gepubliceerd op 07 juli 2014
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit
8 MEI 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit, artikel 8 § 1; § 2 derde lid; § 5; artikel 9 § 1 vierde lid; § 2; artikel 15 § 4;
Gelet op advies 55.923/4 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2014, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 10 januari 2014;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 8 mei 2014;
Op voorstel van de Minister-president belast met Plaatselijke Besturen en Ruimtelijke Ordening en de Minister belast met Mobiliteit en Openbare Werken;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder ordonnantie : de ordonnantie tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit van 26 juli 2013.
Art. 2.Voordat de Regering het ontwerp van gewestelijk mobiliteitsplan, bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid, van de ordonnantie, opstelt, vraagt deze advies aan de gemeenten aangaande de belangrijkste richtingen inzake mobiliteit die in het gewestelijk mobiliteitsplan moeten worden opgenomen. De gemeente dient binnen de 90 dagen na ontvangst van de aanvraag het advies te leveren per elektronische zending.
Art. 3.De Regering vraagt advies aan het Bestuur Uitrusting en Vervoer, de MIVB, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, het Brussels Instituut voor Milieubeheer en het Bestuur van Economie en Werkgelegenheid, de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie in de gevallen bepaald in artikel 8, §§ 2, derde lid en § 5, en artikel 9, §§ 1, vierde lid, § 2 van de ordonnantie.
Art. 4.De gemeente legt het ontwerp van gemeentelijk mobiliteitsplan en het milieueffectenrapport, zoals bedoeld in artikel 15, § 4, van de ordonnantie, tegelijk om advies voor aan het Bestuur Uitrusting en Vervoer, de MIVB, de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting en het Brussels Instituut voor Milieubeheer en het Bestuur van Economie en Werkgelegenheid.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2014.
Art. 6.De Minister bevoegd voor Mobiliteit belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 mei 2014.
Voor de Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, Mevr. B. GROUWELS