Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 26 juli 2013
gepubliceerd op 03 september 2013

Ordonnantie tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2013031704
pub.
03/09/2013
prom.
26/07/2013
ELI
eli/ordonnantie/2013/07/26/2013031704/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JULI 2013. - Ordonnantie tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In deze ordonnantie, wordt verstaan onder : « Modaal aandeel » : aandeel van een vervoermiddel ten opzichte van de andere vervoerswijzen; « Verkeersveiligheid » : de mogelijkheid voor alle gebruikers om zich in alle veiligheid te verplaatsen, ongeacht de verplaatsingswijze, ook voor voetgangers en fietsers en ongeacht de infrastructuur of de uitrusting, met inbegrip van trottoirs; « Milieueffectenrapport » : effectenrapport als bedoeld in Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's; « Bestek » : bestek als bedoeld in Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's; « Gewestelijke Mobiliteitscommissie » : de Commissie opgericht bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 oktober 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 19/10/2000 pub. 23/03/2002 numac 2002031135 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot oprichting van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie sluiten tot oprichting van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie; « Referentieambtenaar » : de ambtenaar die de Regering aanwijst en belast met de coördinatie van de opmaak van het gewestelijk mobiliteitsplan en met het toezicht op de overeenstemming van de gemeentelijke mobiliteitsplannen met het gewestelijk mobiliteitsplan; « Aanvullend plan » : themaplan op het gebied van mobiliteit, met een beschrijving van de doelstellingen en de maatregelen inzake mobiliteit per vervoerswijze, soort activiteit of publiek; « Project van gewestelijk belang inzake mobiliteit » : de handelingen en werken op wegen en in openbare ruimtes waarvan het belang het louter gemeentelijke belang en het grondgebied van één gemeente overstijgt of elk project dat als dusdanig in het gewestelijk mobiliteitsplan wordt bestempeld. HOOFDSTUK II. - Instrumenten van mobiliteitsplanning Afdeling 1. - Gewestelijk mobiliteitsplan

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 3.Het gewestelijk mobiliteitsplan is een strategisch en richtinggevend instrument voor de uitvoering van het mobiliteitsbeleid en houdt rekening met de richtingen die worden aangegeven in het gewestelijk ontwikkelingsplan. Het vormt een factor voor de economische, sociale en milieuontwikkeling op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 4.De Regering neemt een gewestelijk mobiliteitsplan aan dat van toepassing is op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Regering herziet het gewestelijk mobiliteitsplan om de tien jaar.

Onderafdeling 2. - Inhoud

Art. 5.Het gewestelijk mobiliteitsplan bestaat uit een algemeen gedeelte dat de strategie van het mobiliteitsbeleid vastlegt en een specifiek gedeelte dat er de elementen van uitwerkt die betrekking hebben op de aanleg van wegen en de openbare ruimte.

Art. 6.§ 1. Het algemeen gedeelte van het gewestelijk mobiliteitsplan omschrijft de strategie van het mobiliteitsbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de concrete acties voor de uitvoering ervan.

Het algemeen gedeelte van het gewestelijk mobiliteitsplan omvat een strategisch en een verordenend luik. § 2. Het strategische luik omvat meer bepaald : 1° een beschrijving en een evaluatie van de huidige mobiliteitssituatie op het grondgebied van het Gewest, alsook een overzicht van wat goed en slecht functioneert met betrekking tot de mobiliteitsdoelstellingen.De evaluatie van de bestaande situatie omvat inzonderheid : (i) een analyse van de modale aandelen en de belangrijke evolutie van de verschillende aandelen; (ii) een analyse van de elementen die toelichting verstrekken bij de vraag naar mobiliteit en de aanzienlijke evolutie ervan; (iii) een kwalitatieve analyse van de inrichting van de openbare ruimte in het licht van de mobiliteitsvraagstukken en de evolutie ervan; 2° een onderzoek van de impact van alle bestaande verplaatsingswijzen op het milieu, de verkeersveiligheid, de gezondheid en de sociaaleconomische activiteiten in het Gewest;3° een studie over het evenwicht tussen vraag en aanbod inzake mobiliteit en over de bereikbaarheid van de verschillende stedelijke functies, inclusief een voorafspiegeling voor de toekomst, rekeninghoudend met de ontwikkelingsperspectieven van het Gewest;4° de algemene principes en de algemene tendensen op het vlak van mobiliteit tijdens de geldigheidsduur van het plan;5° een studie van de verschillende mobiliteitsscenario's waarmee rekening moet worden gehouden om te beantwoorden aan de behoeften inzake mobiliteit voor een periode van tien jaar, waarbij rekening wordt gehouden met de keuzes van het gewestelijk ontwikkelingsplan;6° een schatting van de impact van alle concrete acties bedoeld in § 3, 3°, op de mobiliteit, de modale aandelen en de efficiëntie van de verschillende verplaatsingswijzen, maar ook op het milieu, de verkeersveiligheid, de gezondheid en de sociaaleconomische aspecten;7° de studie en de analyse van de plannen en de voorschriften die zijn vastgesteld op het niveau van de Europese Unie, de federale Staat en de andere Gewesten en die een invloed hebben op de gewestelijke mobiliteit. § 3. Het verordenende luik omvat : 1° de becijferde en in de tijd bepaalde doelstellingen, die het gewestelijk mobiliteitsplan nastreeft;2° de instrumenten die de Regering vaststelt om die doelstellingen te verwezenlijken, inzonderheid de juridische, financiële, fiscale en procedurele maatregelen;3° de concrete acties die tot doel hebben het gewestelijk mobiliteitsbeleid te verwezenlijken, namelijk de maatregelen, operationele regels en de prioriteiten.

Art. 7.§ 1. Het specifieke gedeelte van het gewestelijk mobiliteitsplan bevat een plan voor de inrichting van het wegennet dat moet worden toegepast op het gewestelijke wegennet, en, voor projecten van gewestelijk belang inzake mobiliteit, op het gemeentelijk wegennet.

Het plan voor de inrichting van het wegennet omvat een strategisch, een verordenend en een budgettair luik. § 2. Het strategisch luik stelt een exhaustieve cartografie op van het gewestelijk wegennet, en beschrijft de ontwikkelingsperspectieven van dat wegennet, de inrichting van de openbare ruimte en de plaats die binnen de openbare ruimte wordt toegekend aan de verschillende verplaatsingswijzen. De doelstellingen inzake de verbindingen en de bediening op het vlak van het mobiliteitsaanbod worden erin geformuleerd, evenals de bedieningszones, los van eender welk traject dat later moet worden uitgestippeld. § 3. Het verordenende luik formuleert de algemene principes die ten grondslag liggen van het gewestelijk mobiliteitsbeleid.

Het verordenende luik stelt ook de operationele regels vast betreffende de uitvoering van het gewestelijk mobiliteitsplan en, op niet-exhaustieve wijze, de projecten inzake de inrichting van het gewestelijk wegennet tot uitvoering van het strategische luik van het specifiek gedeelte van het gewestelijk mobiliteitsplan zoals bedoeld in § 2. § 4. Het budgettair luik bevat een raming van de kosten voor de uitvoering van de algemene principes, de operationele regels en de projecten tot inrichting van het gewestelijk wegennet zoals bepaald in het kader van het verordenende luik bedoeld in § 3.

Onderafdeling 3. - Opmaakprocedure

Art. 8.§ 1. De Regering raadpleegt, volgens de regels die zij bepaalt, de gemeenten met betrekking tot de belangrijkste richtingen inzake mobiliteit die in het gewestelijk mobiliteitsplan moeten worden opgenomen. § 2. De Regering stelt een ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan op, evenals een milieueffectenrapport.

Daartoe stelt zij een ontwerpbestek van milieueffectenrapport op met betrekking tot het ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan. Het milieueffectenrapport wordt opgemaakt conform de bepalingen van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's.

De Regering legt het ontwerpbestek van het milieueffectenrapport om advies voor aan de adviesorganen waarvan de Regering de lijst vaststelt. De adviezen hebben betrekking op de draagwijdte en de nauwkeurigheid van de informatie die het rapport moet bevatten. De adviezen worden verleend binnen een termijn van dertig dagen vanaf het verzoek van de Regering. Bij gebrek daaraan, worden de adviezen geacht gunstig te zijn met betrekking tot het ontwerp van bestek.

Op basis van de adviezen die over het ontwerp van bestek van het milieueffectenrapport worden verleend, stelt de Regering het bestek voor voornoemd rapport vast, rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze kan worden geëist, de kennis en de bestaande evaluatiemethoden, de graad van nauwkeurigheid van het voorontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan en met het feit dat sommige van de aspecten ervan mogelijkerwijze moeten worden geïntegreerd op een ander niveau van het plan, waar het verkiesbaar kan zijn om de evaluatie te maken teneinde een herhaling daarvan te voorkomen. § 3. Het milieueffectenrapport wordt opgemaakt binnen een termijn van zes maanden vanaf de goedkeuring van het bestek door de Regering.

Op verzoek van de Regering en binnen de termijn die zij vaststelt, bezorgen het gewestelijk bestuur en elke gewestelijke instelling van openbaar nut de elementen die noodzakelijk zijn om het milieueffectenrapport op te maken. De Regering voegt bij het ontwerp van plan de lijst van de gewestelijke besturen en de gewestelijke instellingen van openbaar nut die wegens hun bevoegdheden betrokken zijn bij het plan.

De Regering brengt de Gewestelijke Mobiliteitscommissie op de hoogte van de evolutie van de voorafgaande studies en deelt haar de resultaten van die studies mee. De Gewestelijke Mobiliteitscommissie kan gelijk wanneer opmerkingen formuleren of de suggesties doen die zij nuttig acht. § 4. De Regering wijzigt het ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan op basis van het milieueffectenrapport. § 5. De Regering legt het ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan en het milieueffectenrapport tegelijk om advies voor aan het Bestuur Uitrusting en Vervoer, aan de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, aan de MIVB en aan de adviesorganen waarvan ze de lijst vaststelt. De adviezen worden verleend binnen een termijn van zestig dagen vanaf het verzoek. Bij gebrek daaraan, worden de adviezen geacht gunstig te zijn. § 6. De Regering legt het ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan en het milieueffectenrapport tegelijk voor aan een openbaar onderzoek gedurende een termijn van zestig dagen. Minimaal de helft van de termijn van zestig dagen moet buiten de schoolvakantie vallen.

Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd via aanplakking in de gemeenten, bij bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Franstalige en drie Nederlandstalige kranten die in het Gewest worden verspreid, evenals via een radio- en televisieboodschap. Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd op de website van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De aankondiging vermeldt het begin en het einde van het openbaar onderzoek.

De gemeenten worden verzocht om hun opmerkingen te formuleren in het kader van het openbaar onderzoek.

De documenten die aan het openbaar onderzoek worden onderworpen, worden gedurende het onderzoek ter inzage gelegd van het publiek in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest of van elke betrokken gemeente wanneer het gaat om een wijziging van het gewestelijk mobiliteitsplan, alsook in het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Klachten en opmerkingen worden vóór de sluiting van het onderzoek, per post of e-mail, naar de Regering verzonden. De Regering bezorgt het Parlement een kopie van de klachten en opmerkingen, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de sluiting van het openbaar onderzoek. § 7. Tegelijk met het openbaar onderzoek bedoeld in § 6, legt de Regering het ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan en het milieueffectenrapport om advies voor aan de twee andere Gewesten, volgens de regels die zij vaststelt. De twee andere Gewesten hebben een termijn van zestig dagen om hun advies uit te brengen. § 8. De Regering past het ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan aan op basis van de adviezen en opmerkingen bedoeld in de §§ 5, 6 en 7. § 9. Binnen de zes maanden die volgen op de sluiting van het openbaar onderzoek, keurt de Regering het gewestelijk mobiliteitsplan goed.

Het besluit van de Regering tot goedkeuring van het gewestelijk mobiliteitsplan wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Het plan treedt vijftien dagen na de publicatie ervan in werking.

De Regering bezorgt het gewestelijk mobiliteitsplan onverwijld aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.

Binnen de dertig dagen die volgen op de goedkeuring van het gewestelijk mobiliteitsplan, brengt de Regering de gemeenten en de adviesorganen die tijdens de opmaakprocedure van dat plan werden geraadpleegd op de hoogte van de goedkeuring ervan.

De Regering stelt het gewestelijk mobiliteitsplan ter beschikking van het publiek op de website van het Gewest. De Regering kan aanvullende regels voor de terbeschikkingstelling bepalen.

Onderafdeling 4. - Wijzigingsprocedure

Art. 9.§ 1. De Regering beslist om het gewestelijk mobiliteitsplan te wijzigen indien zij dat nodig vindt.

Ingeval van wijziging van het GewMP, wordt de procedure van artikel 8 toegepast.

De Regering kan echter van mening zijn dat de beoogde wijzigingen van gering belang zijn en geen noemenswaardige gevolgen voor het milieu hebben volgens de regels beschreven in de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's.

Wanneer de Regering oordeelt dat de beoogde wijzigingen van het gewestelijk mobiliteitsplan van gering belang zijn en geen noemenswaardige gevolgen voor het milieu hebben, vraagt de Regering het advies van de adviesorganen waarvan zij de lijst vaststelt. De adviezen hebben betrekking op het ontbreken van noemenswaardige gevolgen van de beoogde wijzigingen. De adviezen worden uitgebracht binnen een termijn van dertig dagen vanaf het verzoek van de Regering.

Bij gebrek daaraan, worden de adviezen geacht gunstig te zijn.

Op basis van de in het vierde lid bedoelde adviezen, beslist de Regering of de beoogde wijzigingen van het gewestelijk mobiliteitsplan al dan niet een milieueffectenrapport moet worden opgesteld.

Beslist de Regering dat er over de beoogde wijzigingen van het gewestelijk mobiliteitsplan geen milieueffectenrapport moet worden opgesteld, dan keurt de Regering het ontwerp van gewijzigd GewMP en voegt ze daar haar in het vijfde lid bedoelde beslissing en motivering aan toe.

Beslist de Regering dat er over de beoogde wijzigingen van het gewestelijk mobiliteitsplan wel een milieueffectenrapport moet worden opgesteld, dan is de in artikel 8 bedoelde procedure van toepassing met betrekking tot de beoogde wijzigingen van het gewestelijk mobiliteitsplan. § 2. De Regering legt het ontwerp van GewMP en, in voorkomend geval, het milieueffectenrapport tegelijkertijd om advies voor aan het Bestuur voor Uitrusting en Vervoer, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, de MIVB en de adviesorganen waarvan ze de lijst vaststelt. De adviezen worden bezorgd binnen de zestig dagen na ontvangst van het verzoek. Bij gebrek daarvan, worden de adviezen geacht gunstig te zijn. § 3. De Regering stelt het gewijzigd plan vast volgens de regels in artikel 8, § 9, en gaat over tot de formaliteiten voor de bekendmaking ervan zoals bedoeld in datzelfde artikel. § 4. Onder de in het gewestelijk mobiliteitsplan aangebrachte wijzigingen, duidt de Regering de wijzigingen aan die noemenswaardige gevolgen hebben voor de bepalingen van de gemeentelijke mobiliteitsplannen zoals bedoeld in artikel 11 en die een wijziging van sommige aangeduide bepalingen van de genoemde gemeentelijke mobiliteitsplannen noodzakelijk maken.

Onderafdeling 5. - Follow-up van het plan

Art. 10.§ 1. Dertig maanden na de inwerkingtreding van het gewestelijk mobiliteitsplan, stelt de referentieambtenaar een evaluatieverslag op.

Dat verslag evalueert op kwantitatieve en kwalitatieve wijze de concrete uitvoering van het gewestelijk mobiliteitsplan. Het verslag bevat ook aanbevelingen betreffende bijsturingen om de vastgestelde tekortkomingen en zwakke punten te verhelpen.

Op basis van dat verslag, bepaalt de Regering welke bijsturingen er moeten worden doorgevoerd. § 2. Het evaluatieverslag wordt ter informatie voorgelegd aan de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, aan de gemeenten en aan het Parlement. Afdeling 3. - Gemeentelijk mobiliteitsplan

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 11.De gemeenten stellen een gemeentelijk mobiliteitsplan op voor het geheel van hun grondgebied. De gemeente herziet het gemeentelijk plan om de twaalf jaar.

Het gemeentelijk mobiliteitsplan zet inzonderheid het mobiliteitsbeleid uit het gewestelijk mobiliteitsplan om op lokaal niveau. Het gemeentelijk mobiliteitsplan neemt de verordenende luiken van het gewestelijk mobiliteitsplan in acht en sluit aan bij de tendensen van de indicatieve luiken van het gewestelijk mobiliteitsplan.

Het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt goedgekeurd binnen een termijn van vierentwintig maanden vanaf de goedkeuring van het gewestelijk mobiliteitsplan.

Onderafdeling 2. - Inhoud

Art. 12.Het gemeentelijk mobiliteitsplan bestaat uit een algemeen en een specifiek gedeelte.

Art. 13.§ 1. Het algemeen gedeelte omvat een strategisch luik en een verordenend luik. § 2. Het strategische luik omvat meer bepaald : 1° een beschrijving en een evaluatie van de huidige mobiliteitssituatie op het grondgebied van de gemeente en een overzicht van wat goed en slecht functioneert op dat vlak.De evaluatie van de bestaande situatie omvat onder meer : (i) een analyse van de modale aandelen en de belangrijke evolutie van de verschillende aandelen, (ii) een analyse van de elementen die toelichting verstrekken bij de vraag naar mobiliteit en de aanzienlijke evolutie ervan, (iii) een kwalitatieve analyse van de inrichting van de openbare ruimte in het licht van de mobiliteitsvraagstukken en de evolutie ervan;2° een onderzoek naar de impact van alle bestaande verplaatsingswijzen op het milieu, de verkeersveiligheid, de gezondheid en de sociaaleconomische activiteiten in de gemeente;3° een studie over het evenwicht tussen vraag en aanbod, meer bepaald inzake mobiliteit en over de bereikbaarheid, inclusief een voorafspiegeling voor de toekomst, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsperspectieven van de gemeente;4° de algemene principes die van toepassing zijn en de algemene tendensen op het vlak van mobiliteit tijdens de geldigheidsduur van het plan;5° een studie naar de verschillende mobiliteitsscenario's waarmee rekening moet worden gehouden om te beantwoorden aan de behoeften inzake lokale mobiliteit voor een periode van twaalf jaar, waarbij rekening wordt gehouden met het gewestelijk mobiliteitsplan, het gemeentelijk ontwikkelingsplan en met de gemeentelijke mobiliteits- en ontwikkelingsplannen van de aangrenzende gemeenten, met inbegrip van de gemeenten buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;6° een schatting van de impact van alle concrete acties, bedoeld in paragraaf 3, 2°, op de mobiliteit, de modale aandelen en de efficiëntie van de verschillende verplaatsingswijzen, maar ook op het milieu, de gezondheid, de verkeersveiligheid en de sociaaleconomische aspecten. § 3. Het verordenende luik omvat : 1° de becijferde doelstellingen op de korte en de lange termijn voor alle verplaatsingswijzen;2° de bepaling van de concrete acties voor de verwezenlijking van het mobiliteitsbeleid op het grondgebied van de betrokken gemeente.

Art. 14.Het specifieke luik van het gemeentelijk mobiliteitsplan bevat een plan voor de door de gemeente uit te voeren inrichting van het wegennet.

Het specifieke luik van het gemeentelijk mobiliteitsplan bevat ook een tijdsschema en een budgettaire raming van de kosten voor de realisatie van de inrichtingen bedoeld in het eerste lid. Dat tijdsschema en die budgettaire raming hebben indicatieve waarde.

Onderafdeling 3. - Opmaakprocedure

Art. 15.§ 1. De gemeente stelt een ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan op in overleg met de gewestelijke referentieambtenaar.

Het ontwerp van GemMP bevat een milieueffectenrapport voor de elementen die niet aan bod komen in het milieueffectenrapport van het GewMP bedoeld in artikel 8, § 2.

Daartoe stelt de gemeente een ontwerpbestek van milieueffectenrapport op met betrekking tot het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan.

Het milieueffectenrapport bevat de informatie bedoeld in artikel 8, § 2 zoals van toepassing op het ontwerp van het gemeentelijk mobiliteitsplan in kwestie.

De gemeente legt het ontwerpbestek van het milieueffectenrapport om advies voor aan de gemeentelijke adviesorganen. § 2. Op basis van de adviezen die over het ontwerpbestek van het milieueffectenrapport worden verleend, stelt de gemeente het bestek van voornoemd rapport vast, rekening houdend met de informatie die redelijkerwijze kan worden geëist, de kennis en de bestaande evaluatiemethoden, de graad van nauwkeurigheid van het plan en met het feit dat sommige van de aspecten ervan mogelijkerwijze moeten worden geïntegreerd op een ander niveau van het plan, waar het verkiesbaar kan zijn om de evaluatie te maken teneinde een herhaling daarvan te voorkomen. § 3. De gemeente wijzigt het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan op basis van het milieueffectenrapport. § 4. De gemeente legt het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan en het milieueffectenrapport tegelijk om advies voor aan het Bestuur Uitrusting en Vervoer, aan de Gewestelijke Mobiliteitscommissie en aan de MIVB, evenals aan de besturen en instanties waarvan de Regering de lijst vaststelt. De adviezen worden verleend binnen een termijn van zestig dagen vanaf het verzoek van de gemeente. Bij het verstrijken van die termijn worden de adviezen geacht gunstig te zijn. § 5. De gemeente legt het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan en het milieueffectenrapport tegelijk voor aan een openbaar onderzoek gedurende een termijn van zestig dagen. Minimaal de helft van de termijn van zestig dagen moet buiten de schoolvakantie vallen.

De documenten die aan het openbaar onderzoek onderworpen worden, worden gedurende zestig dagen ter inzage van het publiek ter beschikking gesteld in het gemeentehuis en op de website van de gemeente.

Klachten en opmerkingen worden vóór de sluiting van het onderzoek, per post of e-mail, naar de gemeente verzonden.

Tegelijk met het openbaar onderzoek wordt het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan om advies voorgelegd aan de aangrenzende gemeenten binnen en buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De adviezen worden verleend binnen een termijn van zestig dagen vanaf het verzoek van de gemeente. Bij gebrek daaraan worden de adviezen geacht gunstig te zijn. § 6. De gemeente past het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan aan op basis van de adviezen en opmerkingen bedoeld in de §§ 4 en 5.

Binnen een termijn van zestig dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek neemt de gemeente het gemeentelijk mobiliteitsplan definitief aan. § 7. In zijn motivering vat het gemeentelijk mobiliteitsplan de wijze samen waarop er rekening werd gehouden met de adviezen, klachten en opmerkingen betreffende het gemeentelijk mobiliteitsplan, alsook de redenen die de keuzes rechtvaardigen die in het goedgekeurd gemeentelijk mobiliteitsplan zijn gemaakt, rekening houdend met de andere beoogde redelijke oplossingen.

Art. 16.§ 1. De gemeente stuurt het gemeentelijk mobiliteitsplan voor goedkeuring naar de Regering binnen een termijn van dertig dagen vanaf zijn aanneming zoals bedoeld in artikel 15, § 6, tweede lid.

De referentieambtenaar die de opmaak van het gemeentelijk mobiliteitsplan heeft opgevolgd, stelt binnen de dertig dagen een verslag op over de overeenstemming van het gemeentelijk mobiliteitsplan met het gewestelijk mobiliteitsplan. Dit verslag wordt gevoegd bij het gemeentelijk mobiliteitsplan dat voor goedkeuring naar de Regering wordt verzonden. § 2. De Regering keurt het gemeentelijk mobiliteitsplan goed of weigert het goed te keuren. Elke weigering tot goedkeuring vermeldt welke elementen van het gemeentelijk mobiliteitsplan moeten worden gewijzigd.

Bij gebrek aan een beslissing van de Regering binnen een termijn van drie maanden vanaf de verzending van het gemeentelijk mobiliteitsplan door de gemeente naar de Regering, wordt het gemeentelijk mobiliteitsplan geacht te zijn goedgekeurd.

Heeft de gemeente nagelaten haar gemeentelijk mobiliteitsplan op te sturen overeenkomstig § 1, dan geldt de vaststelling van die nalatigheid door de Regering als weigering van goedkeuring. § 3. Weigert de Regering het gemeentelijk mobiliteitsplan, dan beschikt de gemeente over een termijn van vier maanden vanaf de weigering van de Regering om haar plan aan te passen aan het gewestelijk mobiliteitsplan en het opnieuw ter goedkeuring aan de Regering te bezorgen.

Als een aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan naar de Regering wordt verstuurd conform het eerste lid, stelt de referentieambtenaar die de opmaak van het gemeentelijk mobiliteitsplan heeft gevolgd binnen de dertig dagen een verslag op over de overeenstemming van het aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan met het gewestelijk mobiliteitsplan. Dit verslag wordt gevoegd bij het aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan dat ter goedkeuring naar de Regering wordt verzonden.

De Regering keurt het aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan goed indien het in overeenstemming is met het gewestelijk mobiliteitsplan.

Is het aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan niet in overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan, dan wijzigt de Regering zelf het gemeentelijk mobiliteitsplan dat zij van de gemeente heeft ontvangen teneinde het in overeenstemming te brengen met het gewestelijk mobiliteitsplan.

De beslissing van de Regering en het door de Regering gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan worden ter kennis van de betrokken gemeente gebracht. § 4. Heeft de Regering bij het verstrijken van de in § 3, eerste lid bedoelde termijn geen enkel aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan ontvangen, dan maant de Regering de gemeente aan om haar binnen een termijn van twee maanden een aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan te bezorgen dat in overeenstemming is met het gewestelijk mobiliteitsplan.

Heeft de gemeente bij het verstrijken van die termijn geen aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan opgemaakt of legt ze aan de Regering een aangepast gemeentelijk mobiliteitsplan voor dat niet in overeenstemming is met het gewestelijk mobiliteitsplan, dan wijzigt de Regering zelf het gemeentelijk mobiliteitsplan teneinde het in overeenstemming te brengen met het gewestelijk mobiliteitsplan.

De beslissing van de Regering en het door de Regering gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan worden ter kennis van de betrokken gemeente gebracht. § 5. Het besluit van de Regering tot goedkeuring van het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Het plan treedt vijftien dagen na de publicatie ervan in werking.

Binnen de dertig dagen na de aanname brengt het Gewest de betrokken gemeente, de aangrenzende gemeenten en de instanties die werden geraadpleegd in het kader van de opmaakprocedure van het gemeentelijk mobiliteitsplan zoals bedoeld in artikel 15, op de hoogte.

Het Gewest en de betrokken gemeente stellen het gemeentelijke mobiliteitsplan ter beschikking van het publiek op hun website. De modaliteiten van terbeschikkingstelling kunnen door de Regering of door de gemeente worden bepaald.

Onderafdeling 4. - Wijzigingsprocedure

Art. 17.§ 1. De gemeente wijzigt het gemeentelijk mobiliteitsplan op eigen initiatief, mits goedkeuring door de Regering, of als gevolg van een wijziging van het gewestelijk mobiliteitsplan die maakt dat het gemeentelijk mobiliteitsplan warempel gewijzigd moet worden. § 2. De wijzigingsprocedure is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 15 en 16.

Is de gemeente echter van mening dat de beoogde wijzigingen van gering belang zijn en niet noodzakelijk noemenswaardige gevolgen voor het milieu hebben, rekening houdend met de regels opgenomen in artikel 9, § 1, dan vraagt de gemeente het advies van de betrokken gemeentelijke adviesorganen en van de aangrenzende gemeenten. De adviezen worden uitgebracht binnen een termijn van dertig dagen vanaf het verzoek van de gemeente. Bij gebrek daaraan worden de adviezen geacht gunstig te zijn.

Op basis van de in het tweede lid bedoelde adviezen beslist de gemeente, bij een met redenen omklede beslissing, of er over het ontwerp van gewijzigd plan al dan niet een milieueffectenrapport moet worden opgesteld.

Beslist de gemeente dat er over de beoogde wijzigingen van het gemeentelijk mobiliteitsplan geen milieueffectenrapport moet worden opgesteld, dan keurt de gemeente het ontwerp van gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan goed dat de in het derde lid bedoelde beslissing en de motivering ervan bevat.

Beslist de gemeente dat er over de beoogde wijzigingen van het gemeentelijk mobiliteitsplan wel een milieueffectenrapport moet worden opgemaakt, dan is de in artikel 15 bedoelde procedure van toepassing met betrekking tot de beoogde wijzigingen. § 3. Voor het besluit van de Regering tot goedkeuring van het gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan en het gewijzigd gemeentelijk plan gelden de regels van bekendmaking zoals bedoeld in artikel 16, § 5.

Art. 18.§ 1. Wordt er een nieuw gewestelijk mobiliteitsplan opgemaakt of wordt het gewestelijk mobiliteitsplan gewijzigd, dan worden de gemeentelijke mobiliteitsplannen gewijzigd binnen een termijn van achttien maanden teneinde ze in overeenstemming te brengen met het gewestelijk mobiliteitsplan en zulks overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17. § 2. Blijft een gemeente in gebreke haar gemeentelijk mobiliteitsplan te wijzigen binnen die termijn, dan maant de Regering haar aan om haar plan te wijzigen binnen een termijn van zes maanden.

Heeft de in gebreke blijvende gemeente haar gemeentelijk mobiliteitsplan bij het verstrijken van die termijn niet gewijzigd in overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan, dan treedt de Regering in plaats van de gemeente en wijzigt zij het gemeentelijk mobiliteitsplan overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 16 en zulks binnen een termijn van zes maanden.

De Regering zet de acties voort die de gemeente heeft ondernomen maar die nog niet zijn voltooid met het oog op het wijzigen van haar gemeentelijk mobiliteitsplan in het kader van artikel 17.

De Regering wijzigt het gemeentelijk mobiliteitsplan van de in gebreke blijvende gemeente op basis van het verslag van de referentieambtenaar.

De beslissing van de Regering en het gemeentelijk mobiliteitsplan zoals gewijzigd door de Regering worden ter kennis van de betrokken gemeente gebracht.

Het besluit van de Regering tot goedkeuring van het gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan treedt vijftien dagen na de publicatie ervan in werking.

Binnen een termijn van dertig dagen na de goedkeuring van het gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan, geeft het Gewest daarvan kennis aan de betrokken gemeente, de aangrenzende gemeenten en de adviesorganen die werden geraadpleegd tijdens de opmaakprocedure van het gemeentelijk mobiliteitsplan overeenkomstig artikel 15.

Het Gewest en de betrokken gemeente stellen het gewijzigd gemeentelijk mobiliteitsplan ter beschikking van het publiek op hun website. De Regering of de gemeente kunnen aanvullende modaliteiten van terbeschikkingstelling vaststellen.

Onderafdeling 5. - Procedure tot gedeeltelijke opheffing van het gemeentelijk plan

Art. 19.Onverminderd de toepassing van de artikelen 6 en 7, kan de gemeente op eigen initiatief of op verzoek van de Regering beslissen om de noodzakelijke opheffing vast te stellen van de geschreven en grafische bepalingen van een gemeentelijk mobiliteitsplan wegens het gebrek aan overeenstemming ervan met het gewestelijk mobiliteitsplan.

In geval van gedeeltelijke opheffing wordt de met redenen omklede beslissing van de gemeente vergezeld van een gecoördineerde versie van de grafische en geschreven bepalingen van het gemeentelijk mobiliteitsplan.

De Regering keurt de gecoördineerde versie van de grafische en geschreven bepalingen van het gemeentelijk mobiliteitsplan goed binnen een termijn van drie maanden vanaf de ontvangst van de met redenen omklede beslissing van de gemeente. Bij gebrek daaraan, wordt de beslissing van de gemeente geacht te zijn goedgekeurd.

Het besluit van de Regering tot goedkeuring van de beslissing van de gemeente of, in het geval zoals bedoeld in het derde lid, een bericht van de Regering waarin wordt vastgesteld dat de goedkeuring van de beslissing van de gemeente wordt geacht te zijn goedgekeurd, wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Onderafdeling 6. - Follow-up van het plan

Art. 20.De gemeente stelt, in overleg met de referentieambtenaar, om de dertig maanden een evaluatieverslag op over de acties die de gemeente heeft uitgevoerd in het kader van het gemeentelijk mobiliteitsplan. Dat verslag bevat aanbevelingen betreffende corrigerende acties om de vastgestelde tekortkomingen en zwakke punten te verhelpen. De gemeente legt zo nodig de corrigerende acties vast. Afdeling 4. - Aanvullende plannen

Art. 21.De Regering legt aanvullende plannen vast. Die plannen worden opgemaakt in overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan.

Die plannen zijn indicatief voor de instellingen onder het toezicht van het Gewest en voor de gemeenten. Zij mogen er alleen van afwijken op voorwaarde dat ze de redenen daarvoor uitdrukkelijk opgeven.

Art. 22.De aanvullende plannen die de gemeenten hebben aangenomen, worden opgemaakt in overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan en de gemeentelijk mobiliteitsplannen. Afdeling 5. - Beheersovereenkomsten

Art. 23.De beheersovereenkomsten van de openbare instellingen onder het toezicht van het Gewest worden opgemaakt in overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan. HOOFDSTUK III. - Uitvoering, opvolging en controles van de gemeentelijke inrichtingen

Art. 24.Elk jaar, uiterlijk tegen 1 mei, bezorgt elke gemeente aan de Regering een overzicht van de geplande inrichtingen aan het wegennet en de openbare ruimte evenals een stand van zaken betreffende de uitvoering ervan, met inbegrip van de uitgeschreven en/of gegunde overheidsopdrachten, of een stand van zaken betreffende de instandhouding, vernieuwing of onderhoud ervan.

Heeft de referentieambtenaar dat overzicht ontvangen, dan kan hij aan de gemeente bijkomende informatie vragen. De gemeente verstrekt hem die informatie binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van het verzoek daartoe.

Heeft de gemeente het overzicht niet bezorgd op de datum zoals bedoeld in het eerste lid noch de aanvullende informatie zoals bedoeld in het tweede lid, dan maant de referentieambtenaar de gemeente per aangetekend schrijven aan om hem het overzicht en de aanvullende informatie te bezorgen.

Bij gebrek aan reactie van de gemeente binnen een termijn van twee maanden vanaf de in het derde lid bedoelde ingebrekestelling kan de referentieambtenaar dat overzicht ambtshalve opstellen en daartoe van de gemeente de nuttige inlichtingen verkrijgen. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijkparkeeragentschap

Art. 25.In artikel 9 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap wordt er tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd waarvan de tekst als volgt luidt : « Het gewestelijk parkeerbeleidsplan wordt opgesteld in overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan zoals bedoeld in de ordonnantie tot oprichting van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit. ».

Art. 26.Artikel 14, § 2 van dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met het volgende lid : « De gemeentelijke parkeeractieplannen zien ook toe op de inachtneming van het gewestelijk mobiliteitsplan zoals bedoeld in de ordonnantie tot oprichting van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit. De gemeentelijke parkeerplannen worden opgemaakt in overeenstemming met de gemeentelijke mobiliteitsplannen zoals bedoeld in de ordonnantie tot oprichting van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit. ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidiesom investeringen van openbaar nut aan te moedigen

Art. 27.In artikel 2, eerste lid, van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen worden de woorden « en voor zover de overeenstemming is gewaarborgd met de ordonnantie tot oprichting van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit, » ingevoegd tussen de woorden « van deze ordonnantie » en de woorden « gaat de Regering ».

Art. 28.In artikel 9, 1° van dezelfde ordonnantie worden de woorden « of bij uitblijven hiervan, aan deze van het basisdossier » vervangen door wat volgt : « , van het gewestelijk mobiliteitsplan, en van het gemeentelijk mobiliteitsplan. ».

Art. 29.Artikel 14, eerste lid van dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met de woorden : « , voor zover ze in overeenstemming zijn met het gewestelijk mobiliteitsplan. ».

Art. 30.Artikel 16, 1° van dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met de woorden : « en de openbare ruimtes. ».

Art. 31.In artikel 16, van dezelfde ordonnantie wordt het 1°, punt a), vervangen door de woorden : « De realisatie van wegen en infrastructuur voorzien door het gewestelijk ontwikkelingsplan of door de gemeentelijke ontwikkelingsplannen of nog door het gewestelijk mobiliteitsplan of door de gemeentelijke mobiliteitsplannen. ».

Art. 32.Artikel 20 van dezelfde ordonnantie wordt aangevuld met het volgende lid : « Komen niet in aanmerking voor subsidies, de werken die niet in overeenstemming zijn met het gewestelijk mobiliteitsplan en het gemeentelijk mobiliteitsplan, zoals opgemaakt volgens de ordonnantie tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijzing van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit. ».

Art. 33.In artikel 22 van dezelfde ordonnantie wordt de eerste paragraaf, eerste lid, aangevuld met een 11° luidend : « 11° de aanvraag betreffende de werken bedoeld in artikel 16, 1° bevat een advies van het Bestuur Uitrusting en Vervoer met de analyse van de overeenstemming met het gewestelijk mobiliteitsplan. De Regering bepaalt de modaliteiten van opmaak van de nota en van het advies van het Bestuur Uitrusting en Vervoer. ». HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het Brussels Wetboek van ruimtelijke ordening van 9 april 2004

Art. 34.In artikel 2 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « milieubehoeften » wordt vervangen door de woorden « milieu- en mobiliteitsbehoeften »;2° de woorden « en van de mobiliteit » worden ingevoegd na de woorden « van de gebouwen ».

Art. 35.In titel I, hoofdstuk I, van hetzelfde wetboek, wordt er een artikel 4/1 ingevoegd waarvan de tekst als volgt luidt : «

Artikel 4/1.Dit wetboek staat borg voor de overeenstemming van de stedenbouwkundige vergunningen, voor wat betreft de handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte, met het gewestelijk mobiliteitsplan zoals vastgesteld door de ordonnantie tot oprichting van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit.

Alle interventies in de openbare ruimte en aan het wegennet met betrekking tot de markering, de uitrusting of de inrichtingen, gevraagd en uitgevoerd door een openbare overheid, zijn handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte in de zin van het eerste lid. ».

Art. 36.In artikel 9, vierde lid, van hetzelfde wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 3° wordt vervangen door wat volgt : « 3° de aanwijzing, naast het bestuur van de stedenbouw en de ruimtelijke ordening evenals van het gewestelijk bestuur voor de uitrusting en het vervoer, van de betrokken gewestelijke besturen als leden van de commissies »;2° een 7° wordt toegevoegd, luidend : « 7° de overlegcommissie wordt voorgezeten door het Gewest wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project van gewestelijk belang inzake mobiliteit.De handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte, zoals gedefinieerd in artikel 4/1, waarvan het belang het louter gemeentelijk belang en het grondgebied van één enkele gemeente overstijgt of gelijk welk project dat als zodanig wordt benoemd in het gewestelijk mobiliteitsplan, zijn projecten van gewestelijk belang inzake mobiliteit. ».

Art. 37.Artikel 98, § 2 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met de volgende leden : « Voor identieke handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte moet de vrijstelling van vergunning worden bevestigd op basis van een voorafgaand advies van het Bestuur Uitrusting en Vervoer.

De handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte, zoals gedefinieerd in artikel 4/1, zijn identieke handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte, in de zin van het tweede lid, wanneer wordt vastgesteld dat ze identiek zijn met de vorige situatie in de mate waarin het profiel van het wegennet noch de rooilijn van de randen worden gewijzigd. De identieke handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte hebben betrekking op de stukken van het wegennet die ten minste tussen twee kruispunten liggen of betrekking hebben op een oppervlakte van minimum 1.000 vierkante meter.

De aanvrager stuurt een voorafgaande verklaring naar de gemachtigde ambtenaar, met een beschrijving van de werken inclusief de situatie op plan vóór en na de werken, op basis van de door de Regering te bepalen regels. Tegelijkertijd stuurt de aanvrager een kopie van die verklaring aan het Bestuur Uitrusting en Vervoer opdat dit de conformiteit ervan met het gewestelijk mobiliteitsplan kan beoordelen.

Binnen een termijn van vijftien dagen na de ontvangst van de verklaring bevestigt de gemachtigde ambtenaar, via een ter post aangetekend schrijven, en op basis van het advies van het Bestuur Uitrusting en Vervoer, de vrijstelling van vergunning. Na het verstrijken van die termijn wordt de vrijstelling bevestigd. ».

Art. 38.In artikel 177 van hetzelfde wetboek, wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd waarvan de tekst als volgt luidt : « § 2/1. Heeft de aanvraag betrekking op de inrichting van de openbare ruimte, met inbegrip van het wegennet, dan wordt ze voorgelegd om voorafgaand advies van het gewestelijk Bestuur Uitrusting en Vervoer aangaande de overeenstemming van de aanvraag met het gewestelijk en gemeentelijk mobiliteitsplan. Dat advies wordt afgeleverd binnen een termijn van dertig dagen vanaf het bewijs van ontvangst van de kennisgeving door de gemachtigde ambtenaar van de aanvraag of binnen een termijn van dertig dagen vanaf de sluiting van het openbaar onderzoek wanneer de aanvraag wordt onderworpen aan de bijzondere maatregelen inzake bekendmaking.

Wordt die termijn niet in acht genomen, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn, tenzij het gewestelijk Bestuur Uitrusting en Vervoer binnen die termijn heeft beslist om een aanvullend onderzoek te voeren; in dat geval, beschikt dat bestuur over een bijkomende termijn van zestig dagen om zijn advies te bezorgen. Wordt die termijn niet in acht genomen, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De gemachtigde ambtenaar mag alleen mits behoorlijke motivering afwijken van het advies van het gewestelijk Bestuur Uitrusting en Vervoer. ».

Art. 39.In hetzelfde wetboek, wordt een artikel 181/1 ingevoerd waarvan de tekst als volgt luidt : «

Artikel 181/1.In de gevallen bedoeld in artikel 98, § 2 en artikel 177, § 2/1, brengt de gemachtigde ambtenaar de Regering op de hoogte van de beslissing die hij ter kennis wil geven, indien deze afwijkt van het advies van het Bestuur Uitrusting en Vervoer. De Regering kan op haar eerstvolgende vergadering de beslissing die de gemachtigde ambtenaar ter kennis wil geven, aan zich trekken. Deze beslissing van aan zich trekken werkt opschortend.

Binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing van aan zich trekken van de Regering, beslist de Regering of zij de beslissing die de gemachtigde ambtenaar ter kennis wil geven bevestigt of wijzigt.

De gemachtigde ambtenaar brengt de belanghebbenden op de hoogte van de door de Regering bevestigde of gewijzigde beslissing.

Bij gebrek aan beslissing van de Regering, brengt de gemachtigde ambtenaar de belanghebbenden op de hoogte van zijn beslissing. ». HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen

Art. 40.Het plan Iris 2, door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest goedgekeurd op 9 september 2010, doet dienst als gewestelijk mobiliteitsplan tot de goedkeuring van een gewestelijk mobiliteitsplan overeenkomstig deze ordonnantie.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 26 juli 2013.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota Gewone zitting 2012/2013 Documenten van het Parlement : A-371/1 Voorstel van ordonnantie.

A-371/2 Verslag.

A-371/3 Amendementen na verslag.

Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 12 juli 2013.

^