gepubliceerd op 05 november 2018
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende vaststelling van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling
12 JULI 2018. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende vaststelling van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO)
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 9 april 2004 (hierna het "BWRO" genoemd), inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 september 2002 tot vaststelling van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan;
Gelet op de intentieverklaring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 november 2009 voor de volledige wijziging van het GewOP;
Gelet op het ministerieel besluit van 12 december 2016Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 12/12/2016 pub. 28/12/2016 numac 2016031865 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit tot vaststelling van de aanwijzing van de beambten of personen belast met het geven van technische uitleg in het kader van het openbaar onderzoek over het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan sluiten tot vaststelling van de aanwijzing van de beambten of personen belast met het geven van technische uitleg in het kader van het openbaar onderzoek over het ontwerp van gewestelijk ontwikkelingsplan;
Gelet op het openbaar onderzoek van 13 januari tot 13 maart 2017;
Gelet op de adviezen van de gemeenten, door de gemeentebesturen uitgebracht op de volgende data: Anderlecht op 23 februari 2017 Oudergem op 13 maart 2017 Stad Brussel, op 8 maart 2017 Etterbeek, op 20 februari 2017 Evere, op 23 februari 2017 Ganshoren, op 23 februari 2017 Jette, op 22 februari 2017 Koekelberg, op 20 februari 2017 Sint-Gillis, op 23 februari 2017 Schaarbeek, op 22 februari 2017 Ukkel, op 23 februari 2017 Watermaal-Bosvoorde, op 21 februari 2017 Sint-Lambrechts-Woluwe, op 20 februari 2017 Sint-Pieters- Woluwe, op 21 februari 2017 Gelet op het advies van het college van de Gemeente Elsene, uitgebracht op 10 maart 2017;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van 13 maart 2017, van de Raad voor het Leefmilieu van 13 maart 2017, van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van 22 februari 2017, van de Adviesraad voor Huisvesting van 13 maart 2017 en van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie van 20 februari 2017;
Gelet op het advies van het Brussels Planningsbureau van 13 maart 2017;
Gelet op het advies van Leefmilieu Brussel van 27 februari 2017;
Gelet op het advies van het Vlaams Gewest van 10 maart 2017;
Gelet op het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie (hierna de "GOC" genoemd) van 23 november 2017;
Overwegende dat het plan de doelstellingen en prioriteiten aangeeft inzake ontwikkeling, met inbegrip van ruimtelijke ordening, die zijn vereist door de economische, sociale, culturele, verplaatsings- en milieubehoeften, de middelen die moeten worden ingezet om de aldus vastgelegde doelstellingen en prioriteiten te verwezenlijken, met name door de cartografische expressie van sommige van deze maatregelen, de bepaling van de prioritaire interventiezones van het Gewest;
Dat, zoals is gepreciseerd in artikel 21 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, het plan in al zijn bepalingen indicatief is; dat, hoewel de richtinggevende waarde van het plan geen absolute verplichting tot resultaten creëert voor de overheid die het vaststelt, zij voor deze overheid niettemin een verbintenis vormt wat de beoogde doelstellingen en de gekozen wegen om die te bereiken betreft (Doc. BHP. A-108/1 - 90/91, p. 4); dat, zoals gepreciseerd door de afdeling wetgeving van de Raad van State bij het ontwerp van ordonnantie dat de wijzigingsordonnantie werd van 16 juli 1998, het Gewestelijk Ontwikkelingsplan in al zijn bepalingen de waarde van een richtlijn heeft; dat in een richtlijn een algemene gedragsregel wordt verwoord die tot doel heeft de bestuursoverheid te leiden en als richtsnoer te dienen;
Dat een richtlijn, in tegenstelling tot een verordenende bepaling, de overheid niet onvoorwaardelijk bindt; dat de overheid zich bij het onderzoek van elk bijzonder geval behoort af te vragen of de richtlijn dient te worden toegepast; dat het dus inherent is aan een richtlijn dat er van kan worden afgeweken, met dien verstande dat een afwijking alleen toelaatbaar is met een afdoende motivering (Doc. BHP. A-263/1 - 97/98, p. 19);
Dat het plan beantwoordt aan de behoefte tot de bepaling van beleidslijnen en actieprogramma's op de lange termijn; dat het indicatief is voor de ontwikkelingsassen die worden gewenst door de Regering;
Dat de planning betrekking heeft op de ontwikkeling in het volledige Gewest; dat het plan de globale denkoefening omvat over de ontwikkeling van het Gewest, wat de mogelijkheid biedt om huisvesting, mobiliteit, economie, socioculturele aspecten en milieu op transversale wijze te behandelen, ... ;
Overwegende dat in het kader van het openbaar onderzoek bijna 3.000 bezwaren en opmerkingen werden geformuleerd;
Dat de GOC kennis heeft kunnen nemen van alle geldig geformuleerde bezwaren, opmerkingen en adviezen; dat ze deze heeft onderzocht en haar eigen advies heeft uitgebracht waarin de reclamanten een antwoord vinden op hun bezwaren en opmerkingen;
Overwegende dat de Regering, overeenkomstig de beginselen van behoorlijk bestuur en de zorgvuldigheidsplicht, alle voormelde bezwaren, opmerkingen en adviezen heeft onderzocht, evenals de wijzigingsvoorstellen van de GOC op basis van de bezwaren; dat ze zich achter deze opmerkingen schaart wanneer ze geen andere analyse weerhoudt;
Dat wat de gegrondheid van de bezwaren betreft, de Regering heeft vastgesteld dat een aantal bezwaren en opmerkingen niet relevant en/of onvoldoende nauwkeurig zijn, omdat ze betrekking hebben op elementen die niet onder de doelstellingen van het GPDO vallen dat een globaal planningsinstrument is voor de ontwikkeling van het Gewest, sommige bezwaren betrekking hebben op lokale situaties, niet overeenstemmen met de realiteit of betrekking hebben op andere planningsinstrumenten zoals het GBP, het BBP, het RPA of de GSV of op de toepassing van een belastingstelsel, ...;
Dat andere reclamanten bovendien wensen dat het GPDO beslissingen neemt over welbepaalde stedenbouwkundige projecten of over de interpretatie van de tekst van het gewestelijk bestemmingsplan;
Dat dergelijke bezwaren buiten het kader van het huidige plan vallen; dat het GPDO de algemene oriëntaties bepaalt die de overheden bevoegd voor vergunningen dienen te volgen bij de beoordeling van de stedenbouwkundige opportuniteit van de projecten die hen worden voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van het GBP;
Dat tal van bezwaren een strikt vormelijk karakter hebben, zonder gevolgen voor de doelstellingen en projecten die zijn aangegeven in het stadsproject;
Dat de Regering bij het onderzoek van de bezwaren kennis heeft genomen en de gegrondheid heeft beoordeeld van alle relevante bezwaren; dat ze waar wenselijk en mogelijk het ontwerp heeft aangepast aan deze bezwaren; dat ze daarbij grotendeels de adviesinstanties heeft gevolgd waar deze aangaven op welke manier gevolg kan worden gegeven aan deze gegronde bezwaren;
Dat de wijzigingen in het ontwerp als gevolg van de bezwaren, opmerkingen en adviezen geen belangrijk effect hebben op het leefmilieu en geenszins de conclusies van het milieueffectenrapport wijzigen;
Dat de Regering, waar ze besluit tot de ongegrondheid van de bezwaren, in het deel van de motivering dat betrekking heeft op een bezwaar telkens de redenen heeft toegelicht waarom er geen gevolg aan kan worden gegeven, hetzij door specifiek te antwoorden op de genoemde bezwaren, hetzij door een globaal antwoord te geven op verschillende vergelijkbare bezwaren;
Dat het gezien het aantal bezwaren voor zich spreekt dat de overheid niet alle bezwaren punt per punt heeft kunnen beantwoorden; dat de verwerping van of het geen gevolg geven aan een relevant bezwaar ook wordt gemotiveerd door de aanvaardbaarheidsgronden van het project en de opportuniteiten die worden geboden door de beoordelingsbevoegdheid van de overheid, zoals blijkt uit de motivering van de huidige beslissing;
Overwegende dat het plan de stedelijke problematieken, die onderling met elkaar verbonden zijn, globaal behandelt;
Dat de Regering hiermee de globaliteit van de benadering van de stedelijke ontwikkeling en de onderlinge afhankelijkheid van de beleidslijnen heeft willen benadrukken;
Dat de Regering, in de domeinen die niet onder haar bevoegdheid vallen, zich heeft willen beperken tot een beleidsvisie op de ontwikkeling van de stad en tot de formulering van aanbevelingen;
Dat de Regering, indien de materie zich daartoe leent, deze visie kan uitvoeren in het kader van een samenwerking met de andere bevoegde entiteiten teneinde de in het plan aangegeven beleidsdoelstellingen te verwezenlijken;
Dat de Regering zich in deze materies niet uitspreekt over de uitvoeringsmiddelen in de mate dat deze niet onder haar bevoegdheid vallen; dat de Regering om die reden tal van voorstellen of suggesties heeft verworpen die een vraag om precisering van de uitvoeringsmiddelen van de algemene doelstellingen inhouden;
Overwegende dat sommige bezwaren betrekking hebben op de volgorde en de formulering van de prioriteiten; dat het plan de prioriteiten van het stadsproject aangeeft zonder dat de volgorde daarvan een hiërarchisering van deze prioriteiten aangeeft;
Dat deze prioriteiten, aangezien ze betrekking hebben op een stadsproject, integendeel allemaal samen moeten worden bereikt om een harmonieuze ontwikkeling van het Gewest te verzekeren;
Overwegende dat, naar aanleiding van de bezwaren en opmerkingen, louter materiële fouten in de kaarten van het plan werden verbeterd;
Overwegende dat, naar aanleiding van de vele vragen om verduidelijking van de kaarten en hun legendes, en van de vragen om beter het verband aan te geven tussen de kaarten en de teksten, de kaarten werden aangepast en de legendes werden aangevuld;
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
12 JULI 2018. - Besluit van de Regering houdende aanduiding van de ambtenaren van het Bestuur bevoegd voor Territoriale Planning die de Regering een verslag voorleggen over de follow-up van de aanzienlijke effecten van de inwerkingtreding van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling op het milieu De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 9 april 2004, inzonderheid op artikel 22;
Gelet op het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling, door de Regering goedgekeurd op 12 juli 2018;
Op voordracht van de Minister die bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening, Besluit :
Artikel 1.De ambtenaar van het Bestuur bevoegd voor Territoriale Planning die de Regering om de vijf jaar een verslag voorlegt over de follow-up van de belangrijke effecten van de inwerkingtreding van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling op het milieu, is de leidend ambtenaar van het Brussels Planningsbureau.
Art. 2.De Minister die bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 juli 2018.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Ambtenarenzaken, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT