoofdstukken IV resp. V berekende maximale jaarlijkse toelage.
De volgende maximale trimestriele voorlopige schijven stemmen overeen met het resultaat bekomen door het vierde van de overeenkomstig de hoofdstukken IV resp. V berekende maximale toelage met een breuk te vermenigvuldigen waarvan de noemer het aantal werkdagen van het voorafgaande trimester naargelang de toe te passen arbeidstijdregeling en de teller het aantal werkelijke of gelijkgestelde arbeidsdagen van het voorafgaande trimester is waarvoor de werkgever een wedde tijdens de arbeidsovereenkomst heeft uitbetaald.
Na afloop van een termijn van twee maanden na het kalenderjaar waartoe de bewijsstukken betreffende de wedde betrekking hebben, is het Ministerie niet meer gehouden de toelage uit te betalen. § 5. De werkgever is ertoe verplicht het Ministerie zonder verwijl te informeren over elke wijziging in de arbeidsregeling en over de toekenning van openbare tegemoetkomingen in de loon- en weddekosten van de geco. § 6. De onrechtmatig uitbetaalde toelagen worden op de bedragen ingehouden die de werkgever nog moeten worden betaald of per aangetekende brief teruggevorderd. HOOFDSTUK IX. - Opschorting van de uitbetaling
Art. 20.§ 1. De Minister schort de uitbetaling van de premie op, als het plaatselijk bestuur 1° de voordelen van de loopbaanonderbreking, ingesteld bij de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, op zijn personeelsleden niet toepast;2° de geco's voor taken tewerkstelt die niet behoren tot die van de niet-commerciële sector in de zin van artikel 1 van het koninklijk besluit nr.25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector; 3° de bepalingen van het koninklijk besluit nr.474 betreffende de rechten van de geco's en van het koninklijk besluit van 30 maart 1987 tot uitvoering van artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, niet naleeft; 4° verzuimt de Minister zonder verwijl te informeren dat het een andere tegemoetkoming in de loonkosten van de geco's geniet;5° voor de door hem tewerkgestelde geco's geen verzekering tegen arbeidsongevallen afsluit, noch bij een erkende verzekeringsmaatschappij, noch bij een erkend gemeenschappelijk verzekeringsfonds;6° alhoewel het ertoe verplicht is, in het kader van de startbaanovereenkomst het aantal werkzoekenden niet tewerkstelt dat bij hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid voorgeschreven is. § 2. De Minister schort de uitbetaling van de premie op, als het plaatselijk bestuur de geco's geen bezoldiging en bezoldigingsvoorwaarden verleent die ten minste overeenstemmen met de wedde en de bezoldigingsvoorwaarden die van toepassing zijn op het statutair personeel voor hetzelfde of voor een gelijkwaardig werk. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 21.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de gesubsidieerde contractuelen (Geco's) aangesteld voor de exploitatie van containerparken, wordt de passus « besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 : besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen te werk zijn gesteld; » vervangen door de passus « besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 : het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen; ».
In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt de passus « van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 » door « van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 » vervangen.
Art. 22.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 29 december 1988 tot verruiming van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen.; 2° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen te werk zijn gesteld, gewijzigd bij de besluiten van 3 december 1992, 14 januari 1993, 3 februari 1994, 6 oktober 1994, 8 december 1994, 30 maart 1995, 11 mei 1995, 31 oktober 1996, 27 januari 1998, bij het decreet van 5 februari 1998 en de besluiten van 2 april 1998 en 4 maart 1999.
Art. 23.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 24.De Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid, Begroting en Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 20 december 2001.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme B. GENTGES De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden H. NIESSEN
Bijlage I Overeenkomst afgesloten krachtens het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen Aanwending van de basisdotatie Aanwending van de eerste bijkomende dotatie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld is met toepassing van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen,het volgende overeengekomen :
Artikel 1.Overeenkomstig artikel 10, §§ 4 tot 7, van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 beschikt de eerste verdragsluitende partij voor de driejaarlijkse periode tussen ............... en .................. als basisdotatie en als eerste bijkomende dotatie over : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 2.Voor de gepreciseerde periode draagt de eerste verdragsluitende partij aan de hierna vermelde toetredende verdragsluitende partij(en) de volgende punten over overeenkomstig artikel 2, §§ 2 en 3, van het bovengenoemd besluit van 20 december 2001 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 3.Wegens de overeenkomstig artikel 2 overgedragen punten beloopt het maximaal aantal punten per werkgever, onder voorbehoud van de bij artikel 10, § 7, opgelegde verplichtingen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 4.De eerste verdragsluitende partij en de toetredende verdragsluitende partij(en) komen de verplichtingen na die opgelegd worden bij de bovenvermelde besluiten, t.w. het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 en het besluit van 20 december 2001, en wat dit laatste besluit betreft inzonderheid de artikelen : - 2, 4, 13, 18 en 19 voor het personeelsbeheer; - 2, 14 tot 19 voor de administratieve verplichtingen; - 3, 5 tot 10, 13, 16, 19 en 30 voor de berekening van de toelagen.
Opgesteld te............................, op........................., in 7 exemplaren.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Om als bijlage I bij het besluit van 20 december 2001 gevoegd te worden.
Eupen, 20 december 2001 De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ
Bijlage II Overeenkomst afgesloten krachtens het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen Aanwending van de tweede bijkomende dotatie Aanwending van de dotatie voor de politiezones Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld met toepassing van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 december 2001 houdende toekenning van toelagen aan plaatselijke besturen die geco's tewerkstellen, het volgende overeengekomen :
Artikel 1.Met toepassing van de artikelen 2, § 3, en 11, van het bovenvermeld besluit van 20 december 2001, verkrijgt de eerste verdragsluitende partij een dotatie voor het volgende tewerkstellingsproject : Titel van het project : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Doelen van het project : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Programmatie (personeel) van het project : . . . . . . . . . .
Voor het bovenvermeld tewerkstellingsproject verleent de Duitstalige Gemeenschap volgende maximale dotatie onder volgende voorwaarden : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Art. 2.Met toepassing van de artikelen 2, §§ 4 en 5, en 12, verkrijgt de eerste verdragsluitende partij, om het administratief en/of logistisch werk van de politiezones te ondersteunen, volgende maximale dotatie onder volgende voorwaarden : . . . . . . . . . .
Art. 3.De eerste verdragsluitende partij en de toetredende verdragsluitende partij(en) komen de verplichtingen na die opgelegd worden bij de bovenvermelde besluiten, t.w. het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 en het besluit van 20 december 2001, en wat dit laatste besluit betreft inzonderheid de artikelen : - 2, 4, 13, 18 en 19 voor het personeelsbeheer; - 2, 14 en 15, 17 tot 19 voor de administratieve verplichtingen; - 3, 5 tot 9, 11 tot 13, 16, 19 en 20 voor de berekening van de toelagen.
Opgesteld te............................, op........................., in 5 exemplaren.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Om als bijlage II bij het besluit van 20 december 2001 gevoegd te worden.
Eupen, 20 december 2001.
De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport K.-H. LAMBERTZ