Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016
gepubliceerd op 28 april 2016

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000003: "Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest"

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2016031305
pub.
28/04/2016
prom.
14/04/2016
ELI
eli/besluit/2016/04/14/2016031305/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 APRIL 2016. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000003: "Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest"


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, artikelen 40, §§ 2 tot 4, 44, 47, § 2, en 71, § 2;

Gelet op de "gendertest" zoals vereist door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 18 september 2015;

Gelet op het advies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 9 oktober 2015;

Gelet op het advies van het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Ganshoren, gegeven op 14 oktober 2015;

Gelet op het advies van het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Jette, gegeven op 20 oktober 2015;

Gelet op de resultaten van het openbaar onderzoek dat werd uitgevoerd in de gemeenten Ganshoren en Jette van 10 september tot 24 oktober 2015 overeenkomstig de procedure die wordt bedoeld in artikel 44, § 3 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;

Gelet op het advies nr. 58.716/1 van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2016, in toepassing van artikel 84, § 1, alinea 1, 2°, van de Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de informatie met betrekking tot voorliggend besluit, die werd voorgelegd aan de Gewesten via de Interministeriële Conferentie Leefmilieu op 13 april 2016;

Overwegende de 142 opmerkingen, geformuleerd tijdens het openbaar onderzoek dat werd uitgevoerd in de gemeente Jette en Ganshoren van 10 september tot 24 oktober 2015 overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 44, § 3 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;

Overwegende dat de meeste geformuleerde opmerkingen in aanmerking genomen werden;

Overwegende dat er bij de verworpen opmerkingen echter een onderscheid gemaakt moet worden tussen deze welke al voorzien zijn door het besluit, deze welke voorzien zijn door een andere wetgeving of een ander specifiek instrument, deze welke niet onder het besluit ressorteren en deze waarbij de Regering van mening is dat ze niet weerhouden moeten worden op basis van wetenschappelijke en/of juridische argumenten;

Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, omdat ze al door het besluit voorzien zijn : -de omkadering van de activiteiten in de "Chalêt du Laerbeek" om de overlast, veroorzaakt aan SBZ III te beperken, aangezien de verbodsbepalingen voorzien in artikel 15, § 2, toelaten om de overlast te beperken en dat de overeenkomst van domeinconcessie voor de exploitatie van de Chalêt het engagement voorziet dat alle vigerende bepalingen inzake bescherming van de Natura 2000-zone gerespecteerd worden; - de beperking van de paddenstoelenpluk en de geluidsemissie, aangezien artikel 15, § 2, van het besluit dit type verbodsbepalingen voorziet;

Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, aangezien ze door een andere wetgeving of een ander specifiek instrument voorzien zijn : - de bestrijding van invasieve soorten, aanwezig op de site, aangezien de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud reeds specifieke bestrijdingsmaatregelen voorziet en dat de beheerplannen deze problematiek zullen integreren op specifieke en concrete manier; - de opmerking betreffende de recreatieve zones et de al dan niet voor het publiek toegankelijke zones, reflectie die zal plaatshebben in het stadium van de opmaak van de specifieke beheerplannen; - de modernisering, verbetering en onderhoud van de informatie die wordt aangeboden aan de gebruikers, reflectie die zal plaatshebben in het stadium van de opmaak van de specifieke beheerplannen; - de aandacht die uitgaat naar het gebied tussen de site van de Heymboschtalud, een groengebied met hoogbiologische waarde, en deelgebied III.3 Dielegembos, teneinde de hinder voor deze 2 sites te beperken en aldus in een harmonieuze verbinding te voorzien tussen beide; in de mate waarin dit aspect aan bod komt in het Natuurplan, in afwachting van een goedkeuring in tweede lezing; - de aandacht die wordt geschonken aan jongeren als doelgroep, omdat de concrete maatregelen die op hen betrekking hebben, zullen worden gedefinieerd in de beheerplannen en omdat in afwachting hiervan verschillende specifieke projecten een verhoging van de recreatieve mogelijkheden beogen, zoals het speelnetwerk in het Boudewijnpark, het landinrichtingsproject Molenbeek-Maalbeek en de projecten tot omvorming van het Laarbeekbos; - de terbeschikkingstelling van personeel dat gemachtigd is om het besluit in acht te doen nemen, in die mate dat de ordonnantie van 25 maart 1999 houdende het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid erin voorziet dat de bevoegde ambtenaren van Leefmilieu Brussel - BIM, de bevoegde gemeentelijke ambtenaren, evenals de boswachters bedoeld onder artikelen 9 en 16 van het Wetboek van Strafvordering, bevoegd zijn;

Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, aangezien ze niet onder het besluit ressorteren : - de vraag om geen bijkomende voorwaarden te creëren voor de realisatie van bepaalde bouwwerken ter compensatie van het verdwijnen van overwegen OW13 en OW14 in een zone die het centrale gedeelte van de SBZ III aantast, in die mate dat elke projectaanvraag in die zin noodzakelijkerwijze een onderworpen zal worden aan een passende beoordeling van de effecten in de zin van de ordonnantie van 1 maart 2012; - het behoud en de invoering van versterkte garanties op bescherming zodat er niet geraakt wordt aan SBZ III, met name door projecten zoals het oprichten van een GEN-halte "Expo", de verbreding van de Ring of de vervanging van OW01 door een doorgang onder de sporen, in die mate dat elke projectaanvraag in deze zin noodzakelijkerwijze onderworpen zal worden aan een passende beoordeling van de effecten zoals reeds voorzien in de ordonnantie van 1 maart 2012; - de bevraging in verband met verscheidene projectgeruchten, die alleszins een passende beoordeling van de effecten zullen dienen te krijgen, zoals bepaald in de ordonnantie van 1 maart 2012; - het formele bezwaar van Leefmilieu Brussel - BIM tegen het uitbreidingsproject van de ring, in die mate dat het Leefmilieu Brussel-BIM, noch enige andere instantie toekomt in dit besluit een standpunt in te nemen; - de terbeschikkingstelling van de adequate menselijke en financiële middelen die een snelle realisatie en invoering mogelijk maken, hoewel er voor de uitwerking van de beheerplannen een raming van de menselijke en de financiële middelen nodig zal zijn; - de snelle implementering van het Natuurplan, met name als instrument dat het ecologisch netwerk bevordert, in afwachting van een definitieve goedkeuring in tweede lezing door de Regering; - de beheerplannen snel ter openbaar onderzoek voorleggen, in die mate dat de ordonnantie van 1 maart 2012 een nauwkeurige planning vastlegt, met een overleg tussen de desbetreffende eigenaars en gebruikers dat dient plaats te vinden binnen 30 maanden vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het aanwijzingsbesluit, om zo de geschikte beheermiddelen vast te leggen waarin de specifieke beheerplannen moeten voorzien. - de toelating van een jaarlijkse jogging in het Laarbeekbos, in die mate dat de afwijkingen van de verbodsbepalingen onder artikel 15, § 2, van het ontwerpbesluit het stelsel onder artikel 83 en volgende van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud dienen te volgen. Bovendien geeft het op 28 september 1995 goedgekeurde besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het verkeer in alle bossen een bepaling van de wegen die openstaan voor publiekelijk verkeer en de van gebruikerscategorieën die er toegang toe hebben. In dit opzicht wordt er bepaald dat de toegang tot het Laarbeekbos alleen wordt toegestaan aan voetgangers en fietsers en dit enkel op de hiervoor geopende wegen; - het informeren van de bevolking omtrent de verplichtingen die hen te beurt vallen, in die mate dat dit in de specifieke beheerplannen aan bod zal komen; - het huidige beheer van het moeras van Ganshoren, waarover een specifiek beheerplan zal handelen; - het voorstel van een reeks concrete maatregelen om de reptielen en amfibieën op de site te beschermen en te behouden, maar waarmee naar behoren rekening zal worden gehouden tijdens de uitwerking van de beheerplannen; - het voorstel om een deel van het moeras van Ganshoren ontoegankelijk voor het publiek te maken, omdat het gebied in kwestie nooit formeel toegankelijk voor het publiek werd gemaakt. In de praktijk dient men dus een oplossing te bieden voor deze feitelijke situatie; - de aanwijzing, in een latere fase, van het gebied tussen de Bosstraat, de Nestor Martinstraat, de Timmermansstraat en de Molenbeek (grens met Asse); - de bescherming van de microfauna door een aangepaste maaibeurt, in het bijzonder van de insecten, zal in het bijzonder aan bod komen in de specifieke beheerplannen;

Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, aangezien dit niet opportuun werd geacht op basis van wetenschappelijke en/of juridische argumenten : - de doelstelling van dood hout werd afgestemd op die van het besluit van de SBZ2 die door de Regering op 24/09/2015 goedgekeurd is. In het kader van de beheerplannen van de stations kan deze doelstelling niettemin nog verhoogd worden; - de te kleine schaal van bepaalde in kaart gebrachte oppervlakten, in die mate dat, overeenkomstig de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, habitatkaarten van minstens 1/10000 werden opgemaakt om de situering ervan mogelijk te maken; - de aandacht voor de gewone eekhoorn, de nachtegaal en de vos in de lijst van de beschermde diersoorten, in die mate dat deze diersoorten krachtens de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud reeds streng worden beschermd en in het kader van het vaststellen van het Natura 2000-netwerk geen bijkomende beschermende maatregelen behoeven; - de gegrondheid van artikel 13, met name dat een verandering van eigenaars het goede beheer van een perceel in het kader van een beheerscontract in het gedrang zou kunnen brengen, omdat artikel 52, § 3 van de ordonnantie van 1 maart 2012 bepaalt dat hetbeheerscontract voor de eigenaar en/of de gebruiker de verplichting vermeldt om, bij volledige of gedeeltelijke overdracht van zijn rechten of bij toekenning van een persoonlijk recht, de cessionaris op te leggen het beheerscontract na te leven;

Overwegende de lijst van de gebieden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorgesteld als speciale beschermingszones overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 26/10/2000 pub. 28/11/2000 numac 2000031407 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora sluiten betreffende de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora, dat werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 maart 2003;

Overwegende dat het hoofddoel van dit besluit de bevordering van het behoud van de biodiversiteit is, rekening houdend met de economische, sociale, culturele en gewestelijke vereisten. Zodoende draagt het ook bij tot de algemene doelstelling van een duurzame ontwikkeling;

Overwegende dat de biodiversiteit direct en indirect door de ecosysteemdiensten die ze levert, van essentieel belang is voor het voortbestaan van het menselijke leven en het welzijn van samenlevingen;

Overwegende dat in een stedelijke omgeving zoals het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het behoud van de staat van instandhouding van de habitattypes en soorten van onderhavig gebied en de eventuele verbetering ervan, bijdraagt tot de sociale, familiale, educatieve, landschappelijke en ecologische functies van de site;

Overwegende dat het gebied de perimeter van vier natuurreservaten bestrijkt: (1) het Poelbos; (2) een deel van het Laarbeekbos; (3) het moeras van Ganshoren en (4) het moeras van Jette, zoals aangeduid door het koninklijk besluit van 26 juni 1989 houdende de oprichting van het Poelbos als Staatsnatuurreservaat (B.S. van 14 juli 1989), het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 december 1998 tot toekenning van het statuut van natuurreservaat aan een deel van het Laarbeekbos (B.S. van 30 januari 1999), het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 december 1998 tot toekenning van het statuut van natuurreservaat aan het moeras van Ganshoren (B.S. van 27 februari 1999) en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 december 1998 tot toekenning van het statuut van natuurreservaat aan het moeras van Jette (B.S. van 30 januari 1999), die van toepassing blijven in overeenstemming met artikel 95 van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, zodanig dat, in overeenstemming met artikel 21, § 2 van de Ordonnantie, de instandhoudingsdoelstellingen en het beheerstelsel die van toepassing zijn in de natuur- en bosreservaten, die zijn welke voor het gebied door onderhavig besluit zijn vastgelegd;

Overwegende het koninklijk besluit van 18 november 1976 houdende bescherming als landschap van het Laarbeekbos te Jette;

Overwegende het koninklijk besluit van 18 november 1976 houdende bescherming als landschap van het Poelbos of het park van het kasteel van Dielegem te Jette;

Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 april 1995 houdende bescherming als archeologische site van de overblijfselen van de Gallo-Romeinse villa van het Laarbeekbos, gelegen in de Bosstraat in Jette;

Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 mei 1995 houdende bescherming als landschap van de moerassige weiden van Ganshoren;

Overwegende dat het gebied de kenmerken bezit, die eigen zijn aan een gebied van communautair belang in de zin van de artikelen 3, 18° en 40, § 1, lid 2, 2° en de selectiecriteria van bijlage V van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, en dat de Europese Commissie het als dusdanig heeft weerhouden in haar uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2373 van de Commissie van 26 november 2015 tot vaststelling van een negende bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio;

Overwegende de termijnen opgelegd door de Biodiversiteitsstrategie van de Europese Unie en de nationale Biodiversiteitsstrategie van België;

Overwegende dat het gebied als habitat geldt voor bepaalde soorten van bijlage II.1.2 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud die echter geen reden vormden om een speciale beschermingszone af te bakenen krachtens richtlijn 2009/147/EG inzake het behoud van de vogelstand, maar wel rechtvaardigen om specifieke instandhoudingsdoelstellingen vast te leggen;

Overwegende het rapport "Indeherberg, M., Van Brussel, S. en Verheijen, W., 2007. Instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. SBZ III: De beboste zones en de vochtige zones van de vallei van de Molenbeek in het noordwesten van het Brussels Gewest. Eindverslag voor Leefmilieu Brussel - BIM, 77 p." dat een wetenschappelijke grondslag biedt voor de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats en soorten van communautair belang en voor de soorten en natuurlijke habitats van gewestelijk belang, zoals uiteengezet in bijlage 4 van dit besluit;

Op voordracht van de Minister die bevoegd is voor Leefmilieu en Natuurbehoud, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting of uitvoering van : 1° Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;2° Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand;3° Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2373 van de Europese Commissie van 26 november 2015 tot vaststelling van een negende bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio.

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de Ordonnantie" : de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;

Art. 3.Als Natura 2000-gebied - BE1000003 wordt aangewezen : de "SBZ III : Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest." Dit gebied is onderverdeeld in 5 Natura 2000-deelgebieden, die als volgt geïdentificeerd zijn : 1° III 1 : het Poelbos (9,7 ha);2° III 2 : het Laarbeekbos (36,1 ha);3° III 3 : het Dielegembos (14,3 ha);4° III 4 : het Moeras van Jette-Ganshoren (18,8 ha);5° III 5 : Koning Boudewijnpark (fasen I, II, III) (37,1 ha).

Art. 4.Het aldus aangewezen gebied bestrijkt een totale oppervlakte van 116 ha. De perimeter ervan wordt geografisch afgebakend op de kaarten in bijlage 1.1.

Het omvat de volledige kadastrale percelen en de delen van kadastrale percelen die worden bedoeld in bijlage 2 van dit besluit en die op het grondgebied van de gemeenten Ganshoren en Jette gelegen zijn.

De verschillende deelgebieden die in artikel 3 worden geïdentificeerd, vormen beheereenheden van het gebied en worden geografisch afgebakend op de kaarten in bijlage 1.1.

Art. 5.De natuurlijke habitattypes van communautair belang van bijlage I.1 van de Ordonnantie waarvoor het gebied wordt aangewezen, zijn : 1° 3150 Van nature eutrofe vijvers en meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition;2° 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van de montane en alpiene zones;3° 6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis);4° 7220* Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion);5° 9120 Zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion);6° 9160 Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eikenhaagbeukenbossen behorend tot het Carpinion-betuli;7° 91E0* Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae). Het natuurlijke habitattype dat in het 1ste lid wordt bedoeld waarvan de code door een sterretje (*) wordt gevolgd, vormt een prioritair type in de zin van artikel 3, 6° van de Ordonnantie.

De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het eerste lid, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie van het gebied in 2003, wordt vermeld in bijlage 3.1 van dit besluit.

De exacte geografische locatie van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het eerste lid wordt weergegeven op de kaarten in bijlage 1.2.

Art. 6.De soorten van communautair belang van bijlage II.1.1 van de Ordonnantie waarvoor het gebied wordt aangewezen, zijn : 1° 1318 - Myotis dasycneme - Meervleermuis. De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de populaties van de soort van communautair belang bedoeld in het eerste lid, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie van het gebied in 2003, wordt vermeld in bijlage 3.1 van dit besluit.

De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de populaties van de soort van communautair belang bedoeld in het eerste lid, zoals beoordeeld in 2015 op basis van de beste beschikbare informatie, wordt vermeld in bijlage 3.2 van dit besluit.

Art. 7.De soorten van communautair belang van bijlage II.1.2 van de Ordonnantie waarvoor instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : 1° A027 - Ardea alba - Grote zilverreiger;2° A103 - Falco peregrinus - Slechtvalk;3° A229 - Alcedo atthis - Ijsvogel.

Art. 8.De natuurlijke habitats van gewestelijk belang van bijlage I.2 van de Ordonnantie waarvoor op de schaal van het gebied instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : 1° Dotterbloemgraslanden (Caltha palustris);2° Kamgrasgraslanden (Cynosurus cristatus);3° Zilverschoongraslanden (Potentilla anserina);4° Rietvegetaties. De geografische locatie van de habitats van gewestelijk belang bedoeld in het eerste lid wordt weergegeven op de kaarten in bijlage 1.2.

Art. 9.De soorten van gewestelijk belang van bijlage II.4 van de Ordonnantie waarvoor op de schaal van het gebied instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : 1° Martes foina - Steenmarter;2° Eliomys quercinus - Eikelmuis;3° Hirundo rustica - Boerenzwaluw;4° Anguis fragilis - Hazelworm;5° Lacerta vivipara - Levendbarende hagedis;6° Melolontha melolontha - Meikever;7° Satyrium w-album - Iepenpage;8° Thecla betulae - Sleedoornpage.

Art. 10.De soorten van bijlage II.2 van de Ordonnantie die een strikte bescherming genieten op het hele gewestelijke grondgebied en de soorten van bijlage II.3 van de Ordonnantie die een geografisch beperkte strikte bescherming genieten, waarvoor instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 40, § 4 van de Ordonnantie, zijn : 1° diersoorten : a) Myotis brandtii - Brandts vleermuis;b) Myotis mystacinus - Baardvleermuis;c) Myotis nattereri - Franjestaart;d) Plecotus auritus - Gewone grootoorvleermuis;e) Plecotus austriacus - Grijze grootoorvleermuis;f) Myotis daubentonii - Watervleermuis;g) Nyctalus noctula - Rosse vleermuis;h) Nyctalus leisleri - Bosvleermuis;i) Pipistrellus nathusii - Ruige dwergvleermuis;j) Eptesicus serotinus - Laatvlieger;k) Pipistrellus pipistrellus - Gewone dwergvleermuis;l) Mustela putorius - Bunzing;m) Mustela nivalis - Wezel;n) Micromys minutus - Dwergmuis;o) Rallus aquaticus - Waterral;p) Acrocephalus scirpaceus - Kleine karekiet;q) Acrocephalus palustris - Bosrietzanger;r) Sylvia communis - Grasmus;s) Natrix natrix - Ringslang;t) Lissotriton vulgaris - Kleine watersalamander;u) Lissotriton helveticus - Vinpootsalamander;v) Ichthyosaura alpestris - Alpenwatersalamander;w) Lycaena phlaeas - Kleine vuurvlinder;x) Aphantopus hyperantus - Koevinkje;2° plantensoorten : a) Dactylorhiza fuchsii - Bosorchis;b) Dactylorhiza maculata - Gevlekte orchis;c) Dactylorhiza praetermissa - Rietorchis;d) Ophrys apifera - Bijenorchis.

Art. 11.De wetenschappelijke criteria die geleid hebben tot de selectie van het Natura 2000-gebied - BE1000003 : "SBZ III : Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest " zijn : 1° de aanwezigheid van een geheel aan bosgebieden, open ruimten en vochtige gebieden die een reservoir met verblijfplaatsen en foerageergebieden vormen, die van essentieel belang zijn voor de vleermuizenpopulaties die tot 12 soorten behoren;2° de aanwezigheid van bosgebieden, met name het Laarbeekbos, het Poelbos en het Dielegembos, die gekenmerkt worden door hun hooghout, hun bronzones met van nature eutroof water en een rijke en overvloedige voorjaarsflora;3° de aanwezigheid van de vallei van de Molenbeek die de centrale as van het desbetreffende gebied vormt.Deze vallei bestaat uit een opeenvolging van moeras-, open, rand- en bosgebieden; 4° de aanwezigheid van het Koning Boudewijnpark dat voor de coherentie tussen het vochtige gebied van de vallei van de Molenbeek en de verschillende bosgebieden zorgt; 5° de aanwezigheid van 7 types natuurlijke habitats die in bijlage I.1 van de Ordonnantie vermeld worden; 6° de aanwezigheid van 4 types habitat van gewestelijk belang die in bijlage I.2 van de Ordonnantie vermeld worden; 7° de aanwezigheid van 1 soort die in bijlage II.1.1 van de Ordonnantie vermeld worden; 8° de aanwezigheid van 3 soorten die in bijlage II.1.2 van de Ordonnantie vermeld worden; 9° de aanwezigheid van 8 soorten van gewestelijk belang die in bijlage II.4 van de Ordonnantie vermeld worden.

Art. 12.Overeenkomstig artikel 40, §§ 2 tot 4, van de Ordonnantie worden de concrete ecologische doelstellingen die in het gebied vanuit kwantitatief en kwalitatief standpunt moeten worden bereikt, gedefinieerd in bijlage 4 van dit besluit, teneinde een gunstige staat van instandhouding te behouden of te bereiken. Deze instandhoudingsdoelstellingen beogen ten minste het behoud van de staat van instandhouding van de habitattypes en de soorten van dit gebied te waarborgen, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie ervan, en zo nodig die staat van instandhouding te verbeteren.

Art. 13.Overeenkomstig artikel 44, § 2, 10° van de Ordonnantie, worden de voorgestelde algemene beheermaatregelen om de in artikel 12 bedoelde instandhoudingsdoelstellingen te bereiken, gedefinieerd in bijlage 4 van dit besluit. Die algemene beheermaatregelen zullen voor elk deelgebied worden gepreciseerd in de beheerplannen die door de Regering zullen worden aangenomen in toepassing van artikel 49 van de Ordonnantie.

Zo nodig, en rekening houdend met de lokale bijzonderheden, kunnen deze beheermiddelen ook bestaan uit : 1° de opstelling van een beheercontract met de betrokken eigenaars en gebruikers;2° de toekenning aan het geheel of aan een deel van de deelgebieden van het statuut van natuurreservaat of bosreservaat, conform hoofdstuk 2 en 3 van Titel II van de Ordonnantie;3° de onteigening van het gebied, de overdracht door aankoop of ruil van dat gebied om het door het Instituut te laten beheren.

Art. 14.De perimeter die bestreken wordt door het Natura 2000-gebied - BE1000003 : "SBZ III : Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest ", maakt eveneens, geheel of gedeeltelijk, het voorwerp uit van de volgende beschermingsstatuten : 1° beschermde landschappen in de zin van de bescherming van het onroerend erfgoed : a) het Laarbeekbos;b) het Poelbos of het park van het kasteel van Dielegem;c) het Dielegembos;d) de overblijfselen van de Gallo-Romeinse villa van het Laarbeekbos;e) de moerassige weiden van Ganshoren;2° natuurreservaten : a) het Laarbeekbos;b) het Poelbos;c) het Moeras van Ganshoren;d) het Moeras van Jette.

Art. 15.§ 1. Overeenkomstig artikel 47, § 2 van de Ordonnantie, legt dit artikel de algemene verbodsbepalingen vast ten gunste van het Natura 2000-gebied dat door dit besluit wordt aangewezen. § 2. Onder voorbehoud van specifieke bepalingen die een ontheffing of een afwijking toelaten is het voor projecten die niet zijn onderworpen aan vergunning of toelating in de zin van artikel 47, § 2 van de Ordonnantie verboden om : 1° inheemse plantensoorten, met inbegrip van bryofyten, fungi en lichenen, uit te trekken, te ontwortelen, te beschadigen of te vernietigen, alsook om het plantendek te vernietigen, te beschadigen of te wijzigen;2° in bossen en wouden onder bosregeling, liggende of staande dode of holle bomen om te hakken, weg te nemen en op te ruimen, behalve in geval van een reëel en dringend risico voor de veiligheid;3° stronken van niet-invasieve inheemse boomsoorten te verwijderen in de boshabitats van communautair belang waarvoor instandhoudingsdoelstellingen gelden;4° in de natuurlijke habitats van communautair belang niet-inheemse boom- of struiksoorten te planten, behalve in het kader van operaties gericht op de restauratie van beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven goed.Deze verbodsbepaling is niet van toepassing op oude fruitboomvariëteiten; 5° natuurlijke bosranden en bomenrijen te vernietigen en hagen uit te trekken;6° weilanden blijvend in te zaaien met uiterst productieve soorten, tenzij in het geval van een eenmalige ingreep in het kader van het herstel van de kruidlaag;7° zaden of voedsel die verwilderde of invasieve dieren aantrekken, uit te strooien;8° invasieve uitheemse soorten of de bodemwoelende vissoorten karper (Cyprinus carpio), brasem (Abramis brama), blankvoorn (Rutilus rutilus) en kroeskarper (Carassius carassius) uit te zetten in vijvers, en andere dan bodemwoelende vissen uit te zetten met meer dan vijftig kilogram per hectare, behalve in vijvers die uitsluitend bestemd zijn voor visvangst;9° het reliëf van de bodems te wijzigen in de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang;10° met gemotoriseerde voertuigen door de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang te rijden of er te parkeren, behalve met dienstvoertuigen of voertuigen bestemd voor onderhoud;11° de bodem om te ploegen en kunstmeststoffen of pesticiden te verspreiden in de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang;12° het oppervlakte- of grondwaterregime opzettelijk te wijzigen, of de structuur van de grachten en waterlopen permanent te wijzigen;13° chemische producten te lozen en de inhoud van septische putten te verspreiden;14° afval achter te laten of te storten buiten de daarvoor bestemde plaatsen;15° versterkte muziek te spelen, die de geluidsdrempel van 65 dB overschrijdt;16° in bomen te klimmen in de bossen en wouden onder bosregeling en in de openbare groene ruimten. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op werkzaamheden die rechtstreeks verbonden zijn aan of noodzakelijk zijn voor het beheer van het gebied en het onderhoud van het erfgoed.

Art. 16.De minister die bevoegd is voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 april 2016.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT

BIJLAGEN BIJLAGE 1 : CARTOGRAFIE VAN "SBZ I : HET ZONI"NWOUD MET BOSRANDEN EN AANGRENZENDE BEBOSTE DOMEINEN EN DE VALLEI VAN DE WOLUWE - COMPLEX ZONI"NWOUD - VALLEI VAN DE WOLUWE" 1.1. PERIMETER VAN HET GEBIED EN GEOGRAFISCHE AFBAKENING VAN DE 28 DEELGEBIEDEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Mevr. C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering

BIJLAGE 2 : LIJST VAN DE KADASTRALE PERCELEN EN DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN DIE BEGREPEN ZIJN IN DE PERIMETER VAN HET NATURA 2000-GEBIED - "SBZ I : HET ZONI"NWOUD MET BOSRANDEN EN AANGRENZENDE BEBOSTE DOMEINEN EN DE VALLEI VAN DE WOLUWE - COMPLEX ZONI"NWOUD - VALLEI VAN DE WOLUWE" Voor de identificatie van de kadastrale percelen wordt de code APNC_MAPC gebruikt in de versie URBIS_V2_2011Q4 van het kadaster.

De digitale gegevens over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn beschikbaar op de website van het CIBG (Centrum voor Informatica voor het Brusselse Gewest). http ://www.cibg.irisnet.be/

Gemeente nummer (bron : kadaster)

Sectie (hoofdletter)

Perceelnummer

Letter exponent

Cijferexponent

Bisnummer

5 posities

5 posities

5 posities

5 posities

5 posities

5 posities


Voorbeeld : 21813_G_0132_U_012_00 Betroffen gemeentenummers 21017 Sint-Lambrechts-Woluwe 21018 Watermaal-Bosvoorde 21332 Oudergem 21612 Ukkel 21614 Ukkel 21652 Watermaal-Bosvoorde 21682 Sint-Pieters-Woluwe 21684 Sint-Pieters-Woluwe 21822 Stad Brussel

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Maken eveneens deel uit van het Natura 2000-gebied - BE1000001 - "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" *De niet-gekadastreerde delen van de waterlopen die door de Natura 2000-deelgebieden lopen o Woluwe * IB11 Hof-ter-Musschen * IB14 Woluwe-Ruigten * IB13 Opengelegde Woluwe * IB9 Ter Bronnenpark met talud Oude Spoorlijn * IB2 Ten Reukenpark en Senypark * IA14 Gebieden langs de Vorstlaan * De niet-gekadastreerde delen die verband houden met de oude spoorweg (Brussel-Tervuren lijn 160) die door de Natura 2000-deelgebieden lopen * IB7 Woluwepark * IB9 Terbronnenpark met talud Oude Spoorlijn * De niet-gekadastreerde straten, wegen en paden in de Natura 2000-deelgebieden die door de Natura 2000-deelgebieden lopen * IB11 Hof-ter-Musschen * IB14 Woluwe-Ruigten * IB10 Maloupark * IB13 Opengelegde Woluwe * IB9 Terbronnenpark met talud Oude Spoorlijn * IB7 Woluwepark * IA1 Zoniënwoud * IA11 Taluds "Drielinden" * IA3 Tournay-Solvaypark * IA2 Ter Kamerenbos Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14/04/2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe".

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering

BIJLAGE 3 : STAAT VAN INSTANDHOUDING, OP DE SCHAAL VAN HET GEBIED, VAN DE NATUURLIJKE HABITATTYPES EN DE POPULATIES VAN DE SOORTEN BEDOELD IN DE ARTIKELS 5 EN 6 3.1. STAAT VAN INSTANDHOUDING VAN DE HABITATTYPES VAN COMMUNAUTAIR BELANG EN VAN DE SOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG OP HET TIJDSTIP VAN DE IDENTIFICATIE (2003)

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Representativiteit De mate van representativiteit drukt uit hoe "typisch" een habitat is.

Beoordeling : A : uitstekende representativiteit B : goede representativiteit C : beduidende representativiteit D : aanwezig, maar verwaarloosbaar Als de representativiteit voor een habitattype als D wordt ingeschaald, is geen verdere aanduiding vereist voor de andere beoordelingscriteria (relatieve oppervlakte, beschermingsstatus en algemene evaluatie).

Relatieve oppervlakte De verhouding tussen de door het habitattype bestreken oppervlakte van het gebied en de totale oppervlakte van het nationale grondgebied.

Beoordeling : A : 100 % ? p > 15 % B : 15 % ? p > 2 % C : 2 % ? p > 0 % Behoudsstatus Dit criterium omvat drie subcriteria : - mate van instandhouding van de structuur - mate van instandhouding van de functies - herstelmogelijkheid Beoordeling : A : uitstekende instandhouding B : goede instandhouding C : passabele of verminderde instandhouding Algemene beoordeling De algemene beoordeling wordt uitgevoerd door de voorafgaande criteria te interpreteren, rekening houdende met het belang van de criteria voor het habitattype in kwestie.

A : uiterst waardevol B : waardevol C : beduidend

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Populatie Type van aanwezige populatie Categorie : algemene soort (C) zeldzame soort (R) zeer zeldzame soort (V) aanwezige soort (P)] Beoordeling van het gebied De beoordeling van het gebied voor de soorten bedoeld in artikel 4 van de richtlijn 2009/147/EG en voor de soorten die zijn vermeld in bijlage II van de richtlijn 92/43/EEG (overeenkomstig bijlage III, deel B) gebeurt op basis van drie criteria, waarna uitspraak wordt gedaan over een algemene analyse.

Populatie Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : 100 % ? p > 15 %, B : 15 % ? p > 2 %, C : 2 % ? p > 0 %.

D : populatie verwaarloosbaar Behoudsstatus Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : uitstekend bewaard B : goed bewaard C : matig of minder goed bewaard Isolement Mate van isolement van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort A : (vrijwel) geheel geïsoleerde populatie B : niet-geïsoleerde populatie aan de rand van het areaal C : niet-geïsoleerde, door de rest van het areaal omsloten populatie Algemene beoordeling Met dit criterium wordt een algemene beoordeling beoogd van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort. Het kan worden gebruikt om de synthese te maken van de voorafgaande criteria en om andere kenmerken van het gebied te beoordelen die voor een bepaalde soort van belang worden geacht. Tot deze factoren, die van soort tot soort kunnen verschillen, kunnen onder meer worden gerekend : de menselijke activiteiten in en om het gebied die de instandhoudingsvooruitzichten van de soort kunnen beïnvloeden, de aard van het grondbeheer, de juridische bescherming van het gebied, de ecologische relaties tussen de verschillende habitattypes en soorten enz. 3.2. STAAT VAN INSTANDHOUDING VAN DE HABITATTYPES VAN COMMUNAUTAIR BELANG EN VAN DE SOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG NA ACTUALISERING VAN DE INFORMATIEFORMULIEREN VOOR DE NATURA 2000-GEBIEDEN IN 2015

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld PF (prioritaire varianten) : alleen van toepassing voor de habitattypes 6210, 7130 en 9430, dus niet van toepassing voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest NP (niet aanwezig) : aanduiden als een habitat niet langer voorkomt Oppervlakte (ha) : oppervlakte van de habitat in de SBZ Kwaliteit gegevens G = 'Goed' (bv. gebaseerd op inventarisaties);

M = 'Matig' (bv. onvolledige gegevens en extrapolaties);

P = 'Gering' (bv. ruwe schattingen) Representativiteit De mate van representativiteit drukt uit hoe "typisch" een habitat is.

Beoordeling : A : uitstekende representativiteit B : goede representativiteit C : beduidende representativiteit D : aanwezig, maar verwaarloosbaar Als de representativiteit voor een habitattype als D wordt ingeschaald, is geen verdere aanduiding vereist voor de andere beoordelingscriteria (relatieve oppervlakte, beschermingsstatus en algemene evaluatie).

Relatieve oppervlakte Dat is de verhouding tussen de door het habitattype bestreken oppervlakte van het gebied en de totale oppervlakte op het nationale grondgebied.

Beoordeling : A : 100 % ? p > 15 % B : 15 % ? p > 2 % C : 2 % ? p > 0 % Behoudstatus of mate van instandhouding Dit criterium omvat drie subcriteria : - mate van instandhouding van de structuur - mate van instandhouding van de functies - herstelmogelijkheid Beoordeling : A : uitstekende behoudstatus B : goede behoudstatus C : passabele of verminderde behoudstatus Algemene beoordeling De algemene beoordeling wordt uitgevoerd door de voorafgaande criteria te interpreteren, rekening houdend met het belang van de criteria voor het habitattype in kwestie.

A : uiterst waardevol B : waardevol C : beduidend

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld S : dit vak aankruisen als de verspreiding van de informatie die voor een bepaalde soort wordt verstrekt, de instandhouding ervan in gevaar zou kunnen brengen.

NP (niet aanwezig) : aanduiden als een soort niet langer voorkomt In het gebied aanwezige populatie Type Standpopulatie (p) Voortplantingspopulatie (r) Concentratie (c) Overwinterende populatie (w) Grootte becijferde ruwe schatting van de populatie Eenheid van de becijferde ruwe schatting van de populatie (individuen;

Categorie (Cat.). invullen als de kwaliteit van de gegevens het niet mogelijk maakt om een becijferde ruwe schatting te geven algemene soort (C) zeldzame soort (R) zeer zeldzame soort (V) aanwezige soort (P)] Kwaliteit gegevens G = 'Goed' (bv. gebaseerd op inventarisaties) M = 'Matig' (bv. onvolledige gegevens en extrapolaties) P = 'Gering' (bv. ruwe schattingen) DD = 'Gegevens ontbreken' (ruwe schatting van de populatiegrootte onmogelijk) Gebiedsevaluatie De gebiedsevaluatie voor de soorten bedoeld in artikel 4 van de richtlijn 2009/147/EG en voor de soorten die zijn vermeld in bijlage II van de richtlijn 92/43/EEG (overeenkomstig bijlage III, deel B) gebeurt op basis van drie criteria, waarna uitspraak wordt gedaan over een algemene analyse.

Populatie Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : 100 % ? p > 15 %, B : 15 % ? p > 2 %, C : 2 % ? p > 0 %.

D : populatie verwaarloosbaar Behoudsstatus Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : uitstekende behoudsstatus B : goede behoudsstatus C : passabele of verminderde behoudsstatus Isolement Mate van isolatie van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort A : (vrijwel) geheel geïsoleerde populatie B : niet-geïsoleerde populatie aan de rand van het areaal C : niet-geïsoleerde, door de rest van het areaal omsloten populatie Algemene beoordeling Met dit criterium wordt een algemene beoordeling beoogd van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort. Het kan worden gebruikt om de synthese te maken van de voorafgaande criteria en om andere kenmerken van het gebied te beoordelen die voor een bepaalde soort van belang worden geacht. Tot deze factoren, die van soort tot soort kunnen verschillen, kunnen onder meer worden gerekend : de menselijke activiteiten in en om het gebied die de instandhoudingsvooruitzichten van de soort kunnen beïnvloeden, de aard van het grondbeheer, de juridische bescherming van het gebied, de ecologische relaties tussen de verschillende habitattypes en soorten enz.

A : uiterst waardevol B : waardevol C : beduidend Gezien om te worden toegevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000001 : "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe".

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Mevr. C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering

BIJLAGE 4 : Instandhoudingsdoelstellingen die van toepassing zijn op het volledige gebied I. Instandhoudingsdoelstellingen Onderstaande tabellen leggen de kwalitatieve en kwantitatieve instandhoudingsdoelstellingen vast van het Natura 2000-gebied - BE1000003 : "SBZ III : De beboste zones en de vochtige zones van de vallei van de Molenbeek in het noordwesten van het Brussels Gewest" voor ieder type natuurlijke habitat en iedere voorkomende soort van communautair belang bedoeld onder de artikelen 5, 6 en 7 van onderhavig besluit.

Verder worden er ook instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd voor de natuurlijke habitats van gewestelijk belang en voor de populaties van soorten van gewestelijk belang beoogd onder de artikelen 8 en 9 van onderhavig besluit.

Deze instandhoudingsdoelstellingen worden opgesteld om de staat van instandhouding van deze habitats en deze soorten zoals geëvalueerd op het ogenblik van de identificatie van het gebied te verzekeren, en de staat van instandhouding van deze habitats en soorten te verbeteren teneinde een gunstige staat van instandhouding te behouden of te bereiken.

Voor zover zij de verwezenlijking van de hiervoor beoogde instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg staan, worden er ten slotte doelstellingen vastgesteld met het oog op de instandhouding van de onder artikel 10 van onderhavig besluit beoogde inheemse soorten en/of hun herstel in een staat van gunstige instandhouding. Deze instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen in de hierna volgende tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied "SBZ III : De beboste zones en de vochtige zones van de vallei van de Molenbeek in het noordwesten van het Brussels Gewest".

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Mevr. C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering

^