gepubliceerd op 12 oktober 2006
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter bescherming van de personeelsleden van het ministerie en van sommige openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk
27 APRIL 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter bescherming van de personeelsleden van het ministerie en van sommige openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989. met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op het artikel 40, § 1;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11;
Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brusselse Gewest, inzonderheid op artikel 27;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989. tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd door de wet van 16 juni 1989;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990. houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8, tweede lid;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990. houdende oprichting van het Gewestelijke Agentschap voor netheid, inzonderheid op artikel 8, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 maart 1991. houdende coördinatie van de wetten van 28. december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op artikelen 9 en 16;
Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992. betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 17;
Gelet op de ordonnantie van 8 april 1993. houdende oprichting van het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de gemeentelijke thesaurieën;
Gelet op de ordonnantie van 8 september 1994. houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 8 vervangen door de ordonnantie van 8 december 2005;
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op de artikelen 32bis tot 32tredecies, ingevoegd door de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk;
Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001. houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 34, § 1;
Gelet op de ordonnantie van 12 juni 2003. houdende oprichting van het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, inzonderheid op artikel 9;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 februari 1999 ter bescherming van de personeelsleden tegen seksuele intimidatie op het werk bij het ministerie, evenals in sommige instellingen van openbaar nut;
Gelet op het advies van het Bureau van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van 4 juli 2005;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Huisvestingsmaatschappij van 5 juli 2005;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 6 september 2005;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 10 november 2005;
Gelet op het protocol nr. 2005/27 van 29. november 2005 van Sectorcomité XV;
Gelet op het advies 39.873 /4 van de Raad van State, gegeven op 6 maart 2006, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister belast met Openbaar Ambt, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden : - van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - van het Centrum voor Informatica van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - van het Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de gemeentelijke thesaurieën; - van het Brussels Instituut voor Milieubeheer; - van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp; - van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid; - van het Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, - van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij; - van de Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling; - van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel; - van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder leidende ambtenaar : de ambtena(a)r(en) belast met de hoge leiding van het ministerie of de openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bedoeld in artikel 1 van dit besluit.
Art. 3.Een of meerdere vertrouwenspersonen van elke taalrol kunnen aangesteld worden binnen het ministerie en elke openbare instelling bedoeld in artikel 1.
Een tweetalig ambtenaar kan evenwel worden aangewezen als vertrouwenspersoon. Hij moet voldoende kennis van de taal van de andere taalrol als de zijne bezitten ofwel omdat hij een ambtenaar van het tweetalig kader is, die krachtens artikel 43, § 3, derde lid van de gecoördineerde wetten van 18. juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken het bewijs heeft geleverd de tweede taal voldoende te beheersen, ofwel omdat hij in het bezit is van een getuigschrift waaruit de voldoende kennis van de andere taal blijkt dat uitgereikt is op grond van de artikelen 7, 11 en 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53. van dezelfde wetten.
Art. 4.De vertrouwenspersonen worden aangesteld door de leidende ambtenaar, naar aanleiding van een oproep tot de kandidaten en volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 32sexies van voormelde wet van 4 augustus 1996.
Art. 5.Het mandaat van de vertrouwenspersonen duurt drie jaar en is hernieuwbaar.
Het mandaat wordt hernieuwd door de leidende ambtenaar, met akkoord van de vertrouwenspersoon en van het basisoverlegcomité.
Art. 6.De vertrouwenspersonen worden verplicht een vorming te volgen die aangepast is aan hun opdrachten.
Voor de uitoefening van hun opdrachten hangen de vertrouwenspersonen rechtstreeks van de leidende ambtenaar af.
De leidende ambtenaar ziet erop toe dat de vertrouwenspersonen over de nodige tijd en middelen beschikken voor de uitoefening van hun opdracht.
Art. 7.De vertrouwenspersonen zijn tot geheimhouding verplicht bij de uitoefening van hun opdrachten.
Art. 8.De vertrouwenspersonen kunnen op elke moment een einde stellen aan hun mandaat.
Indien een einde wordt gemaakt aan het mandaat van een vertrouwenspersoon, wordt een nieuwe vertrouwenspersoon aangesteld overeenkomstig artikel 4 van dit besluit. Deze laatste maakt het lopende mandaat af.
Art. 9.Het mandaat van vertrouwenspersoon mag geen nadeel inhouden noch enig voordeel opleveren voor de houder.
Art. 10.De bescherming van de aanklager, en de getuigen bedoeld in artikel 32tredecies van voormelde wet van 4 augustus 1996, wordt hen verzekerd vanaf het neerleggen van de gemotiveerde klacht.
Art. 11.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 februari 1999 ter bescherming van de personeelsleden tegen seksuele intimidatie op het werk bij het ministerie, evenals in sommige instellingen van openbaar nut wordt opgeheven.
Niettemin blijven de krachtens voormeld besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 februari 1999 aangestelde vertrouwenspersonen in functie tot aan de aanstelling van de vertrouwenspersonen bepaald in dit besluit. In dat geval worden hun bevoegdheden, middels de aangepaste vorming bedoeld in artikel 6, eerste lid van dit besluit, uitgebreid tot de specifieke bepalingen betreffende geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, overeenkomstig hoofdstuk Vbis met de artikelen 32ter tot 32tredecies van voormelde wet van 4 augustus 1996.
Art. 12.De Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 april 2006.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL