gepubliceerd op 24 juli 2012
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
5 JULI 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, meer bepaald op artikelen 3, § 1er, 6, § 2 en 8;
Gelet op de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 31/08/2006 pub. 12/10/2006 numac 2006031495 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten houdende uitvoering van de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 januari 2012;
Gelet op het advies 51.385/4 van de Raad van State, gegeven op 6 juni 2012, in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Gelet op de akkoordbevindiing van de Minister van Begroting, gegeven op 22 maart 2012;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 19 april 2012;
Overwegende de EG-verordening nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag betreffende de de-minimis-steun (PB L 379 van 28 december 2006, blz. 5-10 en PB L 314 / M van 1 december 2007, blz. 654-659), Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Regering : De Brusselse Hoofdstedelijke Regering;2° Minister : het lid van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met het afzet- en uitvoerbeleid in zijn bevoegdheden;3° Ordonnantie : de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° Bestuur : het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° Subsidie : de toegekende financiële steun volgens de voorwaarden voorzien in dit besluit; 6° Onderneming : 6.1° : Elke natuurlijke of rechtspersoon zoals bepaald door de communautaire normen betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake Staatssteun, met uitzondering van de ondernemingen die behoren tot de non-profit sector of die taken van algemeen belang uitvoeren of overheidsbedrijven. 6.2° : De onderneming als bedoeld in punt 6.1° moet aan de Europese definitie beantwoorden van de kleine, middelgrote en micro-ondernemingen zoals bepaald door de Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Europese Commissie 7° "starter" : elke onderneming die sinds minder dan vier jaar ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen;8° Uitvoeren : Uitvoer van goederen en diensten in de zin van de Verordening (EG) Nr.2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996); 9° Beurs : Manifestatie met commercieel en internationaal karakter, meer bepaald beurs, salon, tentoonstelling, markt, ontmoeting tussen partners.
Art. 2.§ 1. Om te kunnen genieten van een subsidie zoals voorzien in dit besluit, moet de onderneming aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° een economische activiteit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitoefenen en beschikken over menselijke middelen en goederen die specifiek voor haar bestemd zijn;2° niet actief zijn in een van de economische activiteitensectoren die in de Bijlage van dit besluit staan;3° geen onderneming in moeilijkheden zijn in de betekenis van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun. § 2. De onderneming moet bovendien een strategisch plan overmaken dat de bevordering van de buitenlandse handel beoogt waarin het (de) initiatief/initiatieven past/passen waarvoor ze een subsidie van het Gewest vraagt.
Art. 3.Worden uitgesloten van het genot van subsidies : 1° de uitgaven met betrekking tot de prestaties die intern in de onderneming worden verricht, met uitzondering van de subsidie als bedoeld in hoofdstuk V van dit besluit;2° de normale en terugkerende werkingsuitgaven van de onderneming;3° alle uitgaven met een overbodig karakter;4° de externe diensten die op regelmatige basis in onderaanneming gepresteerd worden;5° de uitgaven die een rechtstreeks verband hebben met de core business van de onderneming.
Art. 4.De uitgaven waarmee rekening wordt gehouden in het kader van de berekening van de subsidie zijn de uitgaven btw niet-inbegrepen. De btw (Belasting op de Toegevoegde Waarde) kan slechts in aanmerking genomen worden indien ze effectief en definitief door de Begunstigde gedragen wordt.
Art. 5.De beslissing van toekenning van de subsidie wordt aan de begunstigde meegedeeld door middel van een beslissingsfiche die inlichtingen over alle toekenningsmodaliteiten geeft.
Art. 6.Het bedrag van de subsidie moet expliciet in de jaarrekeningen van de begunstigde vermeld worden.
Art. 7.In toepassing van artikel 7 van de ordonnantie dient de onderneming gedurende een periode van drie jaar die begint te lopen vanaf de datum waarop de beslissing van toekenning van de subsidie genomen werd waarvan sprake in artikel 5 : 1° de toekenningsmodaliteiten van de subsidie zoals ze in de beslissingsfiche, vermeld in artikel 5, staan na te leven;2° haar economische activiteiten op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te handhaven.
Art. 8.De onderneming verbindt zich ertoe geen andere subsidie aan te vragen bij een internationale, federale, gewestelijke, gemeenschaps- of lokale overheid voor dezelfde uitgaven.
Art. 9.De onderneming verbindt er zich toe om in regel te zijn met alle normen die op haar van toepassing zijn, meer bepaald de normen van fiscale, sociale en milieuaard.
Art. 10.In toepassing van de artikelen 8 en 9 van de ordonnantie is de onderneming gedurende een periode van drie jaar die een aanvang neemt op de datum van beslissing van toekenning van de subsidie waarvan sprake in artikel 5 gehouden om de steun in de volgende gevallen terug te geven : 1° In geval van schending van de artikelen 7, 8 of 9 van dit besluit;2° In de gevallen als bedoeld in artikel 13 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, en in artikel 94 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle;3° Bij faillissement, ontbinding of vrijwillige of gerechtelijke vereffening van de begunstigde;4° Bij overhandiging door de begunstigde van opzettelijk onjuiste inlichtingen, welk het effect van deze inlichtingen ook moge zijn voor het bedrag van de steun, zonder afbreuk te doen aan de gerechtelijke vervolging die van toepassing is op de personen die deze inlichtingen hebben verstrekt.
Art. 11.De Minister kan in overeenstemming met voorgaande artikelen op de teruggegeven subsidies intresten toepassen die op het Europese referentiepercentage berekend zijn.
Art. 12.Bij elke beslissing van toekenning wordt de onderneming ervan op de hoogte gebracht dat de subsidie wordt verleend overeenkomstig het stelsel van de-minimissteun zoals bepaald door de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, opdat ze een boekhouding zou kunnen voeren van de aldus ontvangen steun. Elke soortgelijke nieuwe steun wordt slechts toegekend nadat de begunstigde onderneming een verklaring op eer heeft overgemaakt, aan de hand waarvan ze verklaart dat de gevraagde steun er niet voor zorgt dat de som van de volgens dat stelsel al verleende steun, met inbegrip van de steun verkregen krachtens een andere wetgeving, het maximumbedrag overschrijdt dat gedurende de door de de-minimis Verordening voorgeschreven periode is toegelaten.
Art. 13.De onderneming die geniet van een subsidie voorzien in dit besluit, verbindt zich ertoe alle eventuele vacante betrekkingen aan Actiris door te geven. HOOFDSTUK 2. - Subsidie voor de verwezenlijking van de informatiedragers ter bevordering van de buitenlandse handel
Art. 14.De Minister kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie aan de ondernemingen toekennen voor het verwezenlijken van informatiedragers die voor de promotie van de buitenlandse handel bestemd zijn.
Art. 15.De subsidieerbare uitgaven voor de verwezenlijking van informatiedragers zijn de uitgaven met betrekking tot promotionele dragers voor de individuele presentatie van activiteiten, referenties, producten of diensten van de onderneming zoals brochures, folders, catalogi, websites, filmproductie, logo's, vertaalkosten, uitgezonderd de stalen.
Art. 16.Het percentage van tussenkomst van de subsidie bedraagt 50 % van de subsidieerbare uitgaven zoals bepaald in artikel 15, met een minimale tussenkomst van 500 euro en een maximale tussenkomst van 5.000 euro per kalenderjaar.
Art. 17.§ 1. De onderneming dient haar steunaanvraag in bij het Bestuur met behulp van een typeformulier dat is opgesteld door het Bestuur en beschikbaar is op zijn website. § 2. De aanvraag moet bij het Bestuur worden ingediend vóór de verwezenlijking van de drager en enkel de facturen na de datum van indiening van de aanvraag zullen in aanmerking genomen worden, met uitzondering van de voorschotfacturen. § 3. Het Bestuur moet binnen de twaalf maanden te tellen vanaf de datum van de betekening van de beslissing in het bezit zijn van alle bewijsstukken. De aard van de bewijsstukken wordt in het typeformulier waarvan sprake in § 1 vermeld.
Art. 18.De betaling van de subsidie heeft plaats na verwezenlijking van de betrokken promotionele drager op basis van de bewijsstukken van de gedane uitgaven, vergezeld gaande van een exemplaar van de gerealiseerde drager of van het adres van de gerealiseerde website. HOOFDSTUK 3. - Subsidie voor de commerciële prospectie van markten die buiten de Europese Unie gelegen zijn
Art. 19.§ 1. De Minister kan binnen de perken van de begrotingskredieten een subsidie toekennen aan de ondernemingen voor individuele of collectieve prospectietaken voor nieuwe markten of teruglopende markten die buiten de Europese Unie gelegen zijn. § 2. Een markt wordt als nieuw beschouwd indien de verkoop van de onderneming er niet meer bedraagt dan 10 % van de totale omzet van de onderneming gedurende het jaar dat de aanvraag voorafgaat. § 3. Een markt staat als teruglopend bekend wanneer de verkoop van de onderneming tijdens twee opeenvolgende jaren is achteruitgegaan en met minstens 20 % tijdens de twee afgelopen jaren die de aanvraag voorafgaat.
Art. 20.§ 1. De subsidieerbare uitgaven voor de commerciële prospectie van markten gelegen buiten de Europese Unie zijn de volgende : 1° De uitgaven betreffende de zakenreizen voor de verkenning van de markten, de selectie van invoerders of tussenpersonen, de contacten met buitenlandse agenten of kopers;2° De uitgaven betreffende de deelname aan evenementen zoals missies, congressen, contactdagen en seminaries en dit met het oog op een gunstige impact op de exportactiviteiten van de onderneming op de betrokken markten;3° De uitgaven voor de hulp van een derde waardoor de prospectie van de buitenlandse markten kan verricht worden.De derde moet minimum twee jaar beroepservaring hebben en moet een lijst met relevante referenties kunnen voorleggen waaruit zijn goede reputatie naar voor komt. Hij moet onafhankelijk zijn van de begunstigde van de steun. 4° De kosten voor registratie, homologatie en certificering op de buitenlandse markten met als doel de commercialisering van producten of diensten. § 2. Deze uitgaven dekken de kosten in verband met de deelname van maximum 2 personen per missie.
Art. 21.§ 1. Het aantal van gesubsidieerde aanvragen wordt beperkt tot vijf per kalenderjaar. § 2. Het percentage van tussenkomst van de subsidie bedraagt 50 % van de subsidieerbare uitgaven zoals in artikel 20 bepaald, met een minimale tussenkomst van 1.000 euro per aanvraag en een maximale tussenkomst van 20.000 euro per kalenderjaar.
Art. 22.§ 1. De onderneming dient haar steunaanvraag in bij het Bestuur met behulp van een typeformulier dat is opgesteld door het Bestuur en beschikbaar is op zijn website. § 2. De steunaanvraag moet bij het Bestuur worden ingediend ten laatste tien dagen voor het begin van de prospectie-opdracht. § 3. De betaling van de subsidie grijpt plaats op basis van de bewijsstukken van de gedane uitgaven en een uitvoeringsverslag van de prospectie. § 4. Het Bestuur moet binnen de negentig dagen te tellen vanaf de datum die volgt op het einde van de prospectie-opdracht in het bezit van alle bewijsstukken zijn. De aard van de bewijsstukken wordt in het typeformulier waarvan sprake in § 1 vermeld. HOOFDSTUK 4 Subsidie voor de deelname aan beurzen in het buitenland
Art. 23.De Minister kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie aan de ondernemingen toekennen met het oog op het aanmoedigen van hun deelname aan beurzen zoals beschreven in artikel 1, 9°.
Art. 24.§ 1. De subsidieerbare uitgaven voor de deelname aan beurzen zijn de uitgaven die voortvloeien uit de huur, de oprichting en het beheer van een stand, transport- en huisvestingskosten, met uitzondering van de personeelskosten. § 2. Deze uitgaven dekken de kosten in verband met de deelname van maximum 2 personen per beurs. § 3. Om van de subsidie te genieten, moet men een stand huren. § 4. De huurkosten van een stand komen niet in aanmerking wanneer deze slaan op een gemeenschappelijke stand die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gesubsidieerd wordt. § 5. De ondernemingen die aan een collectieve stand tijdens internationale beurzen in het buitenland deelnemen, kunnen eveneeens genieten van de subsidie als bedoeld in artikel 23, in zover dat er geen andere vorm van steun voor deze manifestatie voorzien is.
Art. 25.§ 1. De onderneming moet onder de eigen naam aan de beurs of het salon deelnemen en vanuit België haar eigen afgevaardigde(n) sturen die haar zal (zullen) vertegenwoordigen en de stand zal (zullen) beheren tijdens de ganse duur van de manifestatie. § 2. De onderneming die aan beurzen deelneemt onder de naam van haar agent, van haar invoerder of van haar buitenlandse distributeur of onder de naam van het moederbedrijf of van buitenlandse filialen, kan niet van een subsidie genieten, zelfs al worden de facturen aan de onderneming gericht.
Art. 26.§ 1. Het aantal van gesubsidieerde deelnames van een onderneming wordt beperkt tot vier beurzen per kalenderjaar. § 2. Het aantal deelnames aan eenzelfde beurs wordt voor eenzelfde onderneming tot vier beperkt. § 3. Voor de beurzen of salons die twee edities hebben binnen het kalenderjaar, wordt de deelname aan deze edities beschouwd als één enkele deelname.
Art. 27.§ 1. Het percentage van tussenkomst van de subsidie bedraagt 50 % van de subsidieerbare uitgaven zoals in artikel 24 bepaald, met een minimale tussenkomst van 500 euro en een maximale tussenkomst van 4.000 euro per beurs. § 2. Indien de onderneming een starter is in de zin van artikel 1.7° dan bedraagt het percentage van tussenkomst 75 % van de subsidieerbare uitgaven met een maximum van tussenkomst van 4.000 euro per beurs.
Art. 28.§ 1. De onderneming dient haar steunaanvraag in bij het Bestuur met behulp van een typeformulier dat is opgesteld door het Bestuur en beschikbaar is op zijn website. § 2. De aanvraag moet bij het Bestuur zo vroeg als mogelijk worden ingediend om van de diensten van de economische en handelsattaché die in het betrokken geografisch gebied op post is te genieten en dit ten laatste de dag die de datum van de opening van de beurs voorafgaat. § 3. De betaling van de subsidie vindt plaats op basis van bewijsstukken betreffende de subsidieerbare uitgaven zoals die in artikel 24 staan. De aard van de bewijsstukken wordt in het typeformulier waarvan sprake in § 1 vermeld. De bewijsstukken moeten ten laatste negentig dagen na de afsluitdatum van de beurs aan het Bestuur overhandigd worden. HOOFDSTUK 5. - Subsidie bij deelname aan aanbestedingen voor markten buiten de Europese Unie
Art. 29.§ 1. De Minister kan binnen de grenzen van de begrotingskredieten een subsidie toekennen voor de deelname aan openbare internationale aanbestedingen op nieuwe markten of teruglopende markten die buiten de Europese Unie gelegen zijn. § 2. Een markt wordt als nieuw beschouwd indien de verkoop van de onderneming er niet meer bedraagt dan 10 % van de totale omzet van de onderneming gedurende het jaar dat de aanvraag voorafgaat. § 3. Een markt staat als teruglopend bekend wanneer de verkoop van de onderneming tijdens twee opeenvolgende jaren is achteruitgegaan en met minstens 20 % tijdens de twee afgelopen jaren die de aanvraag voorafgaat.
Art. 30.De beoogde subsidie in artikel 29 heeft betrekking op de volgende subsidieerbare uitgaven : 1° De uitgaven met betrekking tot de aankoop van het lastenkohier;2° De uitgaven met betrekking tot de reizen verricht om de offerte voor te bereiden;3° De loonkosten pro rata de gepresteerde uren voor de indiening van een offerte.
Art. 31.Het percentage van tussenkomst van de subsidie bedraagt 50 % van de subsidieerbare uitgaven zoals in artikel 30 bepaald, met een minimale tussenkomst van 1.000 euro per aanvraag en een maximale tussenkomst van 5.000 euro per aanbesteding.
Art. 32.De deelname aan maximum drie aanbestedingen zoals bedoeld in artikel 29 kan per onderneming en per kalenderjaar gesubsidieerd worden.
Art. 33.§ 1. De onderneming dient haar steunaanvraag in bij het Bestuur met behulp van een typeformulier dat is opgesteld door het Bestuur en beschikbaar is op zijn website. § 2. De subsidieaanvraag moet bij het Bestuur vóór de datum van indiening van de offerte ingediend worden. § 3. De betaling van de subsidie vindt plaats op basis van bewijsstukken van de gedane uitgaven, een kopie van het attest van de indiening van de offerte en van een uitvoeringsverslag van het initiatief. De aard van de bewijsstukken wordt in het typeformulier waarvan sprake in § 1 vermeld. § 4. Het Bestuur moet binnen de negentig dagen te tellen vanaf de datum van indiening van de offerte in het bezit van alle bewijsstukken zijn. § 5. De onderneming is verplicht om aan het Bestuur de resultaten over te maken van de toewijzing van de opdracht zodra zij hiervan kennis heeft genomen. In geval van niet-naleving van deze bepaling, behoudt het Bestuur zich het recht toe om geen gevolg te geven aan om het even welke latere aanvraag voor elk initiatief als bedoeld in artikel 29. HOOFDSTUK 6. - Subsidie voor de opening van vertegenwoordigingskantoren buiten de Europese Unie
Art. 34.§ 1. De Minister kan binnen de perken van de begrotingskredieten een subsidie ten gunste van de opening van vertegenwoordigingskantoren in landen buiten de Europese Unie toekennen. § 2. Het vertegenwoordigingskantoor mag in geen geval een opslag- of productie-eenheid van goederen of diensten, noch een verkooppunt zijn.
Art. 35.De beoogde subsidie in artikel 34 heeft betrekking op de volgende subsidieerbare uitgaven : 1° De kosten verbonden aan de administratieve stappen en de juridische bijstand met het oog op de opening van het kantoor;2° De kosten betreffende de huur van het kantoor, met inbegrip van de huurlasten, uitgezonderd huurwaarborgen en sleutelgeld;3° De loonkosten betreffende het personeel aangesteld voor dit kantoor;4° De kosten van de missies van de kantoorhouder in het geografische gebied waarop het kantoor zich richt.
Art. 36.§ 1. Voor de twaalf eerste maanden van werking van het bureau bedraagt de subsidie 50 % van de subsidieerbare uitgaven zoals in artikel 35 staat met een maximum plafond van tussenkomst van 40.000 euro. § 2. Voor het tweede jaar van werking van het kantoor bedraagt de subsidie 50 % van de subsidieerbare uitgaven waarvan sprake in de punten 2, 3 en 4 van artikel 35 met een maximumplafond van tussenkomst van 20.000 euro.
Art. 37.De subsidie wordt slechts toegekend voor een eerste vertegenwoordigingskantoor per onderneming, per geografisch gebied en per periode van drie jaar die op de datum van de betekening van de beslissing een aanvang neemt.
Art. 38.§ 1. De toekenningsprocedure omvat twee fasen : enerzijds de aanvraag voor de voorafgaande toelating en, anderzijds, het onderzoek van het aanvraagdossier. § 2. De onderneming dient haar voorafgaande aanvraag om toelating bij het Bestuur in op een door het Bestuur opgesteld typeformulier dat beschikbaar is op de website van het Bestuur. § 3. De voorafgaande aanvraag om toelating moet worden ingediend bij het Bestuur op het moment dat de beslissing genomen wordt om een vertegenwoordigingskantoor te openen, dit wil zeggen vóór het nemen van de administratieve stappen betreffende de opening van dit bureau. § 4. Binnen de tien dagen na ontvangst van de voorafgaande aanvraag om toelating, richt het Bestuur een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarbij de toelaatbaarheid van de aanvraag bevestigd wordt of in voorkomend geval, de beslissing van weigering. § 5. Binnen de negentig dagen te rekenen vanaf de datum van deze brief, richt de onderneming aan het Bestuur op basis van een typeformulier een volledig aanvraagdossier voor steun betreffende de opening van het kantoor. Ze voegt bij dit dossier alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de berekening van het bedrag van de steun. De aard van de bewijsstukken wordt in dit typeformulier vermeld. § 6. De opening van het vertegenwoordigingskantoor waarvoor er een subsidie wordt verleend, moet plaatsgrijpen binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van de betekening van beslissing van toekenning.
Art. 39.§ 1. De vereffening van de premie hangt af van een aanvraag die uitgaat van de begunstigde en dit, uiterlijk binnen de twaalf maanden te tellen vanaf de datum van de beslissing tot toekenning van de steun, op straffe van intrekking. Op aanvraag van de onderneming kan de Minister die termijn verlengen voor naar behoren gerechtvaardigde redenen. § 2. De steun wordt vereffend in drie schijven met de volgende modaliteiten : 1° Binnen de twee maanden volgend op de ondertekening van de huurovereenkomst betreffende het vertegenwoordigingskantoor, maakt de onderneming aan het Bestuur een aanvraag tot betaling van de eerste schijf over die overeenstemt met 50 % van de toegekende subsidie voor de eerste twaalf maanden van werking van het bureau.Deze aanvraag wordt vergezeld van een gecertificeerde kopie in overeenstemming met de huurovereenkomst. 2° Na de eerste twaalf maanden van werking, richt de onderneming binnen de drie maanden aan het Bestuur, een vraag tot storting van de tweede schijf van de steun die overeenstemt met het saldo van de toegekende subsidie voor de twaalf eerste maanden van werking van het kantoor.Deze aanvraag moet vergezeld gaan van de bewijsstukken betreffende de twaalf eerste maanden voor de kosten die in artikel 35 staan. 3° Na het tweede jaar van werking, richt de onderneming binnen de drie maanden aan het Bestuur, een vraag tot storting van de derde en laatste schijf overeenkomstig de toegekende subsidie voor het tweede jaar van werking van het kantoor.Deze aanvraag gaat vergezeld van de bewijsstukken betreffende het tweede jaar van de kosten die in de paragrafen 2, 3 en 4 van artikel 35 staan. HOOFDSTUK 7 Modaliteiten inzake controle op en teruggave van de steun
Art. 40.Vanaf de datum van de indiening van het aanvraagdossier, en tot 31 december van het jaar dat volgt op het vervallen van de verplichtingen van de onderneming ten aanzien van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kan het Bestuur overgaan tot : 1° de controle van de verrichting van de uitgaven uitgevoerd in het kader van de toekenning van de steun, ofwel ter plaatse, ofwel op basis van de bewijsstukken door de onderneming overgemaakt;2° de controle van de naleving door de onderneming van de artikelen 7 en 8 van dit besluit. HOOFDSTUK 8. - Opheffingsbepaling
Art. 41.Dit besluit heft het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 31/08/2006 pub. 12/10/2006 numac 2006031495 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten houdende uitvoering van de ordonnantie van 13 januari 1994 betreffende de bevordering van de buitenlandse handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 42.Dit besluit treedt in werking twee maanden na de datum van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Niettemin blijft het voormelde besluit van de Regering van 31 augustus 2006 van toepassing voor de aanvragen ingediend voor het in werking treden van dit besluit.
Voor de toepassing van onderhavig besluit zal er geen rekening worden gehouden met de toepassingscriteria met betrekking tot het besluit van de Regering van 31 augustus 2006
Art. 43.De Minister wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, op 5 juli 2012.
Voor de Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Buitenlandse Handel, en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE